Schoorsteen , de levensboom en de hemelas

Jan van Hinte

In St. Kruis-Aardenburg ontdekt een bruidspaar, als ze na het trouwfeest bij hun huis arriveren, bovenop de schoorsteen een kinderwagen met daarin een flink uit de kluiten gewassen (plastic) baby.

In Bentille staat bovenop de schoorsteen van een cafeetje, St.-Michael, te paard met staf en wimpel.

Waarom maakt men zich het extra moeilijk om deze dingen boven op de schoorsteen te zetten? Daar is in feite maar één antwoord : traditie. Het denkbeeld van het sacrale van de schoor­steen is verdwenen. Voor welke gedachte de schoorsteen het symbool was, is al lang verzonken in het onderbewustzijn. Alleen de traditie houdt eraan vast. En als de betekenis van het symbool is verloren gegaan, wijzigt zich de traditie en komt men tot andere zinnebeeldige uitingen. Zoals bijv. het ophangen van een serie onderbroekjes aan een lijn boven de nok van het dak van de woning van het bruidspaar.

Zowel de kinderwagen op de schoorsteen als de onderbroekjes aan de lijn boven de nok zijn duidelijke aansporingen tot het verwekken van kinderen. Dus tot vruchtbaarheid, al is de laatste methode dan wel afgezakt tot een grof seksueel zinnebeeld uit de 20ste  eeuw. De kinderwagen op de schoorsteen kunnen we nog beschouwen als restant van het begrip dat de schoorsteen de verbinding vormde tussen de mens en zijn goden, die vrucht­baarheid konden schenken. De schoorsteen symbool dus voor "Levensboom".

Staat Michael op de schoorsteen dan is de schoorsteen sym­bool voor de "hemelas" verbindingsweg tussen de mens en de hemel, de weg waarlangs de overledene door Michael wordt geleid van de aarde naar de "rechterstoel" in de hemel. Tijdens die tocht beschermt Michael de dode tegen boze geesten en demonen die voortdurend pogen de ziel van de dode te bemachtigen.

Als zodanig zouden we Michael kunnen beschouwen als een opvolger van Wodan wiens taak het eveneens was de doden veilig naar het dodenrijk te brengen.

De moderne tijd vaagt al deze symbolen weg. Maar het zetten van je klomp of schoen bij de schoorsteen, met hooi daarin voor het paard van Sinterklaas, is nog niet verdwenen.

2017 04 25 132013

Ook St. Nicolaas, is nog niet verdwenen. Ook St. Nicolaas is eigenlijk opvolger van Wodan. Hij rijdt immers net als Wodan te paard om door de schoorsteen goede gaven te brengen. Prof. Schrijnen schrijft daar zo heerlijk over:  "En inderdaad, de schoorsteen is de koker der geestenwereld, de verbindingsweg tussen de hogere wezens en de gewone stervelingen, de mime, ouderwetse schoorsteen boven de oorspronkelijke vrij liggende haard, de aloude offerstede, steeds het gezellige middelpunt van het intieme leven. Is het een wonder dat de schoorsteen een grote rol in de toverwereld speelt? Dat men op Silvesteravond (oudejaarsavond), in het hartje van de Joeltijd (tijd rond de winterzonnewende), in de schoorsteen ziet, om de toekomst te doorschouwen?

En hoe verklaren we het feit dat op de kleuterscholen de kinderen, als ze een huis tekenen, er altijd een schoorsteen op tekenen? Ook als ze in hun omgeving geen buizen zien met schoorsteen omdat er centrale verwarming is. Demonstreert zich hier het onderbewustzijn? Of is dat de schoorsteen van Sinterklaas?

Ook ter Laan schrijft dat in de vorige eeuw de schoorsteen nog vaak als heilig werd beschouwd. "De heilige (Sint-Niklaas) rijdt de geschenken door de schoorsteen, de oude weg voor de geestenwereld, tevens de oudste offerplaats".

Hoe men in de 15de  eeuw in N.W. over schoorstenen dacht lezen we ook op pag. 49 van "600 jaar Brugs stadhuis 1376-1967":  "Volgens de traditie, was het de koning van Frankrijk, Ka­rel VII, die in 1435 deze vergulde kronen liet plaatsen, (op de schoorsteen van bet stadbuis van Brugge). In een ingewikkeld proces dat in Frankrijk aan. de gang was, werd het advies van vele gemeenteraden ingeroepen, Alleen de Brugse Wet bleek bij machte ter zake een klaar en wijs oordeel te vellen. De schoorstenen waardoor de adem van zulke verstandige personen opsteeg, verdiende dus gekroond te worden".

De levensboom en de hemelas behoren bij de wijd verspreide mythe over de "heilige boom". James schrijft hierover in zijn prachtig boek "The tree of life" dat er een wisselwerking en in elkaar grijpen valt te constateren tussen telkens terugkerende en aan elkaar verwante motieven en magische voorstellingen rond de "levensboom", die als universeel cultussymbool in velerlei vormen tot uitdrukking is gebracht.

In de beschrijvingen van Eliade, James, De Vries, Beumann, Lurker, Roes, Davidson, Vroklage, Schrijnen, Goblet d' Alviella, ter Laan, Cook, e.a. vinden we inderdaad o.m. de volgende namen : Levensboom, boom der vruchtbaarheid, hemelas, wereldas, kosmische boom, boom van het middelpunt, boom der onsterfelijkheid, boom der verrijzenis, der wedergeboorte, boom van het offer, "boom der kennis, boom van de zogende Moeder, de omgekeerde boom, de sprekende boom, de vergaderingsboom der goden, de boom van de ziel.

Bij de Germanen heette die boom "Yggdrasil" . De heilige boom in het middelpunt der wereld. Deze boom was zo groot dat z'n kruin tot in de hemel reikte. Onder zijn wortels bevond zich de bron "Mimir". Wie van dit water dronk bezat daarmee "het begrijpen" en dus "de wijsheid". Wodan (Odin) had een van zijn ogen moeten geven om een enkele teug van dat water te mogen drinken. In de Germaanse mythologie is de Yggdrasil tevens bet symbool van de gehangene (het aan Wodan gebrachte hangoffer). Eliade beschrijft dat Wodan telkens na de rit (zoals het rijden van het "Wilde Heir" in de nachten tussen 25 december en 6 januari) zijn achtbenige paard "Sleipnir" vastbindt aan Yggdrasil, de enige paal in de kosmos. Hierin zullen we de verklaring moeten zoeken van de voor ons zo vreemde verklaring van het woord Yggdrasil, namelijk "het paard van de verschrikkelijke". Die "verschrikkelijke" is Wodan, de god van het dodenrijk. Zoals in alle religieuze mythen is Wodan tevens voor zijn vereerders "de heilbrenger".

Bij de Bataks (Sumatra) heet deze boom "Harari sundung di langit", de boom die tot de hemel reikt. Mula Djadi, de opperste god heeft eerst zijn drie zonen geschapen. Daarna "Hariari sundung di langit". In de kruin van deze boom broedt dan een hoen drie eieren uit. Hieruit komen drie meisjes te voorschijn die de gemalinnen worden van de drie zonen van Mula Djadi. Dan delegeert hij de wereldheerschappij aan zijn drie zonen.

De belangrijkste van de drie is Batara Guru (guru = onderwijzer, opvoeder) Hij is de rechtvaardige rechter. De tweede zoon is Soripada, de ontembare, maar tevens gemakkelijk te beïnvloeden door vleierijen. De derde is Manga bulan, de boze. Naargelang de omstandigheden kon men dus een van de drie aanroepen, om hulp vragen en een offer brengen. In ongeveer alle oude religies heeft men op deze wijze, al naar de noden en wensen, voorzien in hulp van de een of andere hogere macht.

Zowel de Bataks als bij de Germanen is (was) het begrip levensboom, wereldas duidelijk aanwezig. Bij de Bataks is die boom echter heel vaak ineengeschrompeld tot een offerpaal. Een prachtig bewerkte paal dan wel. De verbinding dan tussen de mensen die een offer brengen en de goden voor wie bet offer is bestemd. De hemelas dus.

Bij de verschillende Germaanse stammen zien we onderling afwijkende voorstellingen van de "levensboom". Ook hier vaak, net als bij de Bataks, de levensboom als een paal. Maar niet als een offerpaal maar als een solide paal waarop bet hemeldak rust.

De Vries schrijft hierover op pag. 385 van "Altgerm. Religionsgeschichte II : "Das Vorbild, nach dem die Vorstellung des Himmels gebildet wurde war (also) wahrscheinlich die Wohngrube (woonruimte met komvormige uitgediepte vloer) mit dem in der Mitte an einem Pfahl aufragenden Dach von Zweigen Oder Reisig" .

Rond de eeuwwisseling stonden er in Drente nog meerdere bewoonde plaggenhutten. Woningen door de bewoners zelf gebouwd. Men verdiepte het terrein over de hele oppervlakte waar het "huis" zou komen een 50-100 cm. De uitgegraven grond werd als wal gebruikt om dienst te doen als onderste deel van de vier wanden van de woning. De voor- en achterwand van het huis werden boven die wal opgetrokken van ruwe planken. Daarin werden de deur en de raampjes geplaatst. De zijwanden waren van buitenaf niet te zien. De daksparren (spant) liepen aan de beide zijkanten van het huis van de nok door tot over de walmuur van grond. Het dak bestond uit grote heideplaggen, die als dakpannen elkaar overlapten. De vloer werd gemaakt van natte leem, die als dat goed droog was geworden een bruikbare harde vloer vormde. Het enige wat werd gemetseld was de robuuste schoorsteen boven de open haard. De bodem van de haard was vaak een grote, platte flint (steen). De schoorsteen stond dicht bij de achter- of voorwand van het huis "los" in de woonruimte en gaf daardoor relatief veel warmte. De horizontale balk tussen schoorsteen en daksparren en de nokbalk werden eerder gesteund door de schoorsteen dan dat die balken de schoorsteen steunden. Het haardvuur was heilig en dus ook de schoorsteen. Mogelijk moeten we hier het verband zoeken tussen de "sacrale" schoorsteen en de vroegere paal die het dak stutte. Die paal, die het symbool was voor de hemelas waarop het hemeldak rustte was nu de schoorsteen.

In "Volksleven in het oude Drente" van G. Kuipers staat op pag. 151 dat het oude volksrecht inhield dat: "als men een woning bouwt en er kwam rook uit de schoor­steen vóór dat de volgende dag de zon opkwam, er dan niemand was, die de bouwer nog van de plaats kon verdrijven".

Schoorsteen, de levensboom en de hemelas

Jan Van Hinte

Rond de poldertorens
1982
02
107-111
Mado Pauwels - Chantal Dhondt
2023-06-19 14:40:26