De steenbakkerijen in Knokke en Westkapelle - Naschrift

Albert De Keyser

Het volledig artikel vindt u hier: De steenbakkerijen in Knokke en Westkapelle

We hebben met veel belangstelling het artikel gelezen van Pierre Decuypere over de steenbakkerijen van zijn vader. Het is een stukje geschiedenis waarvan we zelf nog herinneringen bewaren. Als kind hebben we talloze wagens en karren volgeladen met stenen over de kasseien van de Pierslaan horen voorbij dokkeren en zestig jaar reeds wonen en werken we tussen de muren opgetrokken met stenen van de steenbakkerij Decuypere. De Isabellavaart werd in onze jongensjaren weleens geëxploreerd, de ongebakken stenen en de vlaken gezien en de brandende veldoven geroken. Vandaar onze ruime belangstelling. Bestudering van het kaartje van de steenbakkerij langs de Kragendijk bracht ons tot het opsporen van wat geschiedkundige en topografische wetenswaardigheden die we hier graag mee delen.

Het terrein grensde ten westen aan de Rietveldader, ten noorden aan de Knokse watergang en ten oosten aan de Kragendijk. De zuidelijke grens was een schuine lijn dwars door de velden met tegenaan de zuidwesthoek een insprong. Zie op de kaart de omtrek aangeduid met haakse streepjes. De oppervlakte, zonder tramweg, bedroeg naar een ruwe berekening bijna 16 ha. De gronden liggen in de Vardenaarspolder die vermoedelijk in de 2de helft van de 12de eeuw werd bedijkt, dus kort na de Duinkerke transgressiefase (ca 1134-1180). Het terrein maakte destijds deel uit van de 10de sectie Kragenhoek die toebehoorde aan de abdij van Sint-Kwintens in Vermandois; waterstaatkundig ligt het in het 4e begin van de Watering van Groot-Reigaarsvliet. Binnen de begrenzing ligt, bovenaan tegen de Kragendijk en met aan de andere zijde een boogvormige lijn, het perceel nr. 242. Op de kaart van Groot-Reigaarsvliet van 1838 en op de kadasterkaart van P.C. Popp (ca. 1845) vinden we dit stuk grond op de oostkant van de Kragendijk die daar niet rechtdoor liep, maar de boogvorm volgde. Op de topografische kaart van 1862 is de weg reeds doorgetrokken. Deze bocht was een kraagdijk gelegd om een dijkdoorbraak te dichten. M. Coornaert vermeldt nog twee andere dijkbreuken tussen de kerk van Knokke en Driewegen.    (1)

Ook deze doorbraken werden met een kraagdijkje afgesloten, ze zijn bij het rechttrekken van de weg verdwenen maar dit gedeelte van de Groene Dijk heeft er weide naam Kragendijk aan overgehouden. Nog in 1839 is de Kragendijk tussen Driewegen en de Kalvekeet-dijk eigendom van de aangelanden van de westkant en wordt hij als landweg gebruikt. (2)

In 1889-1890 werd in de richting zuid-noord en bijna midden de latere steenbakkerij, de buurtspoorweg Brugge-Westkapelle-Knokke aangelegd. Vooreerst was het een stoomtram die er langs tufte maar de laatste tram die er in september 1956 reed werd elektrisch voortbewogen. Van de spoorwegbedding is heden nog weinig terug te vinden. Spijtig dat in 1956 milieu- en natuurbewustzijn nog veelal ongekende of minstens ondergewaardeerde begrippen waren; wat eén mooi wandelpad had men er tussen Driewegen en de Kalvekeet-dijk kunnen maken.

Het terrein werd in 1935 op de westzijde opnieuw doorsneden bij het aanleggen van de Natiënlaan; op de kaart hebben we de nu dubbele rijbaan op schaal ingetekend. Op heden is bijna alle grond van de vroegere steenbakkerij verkaveld en veelal bebouwd.

De steenbakkerij in het Kalf te Knokke

Het terrein vormde een onregelmatige vierhoek en had een oppervlakte van 11 â 12 ha, het paalde ten westen over een lengte van ongeveer 325 maande Kalfstraat enten zuiden over ongeveer 375 m aan de Monnikendijk. Het lag in de Hoge Polder die ca. 1240 werd bedijkt en maakte deel uit van het 5de begin van de Watering Volkaartsgote.

De Graaf Jansdijk die ongeveer 300 m noordelijker ligt, was voorheen de zeedijk van Volkaartsgote die na de dijkbreuken door de St.-Elisabeth’s vloed van 1404 in de daaropvolgende jaren werd hersteld en versterkt. Hetzelfde geschiedde met de aansluitende zeewerende dijken. Jan Zonder Vrees, Hertog van Bourgondië en Graaf van Vlaanderen was een drijvende kracht tot het verbeteren van deze zeewering die later naar hem werd genoemd.

De abdij van Vaucelles bij Cambrai kocht in 1255 aan Walter van Gistel een groot leengoed gelegen in de Keuvelpolder en de Hoge polder. In de eerste polder lag de hofstede de Grote Keuvel, in de tweede de Vaucelle’s hofstede en de gronden van de latere steenbakkerij. De monniken waren niet de uitbaters, de hoeven en landerijen werden door hen in pacht gegeven. In 1327 is de Grote Keuvel overgedragen aan de abdij Ter Duinen.

Het patronaatsrecht in Knokke behoorde aan de abdij van St.-Bertin te St.-Omaars die er ook grotendeels de tienden mocht ophalen en dit tot omstreeks 1580. Daarna ging het tienden recht over naar het in 1559 opgerichte bisdom Brugge dat het behield tot onze streek in 1795 bij de Franse republiek werd ingelijfd.

Bron:

M. Coornaert, Knokke en het Zwin, De geschiedenis, de topografie en de toponymie van Knokke, met een studie over de Zwindelta, Tielt, 1974.

Voetnoot

  1. M. Coornaert, Knokke en het Zwin, De geschiedenis, de topografie en de toponymie van Knokke met een studie over de Zwindelta, Tielt, 1974, p. 28.
  2. J. Drubbele, Beschrijving der Verenigde Wateringen van Eiesluis en Groot-Reygaersvliet, Brugge, 1839, p. 84.

De steenbakkerijen in Knokke en Westkapelle - Naschrift

Albert De Keyser

Rond de poldertorens
1993
02
033-035
Mado Pauwels
2023-06-19 14:39:17