Zullen we doorgaan?

Rita Vandewalle

Op school speelden we al eens met woorden. Mijn vriendin zei “zee” en iemand antwoordde al: “strand”. Toen het mijn beurt was riep men “Heist” en ik zei “feesten”!

Waarom ik ons dorp onmiddellijk associeerde met plezier, begrijp ik nu pas ... zoveel jaren later. Want neem nu Carnaval.

Je moet eerst in de vroegere Ridder-de-Vrièrestraat gewoond hebben om die zoete feestroes te begrijpen. Drie dagen lang viel er van alles te beleven. Vooral op zondagnamiddag was er dolle pret. Vier of vijf muziekkorpsen in vol ornaat, honderden kinderen die de betekenis van dit gebeuren niet eens kenden. En toch huppelden ze mee op flarden muziek uit alle windrichtingen.

Carnaval, je kunt er uren over schrijven.

De klakkertjes, Pier en Wanne in volle glorie. Pannekoeken met bruine suiker, confetti en koud bier. Nog even gek doen en dan Vasten. We hebben het feest gevierd in volle zon, in ijzige kou, in wind en regen, maar de sfeer bleef altijd uniek. Zoals het een echte Heistenaar past.

Eenmaal Pasen voorbij bracht de meimaand kermiswagens aan...

Op de grote markt kregen de attracties elk jaar een vaste plaats. Ik heb de kermis ook nog op het klein marktje weten staan, met uitlopers tot in het begin van de Knokkestraat. Het was zelfs gezellig al die spelen zo bijeen. Met het geld dat we kregen om rondjes te draaien sprongen we zuinig om. Een blinkend 20 of 50 frank stuk kregen we slechts tweemaal per jaar. Met Nieuwjaar, en voor onze kermis. “Als je niet rijk bent moet je slim zijn” zei mijn broer. En altijd trok hij de floche voor een extra beurt. Ik had het meer op zoetigheid gemunt, en aan oliebollen met bloemsuiker kon ik niet weerstaan. En velen met mij, want het kraam was druk beklant.

Het waren niet alleen de spelen die ons dichter bij elkaar brachten. Onze ouders vonden het ook gezellig om met kennissen iets te gaan drinken. Iedereen kende iedereen, er werden nieuwtjes uitgewisseld, en de dagelijkse sleur werd weer eens doorbroken.

Het werd soms laat die zondag. Dan zeurden we om frietjes.

Dit ritueel zal ik nooit vergeten. Met een grote casserole togen we naar het frietkraam. Er waren al stukken van het deksel gesprongen, want mijn broers speelden thuis muziek. Soms draaide mijn broer de casserole om, en zetten hem op zijn hoofd. Hij zag of hoorde niets meer. Wij wel. De tirade van grootmoeder die er niets netjes aan vond, en “dat zij zeker geen frietjes zou eten uit zon pot.”

Maar haar ogen lachten ...

Sinterklaas zou hem wel een legerhelm brengen. Mijn grootmoeder. Metje zoals wij haar noemden. Ze was overal graag bij. Vooral in de zomer leefde ze op. Aan mijn arm gingen we elke dag naar de dijk. “Emile” de schilder zag alleen de Zee. Toch toverde zijn penseel kunstwerken, die niets te maken hadden met onze zee. Kastelen, bergen, bossen... Hij zag dus beelden die wij niet zagen. Maar zijn loten verkochten even snel als de papieren bloemen op het strand.

Ook het zomerse volksbal was een hoogtepunt. Geen schreeuwerige muziek, maar veel zoete slows. Niet alleen de meisjes, maar ook de sterren bloosden. De confetti vloog je om de oren, maar dat waren we gewoon. Als je maar geen handvol in je mond kreeg, want dan kon je voor de rest van de avond de bamba vergeten.

Waar ik echt kon van genieten, waren de optredens van kapitein Boslé en zijn groep. Ik zie nog de grote markt voor mij. De avondbries speelde in de top van de mast. Eerst waren er gedurfde spektakels en veel animatie. Maar plots hield iedereen de adem in, toen kapitein Boslé de eerste trede van de mast opging met zijn trompet. Hoe hoger hij klom, hoe kleiner de figuur mij toescheen aan zijn eenzame overkant. Een felle spot volgde hem op zijn tocht naar de top. Misschien riskeerde hij wel zijn leven om ons te vermaken. Eenmaal boven speelde hij een ontroerende “La Paloma”.Ik keek naar de maan en wenste dat hij gauw naar beneden kwam. Voor mij hoefde het niet meer. Ik dweepte wel een beetje met zijn kunnen en zijn muziek. Want na afloop kon je zijn foto kopen met handtekening, en ik kocht er drie ineens.

Ook het circus kwam naar Heist. Het heeft dikwijls op een andere plaats gestaan, maar altijd vonden we de weg naar de tent. Voor ons was het circus geen twee uur plezier, maar een hele dag. Van ‘s morgens vroeg liepen we al tussen de woonwagens. We keken verbaasd toe hoe de dieren gevoed en geschrobd werden. We aaiden een pony, en lachten met de clown die zijn optreden voorbereidde.

Iedereen had een voorkeur, maar ik hield het meest van de dieren. Die trapeze maakte me bang, en van de goochelaar begreep ik niet zoveel. Tussen dampende paarden, de geur van stro en mul zand, beleefden we heel even een wereld die de onze niet was. Op genieten staat geen leeftijd, en jong en oud schoven aan voor een kaartje.

En zo beleefden we het ene feest na het andere.

De jaarlijkse processie en zeewijding, de bloemenstoet. Elke zomer liepen wij in de processie, fier als een gieter, en telkens weer in een andere groep. Volgens grootte en leeftijd. De sfeer was heel sereen, en totaal verschillend met die van de corso fleurie. Daar geurde het naar bloemen van Heist tot in Duinbergen. Heel anders dan die mottebollengeur in de klederen die we aantrokken om in de processie te gaan. Maar Heist was weer in feest, en wat deed de rest ertoe? En dan opeens op 31 augustus zagen we alle toeristen vertrekken. De rolluiken gingen dicht tot aan het volgend seizoen. We waren weer alleen, maar het feest ging door.

Want in Heist vonden ze altijd wel een reden om te feesten. Een huwelijk, marktdag, de “bolling”.  Ik mocht mee met nonkel Jan (Jan Deckers) om in café Sportwereld de bollen op te rapen, samen met mijn broer. De stemming was opperbest, en wij verdienden 20 F, een stuk chocolade en een drankje. Tot op een bepaald moment een van de dames zo'n zware bol tegen nonkels tenen kegelde. Hij had een eksteroog, en wipte bijna op de toonbank. Om van zijn geketter en gevloek nog maar te zwijgen! Maar ook dit was plezier, want de mensen wisten dat het bij elke bolling gebeurde. En toch was nonkel Jan altijd weer present.

En dan stevenden we weer op kerst- en nieuwjaar af. Vreemd, maar ik heb de “middernachtmis” nooit mooier gevonden dan in mijn kindertijd. Sober en toch geladen. Veel geloof en toch eenvoudig. Want het kerstmaal was niet wat het nu is. En de geschenken waren klein, maar we vonden ze prachtig.

De familie voelde warm aan, en we dachten dat er ons niets kon gebeuren. Met Nieuwjaar herinner ik mij vooral de wensen, de goede voornemens. Wij keken uit naar die dag omdat we richting Lac mochten. Daar woonde nonkel Gerard, en die opende zijn huis en tuin voor ons allemaal. Er was lekkere koffie, taartjes, avondeten en drinkgeld. Maar dat kregen we niet zomaar.

Eerst moesten we om beurten een gedicht of lied voordragen. Het gebeurde niet zelden dat heel de groep na een poosje meezong. Toen we in de sterrennacht naar huis wandelden zei mijn vader: “Wat een mooi feest, we hebben het nieuwe jaar weer eens vrolijk ingezet.” En ik dacht erbij: “Straks is het weer Carnaval en kan de pret herbeginnen.”

Zo was het toen. Zo is het nu.

Alleen een beetje anders. En daarom blijft “Heyst Leeft” zich inzetten voor het behoud van het Heistse volkseigen. We mogen onze identiteit niet verliezen, want juist die samenhorigheid maakt ons zo speciaal. We moeten onze kwaliteiten verder uitdiepen, en meewerken aan zinvolle initiatieven naar de toekomst toe.

En zeg nu zelf, wat is er mooier dan de sleur doorbreken in collectief amusement. Een echte Heistenaar voelt zich goed onder eigen mensen. Dus mogen we ons niet laten platwalsen onder de druk van de tijd waarin we leven.

Want er zal altijd wel een koud pintje wachten... ergens.

Een vriend en een babbel. En als je thuiskomt een boekje van “Heyst Leeft” met zoveel ware verhalen!

Zullen we doorgaan?

Rita Vandewalle

Heyst Leeft
1995
02
013-016
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:38:19