De versterkingen van Damme op het einde van de 16e eeuw

Albert De Keyser

Reeds van in de 13e eeuw was Damme door een verdedigingsgordel omgeven. Later werd door een nieuwe omwalling, gedeeltelijk binnen de eerste, het stadsgebied belangrijk ingekrompen. Wanneer dit geschiedde is nog onbekend gebleven. De stadsrekeningen van einde 14e en begin 15e eeuw vermelden wel afbraak, herstel of herbouw van stadspoorten en werken aan de vesten. Mis­schien werd dan de tweede omwalling gemaakt. Hoe deze eruitzag weten we door de stadsplannen van Jacob van Deventer (1550-1565), en van Marcus Gerards (1562). Een nog beter beeld krijgen we door de kaarten van Pieter Pourbus: de kaart van het Vrije (1562-1571), de kaart van Romboutswerve (1578) maar vooral de kaart van de watering van den Broucke en Moerkerke-zuid-over-Leie (1574).

In 1616-1617 werd de verdediging van Damme volledig herwerkt en kreeg de vorm van een zevenpuntige ster, met zeven bastions en een dubbele omwalling. Ook werd de Lieve terug binnen de stad geleid.

Toen in 1572 herhaaldelijk invasies van de watergeuzen in het Oost- en Noord Vrije plaats grepen, deed de gouverneur van Damme het waterpeil van de vestingen verhogen door water uit het Zwin erin te laten. Dit had als gevolg dat de wateringen van den Broucke en Moerkerke-zuid-over- Leie, die een gedeelte van hun overtollig water langs de oostelijke veste in het Zwin loosden, in de winter overlast van water kregen. Het gevolg hiervan was een ernstig geschil tussen deze wateringen en Damme. Aan dit geschil danken we de kaart van bovengenoemde wateringen door Pieter Pourbus.

In de zomer van 1572 bekostigden beide waterschappen het leggen en verhogen van de buitenbarm van de veste aan de zuidkant van de stad. Verhinderde deze barm dat zout water uit de veste op de landerijen kwam, het belette ook de afwatering ervan en loste dus het geschil niet op. In september 1573 werd „voort bevonden dat de zudoostsyde vander niewe veste van Damme daer de voornomde vanden Broucke omme de omleghende landen te bevryden vanden zoutte watere int voorleden jaer eenen barm ofte dyck hadden doen maken, de zelve zyde vande veste van ouden tyden ghemeene ende open ligghende met het lant vander watringhe vanden Broucke, zo dat conse- quentelyck zy van Damme noeynt hurlieden veste hebben connen hoogher ghewatert houden dan tlantwater vande voornomde wateringhe staende was. Voort bevonden dat inde zelve niewe veste suwatie ende val es nemende een oudt natureel waterbelet ofte geule ghenaempt de Scheure ofte ghemeene watere, ghemene legghende met dander hooftwaterganck der zelve watringhe ghenaempt De Eede, dienende ter suwatie vanden lantwatre der voornomde watringhe."

Op 31 januari 1573 had Damme, voorlopig voor 1573, toegestaan een opening te maken in de nieuwe barm en in april 1574 werd deze opening terug gedicht zonder de wateringen hiervan te verwittigen. Hoe de afwatering in de volgende jaren verliep is ons onbekend, maar „anno 1579, ter zelve platse ghemaect de nieu buze tot suatie van lantwater." (1) Wellicht was dit een buis die kon afgesloten worden.

Op het Stadsarchief van Brugge, in een Pf, Brieven en Akten 1550-1559, bevinden zich be­schrijvingen en plannen van versterkingen uit onze streek op het einde van de 16e eeuw. Daartussen steekt ook een bestek tot het herstellen en verbeteren van de fortificatie van Damme. Het telt vier bladzijden en is noch gedateerd noch ondertekend. De beschrijvingen zijn meestendeels door dezelf­de hand geschreven en enkele zijn ondertekend door Dierick Van Molle. Een ruim aantal is geda­teerd; van andere kan het jaartal met vrij grote zekerheid worden bepaald. Ze komen uit de periode 1594-1602.

­Het bestek voor Damme zegt dat vele palissaden verrot en gedeelten van de rampaard afgezonken zijn. Daartoe lijkt een tijdsspanne van ongeveer twintig jaar te voldoen. We menen te mogen besluiten dat het lastenkohier rond de eeuwwisseling werd opgesteld en een goede beschrijving geeft van de versterkingen na de werken van 1578-1580. In 1578 immers, kwam deze streek onder een Calvinistisch gezag dat o.a. ook de verdediging van Damme deed op peil brengen (2).

Op 25 mei 1584 bezette Alexander Farnese voor Spanje de stad Brugge en kort daarop ook Damme. In de literatuur vonden we geen vermelding van fortifikatiewerken te Damme op last van Farnese.

Aan de hand van het bestek en de kaart van Pieter Pourbus uit 1574 gaan we heel de vestings- wal af. We hebben deze kaart overgebracht op de kadasterkaart van P.C. POPP, alle opgegeven af­standen erop nagemeten en in het algemeen als juist ervaren. De gebruikte maat is de Antwerpse roede, deze meet 5,74 m en is ingedeeld in 20 voeten van 0,287 m.

We hebben iedere paragraaf van het bestek genummerd en geven deze in extenso weer, meest­al gevolgd door wat toelichting.

EXTIMATIEN VANDE WERCKEN DIE NOOTELYCXS DIENEN GEMAECT TOT ONDER- HOUDI3NGHE VANDE FORTIFICATIE ENDE DEFENCIE DER STEDE VAN DAMME.

  1. Item het bolwerck liggende neffens de haven, west innencomend van Brugge is de borst- weringhe geheet wech gesoncken ende moet men die van nieüs maken, van binnen opgeset met zooden dien men atdaer op de rampaerden ende daer ontrent sa/ moghen steken ende van buyten sal men de erde effen leggen onder de lijne, recht op den draet, lanck 5 roeden van twintich voeten lanck elcke roede mate van Antwerpen, tot 3 gulden de roede

- 15 gulden

2021 03 09 105222Stadsarchief - Reeks 520 - nr 6 Landboek 1912

Het bolwerk lag dus zuidwest van de huidige windmolen en was zeer waarschijnlijk gelijkend op het bolwerk dat we zien op het kaartje uit het landboek van 1612 (3) en aangemerkt is met BW. Het bolwerk had een rampaard van 5,74 m x 5 = 28,70 m lengte.

  1. Item den rampaert daar aen tot de westpoorte moet men den rampaert oock van buyten maken recht op den draet ende plat leggen onder de lijne ende de borstweringhen van binnen ver- breeden 2 voeten, met zooden van binnen opgestelt, met de flancqueringe al daer op de middelt, tsamen lanc 47 1/2 roeden, als voor de roede tot 30 stuyvers

compt 71 gulden 5 stuyvers.

De Westpoort of Koolkerkse poort stond boven de weg op de noordelijke oever van de Zeugevaart; op de zuidelijke oever stond een blijkbaar ronde toren. De flankering was een driehoekige uitsprong van de wal in de gracht om eventueel beklimmen van de wal van terzijde te kunnen be­schieten. Onder nr. 4 zullen we zien dat 7 flankeringen samen 12 roeden (69 m) lang waren. Eén flankering had dus twee zijden van ieder bijna 5 m, de punt ervan lag dan 3,5 a 4 m vooruitsprin­gend in het water. De kaart van Pourbus toont enkele halfronde uitsprongen, we achten deze vorm na 1580 minder waarschijnlijk.

  1. Item van de voorschreven westpoorte tot de noortpoort naar Sluys, waren de rampaer­den oock wel van noode effen geblayeert ende de borstweringen oock van binnen verbreet als voor, lanc 122 roeden, de roede als voor tot 30 stuyvers

- 183 gulden.

2021 03 09 105249

2021 03 09 105341

Legende bij de kaart

  1. Reie

  2. Windmolen

  3. Zeugevaart

  4. Westpoort of Koolkerkepoort

  5. Oude veste

  6. Dijk van Romboutswerve

  7. Verse vaart

  8. Zoute vaart

  9. Oostkerkepoort

  10. Monnikeredepoort

  11. Sluispoort

  12. De Slekke

  13. Noord speie

  14. De Lieve

  15. Gentse speie

  16. St.-Kathelijnepoort

  17. Oude of Grote Brugse poort

  18. Polderstraat

  19. Kleine Brugse poort

  20. Moeras De Zeuge

2021 03 09 105355

  1. Item de 7 flancqueringhen op de voorschreven rampaert daer van de borstweringhen ge­heel vervallen sijn, sijn van noode vernieut ende sijn tsaemen lanck 12 roeden, de roede tot 2 gulden 10 stuyvers

- 30 gulden.

De zeven flankeringen lagen dus op gemiddeld 85 m van elkaar.

  1. Item de tenaillie comende teghen de voorschreven noort poorte west, is van noode 4 voeten binnen waerts getrocken om den quaden grondt die voor is, ende weder gemaect met een borstweringe ende wandelinge achter, lanck 4 roeden tot 6 gulden

- 24 gulden.

Een tenaiIIe is een M-vormig verdedigingswerk waarvan de breedte wat groter is dan de hoogte en is hier wel bedoeld als poortbescherming.

Hier zijn we dus gekomen daar waar de Verse of Zoete vaart en het Zwin de stad bereikten. De stadsplannen en kaarten die bij de aanvang vernoemd werden tonen hier drie poorten: de Oost­kerkepoort op de linkeroever van de Verse vaart, de Monnikeredepoort tussen de beide waterlopen en de Sluispoort op de rechteroever van de Zoute vaart.

  1. Item den rampaert tusschen byde de poorten waer wel goed 4 voeten gehoocht ende wat binnenwaerts getrocken, met een nieüe borstweringhe daer op, met een blinde aent westeynde ende is lanck vier roeden, de roede tot 12 gulden, compt

- 48 gulden.

Er lag dus tussen de Oostkerke- en de Monnikeredepoort een wal van 4 roeden of 23 m leng­te. Dit betekent dat de Zeugevaart hier was afgedamd van de Verse vaart. Of de Zeuge ook binnen Damme was gedempt blijft een open vraag. De blinde op het westeinde was mogelijks een blinde muur vóór of naast de valbrug van de Oostkerkepoort.

In geschiedkundige werken werken lezen we dat de Zeugevaart of Oude Reie tegenaan de Slekke en dus binnen de stadspoorten in het Zwin vloeide. Brugge zou deze vaart tussen 1350 en 1360 hebben laten graven toen de Reie buiten Damme werd afgedamd om te worden hergraven. Na 1413 gebruikte Brugge het moeras De Zeuge als spuikom om het Zwin te schuren en de Zeugevaart als verbindingskanaal. Na het graven van de Verse vaart naar Sluis in 1548, werd deze met een spui verbonden met de Oude Reie en vloeide tussen de Oostkerke- en Monnikeredepoort (4).

Gezien de korte afstand van 23 m als zinloos voorkomt zonder een waterloop ertussen en de wat kronkelende loop van de Zeuge binnen Damme, vermoeden wij dat daar reeds vóór 1350 een natuurlijke waterloop lag. Het graven van de Oude Reie binnen Damme in 1350-1360 kan best een verbreden en verdiepen geweest zijn. Had dit water er niet gelegen, dan zou het gebruiken van de vest logischer geweest zijn, vooral daar het toch maar voor beperkte tijd bedoeld was.

Verder is het blijkbaar zo dat de beide poorten reeds bestonden vóór 1350-1360. De Monnike­redepoort werd herbouwd in 1407 en de Oostkerkepoort is volgens Gilliods-van Severen in de plaats van de Friesepoort gekomen. Deze laatste is vermoedelijk in 1391-1392 afgebroken (5).

In een akkoord, na een betwisting over het recht op tienden, gesloten op 3 februari 1324 wordt gesproken over de poort die naar Monnikerede leidt en over een kleine poort (Friese poort ?) bij het beginpunt van de Coopmanspolder en op de noordzijde van de bedding van het Zwin (6).

Het gebied van de wateringen Tussen Beide Zwenen en Romboutswerve is laag gelegen en ze voerden hun oppervlaktewater af langs de sluis te Lembeke (7).

Is het gewaagd te veronderstellen dat de Zeugevaart doorheen dat stad vóór 1350 ook een afwateringsweg was en mogelijks een oude geul ? Een identieke toestand bestond toch ook aan de zuidoostkant van de Reie.

  1. Item men moet nieüe borstweringhen maken aen byde de zijden vande haven tot aen de Slecke ende van buyten lancxs werken naer de draet ende plat leggen toeserens onder de lijne ende van binnen te verbreeden twee voeten ende moet men oock mede maken den keer vande flancqueringhen om het cleyn stuck geschuts dat aende Slecke staet ter haven uut te moghen schieten, tsaemen lanck 27 roeden, de roede tot 3 gulden

- 81 gulden.

De Slekke stond ongeveer 75 m binnen de stadspoorten. Langs weerszijden van de Zoute vaart diende een nieuwe borstwering te worden gemaakt. Waar de flankeringen lagen is onduidelijk.

Toeserens; Serrer: aanhalen, toehalen. Resserrer: nauwer toehalen, vernauwen, versmallen.

Een bestek voor het fort van Oudenburg laat geen twijfel over de juiste betekenis. ,,Een nieue borstweringhe onder aengeleet dick 6 1/2 voeten, hooch 5 1/2 voeten van binnen ende 4 1/2 voeten hoochde van buyten, TOESERENDE van buyten van dry voeten enen voet ende van binnen van 5 voeten enen voet." Dus in de opgegeven verhouding naar boven toe versmallen.

  1. Item den rampaert vande speye aende oostzijde vande vaert comende van Sluys tot teghen het bolwerck noort ende oost, moet men de opperste borstweringhe affsiichten ende den ram­paert onder de lilne platleggen ende de oude borstweringhe hooghen ende som wat repareren daert uutgevallen is, lanck 15 roeden, de roede tot 30 stuyvers

  • - 27 gulden.

Vanaf de Zoude vaart tot tegen het noordoost bolwerk lag een rampaard van ongeveer 86 m lengte. Op het spui komen we terug onder nr. 23.

  1. Item het noort ende oost bolwerck is deen zijde geheel affgesoncken ende heeft syn saté genomen ende is van noode aldaer geheel nieüe borstweringhen te maken, is lanck 4 roeden, de roe­de tot 3 gulden

  • - 12 gulden.

Het noordoost bolwerk lag juist op de knik van de stadswal, daar waar we op de kaart van Pourbus reeds een uitsprong zien.

Dit bastion staat, zoals onder nr. 1 reeds gezegd, op het kaartje uit het landboek van 1612. Het bolwerk had klaarblijkelijk een rampaard van ongeveer 8 roeden of 46 m, men geeft immers voor de ene zijde een lengte van 4 roeden.

  1. Item den rampaert vant voorschreven bolwerck tot de Katelynenpoorte moet men oock den rampaert recht op den draet affsteken ende onder de lijne leggen ende moet men de borstweringhe oock twee voeten binnen waerts stellen, lanck 49 roeden, de roede tot 30 stuyvers,

compt 73 gulden 10 stuyvers.

Als men vanaf het bolwerk een afstand van 49 roeden of 281 m afmeet komt men juist ter hoogte van de zuidoostzijde van de Haringmarkt. Blijkens de voormelde kaarten lag daar inderdaad de St.-Katherinepoort.

  1. Item den rampaert tusschen de Catelynen poorte ende de oude Brugse poorte moet men oock de rampaerden van buyten recht leggen ende de borstweringhen innetrecken ais voor, lanck 111 roeden, de roede tot 30 stuyvers,

compt 166 gulden 10 stuyvers.

Ook hier klopt de afstand van 111 roeden of 637 m tussen de St.-Katherinepoort en de Grote Brugse poort. Deze laatste stond aan de zuidwestzijde van het ravelijn dat vóór de zuidelijke courtine lag. Deze beide natuurlijk onderdelen van de fortificatie van 1616-1617. Daar waar de huidige Polderstraat, komende uit de richting Brugge, de 17e eeuwse vestingen bereikt, maakt deze straat nog een uitsprong naar links. Dit is het oude beloop van de weg die enkele tientallen meters verder op de Grote Brugse poort uitkwam.

Met deze situering verschillen we wel met Dr. Luc Devliegher. Deze auteur plaatst de bewus­te poort ongeveer honderd meter dichter bij de Damse vaart, bij de halve maan die lag vóór het zuid­westelijk bastion. Daartoe geeft hij aan de Polderstraat een gewijzigd beloop en aan de zuidelijke vest een lengte buiten verhouding. Ook op nog andere plaatsen komen we tot verschillen zo o.m. bij de noordelijke oude veste (8).

  1. Item vande voorschreven oude Brugse poorte tot de Brugse poorte nu ter tyt dienende neffens de vaert, is de borstweringhe geheel affgesoncken soo dat men den rampaert geheel moet affblayeren tot den binnencant vande borstweringhe ende alsoode borstweringhe vijff voeten binnenwaerts trecken ende een geheel nieuwe borstweringhe maken, achter op gestelt met zooden ende voor de erde geleet toeserens onder de lijne, met oock een deel borstweringhe te vermaken neffens de haven, tsaemen lanck 58 roeden, de roede tot 2 gulden 10 stuyvers,

compt 145 gulden.

De Brugse poort naast de vaart is de Kleine Brugse- of St.-Kristoffelpoort die op de rechteroever van de Reie stond. Met de haven wordt hier de Reie binnen Damme bedoeld.

  1. Item ais alle rampaerden volgende de extimatie alsoo souden op den draet recht gemaect ende onder de lijne toeserens geleet souden syn, soude seer wel dienen geplant rontsomme een dornen haghe, lanck 450 roeden der voorschreven maten, elcke roede met te houden wassen vier stuyvers, comt

- 90 gulden.

Te houden wassen: Groeiende te houden. Dornen haghe: zeer waarschijnlijk een haag van Meidoorn. Bij de zwaluwstaart van het fort St.-Donaas, gemaakt omstreeks 1745 en ook op het Hazegras vond Jos Rau zeer oude doornhagen (9).

  1. Alle dese borstweringhen souden moeten hooch gemaeckt woorden 5 voeten ende alsooder een goet deel fassynen noch is liggende en souder over dry duysent groot fassynen niet gebre­ken om te leggen het rys naert behooren.

Somma voort erdewerck 966 gulden 5 stuyvers.

Fassynen: rijshout dat met buigzame rijsbanden tot lange bundels wordt samengebonden en ook bij dijkwerken en golfbrekers wordt gebruikt. In maart 1747, onder Franse bezetting, vroeg de intendant Moreau de Sechelles voor Oostende 10.000 fassynen van 9 voet lengte en 2 1/2 voet om­trek. Met de Franse voet van 0,3248 m zouden dit bundels geweest zijn van ± 3 m lengte en ± 0,80 m omtrek. Een maand vroeger had hij reeds palissaden gevraagd voor Damme nl. 15.000 stuks van 9 1/2 voet lengte en 18 duim (o,486 m) omtrek (10).

TIMMERWERCK

  1. Item over de brugge van de westpoorte waer van noode een palisade die men mocht flancqueren van byde de zijden, staende met een poinct op de brugge, met twee opengaende deuren makende int sluyten den poinct voren, met aen elcke zijde 10 voeten overstekende, compt 3 roeden, de roede met het leveren van het yserwerck tot 20 gulden, compt

  • 60 gulden.

Met de brug vóór de Westpoort zal hier wel het stukje weg bedoeld zijn dat juist vóór de poort lag en de veste afscheidde van de Zeugevaart. De palissade moet hebben A: twee korte zijden van ieder 10 voeten (2,87 m) dwars vastgezet de ene op de oever van de veste en de andere op de oever van de vaart; B: twee lange zijden van één roede (5,74 m) die ieder vertrekkend vanaf een korte zijde, dan in een punt bij mekaar komen. De lange zijden moeten geheel of gedeeltelijk als twee hekkens kunnen geopend worden.

  1. Item de palisade staende west van de poorte naar Sluys is van noode gerepareert met somighe anckers om te houden en recht te setten

- 6 gulden.

Hier is wel de Oostkerkepoort bedoeld, Onze opsteller noemt het hele complex van de drie poorten de poort naar Sluis.

  1. Item deur de haven tusschen byde de poorten waer van noode een palisade gestelt ke- perwys binnen de groote palisade, voor op de brugge comende met poincten op de middelt van de brugge ende op de brugge naer Sluys oock met deuren opengaende als op de voorschreven brugge ende soo met vlercken kerende deen inde fossez ende dander inde vaert, tsamen lanck 13 roeden, de roede tot 16 gulden, compt

- 208 gulden.

Onder haven moet hier worden verstaan het Zwin of Zoutevaart tussen de Monnikeredepoort en de Sluispoort tot aan de Slekke. Op enige afstand buiten de drie poorten en door de vaar­ten staat reeds de grote palissade. Met de bruggen zullen ook hier de wegen vóór de poorten bedoeld zijn en deze wegen waren de kruinen van de dijken aan beide zijden van het Zwin. De palissade heeft een voorziene lengte van 13 roeden. Passen we hetzelfde systeem toe als bij de Westpoort dan ver­krijgen we het volgende schema: een halve roede op de rechter oever van de Verse vaart, een keper van twee roeden vóór de Monnikeredepoort, vier kepers van samen acht roeden in de Zoute vaart en op de oevers ervan, een keper van twee roeden met opengaande vlerken vóór de Sluise poort en nog een halve roede tot in het water van de veste. Volgens dit schema bedroeg de afstand tussen de voor­noemde poorten ± 28 meter, wat dan ook ongeveer de breedte van de Zoute vaart aldaar zal geweest zijn. Op het einde van deze bijdrage brengen we een schets van de situatie zoals we deze vermoeden.

  1. Item soude men de palisade aen byde de zijden van de vaert moeten repareren ende 4 roeden palisade versetten, met 15 voeten nieüe palisade te maken tot het flancqueren van cleyne stucxken geschuts datter staet neffens de S/ecke, tsaemen

  • 36 gulden.

Onder nr. 7 zagen we reeds dat op de beide oevers van de haven vanaf de poorten tot aan de Slekke nieuwe borstweringen dienden te worden gemaakt. Er was reeds een palissade die men moest herstellen, aanpassen en aanvullen voor het klein kanon.

  1. Item oost van de speye moet men de palisade die doort gewicht vande erde afigeweken is aen eenbrenghen ende somighe anckers leggen ende repareren, bij extimatie

  • 14 gulden

We komen op deze spui terug onder nr. 23.

  1. Item de stylen ende rygels vande palisade vant noort ende oost bolwerck streckende tot de Katelyne poorte sijn geheel verrot, alsoo datter van noode syn nieüe stylen ende rygels lanck 49 roeden, de roede tot 5 gulden, compt

- 245 gulden.

Hier dan de verrotte palissade staande tussen het noordoost bolwerk en de St.-Kathelijnepoort. De ,,stylen'' zijn de in de grond geplante palen, de regels zijn de dwarse verbindingshouten.

  1. Item soudender seer wei van doen syn van by provisie te houden 6 paer wielen tot het geschut, het paer deen door dander tot 10 gulden

  • 60 gulden

  1. Item soudender oock wei van doen syn 6 nieüe affuyten tot het geschut, om by provisie te houden, deen door dander 12 gulden

  • 72 gulden.

De timmeragie tsaemen - 701 gulden

Uit beide bovenstaande paragrafen mag wellicht besloten worden dat de stad over zes ka­nonnen beschikte.

METSSELLEYEN

Die gaat het lant mede aen.

  1. Item alsoo de solderinghe vande speye daer de vesten mede gewatert woorden aende oostzijde vande vaert, geheel verrot is, soo waer wel van noode tselve van onder te welven ende is lanck 34 voeten, breet deen door dander 13 voeten; soude men we/vene spaerende op de helft ende laten dander wyder ende engere daer naer volghen ende soude men de lancken vullen ende laten in­de middelt eenen halven voet hoogher dan de zijden om dwater synen cours te geven naer de gote; boven geplaveyt met twee laghen inde tieras geleet om dichte te syn, mits het onder een cordegarde is ende moet men boven op de borstweringhen leggen een gecante lage ende hooghen over al op 5 voeten, hout tsaemen 3 3/4 roeden muurs, de roede voor aerbeyt, calck, tieras, sant ende aenhalen vanden steen 40 gulden

- 150 gulden

  1. Item moet men al daer innewercken twee bal eken elck met twee anckers, compt

- 12 gulden

De opsteller van het bestek vermeldt hier op rechteroever van de Zoute vaart enkel een spui en spreekt niet over een poortgebouw. De Staet inhoudende de articlen van costen overghegheven bij van den Brouck a° 1573 geeft het volgende: „tsluzeken staende thende der veste van Damme in­den zudyck vande zoutte vaert toebehoorende de stede van van Brugghe" (11a).

De toelichtingen op de Kaart van de wateringen van den Broucke en Moerkerke-zuid-over-Leie door Pieter Pourbus vermelden het volgende:

„1. Oude ghemeente sluuskin ghemaect a° 1360, ghedemoliert bydie van Brugghe a° 1548."

,,2. Nieuw sluseken ghemaect a° 1548 by die van Brugghe inde platse vande houde." (11b).

De Ommeloper van Damme 1550 brengt heel wat klaarheid: „Beghinnende oost van de Nieuwe Sluisse poorte " (12).

Het is wel duidelijk dat de Sluispoort een spuipoort was, dat kwam overigens wel meer voor.

Het spui vinden we ook getekend op het kaartje uit het onder nr. 1 aangehaalde landboek van 1612 en hebben we aangeduid met S. Uit de tekening en het bestek blijkt dat het gebouw een trapezium­vorm had. Het had een lengte, vanaf de Zoute vaart tot in de veste, van 34 voeten of 9,76 m en een gemiddelde breedte van 13 voeten of 3,73 m. De grootste breedte was tegen de vaart, de kleinste aan de oostkant. Het lastenkohier vermeldt in de marge: „Die gaet het lant mede aen". Met „lant" zal hier het Land van de Vrije bedoeld zijn. Er kan betwijfeld worden of het Brugse Vrije recht­streeks te maken had met het spui vermits de stad Brugge er eigenares van was. Mogelijks was hier een vergissing in het spel.

Tieras: tiras, mortier pour massonner en l'eau, faict de pierres ou de bricques.

Tras: Woordenboek Nedl. Taal, een soort van tufsteen die als gruis of poeder gebezigd wordt in mortels, inzonderlijk die welke moeten dienen voor bijzonder vast en waterdicht metsel- of pleis­terwerk.

  1. Item alsoo de oude Brugse poorte geheel het welffsel door wyckt om dat dwater daer al op blyft staende ende gestelt is om inne te vallen ende men daer nochtans de cordegarde inne is hou­dende, soo is groot noot dat het selve in tyts versien woort; soude men hetplaveysel boven moeten opnemen ende op de middelt hooghen eenen voet om dwater naer de goten schuit te moghen geven ende daer over metssen ende plaveyen twee laghen in goede tieras mortel geleet, lanck 37, breet 35 ende hooch 1 1/2 voet, compt 5 1/4 roeden metsseleye tot 40 gulden

- 210 gulden

Metsseleyen  372 gulden

Metsseleyen 372 gulden
Timmeragien 701 gulden
Erdewercken 966 gulden 5 stuyver
_____________________________

Compt tsaemen 2039 gulden 5 stuyver

Hier bemerken we dat twee lagen plaveisel een dikte geven van 1 1/2 voet of 0,43 m wat zeker niet gering kan worden genoemd. Hierbij moet dan nog de verhoging in het midden van één voet of 0,287 m worden gevoegd en dan krijgen we aldaar een totale dikte in metserij van 0,717 m. Heel de bedaking bedraagt dan ook niet minder dan 5 1/4 roeden of 2100 kubieke voeten; omgezet in onze huidige maten wordt dit bijna vijftig kubieke meter metselwerk. Uit de opgegeven maten blijkt dat de Oude Brugse poort met zijden van 10,62 m en 10,05 m een bijna vierkant gebouw was met een grondvlak van ruim 106 vierkante meter.

Het is ons niet bekend of al de voorziene werken ook werden uitgevoerd. Zo ja, zouden we ook de precieze toestand van begin 17e eeuw hebben gekend. Nu moeten we ons tevreden houden met de kennis van de situatie na 1580.

Wat de beschrijving der fortifikatiewerken betreft, niet alles was even duidelijk en we heb­ben soms waarschijnlijkheden en beredeneerde vermoedens moeten inbouwen maar dit dan ook dui­delijk in onze tekst laten blijken. Toch geloven we dat meldenswaardige bijzonderheden aan het licht zijn gekomen. We hopen dat de vele vrienden van Damme erom tevreden zullen zijn.

Voetnoten

  1. Bon A. van Zuylen van Nyevelt. Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge. 1934, Deel LXXVII. Eene kaart van de wateringen van den Broucke en Moerkerke zuid over Leie, door Pieter Pourbus. Bij­lage I: Opschrift van de kaart. Bijlage II: Verslag over de werkzaamheden bij het vervaardigen van de kaart. Rijksarchief Brugge, Fonds van de Jezuïeten, n°1876.
  2. J. Opdedrinck. St.-Janshospitaal te Damme. Tielt, 1951, p. 52. Lic. M. Coornaert. Knokke en het Zwin. Tielt, 1974, p. 231. „Men richtte een frontlinie in die bestond uit de stad Oostende, de leperleet, de stad Brugge, de Reie, de stad Damme en de Gentse Leie of Lieve."
  3. Stadsarchief van Gent. Gepubliceerd door J. Boes, De Lieve, eerste kunstmatige verbinding tusschen Gent en de Zee. Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 37e jaar, 1929.
  4. R. Vandenberghe. Waterlopen in het oude Damme. Damme. Antwerpen, 1956.
  5. R. Vandenberghe. De stadspoorten van Damme. Damme. Antwerpen, 1956.
  6. M. Coornaert. Westkapelle en Ramskapelle. Tielt, 1981, p. 36.
  7. René De Keyser. Rond de Poldertorens. 6e jg. nr. 4, p. 130.
  8. Dr. Luc Devliegher. Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen. Deel 5, Damme, p. 22, fig. 5, Tielt, 1971.
  9. Jos Rau. Een plan van het fort St.-Donaas. Rond de Poldertorens, 8e jg., nr. 3, p. 94.
  10. J.E. Neve de Mevergnies. Gand sous l'occupation de Louis XV, 1745-1749. Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent. Jg. 41, 1933, p. 45.
    Zie ook Jos Rau. Een bestek voor het aanleggen van het Isa bel lafort en de Linie van Cantelmo. Rond de Poldertorens, 5e jg., nr. 1, p. 11.
  11. (a + b) Rijksarchief Brugge. Fonds van de Jezuïeten, nr. 1876. Bon A. van Zuylen van Neyvelt, o.c.
  12. Rijksarchief Brugge. Aanwinsten 3495. Aangehaald door R. Crois. Rond de Poldertorens, jg. 11, nr. 1, p, 21.

De versterkingen van Damme op het einde van de 16e eeuw

Albert De Keyser

Rond de poldertorens
1985
LA
089-100
BV
2023-06-19 14:50:19