Mensen maken de Geschiedenis - DEEL 17

Victor Depaepe

Vervolg van: Mensen maken de geschiedenis - Deel 16

June 12, 1963.

Dear Sir,

I write on behalf of the Prime Minister in answer to your letter of May 24 about fishing privileges in British territorial waters claimed by the city of Bruges.

Her Majesty’s Government’s attitude to this claim does indeed remain as stated by Lord Palmerston in 1851. Any rights under the Charter alleged to have been granted by His Late Majesty King Charles II must be established in the Courts of the United Kingdoin. The Prime Minister considers, however, that he cannot properly offer you any advice on the questions of English legal procedure wich you raise. Should you feel in need of such advice, it is open to you to consult an English lawyer.

Yours truly,

2015 06 16 111739

Vrije vertaling brief Eerste Minister Macmillan.

Eerste Minister Admiraliteitshuis
Whitehall S.W.I.

Juni 12, 1963

Waarde Heer,

Ik schrijf in opdracht van de Eerste Minister als antwoord op uw brief van 24 mei betreffende de Visserijprivilegiën om in de Britse Kustwateren te vissen waarop de Stad Brugge aan spraak maakt.

De houding van Haar Majesteits’Regering in betrekking tot deze aanspraak blijft ongewijzigd zoals is vastgesteld door Lord Palmerston in 1851.

Elk recht dat in het Charter vermeld wordt en toegestaan werd door wijlen Koning Karel II moet bekrachtigd worden in de Rechtbanken van het Verenigd Koninkrijk. De Eerste Minister echter, is de mening toegedaan, dat hij U geen advies kan geven inzake de wettelijke te volgen procedure.

Indien U behoefte zoudt hebben in een dergelijk advies, dan staat de weg voor U open om een Engels advokaat te raadplegen.

Hoogachtend.

De Heer Victor is er vast van overtuigd dat deze Visserijprivilegiën tot op heden ten dage nog rechtsgeldig zijn. Hij beweert bovendien dat er tussen 1666 en heden geen enkele wet of juridisch dokument gevonden kan worden die de rechtsgeldigheid van de Brugse Visserijprivilegiën vernietigd zou hebben.

De Heer Depaepe is ook de mening toegedaan dat deze Visserij-privilegiën tot het rechtsgebied behoren van het Internationaal Privaatrecht. In andere woorden van Koning tot stad.

Van Koning, die de Staten Engeland en Schotland vertegenwoordigt, tot stad, hier in dit geval de stad Brugge. Verdragen onder Staten behoren tot het Internationaal Publiekrecht, en Depaepe is er zeker van dat alle akkoorden van Staat tot Staat de rechtsgeldigheid van de Visserijprivilegiën niet kunnen beïnvloeden.

Het is dan ook de vurige wens van de Heer Victor Depaepe dat de rechtsgeldigheid of niet-rechtsgeldigheid ten gronde zou uitgekiend worden door een Britse Rechtbank, en hij is zelfs bereid om tot het uiterste te gaan, door zo nodig deze zaak aanhangig te maken in “The High Court of Justice” of in “The House of Lords”

“En Edelachtbare”, vervolgt de heer Cunnock, “er is nog meer. Vóór zijn vertrek uit Zeebrugge heeft de heer Depaepe een telegram verstuurd aan Hare Majesteit Elisabeth II en dit telegram werd mij onmiddellijk toevertrouwd door Hare Majesteit om het aan Uw Edelachtbare te kunnen voorleggen.

In dit telegram deelt Depaepe mede dat hij niet komt vissen als een piraat maar als een Britse vriend. Verder deelt hij mede dat hij zal komen vissen in “The Seaford Bay”. Dan geeft hij nog het referentienummer op van het dossier over de Brugse Visserijprivilegiën dat in ons archief berust, namelijk SP 77/34.

Dat wil zeggen dat wij hem niet hebben moeten zoeken bij het vissen en dat wij het dossier voor het grijpen hadden. Het telegram eindigt met “God save the Queen”.

De heer Cunnock stapt naar de Voorzitter van de Rechtbank en toont aan hem het telegram en de brief van het Kabinet van de Eerste Minister Mc Millan aan mij gericht. Het is vanzelfsprekend dat ik met veel aandacht het ganse gebeuren volg. De Voorzitter, de twee dames en de heer Clark lezen zeer aandachtig elk op hun beurt de twee dokumenten.

Er heerst een doodse stilte in de rechtszaal.

De heer Cunnock vervolgt zijn betoog:

“Edelachtbare, in al deze omstandigheden is het de wens van Hare Majesteit, dat wij aan de heer Victor Depaepe de gebruikelijke boete niet opleggen, dat wij zijn vissersvaartuig “King Charles II” van zijn ketting ontheffen, dat wij zijn netten teruggeven en dat hij de gevangen vis mag behouden.

Maar dan wordt er wel bedongen dat de heer Depaepe zich wel moet verplichten de zaak aanhangig te maken bij de Rechtbank en dat binnen een beperkte termijn. De beweegreden van deze Koninklijke wens is, dat de heer Depaepe bij zijn streven ten overstaan van ons, zeer hoffelijk is geweest en wij willen aantonen dat hoffelijkheid met hoffelijkheid dient beloond te worden.

Na dit zeer positief betoog van de heer Curnoch in mijn voordeel, wendt de Voorzitter zich tot mij en zegt: “Mijnheer Depaepe, hoeveel tijd zult u nodig hebben om het dossier volledig samen te stellen en een advokaat op te zoeken?“

Daarop antwoord ik:

“Edelachtbare, ik stel één maand voor want er moeten nog enkele vertalingen gemaakt worden van het Latijn in het Engels.”

De Magistratuur besluit de zaak te verdagen tot woensdag 7 augustus 1963 op hetzelfde uur. Na een kort en stil gesprek met de heer Clarck en de twee vrouwelijke magistraten, spreekt de Voorzitter het vonnis uit waarbij alle wensen van de heer Curnoch volledig ingewilligd worden.

Ik ben dus een vrij man.

Ik ben onbeschrijfelijk gelukkig met dit besluit van de voorzitter van de Magistrates Court, en het vonnis is zo onverwacht als de ontknoping van een sprookjesverhaal. De romantische rode roos begint opnieuw lekker te geuren.

Reiskoffer nummer 3 is uitgeschakeld. Het is 16.20 u.

De heer Curnoch schijnt ook zeer blij met het vonnis en zegt me: “We gaan de rechtbank niet langs de voorzijde maar langs de achterzijde verlaten, want er staat een massa mensen aan de voorzijde en de ondervragingen zouden voor ons te tijdrovend zijn. Vooraleer het achterplein te bereiken ontmoeten wij een fotograaf op het binnenplein.

De wagen van de heer Curnoch staat reeds op het achterplein geparkeerd en zo kunnen wij ongestoord Newhaven bereiken. Onderweg dank ik de heer Curnoch voor zijn tussenkomsten.

“U bent opgetreden als openbare aanklager van Hare Majesteit ten overstaan van mij, maar ik heb de indruk dat U meer opgetreden bent als mijn advocaat”.

Verder zeg ik ook tot hem dat ik verbaasd ben dat hij zo goed op de hoogte is van de Brugse Visserijprivilegiën en vooral van mijn juridische standpunten dienaangaande. Daarop antwoordt hij: “Mij hoeft u niet te danken, mijnheer Depaepe, want ik heb slechts mijn plicht gedaan in opdracht van Hare Majesteit Elisabeth II en wat mijn kennis betreft, dit werd mij bijgebracht door het feit dat mij praktisch alle brieven, dokumenten en persartikels worden bezorgd.”

Verder zeg ik tot de heer Curnoch: “Ik ben U toch ook zeer dankbaar dat u op de rechtbank niet gesproken heeft over het feit dat ik niet in het bezit ben van een Geleidebrief, die door de Brugse stadsautoriteiten had moeten uitgeschreven worden. De Geleidebrief is toch een wezenlijk en noodzakelijk dokument, sine qua non het geen zin heeft om te komen vissen in de Engelse of Schotse territoriale water in het kader van de Brugse Visserijprivilegiën.

Want hetgeen ik nu gedaan heb is toch niet heel zuiver op de graat, juist wegens het ontbreken van de Geleidebrief.”

“Dat is inderdaad zo, mijnheer Depaepe,” antwoordt de heer Curnoch, “maar indien ik op de rechtbank over die Geleidebrief had moeten praten, dan zou dit alleen verwarring met zich gebracht hebben. Nu staat de weg voor de stad Brugge open om deze zaak door het gerecht te laten uitzoeken, waarbij de twee partijen, namelijk Engeland en Brugge, kunnen vertrekken vanuit een sfeer van vriendschap.

Bovendien, mijnheer Depaepe, moogt u gerust op uw palmares schrijven dat het nog nooit gebeurd is, dat iemand die dergelijke overtredingen begaan heeft, vrij te mogen uitgaan zonder boete: vissersvaartuig vrij, netten vrij en de gevangen vis vrij en ik ben er zelfs van overtuigd dat dit nooit meer zal gebeuren.

2015 06 16 111818Aangekomen in Newhaven stappen wij uit op de kade rechtover de ligplaats van ons vissersvaartuig. De heer Cunnoch geeft mij de brief terug van de Eerste Minister en hij vraagt mij om enkele minuutjes te willen wachten. De heer Cunnoch komt terug met twee douanebeambten en op dat ogenblik komt ook commandant J.A. van “The Brave Swordsman” aan.

Er worden wederzijds enkele dokumenten ondertekend

De douanen krijgen opdracht om de loodjes weg te nemen waarna de twee heren afscheid nemen. Ze wensen mij van harte veel sukses en voegen er aan toe:

“Het juridisch steekspel kan nu beginnen en wij zullen het van zeer nabij volgen.”

Ik neem de scheepsbemanning mee naar de dichtsbijgelegen pub en tot mijn grote verwondering is iedereen daar reeds op de hoogte van de besluiten.

Van de cafébaas mogen wij onze pintjes niet betalen en wij worden van alle kanten proficiat gewenst en dan nog door mensen die wij niet eens kennen, behalve dan de scheepsmeter, die de mazen van ons visnet afgemeten en afgekeurd heeft en de twee douanebeambten, die op order van Commander J.A. Douglas mijn vaartuig aan de ketting heeft gelegd.

Lees verder: Mensen maken de geschiedenis - Deel 18

Mensen maken de geschiedenis - Deel 17

Victor Depaepe

Heyst Leeft
1992
03
013-016
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:38:19