Iets over de geleerdenkring van en in verband met het “hof van watervliet” te Brugge in de 16e eeuw - belangstelling te Brugge voor geografie en cartografie
Dr. Antoon De Smet
Ere-departementshoofd aan de Koninklijke Bibliotheek Albert I.
In Rond de Poldertorens, juni 1984 (1) wordt het bezoek beschreven van de St.-Guthagokring aan het „Hof van Watervliet" in de Oude Burg te Brugge. Deze onlangs gerestaureerde herenwoning waaraan de naam Jan III de Baenst, verbonden blijft, kreeg naderhand haar huidige benaming naar de 16de eeuwse humanist Marcus Laurinus of Laurijn, heer van Watervliet (Brugge, 17 mei 1488 - 4 november 1540) (2). Na studies aan de universiteiten Leuven en Bologna, werd hij kanunnik van de St.-Donaaskerk te Brugge, waar hij in 1519 tot deken werd aangesteld. Hij onderhield zeer nauwe vriendschappelijke betrekkingen met Erasmus (3), met de Spaanse humanist J.L. Vives (1492-Brugge, 6 mei 1540), met de Nieuwpoortenaar Cornelius de Schepper (15031555) die in 1528 hertrouwde met de weduwe van zijn broeder Pieter Laurijn. Behoorden nog tot zijn geleerde vriendenkring tal van vooraanstaande humanisten onder wie de Poolse gezant bij het hof van Keizer Karei V in de Nederlanden Joannes Dantiscus (1485-1548) wiens briefwisseling ons interessante informatie brengt in verband met het Leuvens geleerdenmilieu uit de eerste helft van de 16e eeuw (4), o.m. over Gemma Frisius (1508-1555), die sedert 1531 tot zijn „familia" of dichte vrienden- en medewerkerskring behoorde en die hij zeer vroeg op de hoogte had gebracht van de theoriën van Nicolaas Copernicus (1473-1543) (5). Hij bleef een mecenas en beschermer voor beide geleerden. Wij gewagen nog van Jean Carondelet (1469-1544) aartsbisschop van Palermo, voorzitter van de Geheime Raad van de Nederlanden, die ook proost was van Sint-Donaas te Brugge, in welke kerk zijn praalgraf door de kunstbeeldhouwer Jan Mone (ca. 1485-ca. 1550) te zien was tot aan de Franse Omwenteling en dat nu in de Brugse St.-Salvatorskathedraal bewaard wordt (6). De naam Carondelet blijft o.m. verbonden met een van de oudstgekende Nederlandse wereldbollen of globen ontworpen door de Mechelse minderbroeder Franciscus Monachus of Smunck (ca. 1490-27 maart 1565) en die kunstig gegraveerd en geconstrueerd werd door de Leuvense goudsmid, wiskundige en technicus Gaspard van der Heyden. Geen exemplaar van de bol is teruggevonden maar het commentaar van de hand van Franciscus dat erbij behoort, werd bewaard in de vorm van een brief opgedragen - samen met de globe - aan Carondelet. De titel ervan luidt: De orbis situ ac descriptione (de ligging en de beschrijving - ook cartografisch - van de wereld). Deze tekst geeft ons een idee van de inhoud van de aardbol. De oudste uitgaven van de brief zijn geïllustreerd met een schets van de globe waarop de aarde voorgesteld is in twee halfronden, het is in feite de globe van voor en van achter gezien.
Langs de vriendenkring van deken Marcus Laurijn komen wij aldus tot een interessant product van de wetenschappelijke cartografie die te Leuven beoefend werd vanaf het eerste kwart van de 16e eeuw (7).
Op het gebied van de wetenschappelijke cartografie en astronomie in die tijd, weten wij ook dat Cornelius de Schepper in april 1531 in zijn woning te Brugge een grote en voor de tijd een beste „sphera", wellicht een armillairsfeer (8) bezat. Op 30 mei van hetzelfde jaar vernemen wij dat zich in de woning van deken Laurijn te Brugge een wereldbol bevond - een van de grootste die er toen bestonden - die hij wenste te laten aanvullen met de aanduiding van de nieuwe ontdekte gebieden.
Daarvoor deed hij beroep op de Gentse humanist-cartograaf en secretaris van Erasmus, Livinus Algoet (?-+ 1547) die ook een beschermeling was van deken Laurinus en van C. De Schepper en dit moest gebeuren met behulp van een zeekaart in het bezit van Dantiscus (9). Hier zien wij de belangstelling van de Brugse humanisten voor de aardrijkskunde en de wetenschappelijke cartografie in het eerste derde van de 16e eeuw.
De namen Watervliet en Laurijn zijn met nog andere cartografische activiteiten verbonden, o.m. die van de landmeters. En hier komt in de eerste plaats de kunstschilder en cartograaf Pieter Pourbus (Gouda ?, 1524-Brugge, januari 1584) in aanmerking. De zeer interessante en leerrijke tentoonstelling die deze zomer te Brugge aan deze kunstenaar gewijd is en de prachtige gedetailleerde catalogus van de hand van Dr. Paul Huvenne situeren hem in het raam van de landmeters en cartografen van zijn tijd en bieden ons een zeer rijke informatie (10).
Uit de geschreven bronnen die Dr, Huvenne verzameld heeft kon hij het bestaan van 28 Pourbuskaarten vaststellen, waarvan er 6 bewaard en teruggevonden werden. Ze stellen allen delen van het Brugse Vrije voor, en één ervan het gehele grondgebied van de Brugse Kasselrij. Een deel van dit cartografisch werk werd als bewijsmateriaal ter gelegenheid van een rechtsgeding tussen het Brugse Vrije en de heer van Watervliet verwezenlijkt. Het gaat hier om Marcus Laurijn jr. (Brugge, 5 augustus 1525-Calais, 14 maart 1581). Het eigendomsrecht van en het heffen van tienden op sommige polders in de streek van Watervliet en omliggende gebieden was het voorwerp. Aldus verblijft de schilder o.m. in augustus 1552 enkele dagen te Watervliet. Gezien de financiële mogelijkheden en de invloed van de Laurijns heeft dit proces jaren aangesleept. Intussen werkte de kunstenaar samen met landmeters en helpers aan het in kaart brengen van bepaalde delen van het Brugse Vrije en in de jaren 1561 tot 1571 verwezenlijkte hij in opdracht van het bestuur der Kasselrij, de grote geschilderde kaart van het Vrije op de schaal van ca. 1: 12.000 (11). Dit merkwaardig stuk van 3,22 m in de hoogte op 6,51 m in de breedte is één van de belangrijkste topografische kaarten die in de 16e eeuw in Europa werden verwezenlijkt.
Marcus Laurijn jr. (12) was - zijn betwistingen met het Brugse Vrije daargelaten - een merkwaardig geleerde, zeer geïnteresseerd in de studie en het verzamelen van oude munten. Aldus kwam hij in betrekking met Hendrik Goltzius uit Venlo (30 oktober 1526-Brugge, 1583) die zijn medewerker werd bij het stichten van een privé-drukkerij waar hij o.m. werken uitgaf van zijn Brugse geleerde vrienden waaronder de hellenist Adolf van Meetkerke, J. Reyvaert, G. Otho, D. Lampsonius, werken over de Griekse en Romeinse Oudheid, over epigrafie en in een ruime mate over numismatiek (13).
Deze studie en wetenschappelijke belangstelling leidden tot zeer vriendschappelijke betrekkingen met de Antwerpse geleerde geograaf, numismaat en uitgever van kaarten en kaartboeken (atlassen) Abraham Ortelius (1527-28 juni 1598) (14). Toen deze in 1564 zijn wereldkaart in twee halfronden uitgaf bij Gerard de Jode te Antwerpen: Nova totius terrarum orbis iuxta neotericorum traditiones descriptio Abrah. Ortelio Anverpiano auct. Anno Domini. M.CCCCC.LXIIII. droeg hij ze op: Nobili et Erudito Marco Laurino D. de Watervliet. Abrahamus Ortelius Anverpianus. D.D. Kopergravure, 8 bladen, samen 870 x 1507 mm. Benevens Ortelius' briefwisseling met dezelfde Laurijn en andere Brugse geleerden, leverde de Antwerpse geleerde nog een merkwaardig bewijs van zijn bij bijzondere hoogschatting van de Brugse geleerden van zijn tijd, namelijk in zijn kaartboek of atlas, het Theatrum Orbis Terrarum waarvan de eerste Latijnse uitgave in 1570 verschenen is. Op de keerzijde van de opdracht aan Filip II (f° Aii) komt de uitleg op de symbolische figuren voor de werelddelen die op het titelblad afgebeeld zijn. Deze drie bladzijden tekst (f° s Aii-b r° en v°) in verzen zijn van de reeds vermelde Brugse humanist en staatsman Adolf van Meetkerke (Brugge 1528-Londen 6 okt. 1591): Adolphi Mekerchi Brugensis I.C. ... Frontispicii explicatio. (15). De wereld en de toen gekende 5 werelddelen zijn er behandeld (16).
In de latere uitgaven van het Theatrum, waarvan in de Nederlandse uitgaven de titel luidt: Theatre, oft Toonneel des Aertbodems, komt vanaf deze van ca. 1600, in de kaart van het graafschap Vlaanderen - die een reducering is van de kaart van Vlaanderen van Gerard Mercator - een bij- kaartje (in de linkerbovenhoek) dat als titel draagt: Facien hujus tractus sub Guidone Dampetra Flandrie comité, qui obiit anno MCCClill (17). Het stelt ongeveer het huidige grensgebied voor van België en Nederland in het noord-oosten van Brugge met Knokke, Heist, Ramskapelle, Westkapelle (Westvlaanderen), Hoeke in het westen, tot Axel en Hulst in het oosten.
Verder noordwaarts komt Valkenisse, op Zuid Beveland en dan wederom westwaarts de streek ten noorden van de Westerschelde, met het eiland Walcheren tot Westkapelle. Ook het verdwenen eiland Wulpen en omgeving. Het kaartje zou dus deze streek voorstellen ten tijde van Gewijde van Dampierre.
Dat deze historisch-geografische reconstitutie niet helemaal overeenkomt met de 14de eeuwse toestand kan men best uitmaken uit de studies door Prof. Dr. M.K.E. Gottschalk aan het gebied gewijd. Werd dit bijkaartje niet bijgevoegd op aanraden van een heer van Watervliet of van een andere geleerde uit het Brugse ?
Ten slotte vestigen wij nog de aandacht op een Brugse graveur en cartograaf die volgens de Engelse geograaf Thomas Blundeville (2e helft 16e - begin 17e eeuw) in 1579 de wereldkaart van Mercator (1569) zou heruitgegeven hebben, namelijk Bernard van den Putte (Barnardus Puteanus borne in Bruges) (18). Deze weinige zeer beperkte gegevens over enkele Brugse geleerden uit de 16e eeuw die in betrekking stonden met het „Hof van Watervliet" leveren het bewijs dat in de oude Zwinstad een degelijke wetenschappelijke traditie bestond die aansloot bij de Leuvense traditie en bij de gehele toenmalige Europese geleerdenwereld. De belangstelling voor de wetenschappelijke instrumenten, voor de aardrijkskunde en de cartografie - de algemene maar vooral de regionale en plaatselijke - komt duidelijk te voorschijn.
De landmeterstraditie in het Brugse Vrije en de kaarten door deze meetkundigen opgenomen en uitgevoerd behoren tot het beste dat in de 16e eeuw werd geproduceerd, hetgeen goed tot uiting komt in het cartografisch werk van Marcus Gerard en vooral van Pieter Pourbus. Maar er waren nog andere, minder bestudeerde, meetkundigen-cartografen zoals o.m. een recente bijdrage van departementshoofd J. Mertens laat uitschijnen (19).
Ook menen wij dat het wel interessant zou zij voor de geschiedenis van de cartografie - en de cultuurgeschiedenis in het algemeen - dat onze landmeters en cartografen verder zouden bestudeerd worden en namelijk dat Dr. Huvenne zijn documenten over Pourbus als kaartmaker zou uitgeven en dat nog andere Brugse vorsers, onder wie ere-stadsarchivaris A. Schouteet, het hunne zouden bijbrengen om tal van kwesties in dit verband verder te kunnen uitdiepen.
Voetnoten
-
26e jg. nr. 2, p. 93-94 van de hand van J. Larbouillat.
-
A. DEWITTE, Laurijn, Mark, sr. in: Nationaal Biografisch Woordenboek, VII, Brussel, 1977, kol. 499.
-
Zie o.m. de brief uit Bazel, 1 februari 1523, aan deken Laurinus waarin Erasmus zijn standpunt uiteenzet in verband met Luther en de Heilige Stoel te Rome. Dit is wel een bewijs dat de Rotterdammer zijn Brugse correspondent als een voornaam geleerde beschouwde en hem ten volle vertrouwde. Eveneens zien wij hier dat Laurinus zeer goed op de hoogte moest zijn van de godsdienstige en andere grote problemen van zijn tijd: P.S. ALLEN, Opus epistolarum Des. Erasmi, t. V (1522-1524), Oxford, 1924, n° 1342, p. 203-227.
-
H. DE VOCHT, John Dantiscus and his Netherlandish friends as revealed by their correspondence 1522-1546, Leuven, 1961 (Humanistica Lovaniensia, 16). - A. DE SMET, La correspondance de Joannes Dantiscus et Ie mouvement scientifique de son temps, in: Acta Conventus neo-latini Amstelodamensis. Proceedings of the Se- cond International Congress of Neo-Latin Studies Amsterdam 19-24 August 1973 edited by P. Tuynman, G.C. Kuiper and E. Kessler, München, W. Fink Verlag, 1979, p. 321-329.
-
A. DE SMET, Gemma Frisius et Nicolas Copernic, in: Der Globusfreund, nr. 21-23, 1973 (für 1972/73/74). Bericht über das IV. Internationale Symposium des Coronelli-Weltbundes der Globusfreunde das in Zusammen- arbeit mit dem Institut für Geschichte der Wissenschaften und Technik der Polnischen Akademie der Wissenschaften in Warschau ... sowie zum 500. Geburtstag von Nicolaus Copernicus in dessen Studierstadt im Collegium Novum der Jagiellonischen Universitat zu Krakau, 17. bis 20. Oktober 1972, p. 72-80.
-
H. DE VOCHT, J. Dantiscus, p. 121-122 et passim. Voor zijn praalgraf zie o.m. Th. LUYCKX en J.L. BROECKX, jr„ Brugge, Antwerpen, 1943 (Steden en Landschappen o.l.v. Stan Leurs, IX), p. 244, iII. 63.
-
A. DE SMET, L'orfèvre et graveur Gaspar van der Heyden et la construction des globes a Louvain dans Ie premier tiers du XVIe siècle, in: Album A. De Smet, (uitgegeven door het Nationaal Centrum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen onder de leiding van Lisette DANCKAERT), Brussel, 1974, p. 171-182. - Nationaal Biografisch Woordenboek, I, Brussel, 1964, kol. 609-611.
-
A. DE SMET, Das Interesse für Globen in den Niederlanden in der ersten Halfte des 16. Jahrhunderts, in: Album A. De Smet, p. 186. - Een armillairsfeer is een astronomisch instrument waarvan de ringen dienen om de bewegingen van de planeten voor te stellen. In het midden bevindt zich een kleine bol die de aarde voorstelt. Zie: 550 jaar Universiteit Leuven (1425-1975), Catalogus tentoonstelling, I, Leuven 1976, n°298, p. 217.
-
A. DE SMET, Das Interesse, p. 186-187. - A. DE SMET, La correspondance de J. Dantiscus, p. 324-325.
-
P. HUVENNE, Pieter Pourbus meester-schilder 1524-1584. Catalogus van de tentoonstelling te Brugge, Memlingmuseum (Sint-Janshospitaal) 29 juni - 30 september 1984. Brugge, Gemeentekrediet en Stad Brugge, 1984, gr. in 4°, 335 p., rijk geilt.
-
P. HUVENNE, P. Pourbus, p. 34-75, 227-306, catalogus nrs. 40-45. - A. DE SMET, A note on the cartographic work op Pierre Pourbus, painter of Bruges, in: Album A. De Smet, p. 143-148. - A. DE SMET, Landmeterstraditie en oude kaarten van Vlaanderen, in: Album A. De Smet, p. 109-116. - A. DE SMET, Oude landmeters- kaarten, bronnen voor de historische geografie, in: Bronnen voor de historische geografie van België. Handelingen van het Colloquium te Brussel, 25-27, IV. 1979, p. 228-240.
-
A. DEWITTE, Laurijn, Mark jr. in: Nat. Biogr. Woordenboek, dl. 7, Brussel, 1977, kol. 495-499.
-
Hubert Goltzius en Brugge 1583-1983. Tentoonstelling ingericht door de stad Brugge in het Gruuthusemuseum 11 nov. 1983 - 30 jan. 1984. Coördinator W. Le Loup, Brugge, 1983, 209 p„ rijk gefit.; zie o.m. p. 19-25: A. DEWITTE, Het humanisme te Brugge ten tijde van H. Goltzius.
-
J. Denucé, Oud-Nederlandsche kaartmakers in betrekking met Plantijn, Antwerpen-'s Gravenhage, 1913 (Uitgaven der Antwerpsche Bibliophilen, nr. 28), p. 17-19. - L. BAGROW, A. Ortelii Catalogus cartographorum, I, Gotha, 1928 (Erganzungsheft nr. 199 zu „Petermanns Mitteilungen"), p. 12. - H. Goltzius en Brugge, p. 11.
-
L. WILLEMS, Meetkercke (Adolphe van), in: Biographie Nationale, t. 14, Brussel, 1897, col. 277-284. - Goltzius en Brugge, p. 48. Over het Theatrum van Ortelius, zie o.m. DENUCE, op. cit. II, p. 28ss.; A. DE SMET, De plaats van Antwerpen in de geografische exploratie en de cartografie der 16e eeuw, in: Tijdschrift van het Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap van Antwerpen, dl. 86, 1975-76, p. 4-30.
-
Europa, Asia, Africa, America, Magellanica. In de Nederlandse uitgaven, vanaf 1571, komt deze uitleg in een Nederlandse versie: Peeter Heyns op den figuerlycken Tyttel van desen Boecke.
-
Vermeld o.m. in: Gr. MlLIS-PROOST, Inventaris der kaarten en globes. Rijksuniversiteit te Gent. Centrale Bibliotheek, Gent, 1967, (Bijdragen tot de Bibliotheekwetenschap, III) n° 1214, p. 241.
-
A. DE SMET, Thomas Blundeville et l'histoire de la cartographie du XVIe siècle, in: Revista da Universidade de Coimbra, vol. XXVII, 1979, p. 297-298. - DENUCE, op. cit. I, p. 71-81, II, p. 285.
-
Een zestiende-eeuwse kaart van het Oostvrije bewaard op het Rijksarchief te Brugge, in: Tijdschrift van de Belgische Vereniging voor Aardrijkskundige Studie, 1982, p. 225-234. - P.S. Wij verwijzen nog naar: J. DE PAEPE, Heerlijk Watervliet, Gent, 1980, 4°, ill., plan, 253 p.