Voor 1900 ligt tussen de badplaats Heist-aan-Zee en het grondgebied van Knokke, een groot onontgonnen duinengebied, eigendom van de familie Serweytens de Merckx. In 1893 richt Donat Van Caillie (1871-1947), advocaat in Brugge en kleinzoon van Charles Serweytens, in de duinen een houten gebouw op om wandelaars te ontvangen. Hij noemt het Zeebergen, maar doopt het al snel om tot Duinbergen om verwarring met Zeebrugge te voorkomen. In 1900 verschijnt er de eerste villa Les Chardons . Een jaar later richt Van Caillie de Société Anonyme de Duinbergen op, om een volledig nieuwe badplaats te ontwikkelen. De gronden van de familie Serweytens lopen over een breedte van 400 meter langs de kustlijn, met een oppervlakte van 25 hectare . Voor het ontwerp doet de groep een beroep op de Duitse architect en urbanist Joseph Stübben. Hij groepeert op drie plaatsen kernen van aaneengesloten bebouwing: de kerk, het tramstation en de zeedijk. Alle andere bouwblokken zijn voor losstaande villa's voorbehouden. De hoofdstraten zijn de Zeedijk, de Elizabetlaan langs de tramlijn van 1890 en de Duinbergenlaan (tramstation tot aan Zeedijk). Andere straten zijn minder breed omdat ze geen doorgaand verkeer moeten verwerken. Tussen de villa's lopen wandelpaden. De Société sluit in 1907 een eerste conventie met de Belgische Staat. Die neemt de dijk, de Duinbergenlaan (toen nog Koninklijke Laan) en een deel van het strand terug. Meteen ontstaat er een verbinding van de zeedijken van Heist en Duinbergen. In ruil legt de Société voortaan de plannen van de gevels voor aan het Ministerie van Openbare Werken. Een tweede conventie verzekert de integrale uitvoering van het verkavelingplan. Ze wisselen enkele terreinen uit voor de aanleg van park en tennisveld. In 1911 wordt de Société de Knocke-Duinbergen-Extension opgericht met de bedoeling de duinengronden van Serweytens tussen Duinbergen en Knokke-Bad te verkavelen. De Eerste Wereldoorlog dwarsboomt de uitvoering van de plannen. Pas in 1922 begint de Société Immobilière Knokke Balnéaire , een groep Antwerpenaars rond Joseph Nellens, met de financiering van het Albertstrand in Knokke. In het interbellum gaat de bouw van villa's in Duinbergen in hoog tempo verder. Vanaf dan wordt er een groter spectrum aan stijlen toegepast door de architecten. Naast de nog steeds heel populaire cottagestijl worden de art deco, het modernisme en de hoevestijl vaak gebruikt. De aanleg van het Directeur-generaal Willemspark in 1946 zorgt voor een natuurlijke buffer tussen Duinbergen en Heist. Park 58 is een tweede gemeentelijk park, aangelegd op het waterwinningsgebied rond de watertoren met fondsen van de Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel. Vanaf de jaren 1950 vervangen grootschalige appartementen de authentieke dijkbebouwing uit het begin van de 20 ste eeuw. In de daaropvolgende decennia ruimen ook hotels en villa's in de andere bouwblokken plaats voor grotere gebouwen. In Duinbergen overheerst de keuze voor villa-appartementen. De villa's, in de tweede helft van de 20 ste eeuw gebouwd, verliezen hun exclusief karakter. Er wordt heel vaak gekozen voor een doorsnee stijl gebaseerd op de hoevestijl. Een bijkomend euvel is de volledige witschildering van alle oudere villa's, waardoor de vaak veelkleurige materiaalwerking verloren gaat. Slechts enkele uitzonderingen slagen erin om ondanks de strenge normen voor bouwaanvragen van Knokke-Heist, een eigentijdse, kwalitatieve vormgeving te bereiken. Ondanks alles is de sfeer van Duinbergen als tuinbadplaats vrij goed bewaard gebleven. |
Veel architectuur van voor de Eerste Wereldoorlog treft u in Het Zoute niet meer aan. Het Zoute wordt in het Interbellum la plage la plus en vogue genoemd. Een typisch voorbeeld van de bouwboom na de Grote Oorlog is de Prins Karelwijk, die rond de jaren 1920 een geweldige ontwikkeling kent. Prachtige villa's in de typische cottage-architectuur en art deco bepalen er het straatbeeld. De Prins Karelwjk maakt nu deel uit van Het Zoute dat sinds het eind van de 19 de eeuw wordt ontwikkeld zoals het er nu uitziet. In 1887 koopt het consortium Alfred Verwee (kunstschilder), Henri Dumortier, Louis Van Bunnen (hotelier) circa 34 ha duingrond aan de Zoutepolder tegen 1.000 BEF per ha. Het terrein beslaat een strook vanaf de westelijke grens van de polder. Het doel is de gekochte gronden te verkavelen naar een plan opgemaakt door urbanist Jean Baes. De eerste verkavelaars volgen echter niet de mooie plannen van Baes. In 1908 wordt de Compagnie Immobilière du Zoute (nu: Compagnie Het Zoute ) opgericht. Met de Duitse architect en stedenbouwkundige Joseph Stübben (1845-1936) wordt een contract afgesloten met als doel de aanleg van een villapark in de duinen van Het Zoute. Geen onbekende voor de gemeente, want in 1901 tekent hij het aanlegplan voor Duinbergen. Ook voor Het Zoute doet hij dat en bereikt een evenwicht tussen de verbindingsassen, de wegen, de paden en de privépaden. Rechte assen worden zoveel mogelijk vermeden, zonder te vervallen in een wirwar van slingerende en gebogen wegen. In Het Zoute zijn drie rechte assen te onderscheiden: de Zoutelaan, de Sparrendreef en de Elizabetlaan. Gebroken en gebogen lijnen in het stratenplan worden veelal als pittoresk ervaren en verwijzen naar natuurlijke groei en spontane ontwikkeling. Toenmalige richtingaangevende voorstellen van Stübben zijn gedeeltelijk nog steeds van toepassing: |
In 1937 wordt in de verkaveling van de Société Duinbergen-Knocke Extension een koppelvilla gebouwd in modernistische stijl. Eigenaar is grootindustrieel Raoul Amand uit Baudour (Henegouwen) die droomt van een tweewoonst aan de kust met de namen van zijn kleindochters Yvette en Jacqueline. Hij is echter geen liefhebber van de traditionele kustarchitectuur en staat eerder afkerig tegenover de Engelse cottages en villa's in Anglo-Normandische stijl. Het moet een woning worden in de "Nieuwe Stijl" of modernisme. De bouwheer doet beroep op de lokale architect Florent Vervalcke (1890-1972) die waarschijnlijk zijn enig modernistisch project uitwerkte aan de kust. Vervalcke geeft in zijn ontwerpen de voorkeur aan de Vlaamse hoevestijl. Zijn talrijk ontworpen villa's in Het Zoute zijn er nu nog getuige van. De dubbelvilla wordt gebouwd op de hoek van de Koninklijke Baan (Elizabetlaan) en huidige Zeerobbenlaan. De gevels, binnenbekleding, vloeren, trappen, plinten, alles is in keramiek. Ze hebben iets aparts, ogen charmant en zijn zeer bewoonbaar. Wat opvalt, is dat de koppelvilla één geheel lijkt te vormen. De twee villa's zijn gelijkaardig opgevat, maar verschillen van kleur. In de ene woonst is groen de hoofdkleur, in de spiegelvilla is dit Indisch geel. De uitdaging een bewoonbare woning te bouwen volledig bekleed met keramiektegels wordt glansrijk gewonnen door architect en bouwheer. Beide villa's werden gebouwd in een periode van 3 maanden. Kostprijs van deze dubbele villa, gebouwd op een terrein van 10 are? Sleutel op de deur, grond inbegrepen, 400.000 BEF. De beste materialen worden aangewend, grondstoffen eerste kwaliteit, metalen (bronzen) ramen, enz. De platte daken zijn oorspronkelijk afgewerkt met een koperen bekleding. De heer Raes-Ziane uit Sint-Martens-Latem staat in voor de betegeling in Cérabel . Zelfs het volledig servies is vervaardigd uit Cérabel . Het gebouw is zeer onderhoudsvriendelijk. De grote kuis is een peulschil! Na het verwijderen van de schilderijen, meubels en tapijt worden muren en grond met water afgespoten. Het architectuurtijdschrift Clarté (Art et art decoratif d'architecture) van juni 1938 wijdt een artikel aan de twee, voor hun tijd zeer merkwaardige, villa's met als titel Les villas en céramiques d' Albert Plage . We nemen u mee in de tijd: De gevels zijn opgetrokken in een lichtgeel gemskleurig zandsteen grès cérame . Door de keuze van steen is schilderen of bepleisteren overbodig. Valcke kiest bewust voor soberheid in zijn gevelindeling. Zowel in de zuid- als oostgevel zit een halfronde uitbouw met kleine ramen op de tussenverdieping, een typisch element uit het modernisme. Een overkragende kroonlijst met een plat dak toont duidelijk de horizontale geledingen in de opbouw van de woning. Op de benedenverdieping is bij iedere woongelegenheid een brede loggia uitgewerkt met eveneens een plat dak. De hoofdinkom is voorzien van een ronde luifel met lichtkoepel. Door de grote raampartijen valt enorm veel licht in de binnenruimten. Paden in donkerrode keramische blokjes slingeren zich doorheen de tuin. Het perceel is omringd door een laag stenen muurtje in dezelfde gevelsteen. De villa's zijn volledig onderkelderd. De hall is bekleed met groene, matte keramiektegels (10,3 x 10,3 cm ). We zien overal zitjes, planten, enkele schilderij… Maar: hoe kan je een kader aan een muur van keramiek ophangen? Het systeem is heel eenvoudig maar zeer vernuftig. Tussen de voegen van de keramische tegels steekt men een loden hulsje waarin een schroefdraad getrokken is. De haak voor het schilderij schroeft zich stevig vast in de buisopening. Zo worden de tegels niet beschadigd en hangt het schilderij rotsvast. Indeling en materiaalgebruik getuigen van harmonieuze eenvoud. Op het einde van de hall bevindt zich de trapopening, één trap van enkele treden leidt naar de familiekamers, de tweede voert naar de hoger gelegen gastenkamers. De groene muren zijn voorzien van smalle zwarte tegelbanden om de eentonigheid te breken. Links vinden we de grote huiskamer bestaande uit een eet- en zitkamer en een rookhoek. In de zitkamer staat een breed uitlopende schoorsteen met bovenop een rechthoekige spiegel. De schouwpartij bestaat uit grotere tegels in lichtblauw en is met goudkleurige plinten afgeboord. De donker gepolierde meubels en schilderijen in lichte tinten komen volledig tot hun recht op de champagnekleurige achtergrond van de muren. Op de gelijkvloerse verdieping is een vestiaire, keuken en doorgang. Boven bevinden zich drie kamers respectievelijk in zalmkleur, grijsblauw en groene pastelkleur betegeld. Ook hier is de kleur van de kamer volledig in overeenstemming met gordijnen, meubilair en bijhorigheden. Iedere kamer bezit een gemakkelijk te installeren toiletruimte en douche of badkamer . Hoger liggen de gastenkamers en twee ruimtes voor het personeel. Deze laatste zijn eveneens bekleed met keramische tegels en staan veraf van de doorsnee mansardekamertjes in andere villa's die dienst doen als meidenkamer. De auteur besluit: "nergens heb je het gevoel van kilheid dat je van keramiek zou verwachten". Terug naar 2007. Het is onmogelijk de bestaande toestand te restaureren en bewoonbaar te maken naar de huidige normen van wooncomfort en sociale context. Het is wel de bedoeling dat de geest van de woningen bewaard blijft, zodat het modernistisch juweeltje van de Knokse ontwerper Vervalcke terug in zijn glorie kan hersteld worden. Twee ontwerpers, namelijk architect Hendrik Jacobs en binnenhuisarchitect Patrick Chielens staan in voor de realisatie in opdracht van de nieuwe eigenaar Walter Pauwels. |
Vrijheer baron Jean Baptiste Ernest de Borchgrave kreeg op 10 september 1745 van Maximiliaan III Jozef , keurvorst van Beieren, de titel graaf van het Heilige Roomse Rijk. De titel was overdraagbaar op alle afstammelingen die de naam dragen. Zijn zoon Jean Guillaume Michel Pascal werd in de adelstand erkend op 16 februari 1816. Hij is de overgrootvader van de bouwheer van Villa Altena. Altena is een stad in Westfalen, gelegen aan de Lenne en is de hoofdplaats van de gelijknamige Kreis. Op 20 november 1928 diende graaf Camille Louis Joseph de Borchgrave d'Altena een bouwaanvraag in. Het gemeentebestuur keurde de plannen van Ed. Pelsneer uit Ukkel goed. De graaf en zijn familie vertrokken uit hun woning gelegen aan de Zeeweg in Varsenare en vestigden zich eind juni 1930 in de villa te Knokke. Graaf Camille Louis Joseph de Borchgrave d'Altena werd geboren te Marline op 13 september 1870 en huwde te Philadelphia met Ruth Snyder op 22 september 1904. Op dat ogenblik was Camille in dienst van Koning Leopold II. De vader van Ruth Snyder was een diplomaat. Ze leerden elkaar kennen op een bal in Sint-Petersburg. Uit dit huwelijk kwamen vier kinderen voort: Walram Emmanuel, Serge Emmanuel, Eli Camille Charles Thomas Marje en HuguesAdrien. Tussen 1930 en 1940 woonden er niet alleen de graaf en de gravin. Er was ook nog een maître d'hôtel die hoofd was van het personeel. Hij werd meestal ingehuurd voor speciale aangelegenheden zoals het huwelijk van één van de zonen. De benedenmeid stond in voor het opdienen van de gerechten en het onderhoud van de woning. Er was ook nog een kokkin en een keukenmeid die voor de maaltijden instonden. De bovenmeid stond in voor het onderhoud van de slaapkamers met badkamer. Er was nog een knecht die de tuin moest onderhouden en allerlei klusjes in huis moest verrichten. De chauffeur was de enige niet inwonende knecht. Hij woonde op het Verweeplein en werd gebeld als hij de auto moest komen voorrijden. Daar mevrouw de gravin lange tijd erg ziek was, was er ook nog een verpleegster aanwezig. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de kelder als schuilkelder ingericht. Er kwam een tweede speciale toegang tot de kelder en de kluis werd ingericht als schuilkelder. Dit gaf later aanleiding tot het ontstaan van allerlei speculaties rond het bestaan van geheime gangen. Op 19 januari 1941 stierf graaf Camille Louis de Borchgrave d'Altena. Zijn vrouw bleef op het kasteel wonen tot aan haar dood in 1964. De kinderen erfden de eigendom en verkochten die voor 9.000.000 BEF aan Olivier Marie Allard op 19 november 1964. De villa werd aangekocht door de Belgische staat door onteigening op 28 januari 1966 voor de prijs van 12.100.000 BEF. Op het ogenblik van aankoop was het nog geen internaat. Het gebouw werd ingericht als schoolgebouw omdat er op dat ogenblik geen plaats genoeg was in het atheneum zelf. Op 22 april 1977 werd het gebouw in gebruik genomen als meisjesinternaat na officiële opening door Herman De Croo, toenmalig minister van Nationale Opvoeding. Omdat er nu meer jongens dan meisjes in het internaat van het atheneum van Knokke, inmiddels Gemeenschapsschool Zwinstede-Sincfal genaamd, gehuisvest zijn, is sinds vorig jaar de villa Altena een jongensinternaat geworden. |
Een huis wordt gebouwd om in te leven, niet om naar te kijken. Zo dacht de Engelse filosoof en staatsman Francis Bacon (1561-1626) erover. Deze Open Monumentendag overtuigt u van het tegendeel. Meer nog, kijken naar huizen is zelfs boeiend. Het ene huis is immers het andere niet, zoals u zult merken. ‘Toon me hoe je woont en ik zeg je wie je bent' is een waarheid als een koe en meteen ook de rode draad doorheen deze zondag. Onder ‘wonen' kan heel wat verstaan worden. Soms is het een synoniem voor leven, wat de woning tot een leefruimte maakt. Het feit dat er mensen leven, straalt af van het interieur en de indeling van het gebouw. Praktisch nut is in dat geval de eerste vereiste. Daartegenover staan huizen die in de eerste plaats gebouwd zijn om de rijkdom van de bewoners te laten zien: grote percelen, rijk versierde gevels, interieurs waar de luxe van afstraalt. Leven doet men ook niet alleen, zeker niet in het verleden. Het was niet ongewoon dat er meerdere generaties onder hetzelfde dak verbleven, of zelfs mensen van verschillende status. Denk daarbij aan inwonend personeel. ‘Wonen' kan ook doelen op de locatie. Het onderscheid tussen stad en platteland, tussen centrum en rand. Daaraan kan de status van de bewoners worden afgelezen. In de middeleeuwse stad was het namelijk zo dat kerkelijke of wereldlijke gezagsdragers in het centrum gevestigd waren en ambachtslieden en handelaars meer naar de omwalling toe. Daarnaast is wonen – niet alleen in vroegere tijden - zeer nauw verbonden met werken. Tegenwoordig nemen veel mensen hun werk mee naar huis, maar vroeger was voor velen het huis synoniem voor de werkplaats. Deze verschillende betekenissen van wonen komen terug in het aanbod van deze Open Monumentendag. Het Zwart Huis dat Huib Hoste in 1924 bouwde voor dokter De Beir is het bekendste Knokse voorbeeld van woonarchitectuur. Het ging om een ruime, goedkope woning, waar de dokter zijn praktijk had en met zijn gezin leefde. Heel Knokke sprak er schande over. Hoste had de gevel immers zwart geteerd, wat in schril contrast stond met de witte betonnen ramen. Deze architectuur sloot aan bij de modernistische Stijlbeweging in Nederland, die naast primaire kleuren vooral zwart en wit gebruikte. De restauratie van 1999-2000 heeft dit monumentale huis weer in haar vroegere glorie hersteld. Eveneens modernistisch zijn de gekoppelde villa's Yvette en Jacqueline. Eigenaar Raoul Amand koos met bouwmeester Florent Vervalcke voor een eenvoudige vorm, gele bakstenen, platte daken en afgeronde luifels. Eenvoud en nut stonden voorop. Dit komt tot uiting in het volledig betegelde interieur. Keramiek is immers makkelijk te onderhouden. Momenteel staat de woning leeg, waardoor de tegels volledig tot hun recht komen. Ook dit monument wordt binnenkort gerenoveerd. De Villa Altena is een elitaire vorm van wonen. De buitenkant liet zien hoe rijk de eigenaar was. De villa werd genoemd naar de bouwheer, graaf Camille de Borchgrave d'Altena. Dit pand werd in 1929- 1930 in neoclassicistische stijl opgetrokken en huisde niet alleen de graaf en de gravin, maar ook een hele rist huispersoneel. Tegenwoordig wordt de villa gebruikt als internaat. Open Monumentendag stelt niet alleen deze parels van monumentaal erfgoed open, maar heeft eveneens twee wandelingen voor u uitgestippeld. In de wijk Prins Karellaan zijn exclusieve woningen in de typische cottagestijl te bezichtigen. Deze wijk kende in de jaren 1920 een explosieve ontwikkeling. De elegante en pittoreske badplaats Duinbergen, die in 1905 door Joseph Stübben werd ontworpen, kunt u eveneens via kronkelende straten en wandelpaden leren kennen. Maak er een monumentale dag van! |