E. De oorlogen onder Keizer Karel

De daaropvolgende periode kwam een relatieve rust in onze parochies omdat Keizer Karel V zijn oorlogen in het buitenland ging uitvechten. Toch was de zee niet zo veilig. De vissers van Heist, Wenduine en Blankenberge bedreven hoofdzakelijk de cleene visscherie of kustvangst en de handelsschapen voeren zoveel mogelijk uit in konvooi. Daarenboven verbleven ook Spaanse troepen in onze streken. In 1523 legerde een regiment van 600 tot 700 Spanjaarden in Heist. Zij trokken langs de Vlaamse kust van Oostende naar Zeeland. Om deze troepen snel uit Heist te doen vertrekken, huurde het Vrije tien schepen in Sluis. De Spanjaarden weigerden echter in te schepen. Om te verhinderen dat de troepen begonnen te plunderen zorgde het Brugse Vrije voor de nodige bevoorrading : enkele vaten wijn, haringen en 100 witte broden. Uiteindelijk vertrokken de Spanjaarden op 28 februari.

Toen de oorlog tussen Karel V en Frans I, de koning van Frankrijk, in 1536 opnieuw uitbrak werd ook de bewaking van de kust en het Zwin verscherpt. Langs de kust werd Heist een belangrijk steunpunt en er werden drie stukken artillerie aangevoerd. In november 1536 vreesde men niet meer direct een Franse inval en kon de kustwacht worden opgeheven. Ook liet men het kasteel van Sluis verder vervallen en in 1541 werd zelfs de Toren van Bourgondië afgebroken, wat bewijst dat men zich veilig voelde.

Alhoewel in de eerste helft van de zestiende eeuw geen directe invallen in onze gewesten worden gemeld, vernemen wij regelmatig dat de kustbewoners gemobiliseerd worden om de wacht op te trekken langs de kust. Ook worden regelmatig konvooischepen uitgerust op kosten van het Brugse Vrije.

In 1546 trok men in Heist, Breskens, Kadzand en Raversijde de wacht op tegen Schotse zeerovers. Ook in 1548 werden wachtposten uitgezet in Breskens, Wulpen, Kadzand en Heist. De vissers van Heist, Damme, Sluis en Biervliet werden door het Brugse Vrije opgeroepen om bij te dragen voor de uitrusting van konvooischepen. Zij weigerden met de bewering dat zij de vorige jaren weinig beschermd waren geweest door de konvooischepen van het Brugse Vrije, maar dat zij wel werden gesteund door Zeeuwsche schepen.

Het jaar daarop verordende Keizer Karel dat alle schepen die op de zee voeren bewapend moesten zijn. De vissers protesteerden opnieuw omdat hun boten zo klein waren en omdat zij maar enkele kilometers van de kust voeren.

Vanaf 1550 kwam er opnieuw deining van Frankrijk. De kustwacht werd ingesteld vanaf 2 oktober 1551. Twee mannen werden als wachters op de duinen in Heist geplaatst. Het jaar daarop werd een volledige mobilisatie afgekondigd. Boden bezochten onze parochies om de weerbare mannen duidelijk te maken wat zij moesten doen wanneer men de seignen en teeckenen zag die men toghen zoude indien de vianden up tlant commen wilden.

 

F. De Godsdienstoorlogen en de Tachtigjarige Oorlog

Terwijl men zich op de zeeroverij en een eventuele landing op de kust of in de monding van het Zwin, concentreerde, dreigde gevaar van de andere kant.  Sociaal-economische onrust, versterkt door ontevredenheid op religieus gebied, brachten vanaf 1563 grote onveiligheid met zich mee. Roversbenden trokken door het Vlaamse land en het Brugse Vrije was verplicht om te doen waecken upde kercken ende de lansman te voorsien van wapenen. Deze bewakingsposten konden niet beletten dat de Beeldenstorm zich in 1566 vanuit de Westhoek over Vlaanderen kon verspreiden. Onze parochies zouden wel gespaard zijn gebleven van de Beeldenstorm.

Als represaille stuurde Filips II de Hertog van Alva naar onze streken om de rust te herstellen. Opstandelingen vluchtten naar Engeland en de Noordelijke Nederlanden van waaruit wij partitien of plundertochten organiseerden. Het Brugse Vrije bleef vanaf 1568 bijna permanent in staat van paraatheid. Op de torens van Kadzand, Knokke en Heist werden telkens twee wachters geplaatst. Dit bevel werd herhaald in 1569, 1571 en 1572. Men plaatste wachters up de zeedycken ende torren vanden kercken staende omtrent de zeedycken. Prochiepapen ende andre gheestelicke personnen worden verzocht om ’s nachts in de kerken te gaan slapen.

In Kadzand plaatste het Brugse Vrije in 1571 acht kanonnen en leverde het 68 wapenuitrustingen. Een compagnie Spaanse soldaten legerde in Heist en inwoners van Hoeke en Monnikenrede kwamen de Knokkenaren helpen bij het waken up de torre.

De Watergeuzen veroverden in 1572 Vlissingen dat ze als uitvalsbasis gebruikten voor hun piraterij. Vanuit Spanje kwamen 11 galeien en 1600 soldaten om het Brugse Vrije te beschermen. De Hertog van Alva probeerde nog meer inwoners van het Vrije te mobiliseren, maar hij werd gewaarschuwd dat vele inwoners sympathiseerden met de rebellen en hen zelfs steunden, zodat hij op hen beter niet kon vertrouwen.

In Heist was een zeker persoon, befaemt van te vertrecken uten vorseiden dorpe naer Vlissinghe ende Zeeland.

In september 1572 landden enkele schepen uit Vlissingen in Heist. De invallers konden de kerk van Heist plunderen, maar zij werden wel teruggeslagen. Daarop werd de kustwacht nog verscherpt.

Ondertussen hadden de Watergeuzen Aardenburg ingenomen. De plaatselijke bevolking kon hun oprukken niet tot stilstand brengen en de opstandelingen drongen door tot aan de wallen van Sluis, Damme en Brugge. Er werd versterking gevraagd en uit Antwerpen kwamen een aantal compagnieën Spaanse en Waalse soldaten die in Sluis werden gelegerd. Deze vreemde troepen verergerden de plaatselijke toestand aangezien de bevolking niet enkel meer de Watergeuzen had te vrezen maar ook nog deze nieuwe troepen.

De Watergeuzen bleven hun guerrillaoorlog verder zetten. Wanneer zij konden landden zij op de kust en na een korte plundertocht trokken zij zich terug. Soms slaagde men er in enkele rebellen te vatten. Op 22 maart 1574 werden vier rebellen opgepakt die ghecommen waren uit Vlissinghe.

De strijdende partijen probeerde hun posities te versterken. De Watergeuzen kregen Walcheren in handen en de Spanjaarden legerden garnizoenen bij Oostende, Damme, Sluis en Aardenburg terwijl ook de vestingen van Sluis werden hersteld.

De voortdurende onveiligheid demotiveerde de inwoners van het Brugse Vrije. De Watergeuzen planden ondertussen een grote inval. Opnieuw slaagden zij er in om in Heist te landen. Op 30 augustus 1575 werd de prochie van Heyst by de rebellen van Vlissynghe berooft ende verbrandt. Gelukkig kon de aanval afgeslagen worden, maar het toonde nog maar eens de zwakte van de verdediging aan.

De strijd werd even stilgelegd na de Pacificatie van Gent op 30 december 1576. Dankzij deze tijdelijke godsdienstvrede kon het Calvinisme zich vanuit Gent verspreiden over de andere Vlaamse steden en in het Brugse Vrije. Willem van Oranje werd op 1 september zelfs feestelijk ontvangen in Brugge.

De Spaanse koning Filips II stuurde Farnese naar hier om de Nederlanden te heroveren. De Spaanse troepen rukten op vanuit Wallonië en Willem van Oranje verschanste zich in Brugge. Hij organiseerde een verdedigingslijn van Oostende over Brugge en Dame naar Gent. In november 1581 verplaatste hij zijn hoofdkwartier naar Middelburg in Vlaanderen.

Om tactische redenen erkenden de Noordelijke Provincies de Hertog van Anjou als hun nieuwe koning. Deze kwam dan ook met 54 Franse schepen de Watergeuzen ter hulp in Vlissingen op 10 februari 1582.

Ondertussen naderde Farnese met zijn troepen. Hij heroverde in 1583 Duinkerke en Nieuwpoort. Oostende kon hij niet innemen maar hij naderde steeds meer Brugge en Damme. De commandant van Damme probeerde waarschijnlijk nog de stad te verdedigingen door een inundatie maar dat mislukte. Ondertussen had Brugge zich op 25 mei overgegeven en ook Damme capituleerde. Sluis, bleef, net als Oostende, in handen van de rebellen. Dit had zeer nadelige gevolgen zowel voor de landbouw als voor de visserij. Bovendien controleerden de Watergeuzen vanuit Sluis de toegang tot Brugge.

Farnese had in 1585 Antwerpen veroverd en besloot vervolgens eerst Sluis in te nemen. De Sluizenaars hadden zich echter stevig verschanst. De tactiek van Farnese bestond er in om de stad van alle bevoorrading af te snijden. Daarom liet hij eerst de stad omsingelen zodat de bevoorrading over land onmogelijk was. Om te verhinderen dat de Watergeuzen Sluis zouden bereiken via het Zwin, werd aan de monding een geniebrug gebouwd. Deze brug bestond uit platte schuiten die verbonden waren door loopplanken (Hij had die tactiek reeds toegepast bij de bevrijding van Antwerpen)

De Engelse graaf Leicester, opvolger van de hertog van Anjou,  kwam met een vloot om Maurits van Nassau te helpen bij het ontzetten van Sluis. Om de brug van Farnese te vernietigen stuurde hij een brandend schip naar de brug. De manschappen van Farnese konden nog net op tijd enkele schuiten losmaken zodat het brandend schip zonder schade door de brug kon varen. Daarna werd de brug terug gesloten.

Graaf Leicester trok zich terug en Farnese begon een waar bombardement op Sluis. Met 174.002 schoten uit 60 kanonnen werd een bres geschoten in de verdedigingsmuren. De Sluizenaren begrepen dat verdere tegenstand nutteloos was en op 5 augustus 1587 gaf de stad zich over.

Na de val van Sluis was de strijd nog niet gedaan. Oostende bleef nog in handen van de vijand, de Staatse schepen deden nog aan zeeroverij voor de kust en zij bedreigden nog steeds de kustgemeenten. Over zee veroverden de opstandelingen in 1590 zelfs Blankenberge. Zij probeerden op te rukken naar Brugge, maar werden teruggedreven in Zuienkerke.

Nog lieten zij niet af en Prins Maurits van Nassau ontscheepte met een leger op een nacht in november 1593 in Knokke. Hij probeerde via Damme, Brugge te bereiken, maar een deel van zijn troepen verdwaalde in het duister en zij moesten zich ’s morgens terugtrekken.

De Spanjaarden versterkten ondertussen de Zwinstreek. In Kadzand werd een versterkt fort opgericht dat ook de vloot moest beschermen. De kerk van Heist, die in 1575 reeds ernstig had geleden, werd omgebouwd tot een steunpunt. De toren diende als uitkijkpost en de kerk zelf diende als onderkomen voor een garnizoen Spaanse ruiters. De kerk brandde in 1600 om een ongekende reden – onvoorzichtigheid van de Spanjaarden ? – uit en de ruiters moesten verhuizen.

Nog liet Maurits van Nassau het niet afweten en in 1600 ondernam hij een nieuwe poging om een deel van het Brugse Vrije in handen te krijgen. Deze keer probeerde hij over land. Vanuit Filipinne wou hij over Assende, Eeklo en Maldegem, Nieuwpoort bereiken en Oostende ontzetten. Ook deze poging mislukte maar de prins gaf niet op.

Op 25 april 1604 landde hij in Cadzand met een vloot van ca 800 schepen. Een eerste poging om Sluis te veroveren mislukte. Daarop begonnen de Staatse troepen met een omtrekkende beweging en zij namen IJzendijke en Aardenburg in. Daarna sloten zij Sluis steeds meer in. De steun vanuit Brugge en Damme werd verdreven. Uiteindelijk moesten de Spanjaarden de stad Sluis overleveren; Op 20 augustus 1604 verlieten 3.387 Spaanse, Duitse en Italiaanse soldaten de stad terwijl nog ca 1500 galeislaven en een aantal krijgsgevangenen achterbleven.

De verovering van Sluis, Aardenburg en IJzendijke betekende een zware klap voor de Spanjaarden. Deze klap werd slechts gedeeltelijk goedgemaakt door de inname van Oostende op 22 september 1604.

De beide partijen probeerden eerst hun stellingen in bescherming te brengen. De Spanjaarden bouwden drie forten langs de frontlijn, nl. Sint-Jorisfort (1599 – reeds in 1605 verlaten en weggespoeld) Het Sint-Jobsfort (1599), het Sint-Donaasfort (1605) en het Sint-Frederiksfort. Ook de Nederlanders bouwden een aantal versterkingen langs hun kant.

Uitgeput door de voortdurende strijd werd in 1609 het Twaalfjarig Bestand gesloten dat beide partijen de tijd gaf om op adem te komen. Onmiddellijk na het verstrijken van het bestand in 1621 organiseerden de Nederlanders opnieuw plundertochten in onze parochies.  Aan Spaanse zijde werden het Sint-Donaas- en het Sint-Jobsfort opgeknapt (1620).  Daarna bouwden ze enkele aanvullende forten : Sint-Isabellafort (1622 – De Vrede), Sint-Theresiafort (1622 – ter vervanging van verdwenen Sint-Jorisfort – voorbij de Vrede richting Retranchement).  Vijf jaar later werd de bestaande fortenlinie uitgebreid met het Sint-Paulusfort (1627 – Oosthoek) en het Sint-Bernardusfort (1627 – tussen Sint-Isabella en Sint-Paulusfort – huidig waterzuiveringsstation).

Aan de overzijde zat men ook niet stil en werd  het “Retranchement” gebouwd (1622) met aan de noordzijde het Oranjefort en aan de zuidzijde het Nassaufort.  Ook werden de versterkingen van Sluis verbeterd.

Daarbij moesten de parochies nog belasting betalen aan het Brugse Vrije en vreemde troepen onderdak verlenen en voeden, terwijl de landbouwopbrengsten zeer laag waren. Daarom vroeg Westkapelle in 1621 vrijstelling van belasting met als reden het overcommen vanden gandschen legher in september 1621 ende wedercommen in october daernaer, ten respecte vant verlies van hunne vruchten ende andere goedinghen vanden zelven ouygst, ende oock luttel ghebruick hebben connen doen ten jaere 1622 deur den overlast vant volck van oorloghe aldaer continuelick ghelogeert.

In 1634 werd op aandringen van Graaf Fontaine, de bevelvoerder van de Spanjaarden, de zogenaamde Linie van Fontaine afgewerkt. De linie moest de voortdurende uitvallen van de Sluizenaars verhinderen. De volgende jaren werd de verdedigingsgordel versterkt maar buiten enkele dreigingen kwamen er geen echte invallen meer.

De parochies klaagden meer over het gedrag van de Spaanse legers en hun bondgenoten. André de Cantelmo, die in 1638 superindentant vanden volcke van oorloghe in Vlaenderen was geworden, verordende in 1638 en 1640 dat zijn troepen opeisingen mochten doen in het gebied. Hij liet ook de bestaande Linie van Fontaine versterken.  Het stuk van de linie tussen het Isabellafort en het Sint-Donaasfort wordt dan ook de Linie van Cantelmo genoemd.

De relatieve rust werd grondig verstoord toen de Noordelijke Nederlanden in 1643 een verbond sloten met Frankrijk. De Fransen poogden vanuit het zuiden Vlaanderen te veroveren terwijl de Nederlanders vanuit het noorden een offensief inzetten. De verdedigingslinie in de Zwinstreek hield goed stand. De Spanjaarden kregen versterking van Engelse troepen die in Oostende landden. In Knokke werd een compagnie ruiters gestationeerd. Gelukkig voor de Spaanse Nederlanden kwam er een breuk in het bondgenootschap tussen Frankrijk en de Verenigde Provinciën door een wederzijds wantrouwen van paapsen en protestanten.

Dit wantrouwen werd nog versterkt in de voorbereidende gesprekken voor het Verdrag van Munster waaraan Spanje, Frankrijk en de Verenigde Provinciën deelnamen. De Verenigde Provinciën stuurden aan op een afzonderlijk verdrag met Spanje. Dit verdrag werd uiteindelijk getekend op 30 januari 1648 in Munster en het was zeer belangrijk voor onze streek omdat de grens tussen de Verenigde Provinciën en de Spaanse Nederlanden werd overeengekomen.

De beide partijen behielden het gebied dat zij bezet hielden, maar de grens moest wel 300 roeden (ca 1150 meter), of de afstand van een kanonschot, buiten de Noord-Nederlandse versterkingen liggen. Dat had o.a. als gevolg dat Sint-Anna-ter-Muiden in twee werd verdeeld. Verder werden het Zwin en het Lapscheurse Gat als grens beschouwd. Het Zwin bleef, net als de Schelde, gesloten voor Zuid-Nederlandse schepen en er werd ook besloten om een aantal forten langs beide zijden te slechten. Deze vrede zou eeuwigdurend zijn.

De volgende jaren werden dan ook de forten van Sint-Donaas, Sint-Paulus en Sint-Theresa gesloopt. De kanonnen van het Sint-Paulusfort werden door Knokse boeren naar Brugge gebracht. Het Isabellafort werd echter nog een tijd in stand gehouden (fort wordt in 1678 na de Vrede van Nijmegen gedeeltelijk geslecht).

| inhoudstafel |