Een verdwenen beroep: "het pompeboren"

Camiel Slabinck

Vroegere jaren was er geen enkel hofstede zonder houten pomp. Deze was geplaatst op een tiental meter van het woonhuis.

Het vervaardigen van een houten waterpomp geschiedde door een wagenmaker en wel op de volgende manier.

Daartoe diende een eik of een lork aangekocht op stam van min of meer 10 m hoogte en ongeveer 1.50 m omtrek, op borsthoogte gemeten. De boom moest pijlrecht zijn. Aan het omhakken ervan werd een bijzondere aandacht besteed, daar de trekwortel - dit is de zwaarste van de boomwortels - niet mocht gekapt worden. Deze moest immers dienen voor het aanbrengen van de pompeduwer.

Na het omhakken werd de stam 2 a 3 maanden in het water van een vijver of een beek geworpen. Door dit te water leggen verbetert de kwaliteit van het hout. Vervolgens werd de boom ontdaan van de schors, alsook van het "spek", dit is het laatst aangegroeid hout.

Op 2 m hoogte werd de boomstam achtkantig bewerkt met de "destel". Dit is een stuk alaam waarmede 90 op 100 werkmannen zichzelf kwetsten door in eigen been te kappen.

Nu kwam het eigenlijke pompeboren. De boom werd op twee zware schragen van 1 m hoogte vastgemaakt met 4 zaaghaken. Een zaaghaak bestaat uit een stuk ijzer van 40 cm lengte en 3 cm vierkant, voorzien van 2 stevige gesmede pinnen.

Vervolgens wordt de boor van plus minus 5 m lengte en een diameter van 40 mm, die een gat boort van 60 mm doorsnede, vóór de boom aangebracht. Op een bepaalde afstand rust de boor op een "ezel", een soort schraag die hoger of lager kan gebracht worden gedurende het boren. Aan het uiteinde van de boor wordt de "keer" vastgemaakt. Dit is een ijzeren kruis voorzien van 4 lange zware handvatten.

Het boren geschiedde door drie sterke mannen: de ene trekt een handvat van de keer omlaag, de tweede heft een handvat omhoog, en de derde moet gedurende het boren de goede richting van de boor regelen. Want straks wordt van aan de overzijde van de stam geboord, zodat de 2 gaten uiterst nauwkeurig in het midden moeten worden geboord om juist op elkander te passen. Een pompeboom doorboren is het werk van 3 man gedurende min of meer 10 uren.

Na het boren wordt het gat op de onderkant, d.i. de kant waar de stam het dunst is, met een plank dichtgemaakt. Op 30 cm wordt dan een nieuw gat geboord in de zijwand. Dat is om het zand dat in de pompeput ligt, niet rechtstreeks op te zuigen.

Op de bovenkant van de pomp wordt het gat van 60 mm nu verwijd tot op een diepte van 1. 20 m. Het vergroten van het gat gebeurt met een "schoeper". Dit is een brede boor van 100 mm die alleen dient om een gat wijder uit te werken.

Op het diepste einde van dit verwijde gat wordt het "slot" aangebracht. , Een doorboord cilindervormig stuk hout is dat, iets kleiner dan het gat. Rondom het slot wordt vlas en karrevet aangebracht, tot het voldoende spanning heeft. Zo wordt het in de pomp geklopt tot onderaan de gatvergroting. Het slot is voorzien van een houten klompje en een stuk leder. Door de waterdruk blijft de pomp boven het slot van water voorzien.

Op het bovenste gedeelte van de pomp wordt een houten duwer aangebracht, voorzien van een emmertje. Het emmertje is onderaan voorzien van een lederen klep; zo gaat het gemakkelijk door het water naar beneden en schept er telkens een hoeveelheid mee naar boven uit de pomp.

Op 50 cm van het bovenste van de pomp wordt in de zijwand een gat geboord van 10 cm diameter. Daarin wordt de "tote" geplaatst, de holle cilinder waar het water bij het pompen uitloopt.

De lengte van een pompestam hangt natuurlijk af van de diepte van de waterput. In de polders, waar de waterputten van 3.50 tot 5 m zijn, kan men gemakkelijk uitrekenen hoe lang de pompeboom moet zijn, als men weet dat de pomp boven de grond omtrent een 1.50 m hoog is.

De Heer Camiel Slabinck, die vroegerjaren zelf met zijn vader (wagenmaker en molenbouwer) , heeft geholpen om pompen te boren, heeft ons niet alleen dit smaakvol artikeltje bezorgd, maar hij schonk daarbij aan ons museum de autentieke "pompeboor" met de "keer" en de "handvatten, de "schoeper" en 2 houten "sergeanten". Een zeer kostbare aanwinst waarvoor wij hem van harte danken.

0000000000000     000000000     00000000000000

Een verdwenen beroep : "het pompeboren"

Camiel Slabinck

Rond de poldertorens
1966
02
065-066
Achiel Calus
2023-06-19 14:38:19