De oude Molen van Oostkerke
Deze bijdrage wordt opgedragen aan Mej. Beatrice Mengé, een van onze eerste en trouwste leden.
René De Keyser
Ten westen van Oostkerkedorp en zuid van de Zuidbroekstraat staat, omringd door populieren en knotwilgen en een doornhaag, de "Oude Molen". Alleen de stenen romp blijft nog over.
Deze romp, in de vorm van een afgeknotte kegel, heeft een diameter van 5.80 m, waardoor de vroegere molen bij de grote stenen molens mocht gerekend worden. Vroeger stonden er ook een woonhuis en stallingen bij; maar deze zijn vernield door de beschietingen die de bevrijding in 1944 voorafgingen. Wanneer juist de molen zijn wieken verloor, is niet bekend.
Volgens de Belgische wetgeving behoort een windmolen tot de gevaarlijke instellingen. Daarom was de toelating nodig om een molen op te richten. Op 27 januari 1854 kreeg Bernard Mestdagh, gepensioneerd onderwijzer van Oostkerke en zaakwaarnemer, de toelating om een stenen korenwindmolen op te richten in Oostkerke, op het kadastraal perceel sectie B nr. 340.
Het metselwerk werd waarschijnlijk uitgevoerd door inwoners van Oostkerke. We hebben de zekerheid dat Joseph De Smidt, stiefvader van Frans Oreel (de Suisse), die op 29 maart 1915 in Oostkerke overleed in de ouderdom van 82 jaar, de "Oude Molen" hielp opbouwen.
Voor het draaiende werk was er uiteraard een molenspecialist nodig. Het zal wel geen toeval zijn, dat op 21 mei 1854 Anthonius De Backer, molenwerker van Moerkerke en 29 jaar oud, te Oostkerke in het huwelijk trad (1).
De grond waarop de molen werd opgetrokken, behoorde oorspronkelijk niet aan de bouwheer Mestdagh. Bernard Mestdagh en zijn vrouw Isabella Livine De Sutter hebben de grond, waarop de molen stond, op 27 oktober 1855 afgekocht van Joseph Dombrecht en zijn vrouw.
B. Mestdagh overleed in Oostkerke op 7 juni 1858 (2). Zijn vrouw was reeds een jaar vroeger gestorven. Zij lieten twee kinderen na: Nathalie Mestdagh gehuwd met Joseph Dombrecht en Pieter Mestdagh. Beiden woonden in Oostkerke.
Bernard Mestdagh bezat veel onroerend goed en om de erfenis te regelen, werd alles openbaar verkocht door notaris Proot van Dudzele. De eigendommen werden daartoe verdeeld in 20 kopen. De totale verkoop bracht 34.867 goudfrank op. Doch ik slaagde er niet in, om te vinden wie de molen kocht die bevat was in koop nummer 18.
Op 27 juli 1859 was Jozef Mille er molenaar. Maar volgens het bevolkingsregister van 1868 hield Jozef Mille dan reeds herberg te Oostkerke in de "Lion d’Or"; en verhuisde hij met zijn gezin op 19 september 1868 naar Sint-Kruis. De herberg "Lion d'Or" stond op sectie B nr 387.
Het bevolkingsregister van 1868 vermeldt op bladz. 46 een ander molenaar, nl. Joseph De Smidt, gehuwd met Blondina Slabbinck. Op 26 augustus 1874 verkocht J. De Smidt, mulder te Oostkerke, aan Charles Casselman, koopman en herbergier te Oostkerke, een huis groot 3 a. 9 ca. gelegen op sectie B nr. 338a en deel van sectie B nr. 340, gelegen in het dorp van Oostkerke.
In 1880 betaalde Joseph De Smidt barrièregeld op de steenweg naar Koolkerke, voor een paard (3). Volgens het bevolkingsregister van Oostkerke, jaar 1881, was J. De Smidt molenaar te Oostkerke, geboren in 1828 en gehuwd met Blondina Slabbinck, ook in Oostkerke geboren ten jare 1834. Ze hadden twee kinderen; Febronie, geboren in Oostkerke op 27 juli 1867, en Carolus ook in Oostkerke geboren op 29 december 1868. In 1886 voerde Frans Boussemaere, smid in Oostkerke, enkele herstellingen uit aan de molen van Joseph De Smidt (4).
De zaken begonnen echter minder goed te gaan, want in zitting van het schepencollege van Oostkerke op 12 februari 1890, vroeg Joseph De Smidt de terugbetaling van de grondebelasting op zijn korenwindmolen, omdat de molen in 1889 niet draaide. Hieruit blijkt wel dat hij eigenaar was van de molen. Of de molen nadien nog opnieuw in werking werd gesteld, is mij niet bekend. Vermoedelijk was dit niet het geval, want van dan af werd hij "Oude Molen" genoemd.
Febronie De Smidt, dochter van Joseph en Blondine Slabbinck, huwde in Oostkerke op 18 november 1896 met Gustaaf De Zutter en ze bleven op de molen inwonen. Hun zoon, Tryphon Dezutter, werd daar geboren in 1898. Toen werd er op de "Oude Molen" niet meer gemalen (5). Na de dood van Febronie De Smidt, omstreeks 1910, werd de molen verkocht om uit onverdeeldheid te scheiden. Die werd aangekocht door Jozef Maenhout, landbouwer te Oostkerke.
De erfgenamen van J. Maenhout, die stierf in 1929, hebben de molen in 1936 verkocht aan Charles Cocquyt, landbouwer te Oostkerke. Het jaar daarop werd de molen opnieuw verkocht, nu aan Baron Jo van der Elst, aan wiens familie hij nu nog behoort.
Oude Molen in Oostkerke ca. 1939
Nadat er op de molen niet meer gemalen werd, bleven de bewoners hun klein landbouwbedrijf verder uitbaten. In 1906-1908 was er in de bijgebouwen een kleine melkerij ingericht, die aangedreven werd met een stoommachine.
Nadat Gustaaf Dezutter rond 1910 naar Damme verhuisde, kwam Louis Mengé daar wonen. Zijn vrouw Nathalie Aneca stierf daar in 1916. Louis Mengé was, behalve kleine landbouwer, ook gemeentesecretaris van Oostkerke. Op het einde van de twintiger jaren is Louis Mengé uit Oostkerke vertrokken. Ons trouwe medelid Mej. Beatrice Mengé, aan wie deze kleine bijdrage is opgedragen, is de dochter van dhr. secretaris Mengé.
Na hem woonden in het molenhuis Gustaaf Desmidt, getrouwd met Zenobie Slabbinck. Vervolgens was het Arthur Slabbinck, getrouwd met Elodie Marius; zij werkten op de hofstede van J. Maenhout. Kort voor de Tweede Wereldoorlog woonden op de molen: Florence Vermeulen, weduwe van Frans van Nieuwenhuyse, en hun zoon, getrouwd met Germaine Lippens.
Jozef Maenhout heeft rond 1920 alle bouwwerk en de molenstenen uit de Oude Molen weggehaald om dat te gebruiken op zijn hofstede, waar hij woonde. Nu nog ligt op deze hofstede, achter de stallen, een van de molenstenen, met een diameter van 110 cm.
Nadat Baron van der Elst de molen, met de medegaande gronden en het woonhuis, had gekocht in 1937, heeft hij de molenromp doen herstellen. Boven op de molenromp werd een betonnen platform aangebracht met een ijzeren leuning. Met oud eikenhout werden de twee zolders vernieuwd. Ook de acht vensters en de twee deuren werden vernieuwd. Er werd een houten wenteltrap ingebouwd en een schoorsteen gemetst van op het gelijkvloers tot boven toe.
Tengevolge van de herstelling van de molenromp door Baron van der Elst, was het in 1940 mogelijk dat de kinderen van Octaaf Van Eeghem, vluchtelingen uit Zeebrugge, enkele maanden op de Oude Molen konden wonen. Ook Gerard Ceuterinck en zijn echtgenote woonden in 1942 en 1943 in de molenromp. En daar werden hun dochters Roza en Christine zelfs geboren.
In 1944, ten gevolge van de overstroming veroorzaakt door de Duitsers, moest Henri De Mey met vrouw en zoon zijn woning verlaten, en hij woonde tijdelijk op de Oude Molen. De weduwe Standaert-Tavernier, door dezelfde omstandigheden gedwongen, woonde eveneens een drietal weken in het molenhuis.
Gedurende de beschietingen, die de bevrijding in 1944 voorafgingen, werd de molenromp zwaar beschadigd. Het molenhuis en de stallingen werden volledig vernield en nooit meer weder opgebouwd. De molenromp zelf werd echter volledig hersteld en werd met een dreef, bestaande uit 60 opgaande populieren, verbonden met de hovingen van het kasteel. Daardoor is de regelmatig gewitte molenromp als het ware geëvolueerd tot een tuinpaviljoen van de kasteeltuin.
Gegevens voor deze bijdrage zijn gedeeltelijk geput uit de in voetnota vermelde gemeentearchieven van Oostkerke. Andere gegevens zijn ingewonnen bij de volgende personen : Irma Bailly, ere-burgemeester Charles Cocquyt, Marcel de Keyser, Alberic Oreel, Leon Maenhout, Maria Boussemaere-Storme en Tryphon De Sutter. Aan deze personen onze hartelijke dank.
Voetnoten
- Register Burgerstand Oostkerke, nu archief in Damme.
- Register Correspondentie gemeentebestuur, Gemeentearchief Oostkerke.
- Staat van betalingen Barrièregeld, Gemeentearchief Oostkerke.
- Rekenboek Frans Boussemaere, privébezit.
- Met dank aan Tryphon Dezutter (nu in Damme) voor deze inlichtingen.