Een onuitgegeven plan van de vestingen van Damme - 1617

René De Keyser

De Heemkundige Kring Sint-Guthago heeft reeds twee plans, die tot dan toe onuitgegeven of onbekend waren, uitgegeven.

Het eerste werd ontdekt door ons betreurd bestuurslid Roger Crois en werd gepubliceerd en besproken in “Rond de Poldertorens” jaarg. XVI (1974) nr 1, blz. 50-56. Het betrof een plan uit 1703, waarop het rond dit jaar aangelegde Hoornwerk op de oostkant van de Vestingen, mooi getekend staat. Het origineel van dit plan wordt bewaard in het Alg. Rijksarch. Brussel, afd. “Kaarten en Plans” nr 543.

Het tweede plan werd ontdekt door E.H. J. Van den Heuvel. Het werd gepubliceerd en besproken in “Rond de Poldertorens” jaarg. XX (1978) nr 1, blz. 3-11. Het betrof ditmaal een plan gemaakt in 1688. Het toont ons de gekende Vestingen van Damme, maar in de verklaring op dit zelfde plan vinden we denamen van de zeven bastions met verwijzing naar die respectieve bastions. Het plan bevond zich in een atlas die 33 kaarten bevatte van versterkingen in de Zuidelijke Nederlanden.

De atlas behoorde vroeger tot de biblioteek van de Hertog van Arenberg en ze werd in de laatste tijd uiteengehaald en per kaart verkocht. Wij danken hier nogmaals onze twee speurders: wijlen Roger Crois en E.H. Van den Heuvel.

Nu hebben we het genoegen U hier een derde onuitgegeven plan van Damme aan te bieden. Dit plan werd ontdekt door ons medelid. dhr, Germain Bonte, in het Archief Generaal van Simancas te Valaddlid in Spanje. Wij danken dhr. Bonte hiervoor zeer hartelijk, alsook dhr. lic. Van Haverbeke die de nodige briefwisseling voerde in het Spaans; ons bestuurslid Maurits Coornaert, die de vertaling van de uitleg op het plan op punt stelde; ons bestuurslid Albert De Keyser die, met zijn degelijke kennis van forten en versterkingen op de beide oevers van het Zwin, ons hielp om meerdere termen en tekendetails in hun juiste betekenis te begrijpen; en onze sekretaris Jos Rau die de verschillende gegevens heeft nagelezen en gecoördineerd.

Het onderhavige plan van de “Versterkingen van Damme” werd gemaakt in 1617, toen men met de aanleg van deze Vestingen zou beginnen of er aan begonnen was. Het werd getekend door Guil. Flamen, die waarschijnlijk een Bruggeling was.

Het is niet zeker dat ons plan het oorspronkelijk werk is van G. Flamen. Het lijkt eerder een kopie, met uitleg in het Spaans.

Misschien daarom staat er “gemaakt door G. Flamenin 1617”. Alleszins waren de werken in 1617 verre van voltooid. En volgens een tekst onderaan de “Legende”, moest nog gewacht worden tot na de voltooiing van de wallen, vooraleer het plan van de contrescarpe zou worden opgemaakt. Wij stellen dat de Vestingen van Damme maar in 1619-20 gereed kwamen. Uit de briefwisseling van de archivaris van Valadolid met dhr. Bonte, blijkt dat in hetzelfde Archivo General de Simancas ook brieven steken geschreven door Spinola en door Aartshertog Albrecht van uit Mariemont op 25 en 26 juni 1618, handelend over de fortificaties van Groenlo en van Damme, en gericht aan Koning Filips II. Misschien was ook dit plan voor hem bestemd.

Alhoewel er op ons plan binnen de Vestingen geen straten aangeduid zijn, en we als enig gebouw de kerk aantreffen, toch komen er zeer interessante gegevens op voor.

1. De ligplaats van de boten  (onder letter P)

Bij het aanleggen van de nieuwe Vestingen van Damme, wellicht begonnen in 1616, is de Lieve die Gent met Damme verbond, binnen de stad gebracht om uit te monden in de Verse Vaart die in ‘t noorden naar Sluis liep en die zuidwestwaarts door de Reie in verbinding was met Brugge. In “R. de P.” jaarg. XI (1969) nr 3, blz. 108-112, schreef wijlen dr. Jos De Smet een zeer mooi artikel over de Lieve en de drie opeenvolgende manieren waarop dit kanaal met de handelsvaart Brugge-Damme-Sluis werd verbonden. Dit artikel verscheen naar aanleiding van de kort voordien verrichte opgravingen door dhr. Duprez, waarbij een deel van een sluis op de Lieve werd blootgelegd. Uit ons plan blijkt nu dat Gent in Damme een kleine binnenhaven had willen aanleggen. Of waren het de militairen die ruimere en veilige kaaien wilden voor hun bevoorrading? Het ware interessant, moest kunnen onderzocht worden in hoever die “ligplaats voor boten” ooit is afgewerkt.

2. Stadspoorten en bruggen

Op ons plan wordt voor het eerst, voor zover ik weet, aangeduid dat men het inzicht had twee bruggen en twee stadspoorten (gemerkt met M) te maken, om toegang te verlenen tot de stad; maar dan op twee plaatsen waar ze zeer waarschijnlijk nooit gemaakt werden.

Op het plan van Damme door J.M. Koeck 1649 (Damme, V.T.E.-uitgave 1956) staan wel twee toegangen tot de stad, nl. één bij de O.L. Vrouwkerk en één achter de molen, die de St.-Antoniuspoort genoemd werd. Deze laatste twee poorten vinden we ook op het plan door J. Blaeu 1649, gereproduceerd o.a. in “Damme” Luc Devliegher,afb. 7.

Volgens het plan Flamen van 1617 zou de ene toegangspoort (+ brug) gemaakt worden nevens de Reie van Brugge, die daar onder de stadswallen door, binnen Damme liep. Dit is waarschijnlijk op de plaats waar voordien de Kleine Brugse Poort stond (Damme, V.T.B. p. 81 en Damme, Luc Devliegher, afb. 3). De andere toegangspoort (-i-brug) op het plan Flamen 1617, zou komen nevens de plaats waar de Lieve van Gent, onder de wallen door, in de stad liep. Dit is waarschijnlijk ongeveer de plaats waar voordien de St.-Katelijnepoort stond.

3. Waterpoorten

Onder de letter L zien we aangegeven:”Arcadas y entradas de las riveras” d.i. gewelven en ingangen voor de rivieren. Dat waren dus overwelfde waterpoorten langs waar de boten Damme binnen en buitenvaarden, doorheen en gedeeltelijk onder de stadsvestingen.

Een monumentale waterpoort is nog te bewonderen in de Vestingen van Hulst; een kleinere in de Vestingen van Sluis. Op het plan Flamen vinden we drie waterpoorten. Eén waar de Reie uit Brugge, Damme binnenkomt; één waar de Verse Vaart in ‘t noorden, Damme verlaaten de derde waar de Lieve(die bij de geplande vestigen van 1617 naar binnen-de-stad werd afgeleid) ook doorheen de wallen vloeide. Zijn deze drie waterpoorten ooit gebouwd? Heeft men genoeg gezocht bij het graven naar de sluis “De Slekke”? Gelukkig hebben we, op vandaag nog de interessante Waterpoort voor de lieve, die nu gekend is als “De Kazemat”.

4. Het Profiel

Op het plan Flamen is ook een profiel van de Vestingen getekend, met de afmetingen. Dit profiel wordt voor ons duidelijk door de “Legende” waarvan de vertaling werd opgemaakt door Maurits Coornaert en door de nuttige aantekeningen daaraan toegevoegd door Albert De Keyser. Ook hier is het, voor zover ik weet, het oudst gekende profiel van de Vestingen van Damme.

***
*****

PLANTA DE LA NUEVA FOTIFICACION DE DAMA

(zo staat vanboven op het plan gedrukt)

Plattegrond van de nieuwe versterking van Damme

A. De binnenste helling van de hoofdwal (van de stad gezien).

B. De breedte bovenaan die wal.

C. De borstwering van die wal.

D. De buitenste helling van die wal.

E. De fausse-braye (of onderwal).

F. De borstwering van de fausse-braye.

G. Het banket van de fausse-braye.

H. De walgracht.

T. Toegangen tot de fausse-braye of onderwal.

K. Kistdammen opdat de waterlopen (nl. de Reie en de Lieve) geen verbinding met het water van de walgracht zouden krijgen.

L. Overwelfde ingangen voor de waterlopen.

M. De poorten en de bruggen van de stad.

N. Sluizen.

0. Een nieuw kanaal opdat de Lieve de stad kan binnenkomen.

P. Een ligplaats voor boten.

Q. Kleinere sluizen.

R. Het kanaal dat van Brugge naar de stad Sluis loopt. Hier wordt de contrescarpe niet getekend, omdat men wacht om daarvoor een beslissing te nemen, totdat de versterking van de stad afgewerkt is. *

* Zie M. Coornaert, Knokke en het Zwin, p. 246.
** Ik ontmoette Aeruout Flamen als aannemer van metselwerken. Zie: M. Coornaert, Westkapelle en Ramskapelle, p.182

(in 1678 en 1682) en p. 183 (in 1683 en 1689). Aernout is misschien een zoon van Guillaume Flamen. (M.C.)

Aantekeningen door Albert De Keyser

B. Bedoeld is hier de Walgang of de plaats achter de borstwering, waar men zich gedekt kan bewegen (=gedekte weg).

C. Aan de binnenzijde van de borstwering ligt ook een banket, waar op de schutters stonden om te vuren.

E. M. Coornaert vertaalde “Falsa Braga” door “Onechte wal of Voorwal” Deze termen zijn wel zeer duidelijk, maar de algemeen gebruikte term is Fausse-Braye of Onderwal. Zie o.a. C.A. de Bruyn en H.R. Reinders, Nederlandse Vestingen, p. 66, Fibula Reeks, Bussum 1967; en Y. Meeters, Woordenlijst van Vestingbouwkundige termen, Zeeuws Tijdschrift 1978, p. 191. De benamingen in fortificaties zijn dikwijls onvertaald in het Nederlands overgenomen; vgl. courtine, embrasure, flêche, poteme, e.a.

De letter E bij het profiel, schijnt hier alleen de “onderwalgang" aan te duiden. In werkelijkheid was de fausse-braye meer dan dat. De onderwal is. hier 36 voet breeed: 12 voet voor de onderwalgang + 3 voet voor het banket.+ 18 voet voor de borstwering + 3 voet voor de berm. De schaal van het plan is uitgedrukt in voeten. Hoogstwaarschijnlijk is hier de Brugse voet van 27,44 cm gebruikt. Bij plannen getekend in Rijnlandse voeten van 31,3 cm is de hoogte van de borstwering meestal 6 voet; terwijl deze op het plan Flamen 7 voet of 192cm bedraagt. Deze hoogte gaf voldoende bescherming op de walgang. Rekent men van deze 7 voet de hoogte van het banket (ong. 1 voet of 41 cm) af, dan blijft ong. 150 cm over. Deze hoogte laat de schutter toe zijn geweer op de borstwering te laten rusten om te mikken en af te vuren.

G. De letter G staat zeker op een verkeerde plaats bij het profiel. Het banket ligt wel degelijk a c h t e r de borstwering en niet doorvoren. Waar G staat geschreven, is de berm.

I. Dit zijn de overdekte ingangen doorheen de courtines, die toegang verlenen tot de onderwalgang. Men noemt ze veelal “Poternen” en ze waren afsluitbaar met deuren.

K. Deze muren die het water van de kanalen moesten af scheiden van het water van de walgracht, noemde men ook “stenen beer” of in het Frans “dos d’âne”. Dos d’âne werd soms vernederlandst tot “oudane”. Deze benaming vond zijn oorsprong in het zadelvormig profiel van de muurafdekking. Bovenop deze schuine afdekking, en in het midden van de muur, werd nog een brede kegelvormige hindernis gebouwd om elke doorgang op de muur te beletten. Deze hindernis noemde men “Monnik”. Zo zien we op het plan Flamen telkens aan beide zijden van de doorgangen der waterlopen, op de muren een cirkel getekend waar een “monnik” moest komen.

P. Het is weinig waarschijnlijk dat deze ligplaats voor boten ooit werd gebouwd. Noch op de kaart van J. Blaeu (1649), noch op deze van J. Lobbrechts (1660) (Kunstpatrimoniuin van West-Vlaanderen, deel V, Damme, Luc Devliegher, afb. 7 en 8) en evenmin op de kaart van J.A. Snavels (1688) (Rond de Poldertorens, jaarg. XX, nr 1) is enig spoor van deze ligplaats te ontdekken. De lieve en de sluis daarop gebouwd, komen nochtans op alle drie duidelijk voor.

Q1. Het westelijk deel van deze sluis op de lieve werd in 1969 blootgelegd door dhr. Duprez en kan nu nog bezichtigd worden. Het ligt op ongeveer 75 m achter het stadhuis. Vergelijk de bouw van deze sluis met die van “De Slekke” in “Damme”, Luc Devliegher, afb. 23, 24 en 25. De ligplaats voor boten zou heel wat meer naar het oosten hebben gelegen.

******

Over de kleine torentjes die men bemerkt bij het profiel, wordt niets vermeld. Het zijn vermoedelijk schildwachthuisjes.

Een onuitgegeven Plan van de Vestingen van Damme - 1617

René De Keyser

Rond de poldertorens
1981
04
171-176
Chantal Dhondt
2023-06-19 14:40:26