Praktische informatie |
---|
Plaats: Graaf Jansdijk 236, Knokke Uren: Van 10-18u, met doorlopend gidsbeurten door de molenaars Verhaal: Deze beschermde molen (ca. 1670?), een open houten standaardmolen, bepaalt het beeld van de Graaf Jansdijk. De huidige molen is genoemd naar de vlakbij gelegen herberg Het Kalf, zoals ook de wijk sinds de 19de eeuw heet. bepaalt het beeld van de Graaf Jansdijk. De twee kersverse molenaars geven deskundige uitleg. Bij winderig weer wordt graan gemalen. |
Graaf Jansdijk
Om zich tegen de vloedgolven te beschermen, wierpen onze voorouders al vroeg terpen en dijken op. De Gentele- of Blankenbergse dijk is een van de eerste dijken in onze streek, aangelegd in de eerste helft van de 11de eeuw om de overstroming vanuit het Zwin in westelijke richting te beperken. Kort nadien werden dijken aangelegd zijdelings op de Genteledijk: Evendijk, Kalvekeetdijk... Omstreeks 1400 werd de Graaf Jansdijk opgeworpen. Het was onder het bewind van Graaf Jan Zonder Vrees, ook Graaf van Vlaanderen en Hertog van Bourgondië, dat korte dijkstukken onderling werden verbonden tot een aaneengesloten waterkering. Deze zeedijk strekte zich uit van Grevelingen in Frans-Vlaanderen tot aan Sas-van-Gent in Zeeuws-Vlaanderen. Op het grondgebied van Heist en Knokke liep het traject van de Graaf Jansdijk vanaf de Elizabetlaan op het grondgebied van Heist en Duinbergen langs de dorpskerk van Knokke en verder in oostelijke richting langs de Boudewijnlaan, de De Judestraat en sloot dan verder aan bij de huidige Graaf Jansdijk, tot aan de Vrede.
Op de Graaf Jansdijk werden ook molens gebouwd: de Molen van Van Damme (in Knokke dorp, inmiddels verdwenen) en de Kalfmolen (aan Het Kalf, beschermd in 1939). In de 19de eeuw vormt Het Kalf, met molen en lage, witgeschilderde huisjes een tweede bewoningskern langs de dijk, die vanaf hier in de richting van De Vrede zijn natuurlijke verhoging in het landschap heeft bewaard. In die tijd vinden in de herberg de vergaderingen van de gemeenteraad plaats. De oorspronkelijke naam Oosthoek verschuift naar de meer noordelijk gelegen woonkern rond het oude Sint-Paulusfort. De oude boerenhuisjes rond de molen zijn nu allemaal in gebruik als vakantieverblijven. Om de windvang te verzekeren, werd de onmiddellijke omgeving van de molen in 1995 als dorpsgezicht beschermd.
Landkaarten uit de 16de eeuw tonen aan dat zich tussen de zee en de Graaf Jansdijk een uitgestrekt schorren- en duinengebied vormde. Landinwaarts, achter de dijk, kwamen grote boerderijen tot stand zoals de Vaucelleshoeve (inmiddels verdwenen), de Grote Keuvelhoeve (Kalfstraat) en de Witte Hoeve (Graaf Jansdijk). Deze boerderijen vatten de ontginning van de ingedijkte polders aan en lieten de schorren, buitendijks gelegen, door schapen begrazen.
Windmolens
De meeste Vlaamse windmolens kunnen in twee duidelijk onderscheiden hoofdtypes worden ondergebracht: stenen windmolens en houten staakmolens of standaardmolens, zoals de Kalfmolen. Staakmolens zijn veel ouder dan stenen molens. De oudste vermelding dateert uit een oorkonde van 1183 die handelde over het al of niet mogen plaatsen van molens te Wormhout (Frans-Vlaanderen). Dat het hier houten staakmolens betrof, is zo goed als zeker omdat stenen molens pas in de 14de eeuw bekend raakten. De staakmolen is waarschijnlijk een Vlaamse uitvinding.
Het principe van een staakmolen steunt op het feit dat om in de wind gezet te worden, het hele molenkot meedraait, dit in tegenstelling tot de stenen molen, waarbij alleen de molenkap met de wieken meedraaien.
De staakmolen
Het molenkot met het volledige binnenwerk steunt op een zeer zware eiken standaard of staak (staakmolen). De molenstaak van de Kalfmolen heeft een diameter van 55 cm. Deze staak wordt op zijn beurt rechtgehouden door 4 dubbele steekbanden die op kruispalen steunen, die op hun beurt rusten op teerlingen (dit zijn met bakstenen gemetselde steunblokken). Dit alles vormt de onderbouw of de voet van onze staakmolen. Het molenkot is bereikbaar via een brede trap, die samen met een van de staak vertrekkende balk de staart van de molen vormt. Aan het uiteinde van die staart zit een windas met kruiketting. Die windas dient om de molen in de wind te zetten (kruien). Het molenkot, waarin de maalinrichting huist, is 10 meter hoog bij 5 meter breed waarin de maalinrichting huist.
De Kalfmolen heeft twee maalstoelen. Daarnaast tref je er ook nog een volledig assenstelsel aan, met tand- en kamwielen die instaan voor het aandrijven van de molenstenen. De maalstoelen zijn gelegen op de bovenste verdieping van het twee verdiepingen tellende molenkot. Dit wordt de steenzolder genoemd. Op deze verdieping bevinden zich de molenstenen, waarvan het voorste koppel een diameter heeft van 150 cm en waarvan elke steen 1200 kg weegt. Het achterste koppel meet 120 cm en weegt 800 kg per steen. Het gemalen graan (meel) verdwijnt in de meelkokers, die op hun beurt uitmonden op de benedenverdieping of meelzolder. Dit is de pleisterplaats van de molenaar bij het malen. De zakken met graan of meel worden respectievelijk opgetrokken of neergelaten door het luiwerk.
De vier wieken, die een vlucht hebben van 22 meter per twee wieken, brengen de windenergie over op het molenmechanisme. Bij onvoldoende wind kunnen de wieken bedekt worden met zeilen. De vier wieken worden bijeengehouden door de askop, die 1500 kg weegt. Binnenin, onder de molenkap, loopt een wiekenas waarop het vangwiel en voorwiel gemonteerd zijn. Het vangwiel heeft een doormeter van 3 meter, die van het voorwiel is iets kleiner. Beide hebben 48 kammen die elk op hun beurt een lantaarn met 13 stangen aandrijven.
Wanneer de molen niet draait of wordt stilgelegd, gebruikt de molenaar een vang (dit is een soort van trommelrem). Staakmolens malen tegenwoordig enkel nog tarwe. De Kalfmolen is echter ook voorzien van een haverpletter. Vroeger werden staakmolens ook nog gebruikt om o.a. oliezaden te pletten of tabak te versnijden of zelfs vlas te zwingelen.
Kalfmolen
In de 17de eeuw werd op de Graaf Jansdijk, die dateert uit het begin van de 15de eeuw, een molen gebouwd die naar de wijk waar hij staat werd genoemd: ‘De Kalfmolen’. Waar oorspronkelijk de zeedijk lag, zou volgens de overleveringen eerst een watermolen hebben gestaan. In die tijd heette de buurt Oosthoek en pas toen de dijk stevig genoeg was, kon er gedacht worden aan een open standaardmolen op de hoogte, in de wind en volgens het type uit de 16de eeuw. Dank zij het onderzoek van Maurice Coornaert in zijn boek ‘Knokke en Het Zwin’, weten we met zekerheid dat ‘de muelen die op den zeedijk staet’, in 1690 gebouwd, de Kalfmolen was.
In de eeuwen die volgden werden de namen van molenaars opgetekend om tot Ignace Devos te komen, pachter in 1834 en vermeld in de kadasterlegger uit die tijd. In de balken werden meerdere namen gegrift zoals Collyn 1733, J.P. Delanghe 1770, T. Tytens (zonder datum) en L.P. Devos 1864. Na Pol Devos werd de molen verkocht aan Edward Verheye, de Grauwen, zoals hij werd genoemd. Hij bleef er tot 1914. Door de Eerste Wereldoorlog viel de molen stil en raakte grotendeels in verval. De Belgische Staat verwierf het eigendom en liet de molen herstellen. Pas in 1926 zette molenaar Lotheir Peel de Kalfmolen opnieuw in werking. Door het gebrekkige molenmechanisme hield molenaar Peel er na één jaar mee op. Dan bood zich nog een zekere Fons Hillens aan, maar hij vond de pachtprijs te hoog.
De Caelfmolen (1760), de Calfmolen (1772), de Kalfmeulen (1838) werd in 1928 aangekocht door de vrienden van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen met medewerking van het gemeentebestuur van Knokke, de vereniging Het Zoute en de Touring Club van België. Zo kon de molen van het Kalf behouden blijven en andermaal worden ingewijd tijdens de folklorefeesten in augustus 1928. In latere jaren had de molen hoe langer hoe meer te lijden van de tand des tijds. Na de Tweede Wereldoorlog werd de molen hersteld en zag hij er een tijdje weer zo goed als nieuw uit. Hoewel de molen vanbinnen volledig was uitgerust, werd hij niet in werking gezet. In de jaren 1970 kraakten de horizontale wieken onder hun gewicht en een restauratiebeurt drong zich op.
In januari 1974 werd het gemeentebestuur van Knokke-Heist eigenaar van de molen en stelde in maart al een ontwerper, ir. Snauwaert, voor het herstelwerk aan. Door de administratieve tredmolen werd de hoognodige restauratie uitgesteld en liet het bestuur in 1977 uit veiligheidsoverwegingen de wieken van de molen afhalen. Pas in september 1978 kwam het tot een openbare aanbesteding. In 1979 kon de firma Cottenier uit Aalbeke de werkzaamheden uitvoeren en in begin 1980 voltooien. In september 1980 draaide de grotendeels vernieuwde molen weer op feestdagen met folkloristische inslag en mits er wind stond. Het koren werd dan tot meel vol zemelen vermalen; die zaten in de verse broodjes van de Kalfmolen die we toen geproefd hebben.
Bronnen
- Lannoy D., Knokke-Heist. Terugblik, Maldegem, p. 198-200.
- Internet: inventaris.vioe.be