Willem van Bonem - de Tempeliers - de Slag der Gulden Sporen

Johan Ballegeer

Een van de vragen die steevast terugkeren als ik als jeugdauteur een school bezoek, is: 'Hoe begin je nu eigenlijk aan een nieuw historisch verhaal?'

Ik heb er nooit bij stilgestaan, maar omdat het me zo vaak gevraagd werd door onze tieners, heb ik op mezelf gaan letten.

't Werd ook hoog tijd...

In 1886 plaatste men op de Markt te Brugge het beeld van Breydel en de Coninck, hoofdzakelijk onder impuls van het Willlemsfonds. Dat dit een eeuw later moest gevierd worden is zonneklaar. We zijn tenslotte Vlamingen. Zowel mijn uitgever (Altiora, Averbode) als de Breydelcommessie 1986 vonden dat ik de gepaste man was, enz... Uitgevers en commissies zijn sterk in taakverdeling.

Ik zou dus een boek schrijven... Het eerste wat je doet als auteur die van toeten-noch-blazen weet, is een boek over de kwestie gaan lezen. Bijna onmiddellijk werd ik geconfronteerd met het optreden, nee! niet van. Breydel en de Coninck, maar van een zekere Willem van Boenhem, Boinem, Bornhem, Boonheim ... En, ... hij bleek ooit amman van Oostkerke geweest te zijn. Daar ik nogal lui uitgevallen ben, toog ik naar onze Voorzitter.

Of hij Willem van Bonem Kende? Hij verwees mij naar artikel "Oostkerke Ambacht en het Ammanschap van Oostkerke" in Rond de Poldertorens, XXVI, p. 113-123.

Wat meteen opviel was dat we "iets" over Willem van Bonem die de meeste auteurs koppig Boenhem blijven spellen. Wie “iets” weet, weet dat hij weinig weet. Ik ben dus verder gaan zoeken.

Ik zocht niet alleen naar gegevens over Willem van Bonem, maar ook over data en items van andere leiders van de Oorlog 1297­-1302, nl. Breydel, de Coninck, Jan van Renesse, Pieter Uutenzacke, Willem van Saeftinghe en Gwij van Namen.

Zulke gegevens zet je dan netjes op steekkaarten en het leek mij een goed idee om deze over de zo weinig bekende (te weinig bekende) Willem van Bonem er even uit te sorteren en ze hier netjes chronologisch op een rijtje mede te delen.  Dit is dus geen artikel over Willem van Bonem. Het is alleen een collage van gegevens. Dergelijke gegevens moet een auteur dan maar inkleuren en zoveel fantasie hebben onze lezers ook wel.

Hier gaan ze dus (deze gegevens!):

1288 ?

"... Als algemeen toezichter, opdat niemand op een onredelijke wijze zou worden belast, en om desnoods de druk van de im­post te temperen, duidde de graaf (Gw. van Dampierre) voorlopig de baljuw van Gent aan, ridder Willem van Bonem..."

(Delfos, 1952,p. 42.)

1288

"... Om het innen van de accijns vlot te doen verlopen, benoemt de graaf op eigen houtje de ontvangers en stelt een algemene toezichter aan, de Hospitaalridder Willem van Bonem uit Damme, die al eerder schepen van ‘t Vrije was geweest..."

(van Belle, 1988, p. 96.)

1289

"... De regeerders te Gent waren in 1289 niet best te spreken over het optreden van de nieuwe baljuw die Gwijde het jaar te voren tot zijn vertegenwoordiger in het gebied der stad Gent had benoemd. Deze baljuw was een ridder uit Damme, Willem van Bonem, voorheen schepen van het Vrije..."

(j. Gaillard, Bruges et le Franc I, Brugge 1857, p. 203)

(Delfos, 1952, p. 42)

1289

"... Doch hij schijnt niet minder door zijn voortvarendheid (W.v.B.) te hebben uitgemunt en zijn trant moet algauw aan de meer progressieve zin van de XXXIX (Gentse schepenen) hebben mishaagd. Naar zij beweerden had hij herhaaldelijk de stadwetten geschonden. Begin 1289 gingen zij hem voor het Parlement (Parijs) aanklagen met een lange lijst van beschuldigingen, die er inderdaad zeer bezwaarlijk uitzagen. Hij had op Gents gebied, zeiden ze, zonder vonnis der schepenen, vier personen doen aanhouden en doen halsrechten, beslag gelegd op de goederen van Gentse burgers weer zonder tussenkomst der Gentse schepenen huizen onder sequester gesteld, enzomeer...

(Delfos, 1952, p. 42)

1289

"... Wij hoeven duw niet op de grond van de aanklacht der XXXIX aan te nemen dat Gwijde’s baljuw de grenzen van zijn bevoegdheid was te buiten gegaan, noch dat de graaf, die hem dekte, tegen de rechten den XXXIX en tegen de Gentse autonomie gekant was.

Maar deze heren waren nu eenmaal bezeten pleiters en stuurden hun afgevaardigden en koeriers naar Parijs. Zij hadden het ditmaal vooral gemunt op Willem van Bonem, de baljuw ..."

(Delfos, 1952, p. 44)

1289

"... De XXXIX hadden in hun aanklacht voor het koninklijk gerechtshof het twistpunt over de jurisdictie te Gent, vermeld en ook dreigementen die Willem van Bonem, de baljuw , en Zeger van Belle, de maarschalk, tegen hen had geuit. Het Hof (Hi up de Schone) stuurde nu een officier van het Frans gerecht, Jean Panetier naar Vlaanderen (12 aug. 1289) als waarnemer ... Telkens de Gentse burgers daarom zouden verzoeken, moest de rechtshandeltug m het Frans worden gevoerd..."

(Delfos, 1452, p. 48-49)

1290

"... Waarschijnlijk kreeg Gent toen ook een andere baljuw en werd Willem van Bonem aan de dijk gezet..."

(Delfos, 1952, p. 50)

1291 (?)

"... De zaak contra Willem van Bonem, wegens de dreigemen­ten en die over de juridictie te Gent, werden bei.de op de lange baan geschoven. Maar Willem van Bonem haalde vooreerst nog op eigen gezag een stout stuk uit, dat vraag er misschien toe bijdroeg die in de doofpot te steken. (Delfos, 1952 , p. 51)

Eind 1291

"... DE SCHAKING VAN DE XXXIX: einde juni 1291 was er tussen de schepenen en de gemeente een nieuwe onenigheid gerezen over het eeuwig thema der rekening en verantwoording. Men had in 1288 een nieuw tarief voor de accijnzen ingevoerd, met het doel de stadsschulden te delgen. Maar de schuldenlast was sindsdien van jaar tot jaar gestegen. De 50.000 pond deficiet van 1275 zijn kort voor 1294 tot 100.000 aangegroeid. De XXXIX gaven geen duidelijke rekenschap over hun beheer en de gemeente vroeg aan de graaf, daar de magistraat in gebreke was, de goederen en het zegel van de stad te sequestreren, om te beletten dat de schepenen nog verder de stad zouden bezwaren. De Gentenaren waren immers niet in staat die ondragelijke last te torsen. Het schijnt dat toen inderdaad het zegel der stad aan de schepenen werd ontnomen en aan de abt van St.-Pieters toevertrouwd. Op die wijze dacht men de schrifturen en de handelingen der overheid beter te kunnen controleren. Tegen deze maatregel van de graaf hebben de XXXIX blijkbaar geen klacht ingediend. Maar hun terughoudendheid in deze, is misschien alleen het gevolg,. van de onderneming die ridder Willem van Bonem had uitgedacht om de XXXIX schaakmat te zetten.

(Delfos, 1952, p. 51)

1297 

"... De heer van Bonem, die hier onder de Liebaards optreedt, is misschien dezelfde persoon als de oud-baljuw, ridder Willem van Bonem (Waarom niet? Noot J. B.), die wij tussen 1289 en 1292 als een felle tegenstander der Gentse XXXIX leerden kennen. Of is hij veeleer de Willem van Bonem, die voor de eerste maal in 1296 op het toneel verschijnt als 'ridder en broeder van St.-Jan van Jerusalem' en in 1302 als een der grote leiders van de Liebaardse opstand? een neef van de eerste? of zijn beide gestalten identisch? Dan zou de baluw uit het jaar 1289, die in 1292 enige Gentse schepenen naar Holland voerde en wegens die onrechtmatige daad door de graaf Gwijde werd verbannen, in de schoot der geestelijke ridderorde op Cyprus of Kreta een 'nieuw leven' heb­ben begonnen, om later, in Gwijde's genade weer opgenomen met hem  in 1297 aan de strijd tegen de Royalen deel te nemen. De Brabantse dichter van de ’Spieghel Historiael' zal hem noemen: 'een d'onvervaertste die leeft'..."  -

(Delfos, 1952, p. 126) 

1297

"... Robrecht van Bethune stelde zich door bemiddeling van de heer van Bonem, in verbinding met een groep jongere Liebaardsgezinde patriciërs in Damme en waarschijnlijk ook met de Liebaards in Brugge. Met hun hulp slaagde hij er in een Vlaams-Engelse afdeling door verrassing in Damme binnen te brengen en de Fransen er uit te jagen. Misschien heeft toen een betaalmeester der Roy­alen in het gedrang die 179 muntstukken met het merk van Philippe le Bel verloren, die later werden opgegraven in een weide die nog de naam ’het slagveld’ had bewaard..."

(Delfos, 1952, p. 126)

1297

"... Op de valreep kan Robert van Bethune de bevrijding van het Zwin uitvoeren. Want wanneer hij verneemt dat de schorsing op 12 oktober ingaat, rukt hij met een gecombineerd leger op naar Damme en verovert het zo belangrijk bruggenhoofd op Char­les van Valois, waarbij hij op de steun van de Dammenaar Willem van Bonem en enkele Klauwaardse ingezetenen mocht rekenen (11 okt)..

(van Belle, 1985, p. 187)

1297 

"... In 1358 kwam ook het kasteel en leengoed ’Bonem' op de parochie Sinte-Katharina buiten Damme, via Heinric (Braderic), in het bezit van een andere zoon, Jacob Braderic. Het leen dat gekocht werd van Jacob van Heimsrode, omvatte 45 gemeten land en een belangrijke visvijver die 55 sch. gr. per jaar opbracht. Op het einde van de 13 de eeuw behoorde dit leengoed toe aan Broeder Willem van Bonem, ridder, die het in 1297 verkocht aan ridder Bouden van Dudzele..." (M. Coornaert geeft in zijn werk over Dudzele de hele tekst van de verkoopakte. Wij laten hier een fragment volgen. Noot J. B.)

(J. Sabbe, 1975, p. 173)

1297

"... dat broeder Willem van Bonem, ruddere, cam voor ons ende voor Karstiane den Brabandere, tien tiden Bailliu van Brucghe, als dien myn Here Guyot, Grave van Vlaenderen, hadde gheset in sine stede wettelike alle dinghen te doene, die hier naer bescreven staen, ende vercochte minen Here Boudene van Dudzele, ruddere, alle die manscepen, die der goedinghe van Bonera toe behorden tien tiden, ende al dat recht datter toe behord van welken manscepen die broeder Willem van Boneem man was van ons Heren sgraeven van Vlaenderen vorseid dats te wetene elke manscepe van vullen cope tien pond Vlaemscher peneghe ende elce manscepe van beneden . vullen cope, naer tavenant vanden vullen cope, penning penning ghelike; van welken alien voseiden peneghen broeder Willem van Bonem hem wel ghepait helt ende vergouden..."

(M. Coornaert, 1985, p. 300)

1301

"... Willem (van Gulik), priester bij de genade Gods en aartsdiaken van St.-Servaaskerk in Maastricht en was daar door Jan van Namen en mogelijk door Willem van Bonem benaderd geworden om zich in te zetten voor de bevrijding van het graafschap van zijn grootvader Guy van Dampierre..."

(J. van Belle,1985, p. 251)

1301

"... Het is waarschijnlijk dat reeds in 1301, bij de eerste onlusten, die 'naar beweerd werd' door Pieter de Coninck werden ontketend, in het geheim leiders zijn opgetreden zoals de heer van Bonem, ridder van de Orde der Tempelheren, die, naar het getuigenis van de Doornikse monnik Li Muisis, het oproer in de lente van 1302 zal doen losbarsten..."

(Delfos, 1931, p. 23)

1302 

"... Lodewijk: van Veltem schept er klaarblijkelijk genoegen in de namen van de bijzonderste helden van de slag te verenigen en hij somt ze bondig driemaal vervolgens op:

Borluut ende Godsenhove fijn,
Rinesse, Bonem, Bangelijn,
Perrant ende oec Poppenroden.
... Poprode, Bangelin, Borlu, Perrant
Dese nom'ic sonderlinge uut,
Rinisse ende Jan Borluut,
Godsenhove ende Bangelijn,
Bonem ende Poprode die sijn
Welwerd dat men de persineren

Naast Guelke ...               

(V. Fris, Gent 1902)

1302

"... Willem van Bonem, de Tempelridder, was sedert 1291 een der voornaamste vertrouwelingen van graaf Gwijde. 't Was hij die door de Vlaamse vorst gelast werd met enkele der wederspannige Gentse negenendertig, door Gwijde in hechtenis genomen, aan Floris V graaf van. Zeeland, over te leveren om ze in de Zeeuwse kerkers op te sluiten. Hij werd om die reden door Filip de Schone, de beschermer van de Gentse Leliaards, opgeëist; doch hij wist aan die uitlevering te ontkomen. Van de eerste dag van de opstand af koos hij partij voor 't Brugse 'gemeen'. Nauwelijks was Willem van Gulik te Brugge in het begin van mei aangekomen, dat hij met de ambachtslieden het kasteel van Male liep plunderen, waar de patriciërs hun schatten hadden geborgen, en aan zijn zijde zien wij, buiten de wever Pieter de Coninck en den vleeshouwer Jan Breidel, ook Willem van Bonem. De belangrijke rol die hij gedurende de slag speelde, wordt ons door L. van Velthem bevestigd: Hij worstelde, zegt de dichter, met het grootste geweld, en menige Fransman viel onder zijn slager neder. Kapitein van het Zwin met Zeger van Gentin oogstmaand, vinden wij hem in September 1302 met Popperode, Bangelijk, Borluut en Godsenhove aan de Nieuwendijk, op de grenzen van Artesie, alwaar hij wellicht drie benden Tempelridders, grijze, witte en zwarte, waarvan de rekeningen gewagen, aanvoerde ..."

(V. Fris, 1902, p. 303-04)

1302 

"... De beroemste der Brugse Tempelridders is ongetwijfeld Willem van Bonem; een vertrouweling van graaf Gwijde. 't Was hij die de weerspannige Gentse Leliaards' , die door de graaf in hechtenis genomen waren, aan Floris V van Zeeland overleverde om ze in de Zeeuwse kerkers op te sluiten. Willem werd deswegen door Filip de Schone opgeëist, doch wist aan de uitlevering te ontkomen. De strijd in 1302 vond Willem in de eerste rangen. De kroniekschrijver Gillis le Muisit verhaalt dat de opstand der Bruggelingen, welke aanleiding gaf tot de plundering van het kasteel van Male, verwekt werd op aanstichting van zekere ridder van de orde der Tempeliers, met name van Bonem.

Er blijkt tenslotte uit het omstandig, en door de geschiedschrijvers voor betrouwbaar gehouden verhaal, hetwelk Lodewijk van Velthem (Spieghel Historiael, 1316) over de Slag der Gulden Sporen heeft geschreven, dat voornoemde Tempelridder, wiens naam Willem van Bonem wordt opgegeven, als  aanvoerder van de Bruggelingen een voorname rol in de slag van Groeninge heeft vervuld...". "... Het is op grond van dergelijke geschiedkundige gegevens dat men, met meer zekerheid dan zulks het geval is met Jan Breidel,(wiens werkelijke deelname aan de slag van Kortrijk eigenlijk nergens wordt vermeld), in de dappere Tempelier Willem van Bonem een tot hiertoe niet naar waarde gehuldigden Brugse held van 1302, mag begroeten..."

(J. Claeys, 1937, p.265-266)

11 juli 1302

"...Staet! Vlamingen! Ik hem vernomen
 Dat diverse vijanden op ons komen! Borluut en de Godsenhove fijn,
Renesse, Bonem, Bangelijn,
Ferrant ende ook Poppenroden Dezfe hebben ze weder ingehaald,…”

(Spieghe Historiael)

11 juli 1302

"... Guillaume de Boonem, chevalier de l’Ordre de l'Hôpital, qui avait pris part avec Breydel à l'escalade du château de Male, y commande des écuyers que l’on désigne sous le nom de chevaliers du Cygne. Trois troupes de Templiers: les noirs, les blancs et les gris se trouvent aussi marmi les combattants et au milieu d'eux le moine Guillaume de Saeftingen, ancien vasal du sire de Renesse..."

(P. Breydel, VT/4, p«.41).

11 juli 1302

"... Met de heer van Bonem is een schare Tempelridders opgekomen, alien gehuld in een witte mantel met rood kruis, hun knapen in een zwarte mantel. (Brugse stadsrekening, 190)..."

(Delfos, 1931, P. 47)

11 juli 1302

"... De Tempeliers werden aangevoerd door Willem van Bornhem (!! Hier hebben wij de spelling niet durven wijzigen. Noot J.B.) en zijn broer Boudewijn, twee telgen uit het Huis van Vlaanderen. Brekend met de regels van de hoofse strijd, maakten deze mannen hun tegenstanders af alsof het Saracenen waren, zonder lijfsbehoud te schenken of gevangenen te maken. Een zekere Willem van Saeftinge, lekebroeder bij de Trappisten (sic!!!) van ter Doest, beriep er zich zelfs op eigenhandig veertig ridders te hebben neergeslagen en afgemaakt, zonder veertien anderen mee te tellen die van bun paard waren gevallen en die hij het hoofd had afgehouwen ... Bij die laatste groep bevond zich de graaf van Artois in hoogsteigen persoon. Hij werd voor deze en andere wederwaardigheden later in de kerkban geslagen en veroordeeld om overzee zijn-vrienden Tempeliers te gaan versterken in de Hospitaalorde. En aangezien hij er nog altijd niets van begrepen had, werd hij Mahomedaan..

(Saint-Hilaire, 1975, p.78)

1302

"... De oorlog ging verder. Zeger van Gent en Willem van Bonem zeilden langs het Zwin met een kleine vloot enige Franse schepen tegemoet, die hier troepen wilden landen. . . "

(Delfos, 1952, p. 270)

11 juli 1302

De bres! De bres was door manschappen uit alle afdelingen gestopt. Ieperlingen (ja, 'men zag er Sint Joris zelve strijden'...) Poprode, Bangelijn van Aardenburg, Bonem, Borluut: ieder landschap kon een held noemen..."

(Delfos, 1952, p. 264)

11 juli 1302

"... Het was het meest kritieke ogenblik, en zonder het koel en snel overleg van Renesse, zonder de taaiheid van de samengeroepen scharen van de reserve (de Zeeuwen en een korps van Poprode), zonder de standvastigheid van Gwijde en de vermetelheid waarmee zelfs groepen van de linkervleugel werden bijgehaald . (Borluut en Bonem), was de slag voor de Liebaards misschien verloren geweest..."

(Delfos, 1952, p. 258)

Juli 1302

"...Van dag tot dag kwamen er in Kortrijk of in het kamp aan de Leie nieuwe benden binnen: edellieden, boeren en burgers. Met de ‘ridderschap van Vlaanderen West' ridder Geraard van Duinkerke, met de zoon van de gevangen heer van Oudenaarde, mannen uit de stad en de kasselrij, Bouden Poprode met contingenten uit het Land van Waas, Willem van Bonem met edellieden en boeren uit de Vier Ambachten..."

(Delfos, 1952, p. 213)

1302

... Op 17 en 18 mei bevond zich onder de ridders van het Brugs leger die nu als bannelingen te Damme of in de buurt vertoefden, ook Zeger van Gent met zijn 60 ruiters. Waarschijnlijk bevonden zich daar met hem nog twee edellieden, die nog elders samen met hem worden genoemd: een heer Hugesone (wellicht uit de maagschap der van Boenem) en ridder Willem van Bonem. Deze laatste was in Damme zelf thuis en thans nog leeft de naam van zijn geslacht en van zijn kasteel voort in die van de wijk Bonem.

Reeds in 1297 was hij een der leiders geweest, die de overval op Damme hadden op touw gezet en 00k in maart of april 1302 had hij hier weer de Liebaardse vlag geplant. Wij mogen aannemen dat hij in die nacht van 17 op 18 mei ook de organisator is geweest van het plan van de aanval op Brugge, de hoofdman die de bannelingen in strijdbenden verdeelde en hun opmars regelde(.."

(Delfos, 1952, p. 228)

…….

"... Een dochter van Willem van Bonem is de vrouw van Jan Hughesone..."

(Gaillard, Le Franc de Bruges I, p.203)

1302

“... Er was al sinds dagen (te Gent) een vage onrust in de lucht, en men mag aannemen dat de oude tegenstanders der XXXIX de patriciërs van de Liebaardse kant, en vooral de leden van de magistraat die in juni 1301 waren afgezet, reeds een vuurtje aan het stoken waren en met de Bruggelingen en Willem van Bonem in verbinding stonden..."

(Delfos, 1952, p. 213)

1302

"... De eerste vertegenwoordiger van de Liebaardse leiding, die thans te Brugge verscheen om de magistraat met raad en daad bij te staan, was de 'Hospitaalridder' Willem van Bonem. Naar een landtekening van Li Muisis (een Doornikse monnik uit die tijd. Noot J.B.) was hij het die te Brugge het signaal voor de opstand gaf. Vermoedelijk was hij een van de verbindingsofficieren die sinds december 1301 tussen de Liebaardse groeperingen in Vlaanderen en het op buitenlands gebied bedrijvig hoofdkwartier in het geheim het nodige contact onderhielden..."

(Delfos, 1952, p. 212)

1302

Praktisch al dezelfde gegevens vinden we bij Dr. J. F. Ver­bruggen, De Slag der Gulden Sporen, Antwerpen 1952, op de blz. 147, 148, 199n, 233, 193, 198 en 308.

13 Oktober 1307

"... Bij dageraad worden praktisch alle Tempeliers in Frankrijk aangehouden en opgesloten. (Deze 13 was een vrijdag. U bent toch niet bijgelovig?)..."

(Belgica, p. 75)

1308

"... De haat van Filip de Schone tegen de Tempeliers dateert van de slag van 1302. Hij vergaf de orde niet onze gemeentelijke milities te hebben bewapend met de vreselijke GOEDENDAG, dit wapen van Turkse oorsprong, waarmee de Tempeliers zelf tot eigen scha en schande hadden kennis gemaakt in het Oosten. Vooral de benen van de paarden moesten het ontgelden. . . "

(Belgica, p. 4)

1314

"... Op 18 maart 1314 worden Jacques de Molay (Grootmeester van de Franse Tempeliersorde en zijn adjunct Geoffroy de Charnay terechtgesteld op de brandstapel op het Jodeneiland te Parijs (nu Place du Vert Galant)..."

(Belgica, p. 59)

Algemeen:

Prof. dr. Lieven K. Cumps in zijn DE TEMPELIERS IN VLAANDEREN, p.116, noot 287, beweert dat slechts een vijfentwintigtal Vlaamse Tempeliers bekend zijn. Hij duidt daarbij de voornaamste met een kruisje aan. Volgens hem is Willem van Bonem echter niet voornaam genoeg om een erekruis te krijgen.

Wij verlenen het hem hier!

Besluit?

Misschien helemaal geen. Inderdaad, Willem van Bonem, tempelier, kapitein van het Zwin, onderhandelaar, organisator van de Brugse Metten, kreeg geen erekruis. Misschien kan men naar hem nog een straat noemen binnen Damme. Een gedenkplaat ...

Wel dringen zich een paar vragen op die we niet binnen ons jeugdboek (Waarschijnlijk krijgt het de titel 'om het Land te beschermen') konden beantwoorden, over de held uit ons werkgebied.

Sommigen twijfelen er aan of hij wel Tempelier was. Tempeliers waren toch paters? Monniken? of niet? Legden die niet de drie beloften af: kuishuis, gehoorzaamheid, armoede...?

We weten pertinent dat Willem van Bonem getrouwd was. We weten pertinent dat hij eigen bezittingen had (en verkocht).

Nu is het zo dat men het in die tijd met de zogenaamde _ evangelische beloften niet altijd zeer ernstig nam. Zeker weten we dat de Tempeliers eigen bezittingen hadden. Pieter Uutenzacke, de Grootmeester van de Brugse Tempeliers betaalde uit eigen zak een groot deel van de onkosten om de Brugse milities in 1302 uit te rusten. Verkocht Willem van Bonem daarvoor in 1297 sommige van zijn bezittingen? Misschien had hij er nog meer in de Vier Ambachten, want in de Slag voert hij juist de vrijlaten uit dit gebied aan.

Overigens waren er drie soorten Tempeliers: witte (de echte?), zwarte (hun knechten in het gevecht) en grauwe. Wat die grauwe waren, hebben we tot nu toe nog niet ontdekt. Misschien waren dit juist Tempeliers die buiten de kommanderijen leefden.

Van Uutenzacke weten we o.a. dat hij een huis in de Westmeers had. Er waren ook zusters die tot de orde van de Tempeliers behoorden. Ze mochten echter niet onder hetzelfde dak . verblijven als de broeders. Geen wonder dat zo'n orde uitsterft!

Waar bleven ze eigenlijk?

Alle gekheid op een stokje. De Tempeliers stierven niet uit. Filip de Schone was zo razend (zie Belgica, P. 4 en 75) dat hij op vrijdag 13 oktober 1307 ale (alle?) Tempeliers in Frankrijk liet oppakken. In Vlaanderen niet. Daar had hij op dat ogenblik niet zoveel meer te zeggen.

René De Keyser schrijft in zijn aangehaald artikel, dat Wil­lem van Bonem voor het laatst in de geschiedenis vermeld wordt: op 10 januari 1312. Begrijpelijk! Doch nu belanden we in de mythen, legenden en veronderstellingen. De meeste Tempeliers en hun bezittingen gingen op in de Johanietenrorde, maar (beweren sommige Engelse Vrijmetselaarsmythen) de Vlaamse Tempeliers weken uit naar Schotland waar hun vrije metselaars (zouden dat die Grauwe Tempeliers zijn?) de eerste loges stichtten.

Filip de Schone liet met de hulp van paus Clemens V, de Tempeliers veroordelen wegens afgoderij, sodomie, homoseksualiteit en veel andere zonden die toen welig bloeiden in ... vorstelijke en pauselijke paleizen. Jacques de Molay vervloekte hen beiden op de brandstapel. Ze stierven binnen het jaar in helse pijnen.

Maar de vrijmetselaars van 1986 hebben Jacques de Molay nog niet vergeten. In Amerika is er een vrijmetselaarsjeugdbeweging naar hem genoemd. En in het ritueel van de 33ste (en hoogste) graad van de Vrijmetselarij wordt gevraagd: 'Kent gij de twee abominabelen?' Antwoord: 'Ja, Bertrand le Got (wereldlijke naam van Clemens V) en Filip de Schone'. Ze worden afgebeeld als twee doodshoofden. Eén met de koningskroon; één met de tiara.

Wij ... zullen toch Willem van Bonem niet vergeten!

Bronnen (beknopt)

  • Paul Breydel, Bruges et les Breydel, Brussel 1974.
  • J. Claeys, Het Tempelhof te Brugge, Biekorf 1937.
  • Lic. M. Coornaert, Dudzele en Sint-Lenaart, Dudzele 1985.
  • DR. L. Cumps, De Tempeliers in Vlaanderen, Tielt 1976.
  • L. Delfos, 1302 door tijdgenoten verteld, Antwerpen 1931 L. Delfos, Het avondtuur van de Liebaards, Tielt 1952.
  • Paul de Saint-Hilaire, Raadselachtig Vlaanderen, Brussel 1975.
  • R. Dupuy, La Foi d'un Franc-Maçon, Paris 1975.
  • V. Pris, De slag bij Kortrijk, Gent 1902.
  • J. Sabbe, Heintic Braderic, een 'homo novus' uit de 14de eeuw, in' 'Album Albert Schouteet', Brugge 1975.
  • J. van Belle, Een andere Leeuw van Vlaanderen, Tielt 1985.
  • Dr. J.P. Verbruggen, De Slag der Gulden Sporen, Antwerpen 1952.
  • X. Le Mystère belge des Templiers, in Belgica 2000, oct. 1984.

Willem van Bonem - de Tempeliers - de Slag der Gulden Sporen

Johan Ballegeer

Rond de poldertorens
1987
01
011-023
Charlotte Bogaert
2023-06-19 14:39:17