Zondagbabbel - Middeleeuws Brugge en z'n voorhavens

Lezing op zondag 22 februari 2015 om 10 uur door archeoloog Jan Trachet

 

maquette-sluis-zeilboot-320Deze Zondagbabbel is een uiteenzetting van het onderzoek die gevoerd werd naar de verdwenen voorhavens van Middeleeuws Brugge.  In het onderzoek werd de exacte locatie en de kwaliteit van de resten van die havens bepaald.

We komen ook te weten welke historische en landschappelijke ontwikkelingen er plaatsvonden in het havengebied tussen Brugge en Zwinmonding.  Daarbij werd een geïntegreerde methodologie ontwikkeld om dergelijke afgedekte landschappen te onderzoeken.  Archeoloog Jan Trachet neemt je mee door de tijd waar de voorhavens een drukte van welste waren in de Middeleeuwen.

---  Verslag ---

middeleeuws-brugge-en-voorhavens-5Op zondag 22 februari 2015 kon voorzitter Eric Huys in Museum Sincfala 100 aanwezigen verwelkomen voor de lezing "Middeleeuws Brugge en zijn voorhavens. Een landschapsarcheologische bijdrage tot het Zwindebat" en de spreker inleiden. Jan Trachet is een jonge archeoloog, verbonden aan de Universiteit Gent, die bezig is met een onderzoeksproject dat focust op de ontwikkeling van het middeleeuws havensysteem tussen Brugge en het Zwin. Sint-Guthago heeft trouwens iets met archeologen: denken we maar, in het recente verleden, aan de lezingen van Bieke Hillewaert (april 2011), Wouter Dhaeze,( februari 2012) en professor Hugo Thoen (oktober 2013). En Sint-Guthago heeft iets met Monnikerede: heel wat artikels van o.a. onze betreurde voorzitter, René De Keyser, en ons eveneens betreurd bestuurslid Jos De Smet, handelen over Monnikerede en Hoeke.

"Verdwenen" Monnikerede

Jos De Smet liet ons een merkwaardig verhaal na, in Rond de Poldertorens (1972, pp. 67-68), over de zoektocht van eminente personen naar het "verdwenen" Monnikerede. Vóór wereldoorlog I is Professor Henri Pirenne op zoek geweest naar Monnikerede. Hij nam de stoomboot Brugge-Sluis, stapte af te Damme, waar hij om inlichtingen vroeg. Te voet stapte hij naar Oostkerkebrug, waar hij een herberg vond met het uitgangsbord "In Meunikeree", verder niks. Hij mocht terecht beweren dat er van de verdwenen stad niets meer overbleef. Hendrik Quirinus Janssen, een hervormd predikant te Sint-Anna-ter-Muiden is ook op zoek geweest naar Monnikerede. Zijn avonturen heeft hij neergeschreven in het jaarboek van het tijdschrift Cadsandria in 1854: " 't Was op een vroegen septembermorgen, dat ik mij opmaakte, om een verdwenen stad te zoeken. … Rustig voortgaande waren aldra de grenzen van ons Rijk overschreden en betrad West-Vlaanderens merkwaardigen grond. … Hoeke, helaas een nietig overblijfsel van vroegere grootheid, eens een welvarende plaats, die op naam en de rechten eener stad mogt bogen, maar thans nauwelijks een verzameling van huizen kan toonen, die de naam van dorp verdient. …". Onze dominee vervolgde zijn weg naar Damme, samen met een 75-jarige grijsaard: deze vertelde dat een eigenaar van de weide (Monnikerede) er vroeger opgravingen had gedaan, maar dat de burgemeester van Oostkerke dat had verboden omdat men vreesde voor onheilen vanwege de kelders en verborgen holen. Bij het graven van de vaart Brugge-Sluis werd de noordzijde van Monnikerede doorsneden, toen er, gelijk de koster van Damme verzekerde, "veel uit de oudheid werd gedolven”.

middeleeuws-brugge-en-voorhavens-3Spreker Jan Trachet studeerde archeologie aan de Universiteit Gent tussen 2006 en 2010. Hierbij bracht hij één semester (2008-2009) door aan de Universiteit van Coimbra (Portugal). Als masterproef onderzocht hij enkele middeleeuwse verdronken dorpen in het zuidoosten van Zeeland. Vervolgens volgde hij in 2010-2011 de Specifieke Lerarenopleiding Geschiedenis aan de Universiteit Gent en in 2011-2012 de Nascholing GIS (geografisch informatiesysteem) aan de Hogeschool Gent. Vooraleer hij aan zijn huidige doctoraatsonderzoek begon, werkte hij anderhalf jaar als junior-archeoloog en GIS-medewerker bij Ghent Archaeological Team (GATE). Sinds januari 2013 is Jan Trachet als bursaal verbonden aan de onderzoekseenheid Historische Archeologie.

Jan Trachet begon met te verduidelijken dat "het Zwinproject" waaraan hij momenteel werkt niets te maken heeft met het huidige natuurreservaat en ook niet met het huidige uitbreidingsproject van het Zwin. Zijn geografisch onderzoeksgebied valt net buiten deze zone. Het gaat namelijk over de middeleeuwse geul die in het begin van de 12de eeuw (waarschijnlijk 1134, maar dit is niet zeker) in het landschap ingeslagen is richting Brugge, maar nooit tot in Brugge zelf is gekomen. Deze geul was een goede gelegenheid voor de economie van Brugge. Door de graaf van Vlaanderen en de stad Brugge werden kanalen aangelegd om een fysieke verbinding te maken tussen die geul en Brugge, met daarbij de ontwikkeling van Damme en Sluis. Hierdoor veranderde dit getijdelandschap.

Van de nederzettingen die hierbij ontstonden, worden er drie onderzocht in het doctoraatsonderzoek van Jan Trachet: Mikhem, Monnikerede en Hoeke. Dit onderzoek heeft drie doelstellingen.

1. Hoe zagen die dorpen eruit?
2. Wat was de landschappelijke evolutie van dit gebied?
3. Het ontwikkelen van een methodologie om dit te onderzoeken.

Het onderzoek verloopt in drie fasen.

1. Desktop research (onderzoek op het bureau): het verzamelen van alle informatie die al bestaat.
2. Het kiezen van de sites die verder onderzocht zullen worden.
3. Het veldwerk, dat eind dit jaar moet afgerond zijn.

middeleeuws-brugge-en-voorhavens-2Tijdens de desktop research werd de literatuur over het "Zwindebat" van de afgelopen 150 jaar bekeken (van 1873 tot 2013). Naast teksten omvat dit ook de cartografie, alsook bodem- en geologische data van het onderzoeksgebied. In de eerste periode was Louis Gilliodts-Van Severen, de archivaris van Brugge, er in 1873 mee begonnen. Hij maakte enkele fouten, maar achteraf bekeken waren dit logische fouten.

Belangrijk was ook de kaart van Pourbus (1571). Een bodemkaart uit 1953 heeft het onderzoek doen kantelen. Alle belangrijke auteurs maakten kaartjes. Fouten tijdens later onderzoek werden gemaakt doordat er wel naar die kaartjes werd gekeken, maar de omliggende tekst niet voldoende werd gelezen. Voorbeelden van dergelijke kaartjes zijn die van Raoul Blanchard (1906), Jos De Smet (1933), René De Keyser (1962), Maurits Coornaert, Willy Wintein (2002, met nieuwe inzichten) en Raakvlak (2013).

Drie perioden in het "Zwinonderzoek"

Jan Trachet onderscheidde drie perioden in het "Zwinonderzoek". Een eerste periode liep tot 1944, met o.a. historische en geologische gegevens van Gilliodts-Van Severen (1874) en pastoor Juliaan Opdedrinck. Andere auteurs in deze periode waren M. Waterschoot en J. De Langhe (1930 - 1940). Beiden zijn beschuldigd van collaboratie. Soms stonden er vreemde dingen in hun teksten, o.a. over Germaanse invloeden.

Een tweede periode liep van 1945 tot 1977. Hierin vonden twee colloquia plaats en de heemkunde speelde een belangrijke rol. Het transgressiemodel (met de Duinkerkse transgressie) was toen ingeburgerd. Belangrijke personen waren toen o.a. professor Adriaan Verhulst, René De Keyser en Maurits Coornaert. Opmerkelijk was de dialoog tussen De Keyser en Verhulst. De teksten van René De Keyser uit de jaren zestig waren belangrijk voor het debat.

Een derde periode valt te situeren tussen 1978 en 2009. Toen werd duidelijk dat bepaalde zaken in het transgressiemodel niet klopten en dit model werd aan de zijkant geschoven. Interdisciplinariteit (bvb. remote sensing) deed zijn intrede. Belangrijke personen uit deze periode zijn Marc Ryckaert, Tim Soens, Dries Tys, Willy Wintein, Bieke Hillewaert en Johan Termote. Er werd aangetoond dat het om een veel dynamischer systeem ging in plaats van één transgressie.

In de periode 2010 - 2013 vond een derde colloquium plaats, georganiseerd door professor Hugo Thoen. In deze periode zorgen Raakvlak, Hugo Thoen, Jan Dumoulin, Ward Leloup (met een thesis over het ontstaan van Damme en Sluis), Caroline Terryn, Jan Tilleman en Jaques De Groote voor een nieuwe dynamiek.

Jan Trachet heeft de oudere bronnen herbekeken en zich ook gefocust op demografische en ruimtelijke analyses op ommelopers. De demografische analyses voor Hoeke en Monnikerede toonden aan dat deze nederzettingen hun hoogtepunt kenden in het begin van de 15de eeuw. Daarna trad het verval in. De oudste bekende ommeloper voor Monnikerede dateert uit 1459. Deze werd gebruikt voor een ruimtelijke analyse. De oppervlakken beschreven in de verschillende ommelopers konden berekend worden en opgeslagen in het GIS-systeem op de computer. Het blijkt dat hoe verder men terug gaat in het verleden (tot 1459) er meer kavels zijn met kleinere oppervlakken en dus meer bewoning. Er is ook een vermelding van een steiger aan het stadhuis van Monnikerede. Over een haven is er weinig te vinden, waarschijnlijk omdat hij buitendijks lag en daardoor niet belangrijk was in verband met het innen van belastingen. Om die reden werd de haven niet vermeld in de ommelopers. Belangrijke straten in Monnikerede waren de Hoogstraat en de Kerkweg.

Nieuwe onderzoekstechnieken

middeleeuws-brugge-en-voorhavens-4Een belangrijk hulpmiddel in het onderzoek van Jan Trachet is "remote sensing". Dit is het vanop afstand detecteren (via luchtfotografie) van sporen in het landschap met satellieten, vliegtuigen op grote of lage hoogte en drones. Hierbij wordt gezocht naar sporen van vegetatie ("cropmarks"), bodemsporen ("soilmarks") en schaduwsporen ("shadowmarks"). Een voorbeeld van cropmarks is dat planten die groeien boven vroegere grachten groener en hoger zijn. Planten boven een soort fundering zijn minder groen en groeien lager. Schaduwsporen worden duidelijk wanneer de zon er op schijnt en dit gaat vaak om kleine verschillen in het landschap. Via de computer (GIS-systeem) kunnen schuine foto opnamen recht getrokken worden om zo op een bestaande geografische kaart te projecteren. Dit werd bijvoorbeeld gedaan voor Mikhem en Bonem. Ook historische foto's uit WO I en in mindere mate uit WO II werden in het GIS-systeem ingebracht, evenals kaarten van het Nationaal Geografisch Instituut uit de periode 1948-1988. Nog een andere gebruikte techniek is de "LiDAR". Hierbij worden vanuit een vliegtuig laserstralen naar de grond gestuurd en terug opgevangen om hoogte informatie te bekomen en een kaart te maken met hoogteverschillen.

Uiteraard werden ook de bestaande archeologische gegevens voor het onderzoek gebruikt, zoals deze van prospectieonderzoeken van Bieke Hillewaert uit 1984, de privécollectie van Jan Tilleman en gegevens uit de centrale archeologische inventaris van archeologische vondsten. Ook al deze archeologische data werden geïntegreerd in de GIS-omgeving die op die manier bestaat uit verschillende lagen met geïntegreerde informatie, die met de computer zichtbaar kan worden gemaakt. Hieruit werden dan de sites voor verder onderzoek gekozen: Mikhem, Monnikerede en Hoeke.

Voor Mikhem zijn er veel cropmarks, gegevens uit het onderzoek van Bieke Hillewaert en Merovingische metaaldetectie vondsten. Op die site kan een verlande kreek aangetoond worden. Mikhem is een eerste soort voorhaventje voor Brugge geweest.

Monnikerede was gelegen op de Krinkeldijk. Uit geschreven bronnen blijkt dat het stadsrechten had. Er is een groot hoogteverschil in het landschap te vinden. Monnikerede is volledig verdwenen. Het onderzoek voor Monnikerede wordt bemoeilijkt door de verstoring die is ontstaan bij het graven van de Damse Vaart doorheen het gebied waar dit stadje ooit was.

Ook voor Hoeke zijn er geschreven bronnen. Hoeke bestaat nog altijd, maar het is in oppervlak nu veel kleiner. Verstoring is hier opgetreden door de aanleg van de expressweg en in mindere mate door de Damse Vaart. Archeologische vondsten werden hier gedaan door Jan Tilleman.

Niet-invasieve onderzoeksmethodes

Tenslotte is er dan nog het veldwerk dat momenteel volop aan de gang is. Hierbij is de onderzoeker afhankelijk van een aantal factoren zoals de toegankelijkheid van het terrein, het actuele veldgebruik door de landbouw en de weersomstandigheden. De focus ligt op niet-invasief werk, dus zonder de grond te veel te verstoren. Er worden een aantal technieken gebruikt, waaronder het geofysisch onderzoek in samenwerking met ORBit (Vakgroep Bodembeheer Universiteit Gent). Hierbij wordt over het land gereden met een elektromagnetische inductiespoel die uitzendt en één die signalen van een interactie van de elektromagnetische straling met een object in de grond opvangt. De uitkomsten van dergelijk onderzoek zijn de elektrische geleidbaarheid van de grond en de magnetische reactie van de bodem die een weerkaatsing geeft (bvb. met ijzer of baksteen). De eerste resultaten van dit onderzoek voor Mikhem toonden aan dat er daar veel grachten en kuilen zijn. Al deze informatie wordt in het GIS-systeem ingebracht en geïntegreerd met o.a. de cropmarks om zo alle puzzelstukken te laten samen vallen.

Een tweede methode is de veldprospectie. Hierbij wordt het veld afgelopen en elke oppervlakkig gelegen scherf wordt in een zakje gestopt met daarbij de precieze liggingsgegevens die bepaald worden via gps. Hetzelfde wordt ook gedaan met een metaaldetector. De scherven worden gewassen en gedroogd, waarna een eerste sortering gebeurt op het soort baksel. Al deze gegevens worden in een databank ingebracht. Op die manier bekomt men een verspreidingskaart of een densiteitskaart. Jan Trachet toonde als voorbeelden hiervan een verspreidingskaart van Duits 14de - 15de eeuws steengoed en één van 13de eeuws steengoed.

middeleeuws-brugge-en-voorhavens-1Een andere methode is het gebruik van een UAV (Unmanned Aerial Vehicle) of drone. Dit is vooral op de site van Monnikerede toegepast op historisch grasland dat nooit is omgeploegd. Er werden duizenden foto’s gemaakt die stereografisch verwerkt werden (dieptezicht) en vergeleken met luchtfoto’s uit 2008, LiDAR gegevens uit 2004 en de geofysische gegevens uit 2014. Er konden funderingsresten van Monnikerede aangetoond worden.

Ook onderwaterarcheologie werd toegepast, namelijk in de Damse Vaart die doorheen het gebied van Monnikerede is gegraven. Midden de jaren ’80 gebeurden onderhoudswerken aan de Damse Vaart waar toen bakstenen structuren werden gezien rond de Damse Vaart. De resultaten van het huidige onderwater archeologisch onderzoek waren teleurstellend. Er werd wat natuursteen, baksteen en aardewerk gevonden waar vroeger de Krinkeldijk liep. Bij de werken in de jaren ’80 werden de oevers van de Damse Vaart verstevigd waardoor er daar nu niet meer verder kan onderzocht worden.

Verder zal er nog een deel invasief onderzoek gebeuren met boringen en het maken van testputten en zullen enkele grote infrastructuurwerken, zoals de aanleg van de A11 en de Simon Stevin hoogspanningslijn, opgevolgd worden in samenwerking met Raakvlak.

Tot slot

Na de lezing dankte voorzitter Eric Huys de spreker voor dit schitterend overzicht van zijn onderzoek. Het is duidelijk dat het vroegere typische beeld van een archeoloog die met pet, blik en borsteltje de grond afschraapt achterhaald is en de moderne archeoloog gebruik maakt van de meest gesofisticeerde technische hulpmiddelen. Hopelijk mogen we Jan Trachet nog eens terug verwachten voor een lezing over de eindresultaten van zijn onderzoek. De voormiddag werd zoals gewoonlijk afgesloten met een drankje en een koekje aangeboden door Museum Sincfala.

Verslag: Marc De Meester
Foto's: Etienne Decaluwé


Praktische informatie

toegang-felix-timmermanstraat-37

Lezingen zijn gratis voor leden van Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago.
Niet-leden betalen 3,50 euro, bezoek aan het museum inbegrepen.
Na de lezing bieden we je een drankje aan.

Plaats

Sincfala, Museum van de Zwinstreek
Pannenstraat 140, 8300 Knokke-Heist.
Tel. 050 530 730  Dit E-mail adres wordt beschermd tegen spambots. U moet JavaScript geactiveerd hebben om het te kunnen zien. 

Parkeergelegenheid

Op de speelplaats van de gemeentelijke basisschool Het Anker, bereikbaar via de Felix Timmermansstraat nummer 37 (klik op de foto voor Google streetview)