(Voorlopige gescande transcriptie vanuit origineel document)

Staet van Goede Juliaan Lauwereyns - Callewaert, timmerman, Lissewege 1763

Johan Ballegeer

Hoewel we reeds vaker een "Staet van Goede" publiceerden ()), bleef dit echter steeds bij fragmenten, omwille van de ruimte en de druktechniek van onze toenmalige Rond de Poldertorens. Deze keer willen we graag zo'n "Staet van Goede" in extenso aan onze lezers voorstellen. Op gevaar af ... Want zo'n "Staet van Goede" doet vaak denken aan een schip dat meer balast dan koopwaar aan boord heeft.

Ook zouden we graag wat meer uitleg verstrekken over woorden en gebruiken uit deze periode. Weer op gevaar af ... Oudere leden kunnen ons verwijten met de uitroep : "Maar dat weten we toch allemaal" of "Dat weet toch iedereen". Inderdaad ! Dat weet iedereen die alle voorbije dertig jaargangen van Rond de Poldertorens heeft gelezen, bijgehouden en ze ook geregeld herleest. Ik moet eerlijk bekennen dat in het begin dat ik me met plaatselijke geschiedenis bezig hield, me vaak heb afgevraagd : "Wat is een doodschuldt ? En een ghemet ? Een beryder, een losrente, een ommeloper ?" , terwijl men rondom mij er luchtig zat over te praten. Misschien is dit voor jongere lezers ook zo. Vandaar ... Ik was geen universitair die iets wist. Nog niet. Dus ...

Wat leert ons een "Staet van Goede" ? Ik heb geprobeerd te lezen, te copieren en te publiceren met het onbevangen oog van een beginneling. Daar gaat ze ...

WAT ?

Een "Staet van Goede" was een rechtsgeldig dokument uit het "Ancien Regime" enigzins te vergelijken met onze huidige "Aangifte der Nalatenschap" voor de successie. Deze hedendaagse aangiften zijn, - Vlamingen kennende - monumenten van waarheidsgetrouwheid (En wie gelooft gaat naar de hemel). Waarom zouden onze voorouders minder gekwiekst geweest zijn ?

Een "Staet van Goede" werd opgemaakt naar aanleiding van een sterfgeval met belanghebbenden, bv. in een gezin met minderjarige kinderen.

Men had hiervoor nodig :

  1. de declarant (doorgaans de overlevende partner);
  2. twee voogden, tegelijk getuigen;
  3. de gezworen "pryser" (prijzer, schatter);
  4. de schrijver van de "grosse" (het klad), het net, twee of meer "doubles" (copies). Te Lissewege en te Heist kwam hiervoor in aanmerking schoolmeester Lopez de Vilegaz (Loepes de Vule Gast, lezen we ergens !) ()).

In onderstaand geval gaat het om :

  1. de overledene : timmerman Juliaan Lauwerijns, zoon van Lodewijk en Johanna Benteyn;
  2. de aangeefster : Mary-Therese Callewaert, "besittighe" (= zij die bezit), dochter van Jacob en Mary Longherspeij e, 34 j aar;
  3. de voogden : Thomas Lauwereijns, broer van de overledene en Carel Callewaert, broer van de "besittigghe";
  4. de pryser : Jacob Lermyte, ook gareelmaker te Lissewege (?);
  5. de schrijver : J. van de Walle (?).

De copie van de "Staet van Goede" die wij ter hand hebben, gaat dus over het sterfhuis van J. Lauwereijns die overleed in maart 1763, terwijl de "Staet van Goede" slechts op 4 september 1764, d.i. bijna anderhalf jaar later werd gedeponeerd en aanvaard in de Wezenkamer van het Brugse Vrije.

Hij bestaat uit een papieren cahier van ± 29,5 x 18,5 cm in een perkamenten kaft met klep. Elk van de 92 pagina's (genummerd 46 recto en verso) telt slechts 20 regels (soms minder) in een wijdlopig schrift, zodanig dat sommige regels die slechts 9 cm lang zijn (d.i. de halve breedte van het blad) soms maar een enkel woord bevatten. Wijdlopig schrift en dito taal vol herhalingen en synoniemen, zodat men de indruk krijgt dat de scribent per lijn en per letter werd betaald. Een lijntjespisser zoals onze lokale journalisten mekaar heden ten dage plastisch uitschelden.

De spelling baart enig opziens. We lezen verse naast veirse (vaars), besitige naast bessittigghe, wisselgelt. naast wisselgheldt, twintigh naast twintich en dergelijke fraaiigheden meer. Hoofdletters komen voor daar waar het de scribent goed uitkomt, zowel aan lidwoorden als aan werkwoorden, dan weer wel , dan weer niet, maar zelden aan persoonsnamen.

We hebben de diverse rubrieken van letters en cijfers voorzien om het verwijzen te vergemakkelijken.

WIE ?

Joffrouw Weduwe Therese Callewaert verder steeds "besittigghe" genoemd was voor de vierde (!) keer getrouwd op het ogenblik van het overgeven van de "Staet van Goede". Haar eerste echtgenoot kennen we niet, hoewel dit wel zou te achterhalen zijn in de parochieregisters van Lissewege die in het Rijksarchief te Brugge bewaard worden. Haar tweede man, Paulus Hoemaecker (G34) schonk haar (toen nog) drie minderjarige kinderen : Cecilia, Alexius en Francois. Men werd in die tijd slechts meerderjarig op zijn vijfentwintigste.

Haar derde echtgenoot, Juliaan Lauwereijns, was waarschijnlijk afkomstig van Vlissegem. We kunnen dit opmaken uit rubriek G23. Juliaan was immers lid van de "Jonghmansghilde" van Sint Sebastiaan aldaar. Waar haal je zo vlug een nieuwe timmerman als de oude dood is ?

Juliaan Lauwereijns schonk haar eveneens drie kinderen (A) : Anna, 10 jaar, Maryije, 6 jaar, en een tweejarige kleuter waarvan de moeder de naam momenteel niet schijnt te kennen !! We kunnen er inkomen. Misschien had ze ook nog vier of vijf koters uit haar eerste huwelijk. In elk geval is ze op het ogenblik van het opmaken en het voorlezen van de "Staet" tegenover de heren schepenen Pieter de Penaranda en Maximiliaan de Peellaert al voor de vierde keer getrouwd met Pieter Compagne die haar assisteert, dus rechtsgeldig bijstaat als getuige, samen met de twee voogden. Fen is slechts lijfelijk aanwezig. Carel C. is "absent ter causen sijnder indispositie" (A). Wie is deze Pieter Compagne ? Uit de "Staet" valt het verder niet op te maken. Gelukkig is het nieuwe Analiticum van Rond de Poldertorens er, dat ons verder wegwijs maakt ()). Pieter Compagnie figureert als "timmerman van synen style" die op 17 augustus 1763 de "presye" doet van het sterfhuis Vandepitte. Waar komt die Pieter zo plotseling vandaan ? Was het de oudste knecht ? Fn men vertrouwt hem in het jaar van het sterven van J. Lauwereijns reeds een "presye" van een welgedane molenaar toe ! Geen armoedzaaier dus ! Nu kwamen alle namen uit de "Staet van Goede" veelvuldig voor in Lissewege en omstreken : Callewaert, Hoemaecker, Benteyn, Lauwereyns. Alleen Compagn(i)e niet. Voor niet, na niet. Vreemd ...

Vier maal hertrouwd ? Ben je geschokt ? Geamuseerd ? Noch het een noch het ander lijkt gepast. Het waren harde tijden.

  1. Wie weduwe werd, en dat gebeurde vaker dan tegenwoordig, kon niet terugvallen op een weduwenpensioentje, fonds of wat dan ook. Natuurlijk had je "den Disch" (= O.C.M.W.), maar ambachtslui hadden ook hun trots. In die tijd gingen notarisdames niet stempelen !!! Het was dus van het hoogste belang dat men zo spoedig mogelijk hertrouwde.
  2. Het bedrijf ! J. Lauwereijns was timmerman. Mischien waren de eerste en de tweede man van Marij Callewaert het ook. Haar tweede man heette Paulus Hoemaeker. Toeval of niet maar in hetzelfde huis woonde omstreeks 1930 de klompenmaker Louis Hoemaecker. Ik heb Louis nog gekend. Hij was een beroemd "scharverdijnder" en kon op de schaats zijn naam in het ijs schrijven. Ook Pieter Compagne was timmerman, zoals we boven reeds schreven.

In de eerste plaats moest de broodwinning, het bedrijf, gered worden. Dus geen romantiek, mooie ogen of goed karakter was van belang, maar harde zakelijkheid in een harde, zakelijke tijd. Is het daarom dat er in het huwelijkscontract tussen J. Lauwereijns en Marij Callewaert (B) uitdrukkelijk bedongen werd dat het "timmerlienshaelam dienende tot fonctie van timmerliens" aan de langstlevende zou toekomen ? Is het daarom dat de "baeten" zo verdacht laag geschat werden, dat er zelfs een nadelig slot is ? Tweehonderd pond 38 schelling 1 penning is nu niet precies het failliet, maar toch ... De "besittighe" blijft immers in het bezit van de zaak. Een goede partij om te trouwen voor een knecht zonder rooie duit. We weten het niet ? We "presemeren" zoals het zo mooi in de "Staet van Goede" staat.

WAAR ?

Waar lag het sterfhuis, in casu het bedrijf van de Hoemakers, Lauwereyns, Callewaerts, Compagnes en Cie ?

De "Staet van Goede" is tamelijk summier in zijn beschrijving (B8) van huis, schuur en stalling. Valt de werkwinkel er buiten ? In de parochie (= gemeente) van Lissewege, zuidwest van de kerk in het 45ste begin tussen de kalsijde aan de oostkant en aan de zuidkant de watergang. Nu was er in 1763 maar een kalsijde, nl. de huidige ter Doeststraat. De watergang waaraan het goed kan palen ten zuiden is de ader die van de Lisseweegse watergang naar de Kwikker (= Pontestraat) loopt. Het enige huis dat aan deze situatie voldoet, is het huidige huis nr. 91, en juist daar woonde omstreeks 1930 een Hoemaecker.

Hadden de straten dan geen namen en nummers in 1763 ? Namen wel, nummers niet.

HOE ?

Hoe werd er geschat ? Zeer eigenaardig schat men elk onderdeel apart maar gooit het dan weer samen. Zo schat men elk stuk in de keuken afzonderlijk, doch vermeldt de hele inhoud van keuken, of zolder, of kelder in globo. Men schat twee koeien, doch noteert ze per lot van twee of drie. Zo hebben we eigenlijk het raden naar de waarde die een bepaald voorwerp, dier of waar hebben.

We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat er met de "Staet van Goede" van J. Lauwereyns (n)iets misgelopen is.

Alle "Staeten van Goede" die we tot toe lazen in Rond de Poldertorens eindigen met een batig saldo. Er was er ook geen enkele bij met een "geinsereerd" huwelijkscontract ! Daar zit de knoop menen we. Vooral als we zien wat er zoal buiten de inboedel valt : de kleren, lijnwaad, wollen goed, (gordijnen ?), juwelen, het bed, etc... etc..., die aan Marij Callewaert toekomen.

Onderhavige "Staet van Goede" eindigt dus niet met een batig saldo. Geen wonder dat de wezen bij monde van hun voogden aan de erfenis verzaken, zodat moeder rustig met Pier Compagne het bedrijf kan voortzetten. Ten profijte van de kinderen !

Zijn de "catheylen" en "meubele goederen" niet een beetje onderschat ? Zijn er niet heel wat zaken "vergeten" ?

We hebben de "presye" vergeleken met een paar andere voorbeelden uit Rond de Poldertorens. Opvallend is het zeer sober persoonlijk bezit van J. Lauwereyns. Hij kwam toch niet als een armoedzaaier van Vlissegem. Hij was er zelfs al lid van de Sint Sebastiaansgilde ! Voorwerpen die in andere boedels wel voorkomen, schijnt hij niet te bezitten, of toch in veel mindere mate. Hij zit opvallend dun in de kleren. Er is geen sprake van een hoed, een muts of een pruik (D12). Hij schijnt niet eens een snuifdoos, laarzen, ring of wandelstok met zilveren of ivoren knop te hebben gehad. Wel een handboek. Hij kon dus lezen en schrijven. Hij was wel lid van de Lisseweegse Sint Sebastiaansgilde en de Sint Jacobsgilde, maar schijnt noch boog noch pijlen te hebben gehad. Ook geen trofeeen ? Andere ambachtslui, kleine burgers, grote boeren in de streek hadden wel een "fusycke" (geweer, ganzeroer), een palingschaar, netten en fuiken. J. Lauwereyns' huis lag aan de rand van de wild- en visrijke Meunickemoere. Ik ben 164 jaar later als gebuur van J. Lauwereyns geboren in de Pontestraat op dertig meter van zijn werkwinkel, ben op het nippertje gered uit zijn watergang. Een buurt die berucht was om zijn stropers-praktijken en -drama's en gevreesd door de gendarmen ()).

Juul en Fonne Reychler, de Schelen en De, mijn vader en iedereen in dit straatje waren arm als kerkratten, maar ze hadden tweelopen die er niet naast schoten. Twintig hazen in een nacht (nog in 1980) en na een week had je een nieuwe als je vorig materiaal gekonfiskeerd was. En Juliaan had er geen ? In 1763 ? Als men nog niet eens een "pandarm" (wapenvergunning) nodig had. Vreemd.

Er worden op het hof wel zes hennen gesignaleerd, maar geen haan. Geen eenden (en dat met een watergang naast en voor de deur !); ook geen geit, schaap of varken. Vreemd. Geen konijn, natuurlijk niet, die stroopte je in de Kwikker.

Geen hond ! In geen enkele "presije" vind ik ooit de oudste en trouwste dwingeland van de mens vermeld.

Wat er ook niet voorkomt in J. Lauwereyns' "Staet van Goede" : een crucifix ! Wel in deze van de pastoor van Ramskapelle uit 1643, zelfs beeldjes. Er zal er toch wel een bij J. Lauwereyns aan de schouw hebben gehangen ? Er hingen wel vier schilderijen ?

Even mijmeren over folklore... Ik hoorde ooit vertellen dat een jong paartje, wanneer dit een eet-, slaapkamer of salon ging kopen er gewoon een kruisbeeld bijkreeg. Gratis. Christus verkocht je geen tweede keer. Maar het zat wel in de prij s van het salon inbegrepen.

Mijn ouders waren te arm om zowel het een als het ander te kopen. Ze hebben dan ook lange tijd geen crucifix in huis gehad. Maalden er helemaal niet om. Pas toen ik in 1932 in het eerste studiejaar (zo heette dat toen, lieve kleinkinderen) blijk gaf van enige intellectuele capaciteiten, door voor de eerste en de enigste keer de eerste van de klas te zijn, besloot mijn vader dat ik later zou gaan studeren. Dus verkocht mijn vader zijn tweeloop en ging hij zeer katholiek doen. Moeder kocht bij Tientje Peere - of was het bij Michel Timmerman ? - twee afschuwelijk lelijke beeldjes van Maria en Jezus en twee nog lelijker verchroomde kandelaars. Die kegelvormige art-deco kandelaars waren erg duur, maar daarom kreeg ze er ook het kruisbeeld, eveneens op een verchroomde kegel, gratis voor niks bij. Christus verkoop je geen tweede keer.

Er is wel een rabat in de keuken, maar geen gordijnen. Er waren wel lepels en vorken, maar geen messen. Overigens ook niet in andere "Staeten van Goede". Bijgeloof ? Bij J. Lauwereyns geen kapmes, geen bijl in de keuken. Hebben ze deze bij het "timmelienshaelam" gegooid ? Er zijn wel twee spaden in huis. Natuurlijk in huis ! Moordenaarstuig liet je niet rondslingeren in hokken en stallen of op het erf. Maar verder horen we niets over harken, rieken, vorken, zeis of pik, zelfs geen hooispa, geen slijkschop, geen graanschop, niets...

Was er echt maar £ 5 liggende geld ? Kom nou ? En op de rouwmaaltijd bij Jan de Blaere zuipen vrienden en buren voor zoveel ! Ze lieten zich niet onbetuigd, de treurende gildebroeders.

Wat kost een koe eigenlijk ? Dat is te zien, lieve lezer. In bate of in laste ? In D9 kosten twee koeien £ 14, dus een koe kost zeven pond. Nee, een koe kost als het om lasten gaat (G33) plots veertien pond grooten. Of het dubbele !

Nog iets wat ons intrigeert ! Er zijn vier schilderijen in huis. Wel een luxe als je het ons vraagt. En op de zolder staat "wat waeterverve". Wie schilderde in huis ? Misschien de blijkbaar uit Westkapelle (C3) afkomstige Marije Therese ? Of J. Lauwereyns ? Op Cecilia Hoemaecker ? En wat zat er dan in die malette in de gang ? Of is die waterverf gewoon witsel om de binnenmuren een nieuw "couchtje" te geven ? Of om het timmerwerk met een kleurtje te verrijken ? Raadsels...

Heb je nog een lapje bouwgrond waarvan je niet weet of het nog bestaat ? In 1763 kwam het voor. In B7 blijkt J. Lauwereyns medeeigenaar te zijn van een gemet twee lijnen land (dus bij de 900 vierkante meter !) waarvan men zelfs niet weet in welke parochie ! En zelfs niet weet of het stuk nog bestaat. Komt dat tegen !!!

En wat we verder met ons slecht karakter ook heel vreemd vinden ... Aan de drie gilden waarvan hij lid is, betaalt J. Lauwereyns om en bij elk een pond doodschuld. Deze som dient o.a. voor het laten opdragen van een zielemis. Een mis, een pond ? Maar heer ende meester Bernard Ryelandt krijgt als pastoreel recht, voor een gezongen mis, een dito gelezen mis en meer duistere pre-conciliaire wissewasjes, rechtmatig (?) te verdelen met zijn onderpastoor negen pond en wat schellingen. De koster is tevreden (geloven we niet) met 10 3/4 schelling. Die zal ook geen vette brokken geweekt hebben.

Geef toe dat zo'n "Staet van Goede" met "contracte ante nuptiael" en "presije" meer vragen oproept dan ze antwoorden geeft.

WANNEER ?

  1. De Oostenrijkse Nederlanden. Maria-Theresia. De Pruikentijd en toevallig eens geen oorlog. Het enige opmerkenswaardig feit is dat in 1760 de klok Sancta Maria wordt hergoten door Joris Dumery.

Lissewege is op dit ogenblik een kleine gemeente op een grote lap poldergrond achter de duinen. De verste betrekkingen reiken tot Sijsele, Vlissegem, Brugge, Dudzele, Heist en Zuienkerke. In dit dorp van nog geen duizend inwoners kent iedereen iedereen. In 1793 waren ze welgeteld met 706.

Uit de volkstelling van 1748 ()) leren we dat Pauwels Hoemaecker toen 27 jaar was, Maria Callewaert 28. Ze hadden een knecht en gebruikten 3-2-93 gemet of 1,76 ha land. Marije Therese was in 1763 dus vierendertig toen ze voor de derde keer weduwe was. Was Juliaan die ene knecht ? In elk geval komen de namen Lauwereijns en Compagne niet voor in de volkstelling omdat gewoon alleen de namen van de gezinshoofden en hun vrouw vermeld worden. De ene hand wast de andere. Pier Compagn(i)e doet de "presije" van het sterfhuis van Jan Vandepitte, terwijl Jacob Vandepitte getuige is bij het huwelijk van Juliaan Lauwereijns met Marije Therese Callewaert. De moeder van Juliaan was Joanna Bentein en ene B. Vandepitte was getrouwd met Cecilia Bentein. Verder was Thomas Bentein in 1790 Onze Lieve Vrouwemeester en wat ontdekken we "en derniere minute" ? Reeds in 1630, een eeuw vroeger woonden er toch al Lauwereynsen in Lissewege, want Lauwereyns Lauwereyns was er koster en schoolmeester. Wie spreekt daar van inteelt ?

Voor het huwelijkscontract loopt men niet eens naar een notaris in Brugge. Pastor Ryelandt kan dat ook, zoals hij evengoed de mis kan zingen en ... een handeltje in stro opzetten (G12).

Zijn collega Pieter Vleys dicht over hem ()) :

"Ryelandt omnes antecedit (bonum semper vinum dedit) prima in hebdomade cuique laute propinatur et ex bono corde datur ventrem hic accomoda."

Zelf vertaalt Pieter Vleys zeer vrij :

"Liss'weegh heeft de eerste stati op Marias visitati hy tracteert als een cornel stelt u snaerigh om te drinken midts hy dapper aen doet schinken want hy magh hetselve wel."

Ryelandts grafzerk bevindt zich achteraan in de kerk van Lissewege ()). was de Brugse componist baron Ryelandt.

Alle namen, geslachten en cousinages nagaan zou ons te verleiden. Opvallend is dat de oirie Scharre uit 1640 ()) in 1763 nog steeds in de horeca zitten in 1763. In 1640 was Madalena Ferdinandez de moeder van Hermyne Scharre waardin in Spanien. In 1764 heeft ene Pieter Scharre iets te maken met "De Cantinne" (G11). En uitvissen doen we niet. 't Is welletjes geweest... Een "Staet van Goede" ontcijferen op een hete julimiddag in 1990 is even spannend als een detectiveroman.

ENKELE WOORDJES

Natuurlijk zouden we gemakshalve kunnen verwijzen naar de Bo's idioticon of naar Verwijs- Verdam, maar we vermoeden zo, dat je deze ook niet zo direkt bij de hand hebt. Dus...

BAENSTLAE (D2) : baanst = tondel, dus tondeldoos. Ook bus met lange dunne houtjes om vuur te nemen in de haard om pijp of kaars aan te steken. Zie ook zoutlae.

BEGHIN : Een watering bv. die van Eiesluis en deze van Groot Reygarsvliet waren onderverdeeld in verscheidene beginnen, ieder begrensd door een straat of een waterloop. Men begon de beterdinghe (het betreden = uitmeten en beschrijven) bij het eerste begin. Vandaar het woord. Alle beginnen samen werden beschreven nadat men alle stukken land had omgelopen in de "Ommeloper" d.i. een lijvig foliant enigszins te vergelijken met wat nu het kadasterboek is.

BYLEEFTE : Last van - ( ) : vruchtgebruik.

BRANDER (D2) : horizontaal vaak gebogen haardijzer dat op de twee vuurbokken ligt. Denk aan het liedje : "Jan mijne man wou ruiter worden, kon hij g'raken aan 'n peerd : hij pakt den brander uit den heerd. Jan mijne man hij had een peerd". Staender of staenyser : vertikale stang op de vuurbok of brander. Vaak met mooi smeedwerk versierd en bovenaan met een klein smeedijzeren korfje, in het Frans "La potion du pauvre" omdat men er een etensrestje kon in warm houden tot een onverwachte bedelaar aanklopte, bv. vader die ergens was blijven plakken. Staenijzer, stalijzer : ook driepikkel onder een ring om een kookpot op te zetten. Denk aan cafe 't Stalijzer in de Gentpoortstraat te Brugge.

BLAERDE KOE (D9 e.v.) : zwarte koe met witte kop. Grimmelde : gevlekte of gestippelde koe (Fr. grime : geschminkt !)

Bonte koe : wit en zwart gevlekt. Drinckelyck calf : kalf dat nog niet graast, alleen drinkt. Verse, veirse, vaars (D10, 11) : koe van 1 a 2 jaar (Fr. vierge).

CARTEEL (D7) : zeer grote ton.

CATHEYLEN (o.a. B6) : Denk aan het Engels "Cattle" = vee, maar later ook alle roerend goed, v.h. Lat. capitale. De Brugse Kitteldreef heeft dan ook niets met kietelen te maken, maar met het drijven van vee.

COUTSE (B3) : Ook coetse. Alkoof of ledikant. Van het Hongaarse dorp Cocs, waar de koets werd uitgevonden. Bedde daarentegen is de wollen of pluimen matras of gewoon de kafzak.

DENIERS : zie pond.

DELEN : zie timmerhout

DOUARIJE CONVENTIONEEL (B3, 4) : v.h. Lat. dotarium. Overeengekomen bruidschat. Een douairiere : een weduwe die leeft van de overeengekomen douairie haar nagelaten door haar overleden echtgenoot. Hier krijgt zij dus £ 200.

DUYM (E3) : zie voet.

GHELEYERDT WERCK (D2) : faience. Gleis : pottebakkersklei.

GHEMET : 1 ghemet = ± 44 are = 3 lijnen = 300 roeden (ongeveer de markt van Brugge).

GROOTEN : zie pond.

GULDEN (B3) : zie pond.

HAMER- EN ROESETIN : tin met een hamertje en/of een roos als meestermerk.

HOET (D3) : graanmaat, 1 3/4 hectoliter, 1 hoet = 4 maten.

HOIRS (Hoors, oirs, oirie) : v.h. Lat. heres. Afstamming, erfgenaam.

LATTEN : zie timmerhout LYNE : zie ghemet.

LYNWAEDCOORDEN : koorden met een lengte van 10 ellen (zie voet)), zie ook stockcoorden.

MESCH (D8) : Organische mest had een zekere waarde voor de uitvinding van de scheikundige mest.

MIDDELB ARE DIENST (G) : De rouwliturgie voor het jongste concilie kende heel wat graden qua plechtigheid. Zo had men : 1. Koordienst : mis om 11 u. of nog later met vijf "heren" (= celebrerende priesters) veel kaarsen en vooraf een gezongen officie (enkele psalmen); alleen de allerrijksten werden zo begraven. Ik heb het als misdienaar een enkele keer meegemaakt; 2. hoogsten dienst : om 10 u. met drie priesters, was voorbehouden aan de betere stand of zij die zich daar toe rekenden en het konden betalen; 3. middelbare dienst : om negen uur: ambachtslui, middenstanders, enz. ,twee priesters; 4. laagsten dienst : werklui en armoedzaaiers, een priester, gewoonlijk de onderpastoor volstond. Dit waren dus allemaal gezongen missen = met orgelspel + Latijnse gezangen. Men had nog een gelezen mis. Dat was zo wat het minste. Het allerminste was de "zinking": de kist werd even in de kerk gebracht. De pastoor zong het "Libera" (dus geen mis) en bad nog een gebed bij het graf. Zelfmoordenaars werden in ongewijde grond begraven. Zo heb ik een wanhopig meisje dat hoogzwanger in het Boudewijnkanaal werd gevonden, weten begraven, tegen de kerkhofmuur, tussen de muur en de wandelweg. Dit is in Vlissegem tijdens de tweede wereldoorlog nog gebeurd met een Duitse soldaat.

In het renteboek van de Armendis van Lissewege ()) (f° 71) vinden we dat pastoor Ryelandt een schenking doet van de kapitale som van £ 75 grooten wisselgeld. Als tegenprestatie moest eeuwigdurend (ook al vergeten) iedere eerste maandag van de maand een gelezen mis worden opgedragen, met de profundus aan zijn graf (in de kerk). Daarvoor zou de pastoor 12 stuivers en de koster er twee krijgen. Vergelijk met wat hij beurde als pastoreel recht !

MYTEN (C3) : zie pond.

OMMELOPER : zie begin.

PARESYSCHE (B9) : zie pond.

PEECKELCOETSE (D4) : kuip om gepekeld vlees in te bewaren.

PENNINCK : zie pond.

DE PENNINCK ZESTHIENE (C5) : Elke zestiende penning van een bedrag, dus 6,25 %. Zo had men ook de penninck twintich = 5 % (B8).

PLATEN : zie timmerhout

POND (op diverse plaatsen) :

  1. Gewicht : 1 pond = O,4639 kg; maar O,4364 als het om boter ging (D2)
  2. Het muntstelsel lijkt op het eerste zicht wat ingewikkeld, bij nader toezien, gewoon onontwarbaar :
  3. Men heeft het pond parisis (paresysche, het parijse pond, Lb par of £ par - van libra) waarvan er twaalf in 1 pond groten Vlaams gingen.
  4. Het pond groten Vlaams (Lb gr Vl of £ gr Vl) was onderverdeeld in 20 schellingen (sous) en elke schelling in 12 penningen (deniers). Soms gebruikte men nog 1 mijt = 1/24 groot. Deze laatste was zo klein dat men er bijna niet over sprak.
  5. Daarnaast had men 1 gulden verdeeld in 20 stuivers. Wat betreft de waarde, 1 £ gr. Vl. = 12 £ par. = 6 gulden.
  6. Courant geld versus Wisselgeld (A en B3) :

"We zouden het eenvoudig zo kunnen stellen : de Oostenrijkse regering had het pond Vlaams groten gedevalueerd. Maar in officiele, zowel als in private boekhouding bleef men, met toelating ofte permissie, rekenen en te boek stellen in de oude muntwaarde; (de muntstukken schellingen en penningen waren al minstens een paar eeuwen niet meer in gebruik - wel guldens, stuivers, patakons, pistolen e.a.). De gedevalueerde waarde noemde men "courant" geld; de oude waarde, het sterk geld, was verrekeningsgeld of "wisselgeld". Vandaar de schilderachtige uitdrukking : "Ponden grooten Vlaemsch sterck permissie wisselgeld den schelling aen zes stuuvers 't stick" ()).

  1. Metaalwaarde van het £ vl. gr. in 1763 = circa 50 g zilver of 3 g goud. Goudprijs op 1 aug. 1990 : 1 kg = ca. 400.000 fr., dus zou een £ ongeveer 1200 fr zijn.

We wensen U een prettig narekenen.

RABAT (D2) : fr. : rabattre, neerhangen. Stuk stof dat om een boord, bovenrand van een alkoof, schoorsteenblad of iets anders hangt. Ook klein gordijntje en zelfs het boord zelf waar potten en pannen op staan.

REBBANCK (D2) : ook wel reebank en rechtbank, bank of tafel waar men gerechten op gereed maakt.

REBBENS (E3) : zie timmerhout.

REGELS : zie timmerhout

RENTE : jaarlijkse som waarop iemand recht heeft, in eens uit te betalen; vorm van hypotheek. Men kende losrente die ophield bij het overlijden en erfelijke rente, die niet afkoopbaar was. Deze laatste raakte rond die tijd wel in onbruik.

REYGARSDELEN (E5) : zie timmerhout

RIBBEN : zie timmerhout

RIEMEN : zie timmerhout

ROE : zie ghemet, zie voet.

SCHALMBUSKENS (D8) : zie timmerhout

SCHELLIJNCK : zie pond.

SCHROTEN : zie timmerhout

STAENYSER, STAENDER : zie brander.

STANDE (D5) : Een grote houten kuip, hoger dan breed. "J'eet e wuf lik e stande" : flink gebouwde dame.

STOCK (G15, 16) : eerst de stok waarmee degene die bij opbod verkocht de koop "afsloeg", later zijn voorraaden, de plaats. Stockhouder, ambtenaar van de gemeentelijke vendutie. Het woord week met de Vlamingen uit en kwam terug als ... Stock Americain.

STOCKCOORDEN : zie lynwaedcoorden; korte koorden, bv. lang genoeg om bussels mee te binden of om bomen aan een stok te binden.

STUIVER : zie pond.

SUER DEELS (E5) : suer, zuur onaangenaam, waardeloos deel hout.

TENGELS : zie timmerhout

THEEHALM (D2) : theealaam, gerief om thee mee te zetten, te serveren en te drinken; komt in meerdere "Staeten van Goede" uit die tijd voor. Koffie scheen nog niet ingeburgerd.

TIMMERHOUT :

balken : prismavormig gezaagd of gedisseld hout dienend tot dragende constructie, maten variabel baddingen, baddings, badden : meskant bezaagde balk, ca 6 cm dik en 10 a 23 cm breed binten : vierkant gedisseld of gezaagd, zeer lang en zwaar delen : plank van gezaagd hout latten : lang dun en smal hout, bv. voor hekwerk

platen : dikke planken van meer dan 5 cm gezaagd uit het middenste van de boomstam regels, richels : strook dun hout als klamp ergens op of tegen gespijkerd riemen : hout geschikt om roeiriemen uit te maken

reygarsdelen : korbelen, reigernekvormig schoorhout tussen horizontale balk en vertikaal spant ribben, rebben, rebbens : a) boogvormige balk (scheepsbouw); b) dunne balk onder vloer of zoldering

schalmbuskens : ontschorst hout, ook bundeltje latjes en stokjes van ongelijke dikte en lengte, afzaagsel e.a. alleen nog dienend als brandhout

schroten : betrekkelijk smalle sstroken gezaagd hout, 1 tot 7 duim breed, max. 1 duim (= 2,4 ... cm) tengels : + schroten

vueren, vuren : hout van fijne den, zeer geschikt voor binnenwerk, daarom nog geen extra kwaliteit

VOET : 1/14 van de roede (3,8416 m), dus 0,27439 m; 1 voet = 11 duim (2,49 cm) = 11 lijnen (2,26 mm); 1 lijn = 11 punt (0,206 mm). Deze lijn niet verwarren met de oppervlaktemaat (zie ghemet).

VRIJLAET (A) : onderhorige van een bepaald rechtsgebied.

WINDTWEEGH (D3) : ook pije genoemd, kamerscherm, paravent.

ZOUTLAE (D2) : halfcilidervormig vat met deksel en opstaande achterkant waarmee het aan de muur

hing. Dicht genoeg bij de haard om het zout droog te houden. Tot voor enkele jaren nog in blik of in faience. Werd uitgesproken "zoektloage".

"STAET VAN GOEDE TEN STERFHUYSE VAN JULIAEN LAUWEREIJNS Fs. LODEWIJCK OVERLEDEN TER PROCHIE VAN LISSEWEGHE OP DEN ... MAERTE 1763.

  1. Staet ()) ende inventaris van alle de goederen so immeuble als meuble baeten, actien ende crediten mitsgaeders commeren ende lasten alsser bleven ende bevonden sijn naer de doodt ende overlijden van Juliaen Lauwerijns fs. Lodewijck in huwelijcke gheprocreeert bij Joanne Benteyn overleden vrijlaet s' landts vanden Vrijen binnen den ambaghte ende prochie van Lisseweghe op den ... Maerte xviic drijentsestich wiens ziele Godt Almachtigh ghenaedich sij, welcken staet heeft ghedaen maecken ende stellen in het geschrifte Marije Therese Callewaert fa Jacob bij Marije Longherspeije ende alsnu ertrouwt met Pieter Compagne fas ..., weduwe ende besittigghe bleven ten desen sterfhuijse, denselven staet van den overleden en presenterende aen Thomas Lauwereyns broeder van den overleden, apparenten vooght paeterneel ende aen Carel Callewaert broeder van de besittigghe apparenten vooght materneel van Anna, oudt ontrent de thien jaeren, Marije oudt ontrent de ses jaeren ende ... oudt ontrent de twee jaeren, de drije kinderen van den overleden verweckt bij dese besittigghe dit ten fijne van examinatie ende liquidatie van edele ende weerde heeren schepenen ende griffie van weesen vanden selven Lande vanden Vrijen in ponden, schellijnghen grooten courant, de schellijnghen tot seven stuijvers ende de andere spetien naer advenant breeder inder manieren hiernaar verclaert.
  2. Alvoorens de besittighe premiteert als datter tusschen haer ende den overleden ter andere, er voor aengaen van hunlieder huwelijck is ghemaeckt ende besloten geworden contract ante nuptiael ofte huwelijcksche voorwaerden ghepasseert voor pastoor en ende ghetuijghen der prochie van Lisseweghe waenof de inhouden hiernaer is volghende van woorde te woorde tot meerder eere en glorie Godts.
  3. Op heden wesende ()) den 20 July duijst sevenhondert drijenvijftich compareerden voor mij onderschreven pastor der prochie van Lisseweghe in platse van notaris : Juliaenus Lauwereijns, jongman sijn selfs sijnde bij competende oude van jaeren gheassisteert met Cornelius Lauwereyns

))) "Ghepresenteert in auditie van d'heeren schepenen van weesen int slodt deser gedenomeert bij Marie-Therese Callewaert wed. en besittighe desen sterfhuijse alhier geassisteert met Pieter Compagne aen Thomas Laurijns hedent gesworen vooght paterneel van de drij weesen in texte ghenaemt kinderen vanden overleden bij dese besittighe dit ter absentie van Carel Callewaert apparenten medevooght dit ter causen sijnder indispositie ende is onaengesien deselve absentie met de liquidatie deser voorts geprocedeert gheworden. Actum in weesecaemer den 4 7bre 1764." In margine in een ander handschrift (IMAH).

))) Conforme de copie autentique van contract antenuptiael in texte beropen alhier gesien (IMAH).

sijnen paternelen oom ter eenden sijde ende Marij Therese Callewaert weduwe van wijlent Paulus Hoemaecker saeligher memorie gheassisteert met Carel Callewaert haren broeder ter andere sijde welcke twee principaele comparanten te kennen geven hoe tusschen hun beijde stondt te gebeuren een wettelijck huwelijck indien het sijn voortganck hebben magh volghens d'ordonnantie van onse moeder de h. Roomsche katholijcke kercke, soo hebben sij voor alle huwelijcks voorwaerde besproken dese naervolghende poincten en conditie :

  1. Alvoeren dat den langhslevende van hun beyde sal hebben, heften ende behouden alle sijne ofte haere cleederen, lijnen, wollen en juwelen ten sijnen ofte haeren lase, lijve ende lichaem dienende, mitsgaeders de beste coutse en bedde behoorlijck gestoffeert ten sterfhuyse te bevinden. Item alle het timmerlienshaelam dienende tot de fonctie van timmerliens ende dat sij datter kindt ofte gheen kinderen van hun beijde lichaemen ghebooren sijn ofte niet ofte stonden ghebooren te worden en in cas van geen kint oft kinderen van hun beijde lichaemen gheprocreeert, achtergebleven oft stonden ghebooren te worden sal in soo een gheval de toecommende bruijdeghom langhs levende voor douarije conventioneel voorenuyt hebben de somme van twee hondert guldens wisselgelt uijt de eerste ende gereetste penninghen ten sterfhuyse te bevinden en dit boven hetgheene hierboven vermeldt is;
  2. En in cas de toecommende bruijdt langhs quaeme te leven sonder kindt oft kinderen van hun beijde lichaemen gheprocreeert, achterghelaeten ofte aparentie van ghebooren te worden soe sal sij boven hetgeene boven vermelt is voor douarie conventioneel voorenuijt hebben de somme van drye hondert guldens wisselghelt; Voorts hebben contractanten besproken en gheconditioneert dat de immeuble goederen sullen gaen naer den candt vandaer sij ghecommen sijn sonder last van bijleefte en nopende de poincten alhier niet ondersproken sullen contractanten hun regueleren volghens de costuymen ende deelboeck s'Lants vanden Vrijen beloovende dit contract malcander ghetrouwelijck te onderhouden sonder daer iets tegen te doen directelijck noghte indirectelijck. Aldus gedaen binnen de prochie van Lisseweghe, daete alsvoeren ter presentie van Augustinus Bentein en Jacob van de Pitte als ghetuijghen hiertoe gheroepen en ghebden ende onder stondt Luliaenus Lauwereijns, Marij Therese Callewaert, Car. Lauwereijns. Caerel Callewaert. Ons present als getuijgen. Augustinus Bentein. Jacob Vandepitte me stipulante B.A. Rijelandt, pastor in Lisseweghe allerdeerdt met sijn origineel. Quod testor B.A. Rijelandt, pastor in Lisseweghe.
  3. Resulterende ()) uijt den voorighen contracte van Huwelijcke dat besittingghe als ghebleven langhstlevende met het gheval van kinderen uijt den sterhuijse moeten volgen alle heure cleederen, lijnen, wollen ende juwelen t'heuren halse, lijve ende lichaeme dienende.

Ten tweede moet aen haer vallen alle het timmermanshalm dienende tot de functie van timmeren; omme van alle welcke te hebben het effect ende gheniet, verclaert sij besittigghe alle heure cleederen, lijnen, wollen ende juwelen alsmede het timmermanshalm naer haer buijten de presije van de meubilaire goederen van den sterfhuijse te hebben behouden.

  1. Dan ghemerckt aen de besittigghe volgens de voorschreven contracte insghelijckx voorenuijt den sterfhuijse moeten volgen de beste coetse ende bedde behoorlijck ghestoffert deghonne sijn ghepresen ende bij de naerschreven presije in baeten verantwoort, soe sal hier naer f° xliij deselve somme t'haere proffijtte in lasten worden uijtgetrocken.

Ende ten surpluijse doet in desen te observeren in het voorder verdeel tusschen de besittigghe ende de hoors van den overleden het dispositief vande costuijmen ende den deelboeck vanden Lande vanden Vrije mits den voorseyden contracte van huwelijck daertoe is relatief ende uijt crachte vanwelcke aende besittigghe is competerende dhelft vande catheylen ende meubilaire goederen van desen sterfhuyse ende de wederhelft aende naerghelaeten erfgenaemen van desen overleden ()). Ghevende de besittigghe te kennen dat de ghemeensaemheijt van desen sterfhuijse is ghesloten en ghesepareert geworden op de vijfentwintighsten april 1763 daete van het doen van de presije vande meubelen ende catheylen van desen sterfhuijse voor gronden van eerfven daerinne den overleden gherecht was bij successie van synen vaeder ende moeder inghevolghe de staeten van goede t'hunnen sterhuijse geliquideert ()).

  1. Eerst een derde part ghemeene ende onverdeelt met sijnebroeders van een ghemet twee lijnen eenentseventich roeden landts deels van twaalf ghemet twee lijnen en ses roeden ghelegen binnen den ambaghte ende prochie van ... waennof alhier van pachte niet en wordt vergoedt mits men niet en is wetende ofte deselve partye voeralsnog is exterende ofte niet.
  2. Voorts heeft aenden overleden uijt hoofden voorseijt een derde part ghemene als vooren van huijs, scheure ende stallijnghe met den nombre van een lijne en neghen en twintigh roeden erfve daer medegaende ghestaen ende gheleghen binnen de ambaghete ende prochie van Lisseweghe suijdt west van de kercke in het dorp bekent in het vijfenveertigste begin vanden ommelooper der waeterijnghe van Eyensluijs in twee partijen al tusschen de calsijde ofte straete aende oostsijde ende aen het suuteijnde den waeterganck sijnde den voorseyden huijse ende meegaende erfve in het ghegheele belast met eene rente van drije ponden grooten t'iaers losselijck den pennijnck twintich over de capitaele somme van t'sestich ponden grooten wisselgelt in proffyte van joffrouw de weduwe can Sieur Jan Priem nu haere hoors vallende t'elcken xxxvije maerte.

))) Volghen dese immeuble goederen de apparenten hoirs indesen in geval van aditie van hoirie ende bij affirmatie van de besittigghe mitsg. met kennisse van den aenhoorder.

  1. Ten voorderen nog belast met eene grondtrente van vier schell. vier deniers paresijse t'jaers die men geldt aende kercke van het voornoemde Lissewege, bewoont geweest bijden overleden tot syne doodt.

Somme van baten : neant

C Immeuble ()) goedt bij overleden staende sijn huwelijck gecoght ende geconquesteert ende also deelsaem tusschen de besittigghe ende syne hoors.

  1. Naementlijck de twee delen van drye vanden huijse, scheure en stallijnghen met den nombre van een lyne ende neghentwintigh roeden erfve ghestaen ende ghelegen binnen de ambaghte en de prochie van Lisseweghe suytoost van de Kercke in het dorp onder het beloop van de waeterijnge van Eyensluijs in het xlve begin wanof het resterende derde hiervooren is gebraght als sijnde houdende goedt vanden overleden ghecommen by coope door den overleden gedaen jeghens Thomas ende Vincent Lauwereijns sijne twee broeders breder inghevolghe den coop contracte danof synde ende by hun onderteeckent, belast ende gebruijckt gheweest soo ende ghelijck hierboven breeder is vermeldt

IIa somme van baeten : neant

  1. Hofstede ()) ende landen ghecompeteert hebbende aen dese besittighe die daer omme ghereght was bij successie van Jacob Callewaert ende Marije Longherspije haeren vaeder en moeder bij onderlijnghe vanden vierden september 1746 getrocken jegens Caerel Callewaert haeren broeder.
  2. Te weten een behuijst ende betimmerdt hofstedeken met den nombre van negehen ghemeten twee lijnen landts onder gars ende zaeyland voor desen groot gheweest vijfthien ghemeten twintich roeden ghestaen ende geleghen binnen den ambaghte van Oostkercke ende ter prochie van Westcapelle onder het beloop van de waeterynghe van Groot Reygaersvliet belast met eene grontrente van eenen schellijnck groote aende kercke van Westcapelle ende een groote zes mijten aenden disch van aldaer, welcke voorschreven hofstedeken ende medegaende landen staende het huwelijck vande overleden met besittigghe is vercoght aen Balthasar Prendier voor ende omme de somme van een hondert acht en vijftich ponden ses schellijnghen aght grooten courant waermede dese besittigghe als wesende haer sijde houdende goedt moet worden gheremplaceert ende ghestelt buijten intrest, sulckx deselve somme hier naar f° xlij verso ten effecte dies t'haeren profijte sal worden gebracht in lasten.
  3. Item competeert aende besittigghe uytden hoofde alsvooren : dhelft van een derde pardt wanof de wederhelft behoort aen Caerel Callewaert ende resterende twee derden aen Catheryne Longherspije, weduwe van Niclaeys de Maecker ende haer kint, van eene rente van twee ponden thien schellijnghen grooten wisselgelt t'siaers over de capitale somme van vijftigh ponden grooten tot laste van Jacob Costers beset ende ghehipotequieert als eene tweede rente op een woonhuijs met xxiijtig roeden erfve daer medegaende wesende alsnu eene peerdesmisse gestaen ende ghelegehn ter prochie van Westcapelle in het dorp noordtwest van de kercke. Verachtert en verloopen t'sedert den 20° octobre 1761

Bijdien comt alhier in baeten bij het scheeden van de ghemeensaemheyt de somme van xvi s. x g.

  1. Voorts competeert aende besittigghe van een sesthiende part van een huys met xlix roeden erfve daer medegaende genaemt De Cantyne gehstaen ende gheleghen binnen de ambaghte ende prochie van Lisseweghe opde aerde plaetse west jeghens over de kercke van Lisseweghe ten westeijnde commende aende Lisseweeghschen waeterganck belast in het ghegheele met eene rente van vijf ponden grooten t'siaers lopelijck den pennijck sesthien die men geldt aen joffrouw weduwe Scharre nu haar hoors - wordt in pachte gebruijckt bij Thomas vande Wynckele ten advenante van vijf ponden ses schellijnen acht grooten t'siaers van wien ter causen sijne slighte gehsteldthede vooralsnogh niet en is ontvanghen

IIIa somma van Baeten parsoy.

Baeten van de presye meubelen ende cattheylen van desen sterfhuyse ()).

De besittigghe heeft opden vijfentwintichsten april xvijc drijentsestigh ten overstaen vanden apparente vooghden voor Jacobus Lermyte geswooren pryser van desen lande ghedaen prysen ende estimeren alle de goederen, meubelen, catheylen en bestialen ten desen sterfhuyse bevonden te competeren, geen gesondert noghte ghereserveert volghens d'acte presije door den geseijden prijser daerof verleent bij hem onderteeckent ende alhier gheexhibeert op den prys van welcke de besittigghe alle deselve goederen daerby ghementioneert naer haer in eijghendom alsoo heeft behouden ende dewelcke sy alhier is verantwoordende.

Alvooren in de keucken aldaer bevonden : brander, tanghe, anghel,, blaespijpe, staenijser, zoutlae, baenstlae, rabat, tweeentwintich stuckx gheleyerdt werck, eenen rooster, een schuppe, vleeschvorke, twee candelaers, een lampe, stryckyser met bouten, een forchettebart met seventhien forchetten, eenen coperen treckpot, een mande, een lepelbardt met eenentwintich lepels, een lanteirne, twee schilderijen, neghen stoelen, twee tafels, een voghel coeye, een houtten oorlogie, eenen rebbanck, een pluymen bedde met sijn toebehoorten, een laewerken, een comfoor, de slaepijnghe van de kinders,

))) Conforme d'acte prijsie in texte beropen alhier ghesien (IMAH).

een coper lauwercken, veertich pondt tin bestaende in hamer ande roese tin a £b 1,5 g. te ponde, wat porcelijn theehalm ende een schuimspaen. Dit alles apart ghepresen ende weerdich bevonden tot de somme van

xiij £. iij s. ij g.

  1. Op de camer

Item aldaer bevonden neghen stuckx geheleyerdtwerk, vijf tinne      tailliooren, eenen coperen

aecker ende eenen ketel, twee taefels, derthien stoelen, eenen windtweegh, een seefde, een canneboort, twee schilderijen, een ghebroken speeghel, een rabat, twee schalen, een bruyne casse, tachentich ponden swynevleesch a £ o-o--6 g. te ponde ende twee hoet en alf terwe a £ i-o-o het hoet. Dit alles ghepresen als vooren ende weerdigh x £ iij s. viij g.

  1. op den solder

Voorts aldaer bevonden eenen back, een mande, een seefde, wat waeterverven, staek- en lijnwaedcoorden, een peekelcoetse, de slaepijnghe van de knechten, eenighe drooghe boonen met wat rommelijnghe ghepresen alsvooren tot

  • £ x s.g.
  1. in den kelder

Aldaer bevonden thien teelen met melck, seventhien idel teelen, drye aerden potten, eenen met wat smout, een cuijpe met wat room, een stande, een coelvat, twee standen, een couckiser, een taertepanne met wat aertappels ghepresen alsvooren

  • £ xiij s. iiij g
  1. in den ganck

Item aldaer bevonden twee spaen, een keiren met haere toebehoorten, een malette, een coperen ketel, twee isere potten, de slaepijnhe van de kinders met eenighe rommelijnghe ghepresen alsvooren ende weerdigh

iij £ xiiij s. x g.

  1. in het hovecot

voorts aldaer bevonden drye heemers, een carteel, een mande, een seefde, eenen trogh, eenen anghel, eenen coperen cetel ende een broodttaefel gehpresen ende weerdigh bevonden i £ vii s.g.

  1. in het coestal en langhs den hove

aldaer bevonden wat diltepersen met wat schalmbuskens, eenigh brandthoudt ende boonpersen, ses hennen, eenen cordewaeghen, het labeur van den hof ende het mesch, ghepresen alsvooren ende weerdich bevonden

  1. in den bilck

Item aldaer bevonden een roe blaerde melckcoe ende een bonte melckcoe die apart ghepresen ende tsaemen weirdigh

xiij £ g.

  1. voorts aldaer bevonden eene grimmelde melckcoe met een grysde jaerlynck verse ghepresen alsvooren ende tsaemen weerdich
  • £ x s.g.
  1. Aldaer nogh bevonden een roe jaerlynck veirse ende twee drincklijnck calvers ghepresen alsvooren

ii £ vii s. i g.

  1. Cleeder ende lijnwaed vanden overleden

Item bevonden thien hemden, een casaque, een veste, drye broucken, een met ses silvere cnoppen, een paer schoenen, twee paer cousen ghepresen alsvooren ende weirdich bevonden iij £ viij s. viij g.

  1. Lij nwaed vanden sterfhuij se

Voorts daerinne bevonden vijf serveeten, een paer flauwijnen, andoeck en taefelkleedt weirdigh xiij s. iiij g.

  1. Beroerende de cleederen ende lijnwaeden van de besittigghe den en syn niet ghepresen voor soo veele deselve aen haer commen te volghen conforme den contracte van huwelijcke

ter memorie

IIIa somme van Baeten

lxv £ iij s. iiij g.

  1. Andere baeten van de presij e van timmerhoudt ende bomen ten sterfhuij se bevonden ()).
  2. De besittighe declareert dat sij ter daete van de achtentwintighsten april xvijc drijentsestigh door

))) conforme d'acte prijsie in texte alhier geproduceert (IMAH).

Jacobus Lauwereijns meestertimmerman heeft laten prijsen generaelijck alle het timmerhoudt ten sterfhuijse bevonden volghens d'acte van presije d'anof sijnde bij den selven timmerman danof verleent op welcken prijs ende estimatie sij besittighe verclaert alle hetselve naer haer te hebben behouden

  1. op dhofplaetse

Eerst aldaer bevonden neghen holmen boomen, vier heecken boomen, eenen heesen met eenighe spillen, een propstaecke en een sluytstaecke. Elck apart ghepresen ende weerdigh bevonden tot de somme van

  • £ vi s. viij g.
  1. Item aldaer bevonden eecken ghesaeght houdt hondert sesentseventigh voet rebbens 14 ende vier duim, drijehondert vijfentsestigh voet dobbel plaeten, hondert derthien voet enckel plaeten met wat eecken casten ghepresen alsvooren ende weerdigh

ix £ vi s.g.

  1. Voorts bevonden een hondert vijftigh voet eecken casten met eenighe eynden van plancken inden winckel, twintigh voet plaeten op den winckelsolder met neghen en tsestigh voet plaeten tot Jan de Blaere, ghepresen alsvooren en weerdigh

iij £ iij s.g.

  1. Bevonden op de wijnckelsolder ses reygarsdeelen ses quaert, twaelf voet elf duijm idem, voorts tsestigh stuckx riemen ende veuren, een suer deels achttien voet. Dit gepresen alsvooren ende weerdigh
  • £ x s.
  1. Voorts bevonden op den solder ende langhst den hove ende in den wijnckel seven pannelatten en acht kepers lanck vierentwintigh voet ende eenen wintmolen, eenen banck met wat prondelijnghe ende een(ighe) naeghels in den wijnckel. Ghepresen alsvooren ende weirdigh bevonden

ix £ iij s. vi g.

Va somma van baeten

xliij £ x s. ij g.

  1. Baeten ter causen van de contante pennijnghen alsmede actien ende crediten ten desen sterfhuijse bevonde te completeren ())
  1. Verclaerende de besittigghe ter daete van de presije meubelen ende cattheylen van den sterfhuijse scheeden van de ghemeensaemheydt van diere in contanten ghelde te hebben ghehadt ende in casse bevonden tot de somme van vijf ponden eene schellijck grooten die alhier sij bij haere affirmatie

v £ i s.g.

  1. Idem heeft de besittigghe ontfangen na het scheeden van de ghemeensaemheijt van Johannes Strubbe de somme van twee ponden acht schellijnghen acht grooten over timmerwerck bij den overleden voor hem ghedaen alsmede leverijnghe van houdt ende naeghels volgens de notitie uijt s' overledens hantboeck getrocken ende sijn deselve

ij £ viij s. viij g.

  1. Voorts is ontfanghen van Heinderyck Timmermans de somme van vijf ponden achttien schellijnghen en vier grooten over arbeytsloon ende leverijnghe van houdt en sijn

v £ vxiij s. g.

  1. Ontfaen van Joannes Dhondt twee ponden vijfthien schellijnghen ses grooten over timmerwerck bijden overleden ghedaen

dus ij £ xv s. 6 g.

  1. Item heeft de besittighe ontfanghen van Pieter Maes de somme van acht ponden twee grooten over arbeyt, leverijnghe van houdt ende naeghels voor hem ghedaen. Deselve

viij £ ij p.

  1. Voorts ontfanghen van Francois Bart de somme van drije ponden derthien schellijnghen drije grooten over timmerwerck ende leverijnghe van houdt bij den overleden voor hem in differente stonden ghedaen. Die alhier sijn

iij £ xiiij s. iij g.

  1. Ontfanghen van Pieter Constant de somme van drije ponden eenen schellijnck grooten over timmerwerck voor hem ghedaen. Dus

iij £ i s. g.

  1. Voorts is ontfanghen van Johannes de Vijt de somme van drije ponden grooten over arbeijt, leverijnghe van houdt ende naeghels bij den overleden voor hem ghedaen ende sijn deselve

iij £ g.

Verclaerende de besittigghe voorders gheene kenisse te hebben van andere baeten ofte goederen van desen sterfhuijse ende dat bij aldiender eenighe voorder t'haerder kennisse commen sij deselve brenghen sal bij rekenijnghe purgatieve dus alhier ter memorie

VI a somma van baeten

XXXIII £ XVII s. XI g.

Somma totaele van baeten Ic XLIII £ VIII s. III g.

  1. Commeren en lasten van desen sterfhuijse jeghens de voorschreven baeten. Eerst heeft de besittighe betaelt ()) aen heer ende meester Bernardus Ryelandt pastor der prochie van Lisseweghe de somme van vier ponden veerthien schellijnghen grooten over sijn reght pastoreel ter causen van s' overleden uytvaert ende begraevijnghe met eenen middelbaeren dienst alsmede de teghten van eene gesonghen ende eene lesende misse met deghonne van den heer onderpastor, mitsgaeders de leverijnghe van het noodigh wasch daerinne begrepen bij quitantie van daeten ... alhier duplex als betaelt naer daete scheeden van de ghemeensaemheyt van den sterfhuijse ende also prevatief last van 's overledens hoore deselve
  • £ viij s. g.
  1. Item betaelt aen Pieter van de Walle coster der voormelde prochie van Lisseweghe de somme van thien schellijnghen acht grooten over reght costereel vande voornoemde uijtvaert ende begraevijnghe bij quitantie van daeten 8° maerte 1763 bijdien voor daete vande presije ende alhier maer simplex ende sijn
  • viij g.
  1. Voorts betaelt aen Marianne Allendeyn weduwe van Jan Bapte Bentele de somme van vijfthien schellijnghen acht grooten over het maecken van overledens graf ende het luijden van de klocke tot sijne begraevijnghe ende uijtvaert alsmede tot solemneele misse per quitantie vanden 6e maerte 1763 die alhier insghelijckx sijn simplex

xv s. viij g.

  1. Betaelt aen Daniel Barremaecker de somme van thien schellijnghen grooten over het aflegghen van s' overledens lichaem ende het begroeten vande vrienden ende ghebeuren tot de uijtvaert ende begraevijnghe quitantie in daete 6e mars 1763 deselve

x s. g.

  1. Item betaelt aen Pieter Goblet meester chirurgijn tot Lisseweghe de somme van drije ponden derthien schellijnghen grooten over curaetie, visiten ende leverijnghe van medecijnen bij hem aenden ooverleden in sijne doodtsieckte gedaen als per quitantie van daeten 13 november 1763 ende sijn deselve
  2. Voorts betaelt aen sr Ignatius Maelstaf als ontfangher vande geunieerde waeterijnghe van Eijensluijs ende Groot Reijgarsvliet de somme van eene schellijnck ses grooten over twee jaeren waetergeschot van tweeentsestigh roeden landts van desen sterfhuijse ten advenante van £ 0 : 3 : 5 gr. uijt den ghemeten verschenen 1761 ende xvij tweeetsestigh.

£ o : s : 6 gr.

  1. Betaelt aen den ghemelden Sieur Ignatius Maelstaf in sijne qualiteijt alsvooren over twee jaeren waetergeschot van den nombre van gg. o,, s ,, 29 roen kandts toebehoorende desen sterfhuijse a £ o : 3 : g. vanden gemete verschenen 1761 ende xvij tweeentsestigh

£ 0 : 4 : 6 gr.

  1. Bedraegende tsaemen de somme van vier schellijghen ses gr. als per vier quitantien betaelt naar het scheeden van de ghemeensaemheijt ende sijn

iiij s. vi gr.

  1. Item betaelt aen sieur Michiel Geerssens als ontfangher der prochie van Lisseweghe de somme van drije ponden veerthien schellijnghen ses grooten iver den uytsent ende prochiecosten ommeghestelt tot laste vanden jaere ende ougst seventhien hondert tweeentsestigh in advennante van derthien schellijnghen acht grooten vanden ghemete opden nombre van g. 4 - 5 - 77 roeden vrijlant ende van een ghemet acht roeden canoninck landt a eenen schellijnck acht grooten per ghemet bij quitantie van daerten ... 1763 die alhier sij

£ iij xiiij s. vi gr.

  1. Voorts betaelt aen Pieter seghers als hooftman vande mansgilde van St.Sebastiaen in Lisseweghe de somme van een pondt thien schellijghen grooten over de doodtschuldt bij den overleden als ghewesen medebroeder vande selve gheteeckendt. Bij quitantie vanden 23e januarij 1764 deselve alhier duplex in lasten sijn
  • £ iij
  1. Betaelt aen Joannes de Blaere de somme van vijf ponden seven schellijnghen grooten over de thaire t'sijnen huijse bij de vrienden ende ghebeuren ten daeghe van s'overledens uuijtvaert ghedaen, alsmede leverijnghe van bier aenden overleden bij quitantie in daeten 15 meije 1764 de selve

v £ vij s. g.

Item betaelt aen heer Petrus Scharre de somme van een pondt drije schellinghen vijf gtooten over twee maenden vijfentwintigh daeghen raete van de rente van vijf ponden grooten t'sjaers beset op het huijs De Cantinne te weten van den eersten februarij tot ende met den 25 april 1763 daete van het scheeden vande ghemeensaemheyt van desen sterfhuijse als per quitantie van de 1e februarij 1764 dus

Voorts betaelt aen heer ende meester Bernaert Ryelandt de somme van twaalf schellijnghen grooten over coop ende leverijnghe van een hondert vijftigh bonden stroij volghens quitantie van daeten 18e october 1763 ende sij

xij s. g.

Betaelt aen Johannes Messelijn peerdesmit tot Lisseweghe de somme van twee ponden ses schellijngen drij grooten over het maecken ende leveren van different smedewerck ten dienste vanden overleden per quitantie vanden 2e Juny 1763 deselve

ij £ vj s. iij g.

Item betaelt aen Michiel Goeghebeur de somme van seven ponden vier schellijnghen grooten in voldoenijnghe over hetgonne desen sterfhuijse over hun ghemeens schuldigh was bij quitantie in daeten 3 meye 1763 ende sijn

vij £ iiij s. g.

Voorts betaelt aen Sr.. Pieter van Huele als stockhouder van Suijenkercke ambaght de somme van twee ponden ses schellijnghen vijf grooten over reste van boomen bijden overleden t'sijnen stocke op den achtsten november 1762 gecocht ter venditie van Joannes Vlaminck bij quitantie vanden 13 ougst 1763 ende sijnde selve

ij £ vj s. v g.

Betaelt aen sieyr Pieter van der Espt als stockhouder van den ambaghte ende heerlickhede van sijsele de somme van neghen ponden veerthien schellijnghen neghen grooten over vier coopen gesaegt houdt t'sijnen stocke ghecoght bijden overleden ter prochie van St. Baefs opden tweeentwintighsten september 1762 volghens quitantie van daeten 8e october 1763 die alhier sijn deselve

ix £ xiij s. ix g.

Item betaelt aen Joannes Goddyn de somme van vier ponden grooten over timmerhoudt bijden overleden jeghens hem gecoght ten jaere 1762 per quitantie in daeten ... en sijn iiij £ g.

Voorts betaelt aen Jacob van de Pitte de somme van drije ponden ses schellijnghen vier grooten over coop ende leverijnghe van meel bij hem aenden overleden gedaen bij quitantie vanden 5 junij 1763 dus

xij s. g.

Betaelt aen Johannes Messelijn peerdesmit tot Lisseweghe de somme van twee ponden ses schellijngen drij grooten over het maecken ende leveren van different smedewerck ten dienste vanden overleden per quitantie vanden 2e Juny 1763 deselve

ij £ vj s. iij g.

Item betaelt aen Michiel Goeghebeur de somme van seven ponden vier schellijnghen grooten in voldoenijnghe over hetgonne desen sterfhuijse over hun ghemeens schuldigh was bij quitantie in daeten 3 meye 1763 ende sijn

vij £ iiij s. g.

Voorts betaelt aen Sr.. Pieter van Huele als stockhouder van Suijenkercke ambaght de somme van twee ponden ses schellijnghen vijf grooten over reste van boomen bijden overleden t'sijnen stocke op den achtsten november 1762 gecocht ter venditie van Joannes Vlaminck bij quitantie vanden 13 ougst 1763 ende sijnde selve

ij £ vj s. v g.

Betaelt aen sieyr Pieter van der Espt als stockhouder van den ambaghte ende heerlickhede van sijsele de somme van neghen ponden veerthien schellijnghen neghen grooten over vier coopen gesaegt houdt t'sijnen stocke ghecoght bijden overleden ter prochie van St. Baefs opden tweeentwintighsten september 1762 volghens quitantie van daeten 8e october 1763 die alhier sijn deselve

ix £ xiij s. ix g.

Item betaelt aen Joannes Goddyn de somme van vier ponden grooten over timmerhoudt bijden overleden jeghens hem gecoght ten jaere 1762 per quitantie in daeten ... en sijn iiij £ g.

Voorts betaelt aen Jacob van de Pitte de somme van drije ponden ses schellijnghen vier grooten over coop ende leverijnghe van meel bij hem aenden overleden gedaen bij quitantie vanden 5 junij 1763 dus iij £ vl s. iiij g.

Betaelt aen Balthasar Pringier de somme van ses ponden grooten over drije jaeren paght van eene partije gras ten advenante van twee ponden grooten t'sjaers verschenen te baefmesse 1760, 1761 ende xvijc tweeentsestigh per quitantie in daete ... deselve

vi £ g.

  1. Item betaelt aen joffrouw Pietronelle Priem de somme van drije ponden grooten over een jaer intrest van de rente beseth opden huijse aldaer den overleden uijt ghestorven is verschenen 27 maerte xvijc drijentsestigh £ 3 : o : o endeover 23 daeghen rente van de gheseijden rente te weten van de 27 maerte tot en met den 25 april 1763 scheeden van de ghemeensaemheyt o : 3 : 10 maeckende t'saemen de somme vann drije ponden drije schellijnghen thien grooten bij quitantie ende sijn

iij £ iij s. x gr.

  1. Voorts betaelt aen Louis Meijsmaen de somme van een pondt twee schellijnghen acht grooten over leverijnghe van calck bij hem aenden overleden ghedaen per quitantie in daeten 29e xbre 1763 deselve

i £ ij s. viij g.

  1. Betaelt aen Joannes Verstraete de somme van seven ponden grooten zoo veele hij aenden overleden hadde gheleent ende in ghelde gheadvanceert bij quitantie vanden 30 april 1784 ende sijn

VIj £ g.

  1. Item betaelt aen Carel de Clerq als deken van de Jonghmansghilde van St. Sebastiaen tot Vlisseghem de somme van thien schellijnghen grooten over de doodtschult bij den overleden in profytte vande selve ghilde ghteeckent volghens quitantie van daeten 20 meye 1764 ende sij deselve alhier duplex in lasten

1 £

  1. Verder betaelt aen Marcus de Groote de somme van een pont seven schellijngen vier grooten over het maecke en leveren van nieuwe schoenen ende het lappen van oude voor den sterfhuijse ten jaere 1762 ghedaen per quitantie in daeten ... dus

i £ vij s. iiij g.

  1. Betaelt aen Heinderijck de Croij de somme van neghenthien schellijnghen thien grooten over paght van aertappellandt ten jaere 1762 als bij quitantie vanden ... ende sijn

xix s. x g.

  1. Item betaelt aen Joannes de Wulf de somme van seventhien schellijnghen grooten over t'huijsbrengen van vier voeren hoij voor den sterfhuijse ten jaere 1762 per quitantie vanden ... deselve

xvij s. g.

  1. Voorts betaelt aen Pieter de Vlaeminck de somme van tweeenveertighe ponden veerthien schellijnghen twaelf mijtten over coop ende leverijnghe van deijlen, joffers, pannelatten ende

als specificatie ende quitantie van daete 19e meije 176 ende sijn

xlij £ xiiij s. 12 mt.

  1. Betaelt aen sieur Pieter Gilliodts d'oude als ontfangher vande kercke van Dudzele de somme van veerthien schellijngne grooten over een jaer paght van een ghemet acht roeden landts verschenen te baefmisse xvijc tweeentsestigh per quitantie van daeten 30 ougst 1763 dus

xiiij s. g.

  1. Item betaelt aen sieur Michiel Brulee als stockhouder van Dudzele ende Lisseweghe ambaght de somme van elf ponden achthien schellijnghen ses grooten over boomen ende t'hailliehoudt t'sijnen stocke bij den overleden ter differente venditien ghecocght alsmede over een jaer paght van het gars ven een boomgaerdeken verschenen te baefmesse 1762 per specificatieende quitantie vanden 15 julij 1764 ende sijn

xj £ xviij s. vj g.

  1. Voorts ()) is desen sterfhuijse schuldigh aen Francois Cle als ontfangher vande ghilde van St.Jacob in Lisseweghe de somme van twee ponden grooten over de doodtschuldt bij den overleden als gewesen gildebroeder in proffyte vande selve ghilde gheteeckent bij billet alhier deselve duplex in lasten dus

iij £ gr.

  1. Item is men schuldighe aen sieur Michiel Pulincx de somme van vier ponden veerthien schellijnghen neghen grooten over coep ende leverijnghe van naeghels bij hem aenden overleden ghedaen per specificatie deselve

iiij £ xiiij s. ix gr.

  1. Den sterfhuijse was ter daete scheeden van de ghemeensaemheijt schuldigh aen Joannes de Blaere de somme van vijfentwintigh ponden grooten wisselgheldt soo veele hij aenden overleden heeft geleent ende in ghelde gheadvanceert volghens sijn billiet alhier deselve in courant

xxix £ iij s. iiij g.

  1. Item is men schuldigh aen Jacob Lauwereijns de somme van acht ponden vijf schellijnghen thien grooten over een melckcoe bijden overleden jeghens hem gecoght volghens billiet ende sijn

xiij £ v s. x g.

  1. Voorts comt alhiet in lasten in profijtte van Cecilia, Alexius ende Francois de drije minderjaerighe kinderen vande besittighe t'haeren tweeden huwelijcke gheprocreeert bij Paulus Hoemaecker de somme van een hondert dertigh ponden veerthien schellijnghen vijf grooten twaelf mijten sooveele bedregen hebbende de weedepennijnghen op hun ghedevolveert metter doodt ende overlijden vanden voorseijden Paulus Hoemaecker hunnen vaeder nemaer daer afgetrocken eerst de somme van een hondert ponden grooten sooveele in proffijtte vande geseijde weesen ter greffie deser weeserije is gheamptiert volghens de quitantie danof sijnde alsmede thien schellijnghen thien grooten over het betaelde reght registratoirre en blijft maer dertigh ponden drije schellijnghen seven grooten twaalf mijten, conforme het slodt van den staet van goede t' sijnen sterfhuijse gheliquideert voor edele ende weerde heeren schepenen ende greffier van weesen van desen lande op de 2e september 1757 achter het slodt onderteeckent J. van Steenlandt ende sijn deselve ())

xx £ ii s. vij 1/2 gr.

  1. Item comt in profijte van de besittighe se somme van een hondert acht en vijftigh ponden ses schellijnghen acht grooten over de recompense die men haer schuldigh is te geschieden ter causen vande vercoepijnghe van haer sijde houdende goedt staende haer huwelijck met desen overleden breeder hiervooren f° veerthien verso ghedeclareert die alhier sijn deselve

iclviij £ vi s. viij g.

  1. Voorts comt alhier nogh in lasten in proffijtte van de besittighe de somme van vier ponden vijf schellijnghen grooten over de weirde van het beste bedde met sijne toebehoorten t'ghonnen haer besittigghe voorenuijt den sterfhuijse inghevolghe den hiervooren gheinserreerden contracte van huwelijcke moste volghen alle hetgonne ghepresen sijnde ende f° xviij° recto van desen staet bijde voorenstaende presije is vergoedt wordt alhier de somme in lasten ghebraght ende uytghtrocken dus

iiij £ v s. g.

  1. Eyndelijnghe betaelt aen Jacob Lermytte gheswooren pryser van desen lande de somme van thien schellijnghen acht gr. over synen sallaris voor het doen de hier voorenstaande presije vande meubelen ende cattheylen van desen sterfhuijse met de leverijnghe vande acte ende den noodighen zegel volghens de notities staende onder de ghemelde presije ende sijn

x s. viij g.

  1. Ghevende de besittigghe ten voorderen te kennen dat sij niet en is wetende van andere gemeene lasten van desen sterfhuijse ende dat sij inghevolghe voorder thaerder kennisse commen deselve brenghen sal bij rekenijnghe purgative alhier ter memorie

Ia Somma van lasten IIIC LXXHII £ II s. VII g.

  1. Onkosten ter causen van het opstellen passeren ende liquideren van desen staet van goede
  2. Alvooren aen Edele ende weerde heeren schepenen ende greffier van weesen over hemlieden besoignen ende vaccatien inde liquidatie deser met te doen rapport over de renuntiatie aen desen sterfhuijse ())
  • £ x sg.
  1. Over het apostilleren deser ende egaleren vande dubbels x sg.
  1. over daffirmatie vandesen staet ende eeden van vooghden
  1. over het reght van de deurwaardersij s. vj p.
  1. voorts over het opstellen van desen staet ende het maecken van twee doubels iiij £ x s.g.
  1. over het reght van de zeghels annex deser ende de doubels

iij s.g.

  1. T'vraeghen dagh ende huere tot dese liquidatie

j s.g.

  1. het binden deser ende twee doubelen in parchemine

vj s.g.

  1. Eijndelijnghe over de thaire vande vooghden loco dagheure

x s.g.

IIa Somma van lasten VII £ xv s. VI g.

Somma Totale van lasten IIIc LXXXI £ XIX s. I g. dus meer lasten dan baeten IIc XXXVIII £ X s. X g.

  1. Aldus gehoort ende gesloten bij Jor Pieter de Peneranda ende M'her Maximiliaen de Peellaert schepenen van weesen sLands van den Vrijen onder alle gewoonelijcke protestatie ten daeghe, maende ende jaere als in de presentatie deser ende bevestight hebbende de vooght Thomas Lauwereyns met opmerck tot het swaar lastelijck slodt deser verclaert over de weesen te renuntieren aendesen sterfhuijse ende de besittighe te laeten in schaeden ende baeten dit men min voor soo veele hun aengaet ende op agreatie van den collegie present.

w.g. J. Vande Walle

  1. De post is alhier overgebraght seker bescheet van daeten 6 7bre 1764 ondt. bij Carel callewaert apparenten vooght van weesen in desen waer hij verklaert insghelijckx over de weesen te renuntieren aen desen sterfhuijse ende besittighe aldaer te laeten in schaeden ende baeten breeder volghens het gemelde bescheet bij Piter Compagne in huijwel. met deselve bedittige ingetrocken dengonen versoghte alseen weghens d'agreatie van deselve renuntiatie favorabel rapport gedaen te worden en met advijs mij present desen 7 7bre 1764 ende was onderteeckent
  2. vande Walle.
  3. Naer rapport van dheeren schepenen ende greffier van weesen 'tcollegie aggreert ende approbeert in sweesens ghesagh de voorenstaende ghedaene renuntiatie naer haere forme ende inhoudt actum in caemer de 7. 7bre 1764 ende was onderteeckent F. Dewitte."

NAREDENS

Nadat onze studie af was brachten twee van onze leden nog volgende verrassende gegevens.

Rudy Desmedt vond toevallig een kaart in het stadsarchief waarop "Roelands Loove", het huis van ons medelid Robert Peere aangeduid stond als "het huys van Pieter Compagne". Zou de scribent zich vergist hebben tussen oost en west ? Wij geloven eerder de kaart dan de "Staet van Goede".

Ons bestuurslid Germain Vandepitte vond in een andere "Staet van Goede" nl. het sterfhuis van Isabella de Clerck (+ 27.11.1774) volgende post : "Betaelt aen Pieter Compagne de somme van 1-8-10 gr. over timmerwerk bij hem voor den besitter gedaen, alsmede het maecken ende leveren van s'overleden doodtkiste". En verder vindt G. Vandepitte dat P. Compagne de peter was van Lenaerts dochter Theresia Catharina (° Lissewege 10.8.1768).

Voetnoten

))) J. DE SMET, De inboedel van een molenaar te Oostkerke, in : Rond de Poldertorens. I, 1959.

  1. VANDEPITTE, De molenaarsfamilie Vandepitte en verwanten, in : Rond de Poldertorens, XXI, 1979, pp. 157 e.v.
  2. COORNAERT, Staat van de goederen van Jacob de Walsche, pastoor te Ramskapelle, in : Rond de Poldertorens, XXII, 1980, p. n.
  3. VANDEPITTE, Staat van Goed van Pieter Leys, Heist 1625 in : Rond de Poldertorens, XXII, 1980, p. 25.
  4. COORNAERT, Staat van Goed van een Brouwerij-hoeve te Dudzele, in : Rond de Poldertorens, XXIII, 1981, p. 79.

Idem, Staat van Goed van een boer van het Boerenhof te Heist (1776), in : Rond de Poldertorens, XXIV, 1983, p. 23.

))) Over hem lees je meer in : J. BALLEGEER, Een Vrouw is een bos, dat ter perse is.

))) Is het immeuble in texte deelsaem als aldaer gheseyt in cas van interd van hoirie ende bij affirmatie van de besittige (IMAH). ))) Volgt het immeubel in texte voor sooveel in wesen aldaer geseijt ende bij affirmatie van de bisittighe (IMAH).

))) G. VANDEPITTE, o.c., p. 157.

))) Zie de verhalen in : J. BALLEGEER, Spokerijen in het Brugse Vrije, Zaltbommel, 1979.

e ))) J. DE SMET, Volkstelling van 1748 te Lissewege, in : Rond de Poldertorens. X, 1968, p. 9.

))) J. GELDHOF, Charitatis Calendarium ofte Den Noordschen Almanach der Liefde voor het jaar O.H.J.C. 1758, geschreven door Pieter Vleys, pastoor te Dudzele, s.l., s.d.

))) Grafzerkteksten gepubliceerd in : Rond de Poldertorens. VI, 1964, p. 98.

))) Zie grafsteen Jooris Romboudt en onze eerder aangehaalde roman.

))) Ons medegedeeld door bestuurslid G. Vandepitte.

))) J. RAU, in : Rond de Polderlorens. XV, 1973, p. 159; met dank aan ons bestuurslid G. Vandepitte voor de mededeling.

))) bij billet ende op debet acquit (IMAH)

))) De laatste tien woorden slechts ter elfder ure bijgevoegd (n.v.J.B.).

))) bij quitantie (IMAH)

))) Conforme staet ende quitantie van genamptierde weesepenninghen intexte beropen alhier gesien ende sij de reste somme genamptiert s'weesens proffijtte (IMAH).

Staet van Goede Juliaan Lauweryns - Callewaert, timmerman, Lissewege 1763

Johan Ballegeer

Rond de poldertorens
1990
04
127-157
2023-06-19 14:39:17