De tienden en de tiendeheffers te Dudzele in de elfde eeuw

René De Keyser

Over dit onderwerp heeft Maurits Coornaert in 1985 heel wat gegevens bekend gemaakt in zijn werk “Dudzele en Sint-Lenaart”.    (68)  Daarin komt een overvloed voor aan gegevens over de tienden en de tiendeheffers, die de auteur uit allerhande archieven en uitgegeven werken heeft verzameld. We vermelden dan ook de vroegste gegevens die hem bekend waren.

De abdij van Corbie bezat te Dudzele tienden die ze vermoedelijk verkreeg bij gifte van Boudewijn V, graaf van Vlaanderen. Ook het kapittel van Sint-Donaas bezat tienden te Dudzele en daarbij het recht om de pastoor te benoemen, wat betekent dat Sint-Donaas het altaar bezat.

In 1108 gaf de bisschop van Doornik aan het kapittel van Sint-Donaas de toelating om de kerk van Dudzele definitief in bezit te houden en volgens hetzelfde document was het altaar van Dudzele voordien in bezit van twee kanunniken: Humaer en Reinfried. Bij gebrek aan gegevens heeft M. Coornaert niet kunnen vinden aan wie het altaar van Dudzele toebehoorde vóór de twee genoemde kanunniken.

Uit een verweerschrift (69) betreffende de tienden van Dudzele dat omstreeks 1694 aan de Raad van Vlaanderen werd voorgelegd, komen nu echter nieuwe feiten aan het licht.

Omdat de inhoud van dit document zeer belangrijk is voor de vroegste geschiedenis van de parochie Dudzele, delen wij het hier mede in de hoop dat het voor verder onderzoek de aandacht trekt van een gespecialiseerde geschiedkundige.

2016 03 18 121809

Het verweerschrift en de verweerders

Het document werd dus geschreven naar aanleiding van een geschil over lenen te Dudzele tussen het kapittel van Sint-Donaas en de leenhouders van twee tiendelenen van de abdij van Corbie.

De verweerders

Rond 1645 hadden Louis de Corte, heer van Oostkerke en de Jezuïeten van Mechelen en Leuven elk een deel gekocht en in leen genomen van de tiende van de abdij van Corbie te Dudzele.

In 1649 eiste Sint-Donaas een deel van de inkomsten van de tienden van die twee leenhouders van Corbie op. Het geschil werd voorgelegd aan de Raad van Vlaanderen.

Louis de Corte was intussen overleden en opgevolgd door zijn zoon George de Corte die, evenals zijn vader, heer was van Oostkerke en zoals zijn vader een bevoegd rechtsgeleerde    (70)  George de Corte was in die periode ook de raadsman van de tiendepachters van Sint-Kruis die ook een proces voerden over de inkomsten van hun tienden tegen Sint-Donaas.    (71) De afloop van het proces over de tienden te Dudzele is ons niet bekend.

Beknopte inhoud van het verweerschrift

Om hun zienswijze over het geschil te staven, vermeldden de Jezuïeten van Mechelen en Leuven en George de Corte het volgende:

  1. De prelaat van Voormezele verkreeg het altaar van Dudzele bij concessie van Drogo, bisschop van Terwaan in het jaar 1069.
  2. De voorzaten van de eisers (kanunniken van Sint-Donaas) verkregen het altaar van Dudzele, Klemskerke etc., bij confirmatie van Paus Pascalis in het jaar 1110.
  3. De pastoors mogen van het overschot van de altaartienden profiteren zonder aanspraak te mogen maken op de tienden van Corbie, vermits Corbie de zes schoven van negen vroeger heeft verkregen, afgescheiden van de hiervoor vermelde altaartienden die de kanunniken van Sint-Donaas met de lasten daaraan verbonden bezitten, zijnde drie schoven van negen.
  4. De abdij van Sint-Bertin en nu het bisdom Brugge, bezit de tienden van zes schoven te Klemskerke en het bisdom wordt er nooit en op geen enkele wijze voor belast.
  5. De prelaat van Voormezele heeft geen bewijs geleverd van het feit dat hij pastor primitief zou geweest zijn te Dudzele.
  6. Het derde deel van de schooftienden in Voormezele, Dudzele, Klemskerke en overal elders, komen de pastores toe en dit ter ontlasting van de andere twee derde delen.

Tot hier naar onze mening de voornaamste gegevens.

Prof A. Verhuist vermeldde niet zo lang geleden een gelijkaardige verdeling van de tienden te Reninge   (72) Te Reninge bezat de abdij van Marchiennes de twee derden van de tienden, die het bodium werden genoemd. De abdij van Voormezele bezat er het andere derde dat altare werd genoemd en bij dit altaar behoorden ook de offeranden of de inkomsten van de kerk.

Deze verdeling van de tienden was blijkbaar toch geen algemene regel. De abdij van Sint-Kwintens in Vermandois bezat immers de gehele tiende te Oostkerke en de daaruit ontstane parochies.

Vermits volgens het verweerschrift van 1694 de prelaat van Voormezele een rol heeft gespeeld bij het vroegste ontstaan van de parochie van Dudzele, is een korte kennismaking met Voormezele en de proosdij aldaar passend, temeer daar dezelfde bisschop Drogo er ook bij betrokken is geweest.

Voormezele    (73)

In 1068 stichtte Isaac, heer van Voormezele en weduwnaar van Richildis, samen met zijn schoonmoeder Ermengardis, een kapittel van wereldlijke kanunniken te Voormezele. Die stichting werd in 1069 goedgekeurd door een oorkonde van Drogo, bisschop van Terwaan. Zij werd begiftigd met twee boerderijen om in het onderhoud te voorzien: één te Aardenburg en één te Jabbeke met nog andere landerijen en het patronaat over de parochie Voormezele. De gemeenschap stond onder de aanroeping van Onze Lieve Vrouw.

De Zalige Jan van Waasten (ca. 1050-1130), bisschop van Terwaan, hervormde dat kapittel in 1100 tot een klooster van reguliere kanunniken onder de regel van de Heilige Augustinus.

Tijdens de regering van de Zalige Karel de Goede, graaf van Vlaanderen (en dit rond de jaren 1122-1123) stichtten de kanunniken van Voormezele en Middelburg (Nederland) een klooster dat onder de leiding stond van een zekere Albaldus. Dit klooster werd de zetel van een Norbertijnerabdij en is nu het provinciehuis in Zeeland.

In 1667 werd de proosdij van Voormezele door Paus Alexander VII verheven tot abdij. Op 10 mei 1794 werd de abdij verwoest door de Fransen en ging alles in de vlammen op.   (74)

Voorlopig besluit

Het feit dat de proosdij van Voormezele in 1069 het altaar van Dudzele verkreeg is een bevestiging van de stelling van M. Coornaert, waarbij hij veronderstelt dat Dudzele parochie werd omstreeks 1070.

De beweringen van de Jezuïeten van Mechelen en Leuven en van George de Corte worden door geen andere gekende documenten bewezen, zodat we niet weten waarop die twee leenhouders van Corbie zich steunden. De proosdij van Voormezele kan dus het altaar van Dudzele gedurende maximaal 39 jaar in bezit hebben gehad: van 1069 tot 1108.

Volgens het verweerschrift bezat de abdij van Corbie twee derden van de tienden te Dudzele, het zgn. bodium. Sint-Donaas te Brugge bezat het overblijvende derde, namelijk de altaartienden met de meegaande rechten die dus in 1069 aan Voormezele zouden geschonken zijn.

Het is opvallend dat in hetzelfde jaar waarin Drogo zijn goedkeuring gaf aan de stichting te Voormezele, hij ook het altaar van Dudzele aan de stichting te Voormezele toezegde. Misschien zijn beide bevestigingen op hetzelfde ogenblik gebeurd, of toch zeker kort na elkaar.

M. Coornaert vermeldt in zijn werk “Dudzele en Sint-Lenaart”    (75)  dat Bisschop Drogo een Translatio Sanctae Lewinae schreef; waarin hij een mirakel vermeldt dat gebeurde in de kerk te Dudzele door tussenkomst van de heilige Lewirma.

Bisschop Drogo van Terwaan blijkt dus ongetwijfeld een belangrijke rol te hebben gespeeld in het vroegste bestaan van de parochie en de kerk van Dudzele.

Naschrift

“M. Coornaert vermeldt in zijn werk “Dudzele en St.-Lenaart” dat Bisschop Drogo een Translatio Sanctae Lewinae schreef, waarin hij een mirakel vermeldt dat gebeurde in de kerk te Dudzele door tussenkomst van de heilige Lewinna.”

De titel van Bisschop komt bij M. Coornaert niet voor, maar werd er door mij onwillekeurig aan toegevoegd.

Volgens de zeer degelijke studie over dit onderwerp door N. Huyghebaert in Sacris Erudiere, Steenbrugge 1971, werd de Translatio Sanctae Lewinne geschreven door een monnik van St-Winnocsbergen, die toevallig ook de naam Drogo droeg.

Met dank aan E.H. Lavaert voor deze inlichting.

Voetnoten

  1. M. Coornaert, Dudzele en Sint Lenaart, Dudzele, 1985.
  2. RijksarchiefBrugge, aanwinsten nr. 7076 Verweerschrift van tiendeleenhouders van Corbie tegen Sint-Donaas. Ons medegedeeld door G. Bonte, waarvoor dank.
  3. M. Coornaert, o.c..
  4. Archief Bisdom Brugge F 275 Dossier over tienden van Sint-Donaas te St.-Kruis bij Brugge
  5. A. Verhulst, Woesten, een dorpsstichting van Diederik van den Elzas, Graaf van Vlaanderen (1161), Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis, 128, 1991, 1-2, 47-62.
  6. Over Sint-Donaas en Voormezele, zie M. Vandermaesen, Tillegem en zijn heren, in: L. Devliegher (red.), Het kasteel van Tillegem te Brugge, Brugge, 1989, 19-32.
  7. W. Desodt, Voormezele, een dorp en zijn abdij 1068-1794, De Gidsenkring van West-Vlaanderen, 27, 1989, 1, 3 e.v.
  8. M. Coornaert, o.c., 30.

De tienden en de tiendeheffers te Dudzele in de elfde eeuw

René De Keyzer

Rond de Poldertorens
1994
04
151-154
Mado Pauwels
2023-06-19 14:39:17