Willem van Oostkerke en Egidius van Bredene een originele oorkonde (1228) opnieuw opgedoken

Drs. Noël Geirnaert
Archivaris stad Brugge

Wie belang stelt in de geschiedenis van Oostkerke heeft, o.m. dank zij de publicaties van R. De Keyser, zeker al kennis gemaakt met het geslacht van de heren van Oostkerke, naar alle waar­schijnlijkheid de oudste bewoners van het plaatselijke kasteel (1). Eén van de telgen van dit geslacht, Willem van Oostkerke, had rond 1228 financiële problemen, zodat hij een gedeelte van het familiedomein moest verkopen. De omstandigheden waarin dit gebeurde zijn al meer dan veertig jaar gele­den uitvoerig bestudeerd door prof. E.I. Strubbe (2). Zoals veel leden van de Vlaamse landadel had Willem van Oostkerke naar alle waarschijnlijkheid problemen om zijn stand op te houden. In mei 1228 bekende hij ronduit dat hij in geldnood verkeerde. Om aan zijn moeilijkheden het hoofd te bieden verkocht hij toen het leengoed Spermalie aan Egidius van Bredene. Deze kanunnik en grafe­lijke klerk was een man van eenvoudige afkomst, die op basis van zijn nieuwe rijkdom een passende status wou voeren, en vlak naast het grafelijk kasteel van Male een eigen domein met herenwoonst zou inrichten. Naar dit domein heeft hij later, rond 1245, de cisterciënzerinnengemeenschap Nieuwland overgebracht. Tot aan het einde van de 16de eeuw bleef de gemeenschap, de Spermalieabdij, in Sijsele (3).

Zoals zojuist vermeld, is het dossier van de verkoop van het Spermaliedomein door ridder Willem van Oostkerke aan kanunnik Egidius van Bredene gepubliceerd en bestudeerd door wijlen prof. Strubbe. In zijn studie stipt deze geleerde aan dat het archief van de Spermalieabdij, waarop hij zich heeft gebaseerd, van 1796 tot ca. 1844 nogal wat te lijden heeft gehad. Veel oorkonden zijn gehavend en verscheidene stukken zijn verdwenen. Enkele oorkonden waren toen al uit particulier bezit in het Stadsarchief van Brugge terechtgekomen. Ze zijn door Strubbe gepubliceerd samen met de documenten die in het abdijarchief bewaard zijn gebleven (4). In het abdijarchief is verder nog een belangrijk cartularium bewaard, gedateerd in 1333, waarin alle voor ons onderwerp belangrijke oorkonden werden gekopieerd (5). De tekst van de verloren geraakte oorkonden werd door Strubbe dan ook meestal gepubliceerd zoals hij die in het cartularium had aangetroffen. Hij was trouwens de mening toegedaan dat de afschriften in het cartularium zeer zorgvuldig waren vervaardigd (6).

Hoe zorgvuldig ook gebeurd, in principe staan er in elke kopie fouten. Dit blijkt eens te meer uit een opnieuw opgedoken oorkonde betr. de verkoop van het Spermaliedomein door Wil­lem van Oostkerke aan Egidius van Bredene in 1228. Deze oorkonde bevond zich tot 1979 in privébezit en niemand wist dat het stuk nog bestond. Ze maakt deel uit van de collectie die de voormalige Brugse stadsarchivaris Louis Gilliodts-van-Severen (1827-1915) in de loop van zijn leven persoonlijk heeft verworven. Bij het overlijden van Gilliodts ging zijn archief over op zijn weduwe Romanie Vandenbussche, die het op haar beurt legateerde aan haar neef Jules Costenoble. Na diens overlijden in 1978 erfde zijn zoon Martin o.a. het omvangrijke archief. Martin Costenoble verkocht het grootste deel ervan aan het stadsbestuur van Brugge, zodat het thans in het Stadsar­chief berust (7). Het voorlopig inventarisnr. 197 van dit archief behelst een 19de-eeuwse halflinnen band waarin acht originele perkamenten stukken, waaronder zes charters, zijn ingebonden. Een negende stuk, eveneens een charter, bevindt zich vooraan los in de band. De stukken zijn gedateerd van 8 mei 1228 tot 10 maart 1540 n.s.

Het oudste stuk, een op papier geplakt perkamenten charter, dateert dus van 8 mei 1228. Het is meteen het oudste document van Gilliodts' verzameling. Daarom alleen al verdient het enige aandacht. Maar ook formeel en inhoudelijk moet het belangstelling wekken. Het gaat namelijk om een originele oorkonde van Ferrand, graaf, en Johanna, gravin van Vlaanderen en Henegouwen. Daarin oorkonden zij dat Willem van Oostkerke het landbezit dat hij te Spermalie van hen in leen hield, aan Egidius van Bredene in leen heeft gegeven en dat zij, de oorkonders, op verzoek van Wil­lem van Oostkerke zich garant stellen voor deze overdracht.

De tekst van deze oorkonde was Strubbe bekend uit het hierboven al vermelde cartularium. Het origineel kende hij niet. Terecht heeft Strubbe deze tekst bestudeerd in samenhang met de eigenlijke verkoopakte van het leengoed Spermalie, waarvan het origineel nog wel bewaard was in het eigenlijke archief van de Spermalieabdij. In deze akte oorkondt Willem van Oostkerke dat hij wegens geldnood de leengronden die hij te Spermalie van de graaf hield, voor een bedrag van 160 lb. art. aan Egidius van Bredene in leen geeft, mits een jaarlijkse dienst van een paar handschoenen. Verder verzoekt hij de graaf en de gravin zich voor deze overdracht garant te stellen. Strubbe heeft al aangestipt dat door de voorwaarden van de verkoop (formele belening met een symbolische leen­dienst) alleen Willem van Oostkerke's gevoel voor zelfrespect enigszins werd gespaard. Deze oor­konde is gedateerd te Brugge in mei 1228, zonder dagaanduiding. De tekst van de oorkonde is zo goed als foutloos overgeschreven in het cartularium van 1333. Aangezien het origineel erg bescha­digd is, moest Strubbe bij zijn publikatie overigens gedeeltelijk een beroep doen op o.a. deze kopie voor zijn uitgave van de oorkonde (8).

De onbereikbaarheid van het origineel charter van 8 mei 1228 heeft Strubbe wel tot een iets overhaaste conclusie geleid. Hij heeft terecht opgemerkt dat Egidius van Bredene bij de verkoop tot zekerheid van de overeenkomst een uitdrukkelijke borgstelling tegen mogelijke aanspraken van der­den zal hebben gevorderd. Daarop heeft Willem zich ertoe verbonden de graaf en de gravin te ver­zoeken zich garant te stellen voor deze overdracht (9). Strubbes stelling dat dit laatste gebeurd is op dezelfde datum als de eigenlijke verkoop is echter niet zo zeker. De verkoopakte is gedateerd in mei 1228, de originele oorkonde van Ferrand en Johana is voorzien van een precieze datum: 8 mei 1228. De kopie van dit stuk in het cartularium van 1333 vermeldt echter wel dezelfde datering als de ko­pie van de eraan voorafgaande verkoopakte (mei 1228): een typische fout van een verstrooide ko­piist. De originele stukken zijn geschreven door een totaal verschillende hand en een verschillend schrift. De verkoopakte is geschreven in een gotische oorkondenminuskel. Het schrift van de grafe­lijke oorkonde is een vroeg gotisch cursief. Dit maakt het al weinig waarschijnlijk, hoewel niet on­mogelijk, dat beide oorkonden op dezelfde dag zijn opgesteld. In elk geval mag thans voor de ver­koopakte de datering 1-8 mei 1228 worden vooropgesteld, terwijl de grafelijke waarborg op 8 mei 1228 werd afgeleverd. De samenhang tussen beide oorkonden blijft uiteraard onbetwistbaar.

Conclusie: door de ontdekking van het origineel van de grafelijke oorkonde met de waar­borg voor de verkoop van Spermalie door Willem van Oostkerke aan Egigius van Bredene, kan de datering van deze verkoop nader gepreciseerd worden. De eigenlijke verkoop vond plaats tussen 1 en 8 mei 1228, waarna de waarborg van graaf Ferrand en gravin Johanna na een verzoek van Willem van Oostkerke op 8 mei 1228 werd afgeleverd. Aangezien beide oorkonden verschillend gedateerd zijn (mei 1228 en 8 mei 1228) en ze door twee verschillende scribenten zijn geschreven, is het, in tegenstelling tot wat Strubbe in 1942 beweerde, weinig waarschijnlijk dat ze op dezelfde datum zijn opgesteld

Bijlage

Regesten van de twee oorkonden

1. Verkoop van het leengoed Spermalie

1228, tussen 1 en 8 mei (Actum Brugis, anno Domini M° CC XX° octavo, mense Maio)

Willelmus miles de Ostkerca oorkondt dat hij wegens geldnood de leengronden die hij te Sparemailge van de graaf hield, met instemming van zijn vrouw Agnes aan de clericus Egidius de Bredene, canonicus Brugensis in achterleen heeft overgedragen voor een bedrag van 160 Ib. art. en mits een jaarlijkse dienst van een paar hand­schoenen; tevens verzoekt hij de graaf en de gravin zich garant te stellen voor deze overdracht.

  1. BRUGGE, ARCHIEF VAN DE ZUSTERS VAN SPERMALIE (Snaggaardstraat 9), Archief van de abdij Spermalie, doos 1: originele oorkonde op perkament (h. 212, pl. 26, b. ca. 230 mm), met door twee gaten een zegelstaart van bruine zijden draden; het zegel ontbreekt. Zeer beschadigd. De dorsale aanduidingen zijn overgenomen in de editie STRUBBE (zie C), p. 277. Betr. de samenhang met oorkonde nr. 2 zij hier alleen de 15de-eeuwse archivalische vermelding A,I vermeld. Bij de oorkonde is nog een strook papier gehecht met een Nederlands regest (16de eeuw).

  2. Ibid., doos 2: vidimus van A door Arnulf, abt van Ter Doest, 22 aug. 1298 (zie STRUBBE, p. 381-382), C. fbid., cartularium van 1333, f. 41, kopie van A, D. Parijs, Bibliothèque Nationale, Nouv. Acq. lat. 2283, stuk 6, kopie, 14de eeuw, naar A (?).

Uitg.: E.l. STRUBBE, Egidius van Breedene (11..-1270), grafelijk ambtenaar en stichter van de abdij Spermalie, Brugge, 1942, p. 276-278, naar A met behulp van B en C.

2. Grafelijke waarborg van de overdracht van het leengoed Spermalie

1228, mei 8 (Actum Brugis, anno Domini millesimo vigesimo octavo, die octava mensis Maii).

Fernandus, graaf van Vlaanderen en Henegouwen, en zijn echtgenote Johanna, gravin van Vlaanderen en Hene­gouwen, oorkonden dat Willelmus de Ostkerca het landbezit dat hij te Sparmailge van hen in leen hield met in­stemming van Agnes, zijn echtgenote, voor 160 Ib. art. aan de clericus Egidius de Bredene, canonicus Brugensis in achterleen heeft overgedragen en dat zij, oorkonders, op verzoek van Willelmus zich garant stellen voor deze overdracht.

  1. BRUGGE, STADSARCHIEF, Archief L. Gilliodts, voorl. inv. nr. 197: originele oorkonde op perkament (h. 155 mm, b. 243 mm), geplakt op een blad papier. Een zegel ontbreekt (in de tekst is trouwens geen sprake van een bezegeling). Op de rug is alleen de archiefaanduiding A,ll (15de eeuw, zie nr. 1) leesbaar. Aan rechter- en linkerkant is de tekst zeer slecht leesbaar door inwerking van vocht.

  2. BRUGGE, ARCHIEF VAN DE ZUSTERS VAN SPERMALIE (Snaggaardstraat 9), Archief van de abdij Spermalie, cartularium van 1333, f. 41v., afschrift van A, met foutieve datering.

Uitgave: STRUBBE, o.c., p. 278-279, naar B.

Voetnoten

  1. R. DE KEYSER, Het kasteel van Oostkerke (bij Damme), 1089-1983, Oostkerke, 1984, p. 5-35.

  2. E.I. STRUBBE, Egidius van Breedene (11..-1270), grafelijk ambtenaar en stichter van de abdij Spermalie, Brugge, 1942, p. 58-63, met publikatie van de hem beschikbare bronnen op p. 276-280 en 283-286.

  3. ibid., p. 102-120, 252-388; E.I. STRUBBE en L. MILIS, Abbaye de Spermalie à Slijpe, puis à Sijseie, ensuite à Bruges, in; Monasticon beige, III, vol. 2, Luik, 1966, p. 447-478. Een vulgariserende studie, gebaseerd op de zo­pas vermelde literatuur is onlangs verschenen; W. GOETGHEBEUR, Spermalie, één grote familie, Brugge, 1984, p. 11-52.

  4. STRUBBE, o.c., p. 252-263, zie vooral p. 258-259. De oorkonden betr. het leengoed Spermalie op p. 276-280 en 282-286,

  5. Zie de beschrijving van STRUBBE, o.c., p. 259-262.

  6. Ibid., p. 262.

  7. A. VANDEWALLE (red.), 100 jaar Gilliodts (...), Catalogus, Brugge, 1980, zie vooral p. 31. Van het archief is thans een voorlopige inventaris beschikbaar.

  8. STRUBBE, o.c., p. 60-61, publicatie van de twee oorkonden op p. 276-279.

  9. Ibid., p. 61.

Willem van Oostkerke en Egidius van Bredene een originele oorkonde (1228) opnieuw opgedoken

Noël Geirnaert

Rond de poldertorens
1985
LA
105-108
BV
2023-06-19 14:50:19