Plannen tot Fusie en Grenswijziging van Westkapelle en Knokke (1827-1914)

Pierre Decuypere

Fusie en grenswijziging zijn vrij recente begrippen althans wanneer ze betrekking hebben op de gemeente. Hoewel de gemeente de kleinste eenheid van het territoriaal bestuur en tevens de onderafdeling van het kanton uitmaakt, kan ze enkel door een wet tot stand gebracht, opgegeven of in haar grenzen gewijzigd worden. (1)

De gemeentebestuurders zijn sedert aloude tijden en tot in de jaren vijftig voorstanders geweest van de gemeentelijke autonomie en deze, als ze in moeilijkheden verkeerde, weten te verdedigen. Eerst in de jaren 1950 vroegen voorstanders van de afschaffing van kleine gemeenten de versmelting van die gemeenten met grotere uit hun onmiddellijke omgeving of de samenvoeging van kleine nevens elkander gelegen gemeenten op grond van de geringheid van hun bevolking en oppervlakte, het grillig karakter van hun begrenzing en vooral de moeilijkheden rakende een dagelijks bestuur.

Gouverneur P. van Outryve d’Ydewalle vond dat die overwegingen in enige mate aannemelijk waren voor zover men deze uit louter bestuurlijk standpunt beschouwde, maar vroeg zich toch af of de samenvoeging wegens de begrensdheid van het grondgebied of de schaarse bevolking noodzakelijkerwijze en perse een volmaakter financieel sterker bestuur en met evenrediger lasten en diensten zou veroorzaken, terwijl elke gemeente, door de autonomie die haar wettelijk is toegezegd een eigen specifieke toestand verkiest en er zich altijd in zal blijven bevinden. De gemeente houdt niet alleen een probleem in van bestuurlijke werkelijkheid; zij is voor alles een volksgemeenschap, een groep families samen gemengd. en samen geschakeld, hele geslachten door, met een gemeenschappelijk verleden van blije en donkere dagen, met een gemeenschappelijke kijk op samenleven in vrede en rust en op samenbuigen over de dood. (2)

In de rede van de gouverneur woog de voorkeur van de gemeentelijke autonomie zwaarder door dan de aangehaalde overwegingen van de voorstanders der samenvoeging van kleine gemeenten. Daarmee werd steeds grotelijks aangekoppeld met de vroegere denkbeelden nopens de gemeentelijke zelfstandigheid.

Toch werden er in de loop van de 19de en 20ste eeuw een paar initiatieven genomen, ni. een door koning Willem 1 in 1827 om kleine gemeenten met elkander te verenigen, meer bepaald om Knokke bij Westkapelle te voegen  (3) en tot doel de gemeenten Knokke en Westkapelle in 1914 om onder mekaar grondén uit te wisselen en daardoor een wijziging aan hun grenzen aan te brengen. (4)

In onderhavig opstel trachten we voornamelijk de motieven te doen kennen die aan de voorstellen tot fusie en grenswijziging ten grondslag lagen.

A. Voorstel tot fusie of samenvoeging van gemeenten (1827)

Bij brief van 15 oktober 1827 liet de districtscommissaris Veranneman de gemeenteraad van Westkapelle weten welke de opvattingen waren die koning Willem had nopens de vereniging of samenvoeging van kleine gemeenten. Die opvattingen waren de districtscommissaris door de provinciegouverneur medegedeeld en luidden als volgt: Zijne Majesteit onderricht zijnde van de zware kosten waarmede de verscheiden gemeenten bezwaard zijn uit oorzaak dat zij, hoewel maar een klein de bevolking en uitgestrektheid hebbende, evenals grootere gemeenten aan dezelfde gewoonlijke uitgaven van bestuur onderworpen zijn (..) wilde vernemen of het niet wenselijk was enige van de kleine gemeenten met andere te verenigen om alzo de kosten en lasten van de ingezetenen te verminderen.

Om aan ‘s konings vraag te voldoen, gelastte de gouverneur de districtscommissaris een adstructie memorie op te stellen die de omstandige redenen moesten bevatten waarom, volgens zijn zienswijze, het voordelig kon zijn sommige kleine gemeenten met andere te verenigen. De districtscommissaris verlangde met kennis van zaken aan zo een belangrijke vraag een grondig antwoord te geven. Hij was wel persoonlijk van mening dat het voordelig ware de gemeente Knokke met die van Westkapelle te verenigen, maar hij wenste voorafgaandelijk het advies van de betrokken gemeenten in te winnen.

Daarom verzocht hij de gemeenteraad van Westkapelle zonder verwijl zijn oordeel in deze aangelegenheid te verstrekken, en meer bepaald zijn redenen zo voor als tegen het ontwerp, aan te geven, zonder aandacht voor persoonlijke consideraties. De districtscommissaris sloot zijn brief aan de gemeenteraad van Westkapelle met volgende aanbeveling af: Wel te verstaan dat alles wat er te dien opzichte in Ued. achtbare beraadslaging zal begrepen zijn enkel tot nut van de gemeenzaamheid moet strekken; immers Ed. achtbare Heeren, ben ik alhier opwekkende uwe gewone onpartijdigheid en ijver voor het welzijn uwer geadministreerde. De districtscommissaris (get) Veranneman

Beraadslaging van het gemeentebestuur

De gemeenteraad van Westkapelle die over het pro en contra van het voorstel tot fusie van de gemeenten Westkapelle en Knokke een met redenen onmiddellijk beslissing moest nemen, was als volgt samengesteld: P.J.Vermeire, burgemeester, L. Constandt, J. Van Besien, Johannes Voscamp, L. Verschoore, Jacobus De Roo, Felix Menjon en secretaris Pieter Depré.

1) Motieven

De beweegredenen die door de gemeente Westkapelle aangevoerd werden, waren van drieërlei aard:

a) Die rakende de gemeenten Westkapelle en Knokke

Die gemeenten bestonden reeds sedert onheugelijke tijden. In de beschrijving van de Nederlandse en Vlaamse geschiedenissen waren geen aantekeningen te vinden nopens hun ontstaan. Te oordelen naar de bouworder (aanleg) de grote van hun kerken en de verhevenheid van hun schone torens moest hun oorsprong teruggaan tot de tijd dat het woest woud van Vlaanderen bewoonbaar was geworden. De samenstelling van de gemeenten was het werk van de eerste voorzaten en diende als een gedenkteken van de oudheid beschouwd te worden. Volgens de algemene grondbeginselen mochten die gemeenten zonder zware redenen niet vernietigd worden “tsy door vereniging of verdeling van grondgebied”

Westkapelle had een grootte van 2171 bunderen en strekte zich uit van het westen naar het oosten. De inwoners van de uiterste grenzen waren meer dan twee uren van de kom van Knokke afgelegen.

De gronden van Westkapelle waren kwaad en kleiachtig en vormden lage landen aan de kant van Knokke. De grondgesteldheid en de slechte wegen maakten de toegang tot beide gemeenten meer dan de helft van het jaar ten dele onmogelijk en ten dele moeilijk. het gevolg hiervan was dat beide gemeenten zo op wereldlijk als op geestelijk vlak niet tezamen konden bestuurd worden en in voorkomend geval de benoeming van een veldwachter en een kapelaan noodzakelijk zouden maken.

b) beweegredenen rakende de gemeente Knokke

Knokke die aan de zeekant gelegen was, eiste een voortdurende bewaking op “wegens het stranden der schepen of anderszins”. Westkapelle kon voor die aanhoudende zorg niet instaan.

De gemeente Knokke had veel onvermogende ingezetenen en armen. Het Knokse liefdadigheidsgesticht had weinig inkomsten. De vereniging van de twee gemeenten zou voor Westkapelle zeer nadelig uitvallen.

Daar Westkapelle op zichzelf kon bestaan, zou de fusie met Knokke alleen de lasten verhogen.

c) Andere redenen

De gemeenteraad stond er op haar beweegredenen met een precedent daterend van 1818 af te sluiten. Het College van de gedeputeerde staten (bestendige deputatie) had bij circulaire van 27 februari 1818 de gemeentebesturen medegedeeld dat het gemeentelijk reglement betreffende het regentschap van landelijke gemeenten toestond dat een of meer landelijke gemeenten hun vereniging mochten aanvragen zo ze dit gevoeglijk achtten. Aangezien de gemeentelijke administratie een verhoging van uitgaven voor gevolg kon hebben, waren er wellicht gemeenten die om hun uitgaven te verminderen, van die mogelijkheid tot vereniging gebruik wilden maken. Om die reden vroegen de gedeputeerde Staten de gemeenten hun raad bijeen te roepen om over de mogelijkheid tot vereniging te beraadslagen.

De gemeenteraad van Westkapelle verklaarde in zijn beraadslaging van 31.10.1827 dat de mogelijkheid tot vereniging van gemeenten “door de toenmalige raad municipaal (1818) van alhier afgekeurd werd” .   (5) Dit was het precedent waarop de gemeente Westkapelle zich in 1827 beriep.

2) Beschikkend gedeelte

De gemeenteraad van Westkapelle was aldus van oordeel dat uit hoofde van al hetgeen voorgeschreven was, er geen redenen bestonden om de gemeente Knokke met deze van Westkapelle te verenigen. De belangen van de ingezetenen lieten die vereniging niet toe. Om te voldoen aan de verbintenissen aangegaan door de eed die elk lid afgelegd had bij het aanvaarden van zijn bediening, achtte de gemeenteraad van Westkapelle zich verplicht zijn besluit door alle middelen te moeten ondersteunen, wilde hij niet door de ingezetenen die hij verving als meinedig bestempeld te worden. De beraadslaging werd afgesloten met de gebruikelijke vermelding: “Gedaan in zitting te Westkapelle data als boven” (31.10.1827). (6)

B. Voorstel tot grenswijziging (1914)

Op de dagorde der gemeenteraadszitting van Westkapelle van 17 maart 1914 stond ter bespreking vermeld: “grenswijziging Knokke-Westkapelle”.

Een schrijven van 31 december 1913 van het gemeentebestuur van Knokke, vergezeld van een plan en een vergelijkende staat met betrekking tot een voorstel van verwisseling van gronden tussen de gemeenten Knokke en Westkapelle werd op tafel neergelegd. Na nazicht door de raad van voormelde stukken en een woordenwisseling tussen de raadsleden werd eenparig beslist dat de zaak van te groot belang was om daarover onmiddellijk te beslissen. Ze werd naar een volgende zitting verschoven, Op voorstel van schepen Lannoye werd beslist in die zin de gemeente Knokke een antwoord te geven.

De zaak van de grenswijziging Knokke-Westkapelle kwam opnieuw ter sprake ter zitting van de gemeenteraad van Westkapelle op 7 april 1914. De raadslieden waren van oordeel dat door een plan en vergelijkende staat betreffende de aangewezen grenswijziging voor te leggen, de gemeente Knokke eigenlijk nog geen voorstel had gedaan over bedoelde grenswijziging. De gemeenteraad van Westkapelle kwam tot het besluit dat de gemeenteraad van Knokke zelf nopens die aangelegenheid voorstellen diende te doen.

Ter zitting van de gemeenteraad van Westkapelle van 26 mei 1914 werd lezing gegeven van een brief van 13 mei 1914 van de gemeente Knokke. In die brief liet het gemeentebestuur van Knokke weten dat het al voorstellen gedaan had over de ontworpen grensscheiding; dat uit de medegedeelde vergelijkende staat duidelijk bleek dat Knokke 75.39.19 Ha. zou afstaan aan Westkapelle en van die laatste 27.19.40 Ha zou verkrijgen. De nieuwe grensscheiding zou samenvallen met de Isabellavaart. Knokke drong aan bij de gemeenteraad van Westkapelle om de zaak opnieuw te beraadslagen en zijn beslissing te willen meedelen. De brief was getekend L. De Klerck, de secretaris L. Dubois.

De voorgestelde Knokse regeling bleek helemaal in het voordeel van Westkapelle uit te vallen, het besluit van de gemeenteraad van Westkapelle dat zonder meer een afwijzing van het voorstel inhield, moet groot opzien en verwondering gebaard hebben bij de Knokse gemeentebestuurders. In voormeld besluit liet de gemeenteraad van Westkapelle weten dat hij de voorgestelde grenswijziging opnieuw had onderzocht en bevonden dat “onze gemeente door de voorgestelde grenswijziging niets kan winnen en dienvolgens beslist heeft die grensscheiding niet te kunnen aanvaarden”. Het medegedeeld plan en vergelijkende staat werd naar de afzender teruggestuurd.   (7) De juiste beweegredenen vanwege de gemeenteraad van Westkapelle om het voorstel tot grenswijziging van Knokke te declineren kon niet achterhaald worden.

Besluit

Het advies dat ten tijde van Koninkrijk der Nederlanden door de gemeenteraad van Westkapelle uitgebracht werd om het voorstel van het centraal bestuur tot fusie van Westkapelle en Knokke af te wijzen, kan als volgt worden samengevat: beide gemeenten bestaan sinds onheuglijke tijden; ze zijn het werk van de eerste voorzaten en moeten als een gedenkteken der oudheid beschouwd worden.

De aard en de uitgestrektheid hunner gronden, de slechte wegen en het aan de zee gelegen Knokke zouden een gezamenlijk bestuur onmogelijk maken. Een samensmelting der twee gemeenten zou de belangen van Westkapelle schaden. Er bestond trouwens een precedent (1818) die de vereniging van Westkapelle-Knokke afwees.

We houden er hier aan even buiten ons onderwerp te treden en een grote sprong te maken naar de recente fusies van gemeenten en hun grenswijzigingen, waaronder de fusie van de vier Oostkustgemeenten, om hun motieven en adviezen voor te stellen tegenover die hogervermeld uit de Hollandse tijd en om daarna uit de vergelijking de nodige conclusies te trekken. (8)

De motieven betreffende de fusies van de gemeenten in de jaren 1960-70 werden vrij uitvoerig maar toch raak uiteengezet door C. Van Straelen, die er volgende, door ons wat ingekorte, opsomming van aangeeft: allen die beleidsverantwoordelijkheid dragen, om. de gemeenten voelen de nood aan media en instrumentaria om gelijke tred te kunnen houden met het snel veranderingsritme van onze maatschappij.

- Lokale besturen zien zich geplaatst voor nieuwe taken o.a. voorziening van drinkwater, gas, elektriciteit, oprichting van woningen, sluiting van ongezonde woningen, aanleg van nieuwe wegen of verbetering van bestaande, ontwerpen van algemene en bijzondere plannen van aanleg (...) Die opdrachten kunnen door de kleine gemeenten niet of onbehoorlijk worden vervuld.

- Een kleine gemeente die met grote inspanning er nauwelijks in slaagt de door de wet opgelegde uitgaven te dekken, beschikt niet meer over de nodige fondsen om de culturele ontplooiing van de bevolking te verzekeren.

- De complexiteit van de gemeentelijke problematiek vergt de inschakeling van ambtenaren met een uitstekende administratieve scholing en een juist concept van een modern beleid. Kleine gemeenten kunnen een dergelijke structuurhervorming niet aan (...). (9)

Als we nu de hoger genoemde motivatie uit de tijd van de Verenigde Nederlanden (1827) vergelijken met die welke ten grondslag lag van de in de jaren 1960-70 tot stand gekomen fusies, meer bepaald die van Knokke-Heist bij koninklijk besluit van 5 juni 1970 (10), dan stellen we onmiddellijk vast dat er van een wezenlijke vergelijking geen sprake kan zijn.

De twee motieven zijn divergent en strijdig met elkaar. Het enige besluit dat uit die verschillende gegevens te trekken valt, is dat iedere tijd zijn eigen noden heeft en zijn eigen middelen gebruikt om die noden te lenigen.

Voetnoten

  1. J. E. Van Grieken, Dictionnaire du traducteur, Woordenboek van de vertaler, Heule, s.d., 197.
  2. Gouverneur P. Van Outryve d’Ydewalle, redevoering uitgesproken op 1 oktober 1953 ter gelegenheid van de gewone zittijd van de provinciale raad, Brugge, 1953, in Provinciaal bestuur (Boeverbos) 67 D 16.
  3. RAB, Inventaris van gemeentearchieven, Westkapelle nr. 1 en 3.
  4. Modern archief Westkapelle, 1909-1917, Stadhuis Knokke.
  5. Circulaire du 27 janvier 1818 relative â la nouvelle organisation des administrations communales in R.A.B., Recueil des actes d’administration générale de la province de Flandre occidentale, tome 5 (1818), 27. Slechts twee gemeenten hadden voor de mogelijkheid tot vereniging geopteerd, ni. Proven bij Zonnebeke en Woesten bij Elverdinge (Gouverneur P. van Outryve d’Ydewalle, l.c.).
  6. R.A.B., mv. van gemeentearchieven, Westkapelle, nr. 1.
  7. Modern archief Westkapelle, ibid.
  8. Belgisch Staatsblad, 1961, 1ste trimester, 938 e.v.. Idem, 6 augustus 1961, p. 9280 e.v..
  9. C. Van Straelen, Fusies van gemeenten, De Gemeente (maandblad van de vereniging van Belgische steden en gemeenten), 1. 72, 34-3 5.
  10. Belgisch Staatsblad, 19 juni, 1970, p. 6596 e.v. 121

Plannen tot fusie en grenswijziging van Westkapelle en Knokke (1827-1914)

Pierre Decuypere

Rond de poldertorens
1994
04
117-121
Mado Pauwels
2023-06-19 14:39:17