banner-kleyne-vlakte

Dijken

Praktische informatie

Plaats:

Ooievaarslaan (Kunstwerk Rückriem voorbij ingang natuurreservaat het Zwin), Knokke

Uren: Vertrek om 11, 14 en 16u

Verhaal: Dit voormalige schorre- en strandgebied is sinds de 19e eeuw door de Internationale Dijk van de zee afgesneden. Een deel ervan werd tot de jaren 1960 gebruikt als vliegveld, ook tijdens WO II. De voorbije jaren zijn in het gebied natuurherstelwerken uitgevoerd, met de bijbehorende discussies. | Afstand: 4 km. Duur: 1,5 uur. In samenwerking met het Agentschap Natuur en Bos van de Vlaamse overheid.

De indijking van het huidige natuurreservaat ‘De Zwinduinen en –polders’ startte in 1785 met de aanleg van de Hazegraspolderdijk. Hierdoor ontstond de Nieuwe Hazegraspolder. Twee jaar later volgde de indijking van de Zoutepolder door de Zoutepolderdijk. Op de strandvlakte bleven nog drie geulen actief die in de eerste helft van de 19de eeuw geregeld doorbraken. Bij zware stormen zetten deze drie geulen de dijken van de Hazegraspolder en de Zoutepolder onder druk. Een storm op 14-15 januari 1808 sloeg een bres in de Hazegraspolderdijk. Om de dijkbreuk te herstellen werd een Kraagdijk opgetrokken. De westelijke tak van het toenmalige Zwinestuarium (ook gekend als Smokkelgat of Paardenmarktkreek) vormde ook een bedreiging voor de Hazegraspolderdijk en werd vanaf 1827 stapsgewijs afgedamd. In 1849 werd de Smokkeldam aangelegd. De bouw van de Internationale Dijk (1872-1873) was een laatste stap in de bedijkingsgeschiedenis. Zo stond de Kleyne Vlakte, daarvoor ook een gebied van slikken, schorren en geulen, niet meer onder invloed van de zee. De echte zeedijk kwam er pas in de periode van 1910 tot 1943. De Kleyne Vlakte maakt deel uit van het natuurreservaat De Zwinduinen en –polders.

Luchthaven

vliegveld-kleyne-vlakte-1

Begin jaren 1930 werd in de Kleyne Vlakte een vliegveld (40 ha) aangelegd, luchthavengebouwen incluis. Het vliegveld werd in het begin vooral gebruikt als zweefvliegveldbasis en voor luchtdopen, vlieglessen en rondvluchten. Bij de start van WO II kwam het terrein in handen van de Belgische luchtmacht. Na luchtaanvallen in mei 1940 veroverden de Duitsers het vliegveld en breidden het in westelijke richting uit tot 150 ha. Bij de bevrijding deed het vliegveld dienst als bevoorradingsluchthaven voor de Engelsen.

Na WO II exploiteerden Sabena, KLM en British Airways de luchthaven tot 1960. Op 1 februari 1953 liep de Kleyne Vlakte ongeveer een halve meter onder water door de beruchte overstromingsramp. Ten noorden van de Koninklijke villa was de Internationale Dijk wat lager gelegen omdat het Belgische leger op die plaats munitie naar zee voerde om te laten ontploffen. Om de Internationale Dijk te herstellen werd hier zand gewonnen en ontstonden 2 putten.

De luchthavenconcessie verliep in 1962 en alle gebouwen werden afgebroken. Op het vliegveld werden zeedennen aangeplant en de putten werden gebruikt voor de jacht. Het gebied werd met prikkeldraadafsluitingen opgedeeld in verschillende weilanden. Er kwam ook een kartingcircuit dat is blijven bestaan tot eind de jaren 1990.

Golf

Ook de aanleg van het golfterrein ‘Nieuwe Golf’ of ‘Golf aan de Lekkerbek’ had opnieuw een grote invloed op het landschap: het terrein werd geëffend, duindoorn werd gekapt, waterputten werden gegraven en grond en graszoden werden aangevoerd. Vanaf de zomer van 1929 kon er worden gegolfd. Dat gebeurde tussen de schapen want het terrein bleef gewoon verder dienst doen als weide. De villa ‘Het Bronnetje’ ten westen van de ‘Groenpleinduinen’ werd gebruikt als clubhuis. Hier is de golfbaan nr. 18 te zien. Het golfterrein werd na de Tweede Wereldoorlog doorsneden door de aanleg van de Zwinlaan.

Jumping

In 1929-1930 werd een paardenrenbaan aangelegd in De Zwinduinen en -polders. De Paardenmarktbeek werd hierbij deels gebetonneerd om te dienen als hindernis. Voor de bouw van de paardenrenbaan werden de gronden genivelleerd, betonnen afsluitingen opgetrokken en kijkheuvels
aangelegd. Tot de jaren 1960 werden er jaarlijks internationale jumpings georganiseerd. De bekendste deelnemer was Prins Bernard van Nederland.

Oorlogen

overstroming-kleyne-Vlakte-1953-Constant-DevroeTijdens WO I waren De Zwinduinen en -polders van groot strategisch belang voor de Duitse bezetter. In 1916 werd gestart met de bouw van ‘Batterij Bremen’. Deze artillerie-eenheid moest enerzijds de haven van Zeebrugge beschermen en maakte anderzijds ook deel uit van de ‘Hollandstellung’ om de noordgrens van België te beschermen tegen een aanval vanuit Nederland.

Een smalspoorbaan zorgde voor een verbinding met de batterij ‘Sint-Paul’ die ten noorden van het ‘Sint-Paulusfort’ lag (Oosthoek) en waar vier 88 mm kanonnen stonden opgesteld. Deze batterijen vormden samen met een bunkerlinie langsheen de Nederlandse grens de ‘Hollandstellung’ die tot aan Turnhout liep.

De Zwinduinen en –polders en zijn onmiddellijke omgeving waren belangrijk voor de verdediging van de Scheldemonding tijdens WO II. In het landschap liggen de resten van een gesloopte schietstand als onderdeel van het steunpunt ‘Batterie Schelde’. De schietbanen zelf zien eruit als lichte depressies.

Om tijdens WO II het vliegveld en de verdedigingscomplexen in het noorden van De Zwinduinen en -polders te verdedigen, werd in het begin van de jaren 1940 een antitankgracht aangelegd. Dit gebeurde ten westen van het vliegveld. De gracht werd door de Duitse ingenieurs aangelegd op een restant van een oude geul uit de 19de eeuw toen het huidige bos-, weide- en duingebied nog een strandvlakte was.

In De Zwinduinen en -polders hebben heel wat mijnenvelden gelegen. In 1944 verspreidden de bezetters landmijnen over het volledige vliegveld waardoor het onbruikbaar werd. Het mijnenveld kreeg de codenaam ‘114 Odette 712’. Er lagen ongeveer 12. 000 mijnen. De meeste mijnenvelden werden nog tijdens WO II opgeruimd door de geallieerde troepen maar een aantal achtergebleven mijnen zorgde later wel voor dodelijke ongelukken.

Natuur

luchtfoto-kleyne-vlakte-voor-natuurherstelwerken

Het natuurgebied De Zwinduinen en -polders kent een waaier aan kustbiotopen. Langs de zeezijde vind je zeereepduinen, meer landinwaarts gaan de duinen over in struweel en duingrasland en tref je een aangeplant bos met loof- en naaldhout. Het zuidelijke deel van het reservaat is een voormalige strandvlakte die nu bestaat uit weiden. Van hieruit heb je uitzicht op al deze verschillende kustbiotopen. Door overgangen in onder meer de bodem (van zand naar klei) en het grondwater (van zout naar zoet), kent dit natuurgebied een uiterst zeldzame flora en fauna en is daardoor uniek in Vlaanderen!

In 2009-2010 kreeg de Kleyne Vlakte een nieuw uitzicht dankzij het Europese natuurherstelproject LIFE-ZENO. Het open landschap en de oorspronkelijke geulen in de Kleyne Vlakte werden hersteld door afgravingen. Hierdoor ontstonden opnieuw vochtige duinpolderbiotopen. Het gebied wordt beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos, die ook het gebied aan de hand van nieuwe informatieborden de wandelaar laat stilstaan bij natuur, landschap en erfgoed van de Zwinduinen en -polders.

 

Bronnen: Diverse teksten Agenschap Natuur en Bos

banner-saint-georges

 


Praktische informatie

Plaats:

Zoutelaan 77, Knokke

Uren: Van 10-17u, met doorlopend gidsbeurten

Verhaal: Dit kerkje met neogotische inslag (1911) is oorspronkelijk gebouwd naar een ontwerp van architect Adolphe Pirenne. In 1926 werd een gekanteeld torentje naar de plannen van architect Dujardyn aangebouwd. De Duitse bezetter gebruikte het tijdens WO I als paardenstal. De Duitse bezetter gebruikte het tijdens WO I als paardenstal. Ook daarna deed het nog dienst als stalling voor het Belgische leger. Deze ‘fasen’ zijn nog zichtbaar. Een bombardement tijden WO II veroorzaakt grote schade. In 1953 werd het grondig gerestaureerd en heropend.

knokke_saint-george_buiten

Op het einde van de 19de eeuw kwamen de Britse toeristen met de mailboot naar Oostende. Ze reisden naar Brugge om deze stad met vermaarde geschiedenis te bezoeken. Een uitstap met de stoomtram naar Knokke zorgde voor een portie gezonde zeelucht. Al snel burgerden de Engelsen zich in en kwamen in de ontluikende badstad wonen. Al in het begin van de 20ste eeuw telde Knokke een Engelse kolonie van 300 leden, zowel gepensioneerde oud-strijders als toeristen. De Engelse families hadden behoefte aan een kerk. Kleine diensten werden in openlucht in de duinen gehouden.

In 1905 richtten kapelaan Arthur Hull uit Brugge en de afgevaardigden van de voorlopige golfclub een aanvraag aan de Zoutepolder om een Engelse kapel op te richten. Het gemeentebestuur gaf goedkeuring mits een plan en bestek zouden worden opgesteld en voorgelegd. Daarin stond ondermeer dat het gebouw minstens zes meter hoog moet zijn. Een aanvraag voor een subsidie van 2000 Belgische frank werd geweigerd. De Engelsen klopten aan bij de familie Lippens en hetzelfde jaar nog schonk de Zoutepolder een stuk grond van 362 m² voor de oprichting van een kapel aan de Zoutelaan (niet ver van de Piers de Raveschootlaan), goed voor 150 gelovigen. De Zoutelaan lag dan nog gewoon in het duinzand. In 1908 bleek de kapel al te klein voor de erediensten. Door de groei van de Engelse kolonie werd uitgekeken naar een groter kerkgebouw. De elektriciteitsmaatschappij kocht het eerste gebouwtje op en breidde het in 1910 uit tot een centrale.

In 1911 werd na onderhandelingen met de Compagnie Het Zoute gekozen voor een meer oostelijke locatie, ook aan de Zoutelaan. De Compagnie schonk de grond, waarna de bouw naar plannen van architect Adolphe Pirenne door de plaatselijke aannemer Camille Deckers kon beginnen. De kosten voor de bouwwerken bedroegen 16 651 Belgische frank. De anglicaanse kerk leende 9000 frank bij de ‘Society for the Propagation of the Gospel’. De verkoop van het oude kapelletje bedroeg 3000 frank. Patroonheilige werd Saint George (Sint-Joris met de draak).

Bouwen kon niet zomaar. Het is opvallend hoe de familie Lippens alle werkzaamheden van nabij opvolgde en nauw betrokken was bij heel wat details. De aannemer twijfelde voor de bouw van het kerkje aan de ligging en vreesde dat hij te dicht bij de straat zou bouwen. Prompt schreef hij zijn opdrachtgever aan en vroeg de Compagnie richtlijnen ter zake.

De eerste kapelaan was Rev. H.C. Barnes. Hij werd opgevolgd door Rev. Taylor, die in 1958 overleed. Daarna kwam Rev. Jones van Oostende die als ‘visiting clergyman’ de diensten verzekerde. Nu leidt Rev. Peter Tilley de kerkdiensten van de parochiekerk, die behoort tot de Community Church of England.

Links van de deur zit een steentje met 1911 en boven de deur zit een Sint-Jorisreliëf. De patroonheilige kon de kerk echter niet vrijwaren van ongeluk. Want nog datzelfde jaar moesten na een reeks windstoten de beschadigde oostelijke en westelijke brandglazen vervangen worden.

dominicanenkerk

Tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikten de Duitsers de kerk met neogotische inslag als paardenstal. De vloer, te glad voor de paardenhoeven, werd opgebroken. De gemetselde troggen zijn nog steeds zichtbaar. Na de oorlog was de bepleistering helemaal losgekomen en bleek de kerk ernstig beschadigd door inslagen van bommen en granaten. Na de bevrijding bleef het Belgisch leger de kerk gebruiken als stallen. In 1926 zond de ‘Society for the Propagation of the Gospel’ architect E.E. Lofting naar Knokke. Hij raadde aan een galerij ter ondersteuning van het middenschip en een typisch Engels kantelentorentje bij te bouwen. Het torentje is van architect A. Dugardyn. In 1928 volgden alweer nieuwe uitbreidingen met een altaargedeelte en een dienstzaal.

Bij de bevrijding van Knokke in november 1944 werd het kerkje zwaar beschadigd door beschietingen. Na de Tweede Wereldoorlog liet Charles Piercy het gebouw grondig restaureren. De brandglazen werden bekostigd met een geldinzameling in Engeland naar aanleiding van de herdenking van Saint George’s Day, de aanval op Zeebrugge in 1918, ook wel ’Officers and Men who gave their lives for King and Country in the Naval Action at Zeebrugge, St. George's Day 1918‘. In 1953 opende de kerk weer zijn deuren.

Bronnen
• Engelse kerk van het Zoute, in Cnoc is ier, 19, 1982, p. 89.
• Ballegeer, Johan – Archiefbeelden Knokke-Heist – Tempus Publishing Company (Stroud, GB), 2003.
• Muylle, Philippe et al. – Compagnie Het Zoute. 100 jaar in Knokke – Lannoo, 2008
• Opdedrinck, J. – Geschiedenis van Knokke – Lannoo, 1968.
• Lannoy, Danny – Knokke en de Belle Epoque – De Distel, 1993.

banner-sint-antonius-kerk

Praktische informatie

Plaats:

Sint-Jozefstraat 1, Heist

Uren: Van 11-18u, met doorlopend gidsbeurten

Verhaal: Deze neogotische parochiekerk (1871-1875) werd gebouwd voor de toen sterk groeiende vissersgemeenschap, ter vervanging van de vroeggotische kerk in het zuiden van Heist (Koudekerke). Bijzondere aandacht gaat naar de visserij en het conflict tussen mens en zee.
I.s.m. Kerkfabriek Heist-aan-Zee.



heist_kerk_oud_panorama_BFH1025In Heist is de link met de visserij en de vissersgemeenschap nooit ver weg, ook niet in de Sint-Antonius Abtkerk. In 1863 wordt beslist om de vroeggotische kerk in het zuiden van Heist (Koudekerke) te vervangen door een nieuwe, grotere kerk in het noorden van de verschoven dorpskom. In de periode 1871 - 1875 wordt naar een ontwerp van architect P. Buyck een neogotische basilicale kerk opgetrokken. De toren wordt pas in 1886 toegevoegd.

Het roosvenster uit 1993 ‘Uitvaren ter vangst’ aan de noordzijde brengt een eerbetoon aan de zeevisserij. Het wel en wee van de vissers wordt er in 25 m² gebrandschilderd glas uitgebeeld, bekroond door de geliefde ‘Ster der Zee’. De zee geeft niet alleen, soms neemt ze ook en eist ze haar tol: schepen vergaan, vissers komen om. Velen vonden het zeemansgraf. Linksbeneden dit roosvenster staan in het in-memoriampaneel 180 namen gebeiteld. De naamlijst werd door Jozef Couwijzer opgesteld en staat gebeiteld in 24 panelen in eikenhout. Troostend en bemoedigend prijkt het beeld van Maria ‘Ster der Zee’ op de vooruitstekende boeg van een visserssloep, de H1 met een verguld anker. Het is in hout gesneden en gepolychromeerd, met een roodkleurig kleed en blauwe halfopenhangende mantel. Op het hoofd draagt Maria een gouden kroon. Het Kind Jezus houdt een wereldbol met kruis in de hand. Dit beeld werd door de graaf en gravin van Vlaanderen geschonken ter gelegenheid van hun eerste bezoek aan de kerk van Heist op 18 mei 1884.

In de andere gebrandschilderde glasramen refereert een aantal taferelen naar de visserij: vissers in de storm, het bedaren van deze storm door Christus en de wonderbare visvangst.

heist_kerk_vissers_algemeen

In 1988 richtte de pastoor achteraan in de linkerzijbeuk een rouwkapel in. De gewoonte om houten kruisjes met namen van de overledenen aan te brengen dateert van Allerzielen van dat jaar. In de torenmuur is de gedenksteen ingemetseld als aandenken aan Johannes Quintens, zoon van Jan en Pasphasia Vandeweerde. Hij werd in Heist geboren en was Onze-Lieve-Vrouwe-, armen- en kerkmeester. Onder de Oostenrijkers was hij hoofdman van Heist, gedurende de Franse en Hollandse tijd burgemeester. De gedenksteen herinnert aan de eeuwige fundatie (= stichting tot het opdragen van missen, broodbedeling en armenzorg). De witmarmeren steen van 1,51 m hoog en 0,99 m breed is omringd door een blauwmarmeren kader en ingemetseld in de muur.

Rechts van de toren was vroeger de doopkapel, die nu devotiehoek is. Ook daar staat een gedenksteen van een lid van de familie Quintens, namelijk Jacobus, zoon van Jan en Mary Francesca De Witte. Ook Jacobus werd geboren in Heist en was Onze-Lieve-Vrouwe- en kerkmeester en tevens burgemeester. Ook deze gedenksteen herinnert aan een eeuwige fundatie met uitdeling van brood aan de armen. Het grafschrift meet 1,65 bij 1,05 m en zit in een blauwmarmeren omlijsting vervat.

heist_kerk_vissers_detailIn de devotiekapel hangt het schilderij ‘Onze-Lieve-Vrouw van Smarten’ ook wel ‘Onze-Lieve-Vrouw van de vissers’ genoemd. Dit kunstwerk uit 1901 is van de Gentse kunstschilder Theophiel Liebaert (1848 - 1927). Het tafereel stelt de Moeder Gods voor, de handen gevouwen in smeekgebed als voorspreekster voor de vissers die in levensgevaar zijn op zee. Haar gelaat is scherp getekend door droefheid en angst. De achtergrond is voor driekwart gevuld met een gordijn, terwijl bovenaan een vissersboot dreigt te vergaan.

Bronnen
• Lannoy, Danny – Knokke-Heist terugblik – De Distel, 1998.
• Van den Heuvel, Jozef et al. – Parochieboek van Sint-Antonius Abt te Heist-aan-Zee – Uitgeverij Crea, 1998.

DSC05358 DSC04336 (Small)

banner-molen-callant

 

Praktische informatie

Plaats: Ramskapellestraat z/n, Ramskapelle

Uren: Van 10-18u, met doorlopend gidsbeurten en aanwezigheid van molenaar

Verhaal: Deze spierwitte bergmolen (1897), met onderdelen van een oudere staakmolen die al in 1461 wordt vermeld, staat aan de rand van een pittoresk polderdorp. Hij is in 1999 als monument beschermd en de omgeving als dorpsgezicht. In 1912 werd hij uitgerust met een motor om ook op windstille dagen te kunnen malen. De molenaar vertelt met passie over de molen en zijn restauratie.

De oudste vermelding van een molen in Ramskapelle is uit 1416: ‘te Ramscapelle, eene meulne toebehoo­rende Janne van Dud­zeele’. De molen, een houten staakmolen, was op een kleine kunstmatige heuvel gebouwd, 200 meter ten zuiden van de dorpskom, vermoede­lijk om de mensen die in de nabijgelegen steenovens werkten, van brood te voorzien. Bij de molen hoorde immers ook een bakke­rij. Pourbus tekende de molen van Ramskapelle op zijn kaart van 1571. Rond 1580, tijdens de godsdiensttroebelen, gaat de molen in de vlammen op, maar wordt daarna weer opgericht. De laatste staakmolen begaf het in 1896 tijdens een storm.

In 1897 bouwde Jozef De Vos met hergebruik van bepaalde 17de- of 18de-eeuwse onderdelen van de afgebroken staakmolen, een stenen molen in gele baksteen (formaat 22 x 11 x 6,5 cm) met rond­boogvensters en twee ingangen, bestaande uit eenvoudige bakstenen dorpels en klampdeuren. In de roodgeschilderde sluitsteen boven de ingang staat de inscriptie: ‘J. De Vos / Deckers 1897’. In 1912 werd door een Duits bedrijf een motor geïnstalleerd, waardoor de molen mechanisch of door de wind kon worden aangedreven. De motor stond buiten de molen en werd door een riem verbonden met de onderaandrijving, waarvan de aandrijfwielen aan de buitenkant van de romp bevestigd waren. De huidige eigenaarsfamilie Callant verwierf de molen in 1924.

restauratie-molen-van-callantIn 1934 wordt één roede uitgehaald, in 1936 de andere. Op 5 januari 1936 waait door een storm de kap van de molen. Vanaf dan tot 1960 draait de molen mechanisch, het maalwerk werd via een extern riemwiel door een buiten de molen opgestelde motor aangedreven. Het mechanisme - twee maalstoelen op de steenzolder, het spoorwiel dat twee kamwielen aandrijft - bleef gelukkig aanwezig. Charles Callant was molenaar tot 1960. De molen kwam daarna buiten gebruik. Doordat de koppen van de moerbalken volledig uitgerot waren, was er instortingsgevaar. Ofwel moest men alles stutten, ofwel de volledige binneninrichting verwijderen. Er werd gekozen voor de laat­ste oplossing.

molen-van-callant-for-freedom-museumNa de klassering in 1999 als monument en de gebouwen in de onmiddellijke omgeving als dorps­gezicht ontstonden plannen voor de restauratie. De maalinrichting en de zolders werden in juni 2001 uit de molen gehaald met een hijskraan. Alle onderdelen werden van een etiket voorzien, behandeld tegen houtworm en verdere verrotting en opgeslagen in een loods. Intussen werd de molenromp, vloeren en trappen en het overige metselwerk gerestaureerd. In 2005 werden de kap, de wieken, de maalinrichting en de molenberg te worden gerestaureerd zodat de molen terug maalklaar werd. Het eerste weekend van augustus 2005 werd de Molen van Callant plechtig ingehuldigd.

De huidige conische bakstenen molenromp is volledig met een cementlaag bezet. De benedenvloer is uit baksteen op kant, de zoldervloeren bestaat uit zowel brede als smalle planken. De molen heeft een steen- en een luizolder. De ingang en de vensters zijn omsloten door een rondboog met regenlijst. De molen heeft twee koppels maalstenen, op de klauwijzers respectievelijk gedateerd 1626 (oudst vermelde datum in het West-Vlaams molenbestand!) en 1735. Op een balk op de benedenverdieping is de naam van de laatste molenaar geschilderd ‘19 C. Callant 23’, op het ene klauwijzer staat ‘isb’ en ‘1626’, op het andere ‘1735’.

 

ramskapelleRamskapelle

De parochie Ramskapelle is ontstaan op een grote terp waar al voor de indijking van de Zwinstreek schapenboeren woonden. Deze vluchtheuvel in de toenmalige Nederlanden werd na de aanleg van de Evendijk uitgebreid tot een woonterp. Deze ronde hoogte met een doorsnee van ongeveer 125 m is nog steeds waar te nemen in de dorpskern van Ramskapelle. Naarmate de ontginning en de uitbating van het ingepolderde gewest vorderde, kwamen meer boeren zich in het gewest vestigen en werden meer wegen aangelegd. Op de terp bouwden enkele landarbeiders hun huisjes. Er groeide een dorpskern waar men een hulpkapel oprichtte. Enkele jaren later werd de kapel verheven tot parochiekerk, die in 1260 de naam Ramskapelle kreeg. Men neemt aan dat de nieuwe parochie in de eerste helft van de 13e eeuw van de moederparochie Dudzele afgescheiden werd. In 1546 bestond in Ramskapelle al een boogschutters­gilde. Kerk en pastorie werden op het einde van de 16de eeuw in brand gestoken en het duurde tot 1638 om die volledig opnieuw op te bouwen.

 

Steenbakkerijen

Het vroege bestaan van Ramskapelle is vermoedelijk te danken aan de aanwezigheid van Brugse steenovens in de buurt. Op 23 mei 1331 verkochten Marie en Pieter vander Weyde hun huis met een groot stuk grond, genaamd Aaishove, aan het Brugse Stadsbestuur. De grond was door de aanwezigheid van klei en turf op geringe diepte uitermate geschikt voor het maken van bakstenen. Het Stadsbestuur stelde deze eerste tegelrie onder toezicht van de meester van het Sint-Janshospitaal omdat het hospitaal al jaren over eigen steenbakkerijen beschikte. De eerste stenen die in het voorjaar van 1332 gebakken werden, dienden voor de bouw van twee steenovens. In die periode werden nog meer steenovens in de driehoek Dudzele/Lissewege/Ramskapelle opgericht. De karelen (vierkanten gebakken stenen) konden immers gemakke­lijk via de Noordwatergang naar Brugge verscheept worden. De gebroeders Clauwaert zorgden voor de verdere uitbating van de steenovens.

Er werden miljoenen stenen gebakken, die naar Brugge verscheept werden en dienden voor de bouw van de stadsomwalling, de poorten en een groot aantal bruggen en kaaien. Het werk in de steenovens werd gedaan door mensen die in barakken op de terreinen leefden. De molen met bijhorende bakkerij werd dan ook vermoedelijk gebouwd om die mensen van voedsel te voorzien. Voor de 16de eeuw was de meeste poldergrond in Ramskapelle al uitgebakken, waardoor de stenen­productie stilviel. Omstreeks 1800 ontstond een nieuwe steenoven, die tot het begin van de 20ste eeuw actief was.

banner-for-freedom

Praktische informatie

Plaats:

Ramskapellestraat 91-93, Ramskapelle

Uren: Van 10-18u, met doorlopend gidsbeurten

Verhaal: 

Dit museum belicht de bevrijding van de Zwinstreek in het najaar van 1944, een intens conflict tussen de Duitse bezetter en de hoofdzakelijk Canadese bevrijders. In de tuin liggen de wrakstukken van vliegtuigen die zijn opgegraven door het archeologisch team van de Belgian Aviation History Association.
Zie ook:  www.forfreedommuseum.be

.




Het For Freedom Museum brengt op een bruisende en realistische wijze de sombere tijden van de Tweede Wereldoorlog in beeld. Geen enkele inwoner uit de Zwinstreek en West-Zeeuws-Vlaanderen bleef tussen 1940 en 1944 gespaard van repressie en ontbering. Deze zwarte periode in onze geschiedenis vormt het hoofdthema van het museum. In tegenstelling tot andere musea evoqueert For Freedom in zeer natuurgetrouwe decors de verschillende facetten van WO II. De sfeer ademt de bezetting, vervolging en bevrijding van de oorlog uit. Als bezoeker word je werkelijk ondergedompeld in de donkere bladzijden van onze geschiedenis tussen 10 mei 1940, de eerste dag van de bezetting, en 1 november 1944, de verlossende datum van de bevrijding van onze regio.

September 1944

‘La Belgique est libérée!’… niets is minder waar.

Opstormende Britse, Canadese en Poolse tankeenheden bevrijden in recordtempo Ieper, Roeselare, Brussel, Gent en Antwerpen. Eens in Frankrijk, de Somme over, lijkt niets of niemand de geallieerde stormram te kunnen stoppen. Duitse troepen vluchten ongeordend en zwaar gehavend door onze streek richting ‘Heimat’. Duizenden slagen er echter in om via Breskens over Walcheren en Zuid-Beveland te ontkomen.

De geallieerden zetten een ambitieuze luchtlandingsoperatie op touw. Landingstroepen moeten vijf bruggen tussen Leopoldsburg in België en Arnhem in Nederland veroveren, terwijl tankeenheden de gebieden tussen de bruggen moeten innemen. Dit zal de geallieerden in staat stellen om het industriële hart van Duitsland in een mum van tijd te treffen. De bruggen over de Rijn in Arnhem worden echter niet op tijd door de geallieerde tanks ontzet. Ja, Arnhem bleek een brug te ver te zijn…

Eind september 1944 werkt het geallieerde hoofdkwartier ‘Operation Switchback’ uit om de monding van de Schelde vrij te maken. Hiervoor moet Zuid-Beveland en Walcheren van de rest van Nederland geïsoleerd worden en de ‘Scheldt Pocket’ - het gebied dat door het Leopoldkanaal, de Schelde en de Noordzee afgebakend was – vrijgemaakt worden.

Canadese troepen

Dat dit geen sinecure zal zijn hebben de Canadese troepen snel door. Onder zeer slechte weersomstandigheden, waardoor luchtmachtondersteuning zeer beperkt blijft, ploeteren eenheden van de ‘3rd Canadian Infantry Division’ onder het bevel van Gen-Maj. Dan Spry door onze Zwinvlakte om Knokke-Heist en Zeebrugge op 1, 2 en 3 november 1944 te bevrijden.

Eenheden van de ‘2nd Canadian Infantry Division’ slagen erin na zeer harde gevechten om via Zuid-Beveland naar de verbinding met Walcheren op te rukken. Een Schotse Divisie (52nd Lowland Division’) steekt de Schelde over en landt in Walcheren om door te stoten naar Vlissingen. Op 1 november landen zelfs Commando’s op de kust van West-Walcheren.

Al deze inspanningen zijn nodig om de Duitse kanonnen van Vlissingen, Cadzand en Duinbergen het zwijgen op te leggen. De haven van Antwerpen die met de hulp van het verzet begin september vrijwel intact in Britse handen is gevallen, moet absoluut benut worden. Maar dokken, kaaien, kranen, opslagplaatsen, benzinetanks liggen er verweesd bij, zolang beide oevers van de Schelde in Duitse handen blijven.

Strobrugge en Biervliet

Onze Canadese bevrijders steken op 6 oktober 1944 te Strobrugge met vouwbootjes het Leopoldkanaal over en proberen voor Eede een bruggenhoofd te vestigen. Dit lukt nauwelijks omdat de Duitse troepen zich met ongelooflijke moed verdedigen. Drie dagen later landt een tweede brigade van over de Braakman op de stranden in de omgeving van Biervliet. Daarvoor worden amfibie voertuigen aangewend die voorheen enkel in de Pacific ingezet zijn. Nog een dag later landt een derde brigade op diezelfde stranden.

Moeizaam maar zeker bevrijden de Canadezen, bijgestaan door Britse tankeenheden, polder per polder, gehucht per gehucht, dorp per dorp. Biervliet, Hoofdplaat, Nummer Een, Breskens, Oostburg, Nieuwvliet, IJzendijke, Groede, Cadzand, Aardenburg en Sluis blijven voor eeuwig in het geheugen van vele veteranen gegrift.

De Duitse troepen hebben tijd gehad om de streek te verdedigen en de strijd voor te bereiden. Daartoe worden vele polders gewoon onder water gezet waardoor luchtlandingsoperaties bemoeilijkt worden maar waardoor de bevrijders vooral verplicht worden op de dijken op te rukken. Het zijn taaie, in de strijd geharde Oostfrontveteranen die respect afdwingen en meester zijn in het uitvoeren van tactische krijgsspellen.

Zwinvlakte

Na weken van uitputtende gevechten naderen de geallieerden het grensdorp Retranchement. De brug is er door Duitsers opgeblazen waardoor de bouw van een noodbrug zich opdringt. Genisten klaren deze opdracht onder continue beschietingen van achter de Internationale Dijk. Op hetzelfde tijdstip steken moedige infanterie-eenheden het uitwateringskanaal over om verder op te rukken naar Knokke. Deze badstad zit op dat ogenblik overvol vluchtelingen. Heist is volledig geëvacueerd en vele mensen uit de aangrenzende poldergemeenten vinden er een tijdelijk onderkomen. Dankzij de inspanningen van vele civiele instanties heeft iedereen een dak boven het hoofd en kunnen de vele monden toch gevoed worden.

Uiteindelijk wordt in de duinen van Zeebrugge op 3 november 1944 de laatste witte vlag geplant. De monding van de Schelde is vrij. De Duitse bezetter is verslagen en duizenden soldaten zijn krijgsgevangen genomen, maar dit succes is niet zonder slag of stoot gegaan. Vele Canadese en Britse soldaten sneuvelen op Zuid-Beveland, Walcheren en in de Zwinvlakte.

Eindelijk kan werk gemaakt worden van de openstelling van de Schelde. Wrakken, mijnen en obstakels worden verwijderd. Het eerste liberty-ship, de ‘Fort Cataraqu’, vaart op 28 november de haven van Antwerpen binnen. De geallieerde aanvoerlijnen worden hierdoor met 600 km ingekort. De vooruitzichten zijn bijgevolg minder somber.