De Rijkswachtbrigade te Damme en Dudzele

Paul De Coninck

Rijkswachtbrigade Damme (voorheen Moerkerke)

De meeste gegevens voor de historiek van deze brigade kon ik putten uit het Gulden Boek van brigade Damme. Een mooi werk, met talrijke foto’s, samengesteld door 1ste Wachtmeester Bruneel, naar aanleiding van de inhuldiging van de nieuwe gebouwen in 1984.

Ongetwijfeld een waardevol boek en een resultaat van ijverig opsporingswerk, dat de geschiedenis van de brigade weergeeft sedert haar ontstaan en dat heel zeker in niet veel eenheden te vinden is.

Brigade Damme is de jongste brigade van het district Brugge. Haar stichting als rijkswacht brigade Moerkerke staat vermeld in het Koninklijk Besluit van 7 oktober 1913 en maakte deel uit van een belangrijke reorganisatie die toen in de rijkswacht uitgevoerd werd.

Het effectief was bepaald op één keurgegradueerde brigadecommandant en vier manschappen. Bij de reorganisatie van 1930 verhoogde het aantal met 2 man en in 1948 kwam er een keurofficier bij (adjunct brigadecommandant). Het huidig organiek effectief bedraagt één hoofdonderofficier, één keuronderofficier en zeven lagere onderofficieren.

Vermoedelijk was de reorganisatie van 1913 nog niet volledig uitgevoerd toen de 1ste wereldoorlog uitbrak, want van de werkelijke oprichting van brigade Moerkerke in 1913 vond ik geen spoor. Mogelijks is deze slechts uitgevoerd na de oorlog.

Deze bewering kan gestaafd worden door de opzoekingen die IWM Bruneel deed in de bevolkingsregisters van de gemeente Moerkerke. De eerste inschrijvingen van rijkswachters dateren van 1919 (zie verder namenlijst van het personeel). Bovendien, in een vorig artikel   (1) kunnen we lezen dat de mobilisatie van het Leger diepgaande veranderingen in de organisatie van de rijkswacht met zich bracht. Eenheden en diensten waarvan het bestaan slechts voorzien was bij de mobilisatie kregen voorrang, bij zover dat de territoriale eenheden de helft van hun effectieven verloren. De meeste brigades in het binnenland telden nog amper twee man. Toen de oorlog uitbrak trokken die zich ook meestal terug achter het front aan de IJzer. Sommigen waren naar Nederland gevlucht waar ze in kampen verbleven. Anderen bleven in bezet gebied waar ze andere taken vervulden. Het personeel van de eenheden van de Cie. Brugge was gedurende de oorlog samengebracht in de streek van Veurne. Dus in tegenstelling met de toestand tijdens de bezetting van 40-45 bestond de rijkswacht niet meer in het bezet gebied tijdens de oorlog 14-18. Na de oorlog werden de brigades opnieuw opgericht (Do 17-11-18). De dienst moest hervat worden met 1/3 van de effectieven die in 1914 voorzien waren. De Burgerwacht was ontbonden en niet opnieuw opgericht na de oorlog. Dit bracht met zich mee: meer taken voor de rijkswacht, vooral op gebied van de ordehandhaving. Vandaar dat de reorganisatie van 1919 (KB 14/8/19) vooral tot doel had de mobiele machten in te richten.

Het grondgebied

Bij de oprichting omvatte het grondgebied van het kanton Moerkerke want zo werd de omschrijving van een brigade lange tijd genoemd de gemeenten Moerkerke, Damme, Sijsele en Middelburg. Voorheen ressorteerden deze gemeenten onder brigade Brugge.

Zoals het bij veel eenheden gebeurde, onderging het grondgebied van kanton Moerkerke wijzigingen, nl.:

  • in 1928 werd Middelburg bij brigade Maldegem gevoegd (is thans een deelgemeente van Maldegem). Lapscheure en Oostkerke, toen ressorterend onder brigade Westkapelle, kwamen bij brigade Moerkerke.
  • in 1935 kwam Hoeke, toen behorend tot brigade Knokke, eveneens bij brigade Moerkerke.
  • van mei 1943 tot eind 1945 maakten de gemeenten Hoeke en Oostkerke deel uit van de toen opgerichte brigade Dudzele.
  • in 1971 werden de gemeenten Lapscheure en Hoeke deelgemeenten van Moerkerke.
  • in 1977, met de grote fusies van gemeenten, werden Moerkerke, Sijsele en Oostkerke deelgemeenten van Stad Damme. Gevolg hieraan veranderde de brigade van naam en werd brigade Damme.

De brigadecommandanten

De 1ste bekende commandant was opperwachtmeester Van Bockstael, die het commando waarnam van 27-10-18 tot 05-12-22.

Eerste opperwachtmeester Schatteman Philemon, een groot oorlogsinvalide, was zijn opvolger. Op 01-05-29 werd hij wegens gezondheidsredenen gepensioneerd. Hij overleed in 1935 op 48-jarige leeftijd.

Opperwachtmeester Provoost, die hem opvolgde, was er niet lang. Hij kwam er op 03-05-29 van brigade Vilvoorde en werd op 22-11-30 overgeplaatst naar brigade Brugge.

Eerste wachtmeester De Craecker Cyriel, komende van brigade Mouscron, werd er aangesteld op 22-11-30. Misschien zullen sommigen denken dat het te wijten was aan zijn naam dat hij als eerste wachtmeester een brigade mocht commanderen. Niets is minder waar.

In die tijd en zelfs later nog, werden brigades bevolen door een eerste wachtmeester. Hij kreeg er tijdens zijn 18 jaar bevelvoering alle bevorderingen tot de graad van adjudant. Hij bleef er brigadecommandant tot zijn pensionering op 30-06-48.

Eerste opperwachtmeester Callenaere Honoré volgde hem op, tot hij als adjudant-chef mutatie deed naar brigade Asse op 30-06-62.

Adjudant Acke Julien was de volgende commandant. Hij werd gepensioneerd op 01-01-69.

Adjudant Van Hoecke Willy nam als ongehuwde kortstondig het bevel over, want 20 maanden later overleed hij, nl. op 19-11-70.

Dan was het de beurt aan adjudant-chef Verhaeghen Jan, die op 08-03-71, komende van brigade Hamme, het bevel overnam, tot zijn pensionering op 01-01-/86. Het verblijf van zijn opvolger was niet van lange duur. Adjudant Maenhoudt nam slechts het commando waar van 23-08-85 tot 08-09-86.

De huidige brigadecommandant is adjudant-chef Neyt Jean-Pierre. Hij kwam op 12-01-87 van brigade Koekelare, alwaar hij drie jaar brigadecommandant was. Als 37-jarige kan hij misschien alle records kloppen van de bevelvoeringen in deze brigade.

De huisvesting

De eerste gebouwen (bureau en logementen) waren houten barakken, destijds gelegen op de hoek van de Kasteelstraat en Nieuwdorpstraat. Personeelsleden die niet konden gehuisvest worden in die barakken, woonden bij andere bewoners in, her en der in de gemeente. Als woonst waren de barakken ver van comfortabel en in de zomer was het er binnen snikheet. Bij zover dat zelfs de burgemeester zijn beklag deed bij de bevoegde overheid en bouwgrond aanbood aan de “Hoofdbouwmeester” te Gent, zoals toen deze functionaris van de openbare gebouwen noemde. Men ging echter op het voorstel niet in.

Het was pas op 1 januari 1935 dat men uiteindelijk overging tot het huren van een gebouw in de Visserstraat, voor een bureau en een logement voor de brigadecommandant.

Tijdens de gevechten in september en oktober 1944 aan Molentjesbruggen moest een gedeelte van Moerkerke ontruimd worden. De rijkswacht verhuisde toen ook tijdelijk naar Vivenkapelle. In 1971 werd het ganse gebouw ingenomen als administratief complex. Voor de toen aangekomen brigadecommandant, adjudant Verhaegen, huurde men een andere woning: een villa aan de Molentjesbruggen. Dit bleef zo tot in 1983, bij het in gebruik nemen van het nieuwe complex, gelegen Middelburgsesteenweg 19 te Damme (Moerkerke). Het oude gebouw in de Visserstraat moest vanwege de eigenaar eerst door de rijkswacht hersteld worden, dit niettegenstaande het reeds verkocht was om afgebroken te worden voor de bouw van een bankfiliaal!

De plechtige inhuldiging van de nieuwe gebouwen had plaats op 12 november 1984 in aanwezigheid van talrijke prominenten, w.o. Minister van Onderwijs, Coens, woonachtig te Sijsele en burgemeester van Damme, luitenant-generaal Bernaert, generaal-majoor De Vos, dienstdoende burgemeester Van Dille van de Stad Damme, en vele anderen. Majoor Deveiter, districtscommandant, schetste in zijn gelegenheidstoespraak de historiek van de brigade. Die er het meest glunderend bijstond was adjudant-chef Verhaeghe. Hij had er trouwens steeds voor geijverd om toch maar een nieuwe brigade te krijgen véér hij met pensioen ging en met fierheid kon hij zijn bureel tonen waarin een sierlijke open haard.

Velen zuilen de wenkbrauwen fronsen: een open haard in een rijkswachtbureel? Hoe kan dat? Doodeenvoudig: die stond er. Het administratief gedeelte van dit nieuwe complex was een bestaand huis dat aangepast werd, met in de woonkamer een prachtige schouw en een plafond met eiken balken. In een aanvankelijke planning moest dit allemaal verwijderd worden iets wat iedere aannemer maar al te graag doet. Maar onze brigadecommandant droomde van een mooi bureel, met een prachtige schouw en een sfeervolle zoldering, in plaats van een kale muur met een typische ijzeren kast en een kil wit plafond. Met gevolg, een discussie met de architect, waarbij Jan repliceerde: “Als ge dat doet afbreken, ga ik onmiddellijk met pensioen!”

De architect zat wat verveeld met die niet-voorziene aanpassing: het lastenkohier moest gewijzigd worden, want een open haard, die moest kunnen branden, en in alle veiligheid en wie iets weet van de brandveiligheid in openbare gebouwen, weet wat dit betekent. Kortom, een bijkomende kost van 70.000 fr. Maar Jan vond een betere oplossing: aangezien die open haard toch nooit zou branden, was het voldoende dat die er bleef zoals hij was, zonder bijkomende kosten. Hij stelde voor, nu dit geld toch voorzien was, het nuttiger te besteden aan een schouw in elk van de vier logementen van het complex, waarin geen schouw voorzien was aangezien er toch centrale verwarming was. Zo kreeg elke bewoner in zijn woonplaats een huiselijke schouw met bezijden een TV-plank.

Uit die ganse schouwhistorie blijkt eens te meer dat een brigadecommandant, die zijn brigade beheert als een goede huisvader, toch het één en ander kan bekomen dat de leefgemeenschap van zijn eenheid aangenamer maakt.

Het nieuwe complex omvat ruime afzonderlijke lokalen voor het personeel, een vergaderzaal, een archiefkamer en zelfs een gevangeniscel. Het verschil met vroeger is enorm, zodat men er in ‘t begin wat onwennig bijliep met al die ruimte waarover men beschikte.

Bovendien zijn er vier moderne woningen voor de op staatskosten gehuisveste personeelsleden. Het had lang geduurd, maar nu kan men zeggen, wat de behuizing van de brigade Damme betreft, dat het aan de normen en vereisten van de tijd voldoet, wat voorheen niet het geval was.

Een paar anekdotes

Kapel O.L.V. Ter Koortsen

Wachtmeester Felix Cooi was een zeer godvruchtig man. In de jaren ‘30 zamelde hij het nodige geld in voor de bouw van een nieuw kapelletje ter ere van O.L.V. Ter Koortsen. Dit kapelletje werd opgericht langs de Waterpolder te Moerkerke. Het katholiek tijdschrift “De Heilige Familie” wijdde er toen een uitgebreid artikel aan, waarin vooral de ijver en de vroomheid van de familie Cooi geprezen werd.

Zijn initiatief viel echter niet in de smaak van zijn rijkwachtoversten. Hij kreeg hiervoor ambtshalve een overplaatsing, of om het in rijkswachttermen te zeggen “De Puliman” naar brigade leper. Het kapelletje, weliswaar herbouwd, staat er nog steeds langs de Waterpolder.

Een onverwachts bezoek

Het was in de tijd dat de rijkswacht uitgerust was met de fameuze “Sten” een mitraillette van het Britse leger. De toenmalige districtscommandant kwam op zekere dag “â l’improviste” naar de brigade van Moerkerke, doch hij trof er een verlaten rijkswachtbureau aan. De planton en de brigadecommandant waren even voordien weggeroepen geweest voor een dringende tussenkomst en hadden vergeten de deur op slot te doen. Dat kon niet door de beugel, oordeelde de districtscommandant.

Hij zou de brigadecommandant eens in een moeilijk parket brengen, zodat hij in de toekomst zijn deur steeds op slot zou doen. Hij gaf opdracht aan zijn chauffeur een Sten uit het wapenrek mee te nemen naar het district en weg waren ze. Niemand gezien, dachten ze, maar ze hadden zonder de echtgenote van de brigade commandant gerekend, die het gebeuren gezien had van achter haar venster. Vanzelfsprekend vertelde ze het voorval aan haar man bij zijn thuiskomst.

Enkele dagen nadien, opnieuw een onverwachts bezoek van de districtscommandant aan brigade Moerkerke. Na enkele plichtplegingen, de verwachte vraag: “Adjudant, laat mij eens de wapens zien”. De districts- commandant dacht “nu heb ik hem”. Doch wat bleek: er ontbrak geen enkel wapen. De inventarislijst met de nummers moest erbij, maar alles klopte. De districtscommandant stond perplex, krabde eens achter zijn oor, doch hij was ook niet van gisteren, hij had het vlug door wat er gebeurd was en om verdere verwikkelingen te vermijden vroeg hij geen verdere uitleg. De brigadecommandant gebaarde natuurlijk van kromme haas.

Toen een tijd nadien alle Stens moesten ingeleverd worden, voor omruiling met de Thompson-mitraillette, had het district Brugge een Sten teveel en leverde twee Stens in met hetzelfde nummer. Het voorval stond niet genoteerd in het “Register 12” van de brigade. Het is een anekdote die nog steeds graag naverteld wordt in rijkswachtmiddens.

Het personeel

Hierna een lijst van de personeelsleden die deel uitmaakten van de brigade sedert de oprichting. (Vóór 1929 zijn de gegevens geput uit de inschrijvingen in de bevolkingsregisters).

Stamnr. Graad Naam Aankomst Vertrek
13868 WM 1 kl. Ryckeboer ../10/22 1/1/32 pensioen
12235 1 OWM Schatteman 5/12/2022 1/5/29 pensioen
15400 WM 1 kl. Cooi ../1/25 9/413 Ieper
16347 WM 1 kl. De Letter ../4/26 3/4/29 Lokeren
15753 WM 1 kl. Boelens 4/4129 Hannut 1/1/32 pensioen
15063 OWM Provoost 3/5/29 Vilvoorde 20/11/30 Brugge
14918 WM 1 kl. Paulissen 7/6/30 Brugge 25/3/33 Brugge
714 WM 1 kl. Vanlaeke 7/6/30 Veurne 1/4/49 pensioen  
14830 Adj. 2 kl. De Craecker 22/11/30 Mouscron 1/7/48 pensioen
790 WM 1 kl. Verheeke 24/4/31 Brugge 1/7/47 pensioen
963 WM 1 kl. Verbeke 9/4/32 Roesbrugge 3/10/32 Pervijze
2369 WM 2 kl. Devey 13/4/32 Loker 3/10/32 Klerken
963 WM 1 kl. Verbeke 7/4/33 Pervijze 1/7/45 pensioen
2787 WM 1 kl. De Baes 11/9/33 Koekelare 22/10/52 Ruiselede
- Hulprijkswachter Lannoo 9/11/1944 31/1/46    (2)
20653 WM 2 kl. Callant 12/6/45 Brugge 8/9/49 Middelkerke
20204 WM 1 kl. Sap 8/1/46 3/III Gent 24/11/52 Nevele
20216 WM 2 kl. Nollet 8/1/46 3/III Gent 13/8/46 Brugge
20244 WM 1 kl. Declerck 8/1/46 3/III Gent 3/12/5 1 3/1 Gent
20092 Brig. Strobbe 9/1/46 4/1 Brussel 13/8/46 Brugge
22012 1 WM Corion 13/8/46 Brugge 1/1/73 pensioen
22028 WM 2 kl. D’Haene 13/8/46 Brugge 3/12/5 1 3/1 Gent
23619 WM 2 kl. Van Avermaet 2/7/47 Brugge 23/12/50 Handzame
4503 Adj.-chef Callenaere 30/61 48 Brugge 30/6/62 Asse
21006 1 WM Zanders 14/9/48 Zeebrugge 14/5/52 Brugge  
23865 WM Devynck 18/7/49 Gent 20/9/57 Lotenhulle  
3596 1 WM Segers 23/12/50 Brugge 1/1/59 pensioen  
22028 WM 2 kl. Debruyne 14/2/52 Terdonck 13/10/54 St.-Niklaas
5946 WM 1 kl. Mestdagh 15/2/52 Bassevelde 2/9/55 Ledeberg
6665 OWM Carret 5/6/52 Schorisse 31/10/52 HB de Gent
7110 OWM Van den Bruwaene 2/3/53 Kortrijk 25/5/56 Torhout
20315 1 OWM De Molder 22/11/54 Schonsse 23/11/64 Diksmuide
G.3877 OWM Desloovere 10/10/56 1/11 ML 7/3/62 Roeselare
21333 1 WM Ververs 18/9/57 Gent 1/3/69 pensioen
20691 1 WM Raman 22/10/58 Stekene 1/1/72 pensioen
G.463 1 OWM Van Gele 30/5/62 3/11 ML 22/6/64 Meeuwen
4685 Adj.-chef Acke 30/6/62 Ruddervoorde 1/4/69 pensioen
G.4999 1 WM Dhondt 9/12/63 3/IIIML 27/8/73 Oostende
G.5860 1 OWM   24/8/64 3/II/ML  
G.2806 1 WM Moens 22/3/65 2/1 Gent 6/1/69 As
G.3245 1 WM De Jaeger 31/5/65 Vollezele 1/6/82 pensioen
G.512 Adj. Vanhoecke 6/1/69 Oudenaarde.. 14/11/70 overleden
G.4742 WM Vandevoorde 2/6/69 W. Dst. JII/ML 1/7/77 Maldegem
G.5877 1 WM Van Steenkiste 2/6/69 3/1 Gent 4/4/91 pensioen
G.2202 Adj.-chef Verhaegen 8/3/71 Hamme 1/1/86 pensioen
G.8645 WM Forrier 27/8/73 Watervliet 22/3/76 Brugge
G. 10645 WM Strubbe 5/11/73 3/T Gent  
45.09422.86 WM Laureyns 15/7/74 1/1 Gent 3/1/77 Maldegem
45.14932.67 WM Bruneel 22/3/76 W. Dst. /I/Gent  
45.14186.00 WM Flederik 3/1/77 Re/6 ML 19/4/82 Oostende
45.14486.09 WM Van Cleven 1/7/77 W. Dst. /6 ML 6/9/82 Oostende
45.13794.93 WM Vanden Abeele 23/4/79 Brugge 4/1/88 St.- Laureins
45.14545.68 WM Schoonheere 6/9/82 W. Dst.l /I/Gent 30/5/88 Brugge
45.12887.59 WM Loose 5/9/83 Ruiselede  
45.11001.16 WM DeBakker 5/9/83 BOB Brugge  
45.09597.67 Adj. Maenhoudt 23/9/85 Brussel 8/9/86 1 Mob Gp
45.09856.35 Adj. Neyt 12/1/87 Koekelare  
45.18891.49 WM Mostaert 20/6/88 1 Mob Gp  

 

Historiek brigade Dudzele

Alvorens de historiek te geven van deze rijkswachtbrigade die tijdens de laatste jaren van de Duitse bezetting opgericht werd, volgt eerst een korte toelichting over de toestand tijdens de 2de wereldoorlog.

Na de achttiendaagse veldtocht in 1940, kwam er in België een Duits militair bestuur (Militärverwaltung). Achteraf gezien had dit tijdens de bezetting wel enige voordelen t.o.v. een burgerlijk bestuur, zoals dit o.a. in Nederland ‘t geval was. Immers veel openbare en rechterlijke instellingen bleven functioneren. Het leger werd ontbonden, maar de rijkswacht bleef bestaan. De gendarmen mochten naar hun brigades terugkeren en zelfs hun wapens behouden. Toch kwamen er velen, die o.a. met de Lichte Regimenten deelgenomen hadden aan de achttien daagse veldtocht, in het krijgsgevangenschap terecht. Slechts op het einde van de bezetting, toen de bevrijding naderde, kwam er een burgerlijk bestuur Civilverwaltung), die op ‘t laatste nog de rijkswacht deed ontwapenen.

Tijdens de bezetting waren de gendarmen geen militairen meer. De rijkswacht hing af van de Secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken (Algemene Rijkspolitie) en bleef tevens onder toezicht van het Ministerie van Justitie. Dus ongeveer dezelfde “demilitarisatie” die we nu zullen meemaken de geschiedenis herhaalt zich. Met dien verstande dat er toen nog een derde en geduchte opdrachtgever-controleur was, nl. de Duitse overheid, voor de Rijkswacht meer bepaald de Feldgendarmerie.   (3)

Ontegensprekelijk werden tijdens de bezetting wijzigingen in de structuur en organisatie van de rijkswacht ingevoerd, die na de bevrijding meestal teniet werden gedaan, omdat het beslissingen waren van de bezettende overheid.

Gevolg aan de oprichting van “Groot-Brugge” (Besluit van 10-10-42-Stbl. 14-10-42) werd Brugge ingedeeld in zes bestuurlijke districten, nl. Brugge, St. -Andries, St. -Michiels, Assebroek, St. -Kruis en Zeebrugge-Lissewege. De idee van bestuurlijke samenvoegingen moet toch niet zo slecht geweest zijn, want een twintigtal jaren nadien deed men hetzelfde met de fusies van de gemeenten.

Ingevolge die bestuurlijke wijziging moest de rijkswacht zijn organisatie aanpassen. Voor Brugge en omgeving was dit als volgt voorgesteld:

  • Post Brugge T (64 man): het grondgebied van Brugge, St.-Andries, St.-Michiels, St-Kruis en Assebroek.
  • post Brugge 11(5 man): het grondgebied van Zeebrugge en Lissewege.
  • Brigade Dudzele (5 man): het grondgebied van Dudzele (voorheen Brigade Brugge), Ramskapelle (voorheen Zeebrugge), Oostkerke en Hoeke (voorheen bij Moerkerke).
  • Brigade Houtave (5 man): Houtave, Stalhille en Meetkerke.

Brigade Dudzele werd opgericht op 26 mei 1943 (Besluit van 6-1-43 Stbl 24-1-43) met een effectief van één KOOffr en vier OOff. Voor het bureel en het logement van de Brigadecommandant huurde men een woning in, gelegen te Dudzele, Lissewegesteenweg nr. 246. Bij het inhuren kreeg de Brigadecommandant reeds de opdracht een bouwterrein te zoeken voor het bouwen van een definitieve kazerne, doch in april 1944 besloot men ermee te wachten tot na de oorlog. Maar op 31 december 1945 werd de Brigade afgeschaft, niettegenstaande de toenmalige Groepscommandant nog gepoogd heeft deze Brigade te behouden.

Opmerkelijk is, dat na de Franse Revolutie, in 1795 bij de instelling van de brigades van de Nationale Gendarmerie in het Leie Departement, er voorgesteld is een brigade op te richten te Dudzele. Nadien werd dit gewijzigd in Westkapelle.

Als Brigadecommandant werd op 26 mei 43 IOWM Devisscher ingezet, tot hij op 14 juni 44 mutatie moest doen naar St. Kwintens-Lennik. In werkelijkheid voerde hij deze mutatie niet uit, maar dook onder. Hij werd beschouwd als zijnde “vermist” en administratief overgeplaatst naar PRB. Dit was een administratieve dienst bij het commando van de rijkswacht, opgericht op 1-10-43, waar alle rijkswachters die voor één of andere reden geen daadwerkelijke dienst meer deden (vermist, aangehouden door de Duitsers, enz.) administratief ondergebracht werden.

Waarom de betiteling “vermist”? Aangezien men geen militair meer was, kon er geen sprake zijn van deserteur. Nochtans bleef men strafrechtelijk vervolgbaar, in toepassing van Art. 4 van de Wet van 5 maart 1935, vermeld op blz. 13 van het Burgerlijk Mobilisatieboekje, dat van toepassing was op de rijkswachters die hun post verlieten. Na 21 dagen afwezigheid werden ze uit de rijkswacht gesloten, met alle gevolgen van dien (geen wedde, enz.).

Na de bevrijding werd IOWM Devisscher op 4-9-44 terug opgenomen in de rijkswacht en op 3-10-44 opnieuw aangesteld als Brigadecommandant te Dudzele. Bij de afschaffing van de Brigade, ging hij over naar Brigade Brugge, waar hij later Brigadecommandant werd.

IOWM De Backer kreeg op 18/8/44 het commando van de Brigade toegewezen. Hij bleef er tot 14-10-44, waarna hij terugkeerde naar Brigade Gent. Deze IOWM die nochtans als WM ook deel heeft uitgemaakt van deze Brigade (zie verder).

Op 26-5-43 werden eveneens ingezet:

  • WM 2de KI De Baets. Die kreeg op 15/6/44 zijn overplaatsing naar Brussel, doch dook onder. Na de bevrijding kwam hij op 29/9/44 opnieuw naar Dudzele, tot zijn mutatie op 18/9/45 naar Brigade Anzegem.
  • WM 2de Kl Walgraeve. Die bleef er tot 27/3/44, waarop hij eveneens mutatie deed naar Brigade Anzegem.

Op 31-5-43 kwam WM lste Kl Van Eetvelde, die op 31-12-45 mutatie deed naar Brigade Oostkamp.

Op 15-7-43 kwam WM 1ste Ki Sergeant, die er bleef tot zijn pensionering op 1-7-45.

Op 1/5/44 WM 2de KI De Backer, die er bleef tot de afschaffing op 31-12-45 en overging naar Brigade Brugge.

Op 27-7-45 Rwr De Grijse, die er ook bleef tot de afschaffing en mutatie deed naar de Brigade Avelgem.

Het onderduiken van IOWM De Visscher en WM De Baets was geen alleenstaand geval. Op 4 mei 44 verscheen er een korpsnota, met het bericht dat ingevolge de beslissing van de bezettende overheid 31 rijkswachters met name aangeduid, uit de “Kampfzone” (Sperrgebiet) moesten verwijderd worden. Zij waren door de Duitse overheid als “onbetrouwbaar’ aangezien.

Van de 31 namen er 17 het zekere voor het onzekere en doken onder. Immers, eens dat men op een slecht blaadje stond bij de Duitsers, was het gevaar voor een aanhouding reëel.

Naar de reden van dit “onbetrouwbaar” zijn, kon men veelal gissen. Voordien waren reeds zuiveringen doorgevoerd in tal van diensten in de kustzone, o.m. bij de politie, met verplichte verhuis naar het binnenland of zelfs gepaard met aanhoudingen. Was het rijkswachter zijn tijdens de bezetting geen gemakkelijke taak, het was nog erger voor diegenen die in het “Sperrgebiet” vertoefden. Dit gebied strekte zich langsheen de kust uit tot ± 10 km in het binnenland of zelfs verder. Het grondgebied van Brigade Dudzele lag er volledig in. Tussen Brugge en Dudzele, aan Kruis Abele, was er een Duitse wachtpost. Zonder vergunning (Schein) van de Duitse overheid mocht men het gebied niet binnen. Bij zover, als een rijkswachter uit het binnenland een mutatie kreeg naar een Brigade in het Sperrgebiet, de toelating van het Korps niet voldoende was: hij moest nog een speciale “Schein” afhalen bij de Feidgendarmerie voor toelating van verblijf in deze plaats.

Vooral bij de bevrijding was de situatie in Dudzele benard. De Duitsers hadden een gedeelte van het grondgebied ten noorden van Dudzele onder water gezet en zich verschanst in Zeebrugge, Heist en Knokke. Dudzele was als het ware een vooruitgeschoven post van het bevrijde Brugge en had nog gedurende zes weken, tot de bevrijding van Knokke, af te rekenen met vijandelijk kanonvuur.

Karel De Backer kan uren vertellen over de belevenissen die hij meemaakte in die periode.

Zoals toen hij beroofd werd van zijn dienstfiets door een terugtrekkende Duitse soldaat en in de discussie die er op volgde, door een andere Duitse soldaat onder vuur genomen werd en zo op gevaar van zijn leven moest afzien van het terugeisen van zijn fiets. Of toen hij bij het oversteken van één van de kanalen op een vlot van een schuurdeur, hij midden in het kanaal in het water terecht kwam en met zijn botten en “rotonde” aan naar de overkant kon spartelen. Ontegensprekelijk kenden onze rijkswachters tijdens de bezetting heel wat meer miserie en liepen zij evenveel of nog meer risico’s dan hun collega’s die hetzij vrijwillig of toevallig in Engeland terecht gekomen waren, maar waarvan hun dienstjaren tijdens de oorlog dubbel tellen.

Voetnoten

  1. Rond de Poldertorens, 1995, 36, 1, pp. 28-35.
  2. Lannoo Camiel was een verzetsman die bij de bevrijding ingelijfd was bij het Canadese leger als verbindingsman. Na zijn demobilisatie werd hij als hulprijkswachter te Moerkerke aangesteld. Wegens overschrijden van de leeftijdsgrens kon hij niet opgenomen worden bij de rijkswacht.
  3. Wie meer wil lezen over de rol van de rijkswacht tijdens de 2de wereldoorlog kan ik ten zeerste het boek aanraden: W.J.D. Van Geet, De Rijkswacht tijdens de Bezetting, Antwerpen.

De rijkswachtbrigade te Damme en Dudzele

Paul De Coninck

Rond de poldertorens
1995
02
065-072
Mado Pauwels
2023-06-19 14:33:01