Verslagen
1. Bezoek aan de Sint-Walburgakerk, Brugge 23 oktober 1983
Jacques Larbouillat
Nadat de bestuursleden bekomen waren van de feestelijkheden ter gelegenheid van het zilveren jubileum van de Sint-Guthagokring in September laatstleden, besloten zij devoot om in oktober een bezoek te brengen aan de St.-Walburgakerk, Brugge’s barokke perel.
E.H. J. Vanden Heuvel zou de rondleiding verzorgen, maar op het laatste ogenblik werd hij weerhouden door ambtsbezigheden. Als vervanger werd beroep gedaan op Lic. Jean-Luc Meulemeester, eveneens een kenner bij uitstek van deze prachtige kerk.
Onze erudiete gids begon zijn rondleiding met een korte historische schets over het ontstaan van de parochie. Betwisten de kathedraal en de Onze-Lieve-Vrouwkerk de eer de oudste kerk van Brugge te zijn, ook St.-Walburga wil prat gaan op deze titel.
Zeker is, dat in de periferie van de grafelijke burgkerk verschillende kapellen werden opgericht, waaronder op de hoek van de St.-Walburgastraat en de Ridderstraat een kapel ter ere van Sint Walburga. Deze eerste kerk werd door de Doornikse bisschop Walter de Marvis in 1239 tot parochie verheven; dit ingevolge de bevolkingsaangroei van de middeleeuwse stad. Deze eerste kapel evolueerde door de eeuwen heen tot een gotisch monument; om vervolgens te loor te gaan onder de Franse Revolutie en te worden afgebroken in 1779.
De Jezuïeten, reeds te Brugge sedert 1571, vestigden zich in 1595 op het Sint-Maartensplein, toen nog Schottenplein genoemd, en richtten er een klooster, een college en een kerk op.
De eerste steen van de kerk werd gelegd in 1619; en verder gebouwd naar de plannen van de Brugse Jezuïetenbroeder Pieter Huyssens. Deze was een metselaarszoon en had nog verscheidene barokkerken in Vlaanderen ontworpen in dezelfde Jezuïetenstijl.
Op 14 oktober 1642 werd de kerk toegewijd aan Sint Franciscus Xaverius, volgeling en medewerker van de stichter der S.J., de Heilige Ignatius.
Toen de Jezuïetenorde in 1778 door Keizerin Maria-Theresia werd opgeheven, en omdat de gotische parochiekerk onbruikbaar was, kreeg de parochie van Sint Walburga deze barokkerk om er haar erediensten in te doen. De kerk kreeg als patroon Sint Walburga in plaats van Sint Franciscus Xaverius.
Tijdens de Franse Revolutie gebruikte men de kerk als tempel van de Wet en van de godin der Rede. Toen de R. K. eredienst in 1802 werd hersteld, kreeg de St.-Walburgakerk de naam van St.-Donaaskerk; ter herinnering aan de gelijknamige kathedraal op de burg, die verkocht en gesloopt was geworden tijdens het Frans Bewind.
Sedert 1834, bij het heroprichten van het bisdom Brugge, kreeg zij opnieuw de naam Sint-Walburgakerk.
Alvorens de kerk te betreden, wees onze gids ons op het tweeledig schema van de voorgevel; wat op Italiaanse invloed wijst. De verdiepingen worden van elkaar gescheiden door een gebroken architraaf. Aan de uiteinden vinden we gekoppelde pijlers met Korintische kapitelen. Het middelste deel wordt geaksentueerd door zuilen. De onderste geleding wordt verder versierd met een ondiepe en ledige nis met rondboog bekroond met een driehoekig fronton. Erboven is een barokvenster aangebracht. Het fronton van het portaal, dat met halve zuilen met korintische kapitelen is omkaderd, is doorbroken. In de nis prijkt het beeld van de Heilige Franciscus Xaverius.
In de tweede geleding onderscheiden we eveneens drie delen. Het middenste vormt een verlenging van het onderste, terwijl twee voluten, bekroond met bronzen "kandelaars", sierlijk de overgang vormen van de architraaf van de beneden verdieping naar het fronton bovenaan.
Het monumentale fronton, in- en uitspringend, is bekleed met het jezuïeten monogram IHS. Het geheel wordt met een 19de eeuws bronzen kruis bekroond.
De gevel is uitgevoerd in zandsteen, maar de twee aanbouwingen aan de beide uiteinden van de gevel zijn in baksteen en vormen een logische overgang naar de andere kloostergebouwen. Tijdens de laatste restauratie (1967-1973) vond men op de gevel sporen van een datum 1643. Het is het jaar van de wijding van het hoofdaltaar.
De kerk moest beantwoorden aan verschillende behoeften: intern als bidruimte voor de paters en de studenten; extern voor de ontvangst van de rijkere burgerij, met de mogelijkheid om met hun koetsen ongehinderd aan- en af te rijden. Dit is nog te merken aan de insprong die de kerk maakt op het plein.
Bij het binnentreden van de St.-Walburgakerk komen we onder de indruk van haar sobere grootheid. Het grondplan vertoont drie beuken: twee zijbeuken en een middenbeuk, die de dubbele breedte heeft van de zijbeuken. De zijbeuken worden recht afgesloten, de middenbeuk eindigt op een half-ronde absis. In de geest van de contrareformatie was aldus de celebrant duidelijk zichtbaar voor de gelovigen. Zo werd de aandacht voor de H. Mis en het H. Sakrament in de hand gewerkt. Waar vroeger het H. Sakrament in een sakramentstoren werd bewaard, wordt deze nu bewaard in het tabernakel op het hoogaltaar.
Ook de bouw van de toren in de as van de middenbeuk aan de oostkant, vlak achter de absis, heeft een symbolische reden, nl aksentuering van het koor en van het Allerheiligste.
In dit verband verwijzen we naar een kerk in onze eigen Zwinstreek, nl de kerk van de H. Drievuldigheid en de H. Christiaan te Lapscheure. In navolging van de contrareformatie en de Jezuïeten werd ook daar de toren aan de oostzijde van de kerk gebouwd in 1649-1652.
Het kerkmeubel dat onmiddellijk de aandacht trekt in de middenbeuk, is de preekstoel. Ontworpen door Hesius en gebeeldhouwd door Quellinus de Jonge. Het wapen van de schenkster Juffrouw Anna van Marisien is aangebracht onder de trap. Het kunststuk wordt gedragen door enerzijds een dubbele trap en anderzijds een gebeeldhouwde vrouwelijke figuur vooraan. Deze "kariatide" is zo gekapt dat er twee ijzeren staven in kruisvorm doorheen lopen, die de stevigheid verzekeren. Verder zijn op een sublieme manier allegorische, pastorale, mystieke, teologische en bijbelse figuren verwerkt in dit unieke kunstwerk.
Het hoofdaltaar zou aan de kerk geschonken zijn door graaf Bernard de Fontaine, en gebeeldhouwd door Jacob Cocx. Het is een altaar in hoog-barokke trant. Het altaarschilderij stelt de "Verrijzenis van Kristus" voor en is van de hand van de bruggeling J. Suvee uit 1783.
Ook de zijaltaren, weliswaar van een latere datum, getuigen van de grootse en monumentale kunst van de Vlaamse barok. Het O.-L.-Vrouwaltaar is het oudste. Het dateert van omstreeks 1657. Het ander zijaltaar is toegewijd aan de stichter van de Jezuïeten, de H. Ignatius van Loyola, en is ongeveer tien jaar jonger.
Het laatste groot beeldhouwwerk dat intens de belangstelling geniet, is de wit marmeren kommuniebank, uitgevoerd omstreeks 1694-1696, door de Antwerpenaar H. F. Verbrugghen. Op de kommuniebank bemerken we afwisselend panelen en medaillons met hoofdzakelijk afbeeldingen van de H. Eucharistie, pauselijke symbolen, het Maria-monogram, misbenodigdheden, korenaren, bloemen, heiligen, e.a. Kortom een meesterwerk dat volledig in het interieur van de barokke kerk past en ons nogmaals de kunde van de Vlaamse beeldhouwers doet beseffen.
Eveneens verschillende schilderijen en heiligenbeelden werden bewonderd gedurende deze leerzame namiddag.
Deze werd dan ook afgesloten met een welgemeend dankwoord vanwege Voorzitter René De Keyser aan Lic. Jean-Luc Meulemeester en met een warm applaus vanwege de talrijke aanwezigen.