Aantekeningen bij de "Heren van Lissewege"

Leo Vandepitte

J. Th. De Raadt, in zijn werk "Sceaux Armories de Flandre", beschrijft in deel II p. 364 het blazoen van Victor van Lisseweghe, leenman van de graaf in 1404, en vervolgt: Voir L. Van Hollebeke "Lisseweghe et son Abbaye"; les renseignements généalogiques sur les personnes du nom de "Lisseweghe", que l'on rencontre dans ce livre, ne sont guère utilisables, l'auteur ne donnant pas ses sources et ayant accepté une partie de ces détails d'un généalogue qui ne peut inspirer que la défiance.

Het werk van L. Van Hollebeke verscheen in 1863. Het hoofdstuk "Les Sires de Lisseweghe", op blz. 241 en volg., zou dus onbruikbaar zijn om twee redenen: 1° schrijver vermeldt zijn bronnen niet, en 2° hij gebruikt voor het genealogisch deel van zijn werk inlichtingen die afkomstig zijn van een genealoog die wantrouwen inboezemt.

Een zo strenge veroordeling van de genealogie der Heren van Lissewege bij Van Hollebeke was voor mij een voldoende reden om gedurende enige jaren aantekening te houden van alles wat mij over de Heren van Lissewege onder ogen kwam.

Ik had zulks liefst nog enkele jaren voortgezet, doch mijn vrienden van de redactie "Rond de Poldertorens", die daarvan afweten, verzoeken mij met mijn gegevens voor het voetlicht te komen. Het weze dan zo!

Ik volg en vertaal dus de tekst van Van Hollebeke op de voet. Om goed onderscheid te maken met de gegevens die ik eraan toevoeg, worden deze laatste 'inspringend' weergegeven. Voor heraldische vertalingen heb ik mij bediend van Rietstap en van C. Poma "Heraldiek en Genealogie", prisma n° 1390.

Van Hollebeke vangt het hoofdstuk "De Heren van Lissewege" aan als volgt: Van bij het begin van de XIIe eeuw bloeide te Lissewege een luisterrijk militair huis, waarvan wij de vertegenwoordigers bestendig aantreffen in de oorkonden van de Graven van Vlaanderen, hetgeen ongetwijfeld bewijst welke grote invloed zij hadden aan het hof. Het zou totaal onmogelijk zijn de genealogie op te maken van de deze familie, haar oorsprong gaat terug in de nacht der tijden. Wij zullen echter trachten de lezer in chronologische volgorde de verschillende naamdragers "van Lissewege" weer te geven, die wij in de loop onzer opzoekingen ontmoet hebben. Zij dragen als wapen: échiqueté d! argent et de sable, au premier canton d'or à quatre chevrons de gueule.

In het Nederlands: geschaakt van zilver en sabel, de eerste schildhoek van goud met vier kepers van keel.

F. Van Dycke in zijn "Eecueil heraldique des Families de la Ville et du Franconat de Bruges', beschrijft op blz. 252 n° 232 , het blazoen van Willem van Lissewege in 1319: geschaakt van zilver en sabel, de eerste schildhoek van goud met drie kepers van keel.

Het blazoen dat De Raadt beschrijft van Victor van Lissewege in 1404, in zijn "Sceaux armoriés" II p. 364, is totaal anders: une bande chargée de trois fleurs de lis et accompagnée au canton senestre d’un croissant, het zij: een schuinbalk beladen met drie leliebloemen en in de linker bovenhoek vergezeld van een wassenaar.

De Raadt voegt er bij, verwijzend naar Corneille Gailliard "L'ancienne noblesse de Flandre": de Keren van Lissewege voerden geschaakt van zilver en sabel, zes in de 'breedte, de eerste schildhoek van goud met vijf kepers van keel, en de strijdkreet "Courtrayesyen". Vicomte Ghellinck Vaernewyck vermeldt dezelfde beschrijving van Gailliard in zijn "Seaux armories des Villes enz. de Flandre ancienne et moderne".

Van Hollebeke besluit zijn wapenbeschrijving met de vaststelling: het wapen van ter Doest vertoont hetzelfde schaakbord als dat van de Heren van Lissewege, hetgeen wordt verklaard door het feit dat Lambert van Lissewege de stichter was van deze abdij.

In zijn genealogie vermeldt Van Hollebeke niet allereerst GEREMBALD. Hij vernoemt hem echter wel op blz. 6 van zijn werk, waar hij schrijft:

De abdij ter Doest dankt haar ontstaan, indien men de overlevering mag geloven, aan een kleine kapel, gewijd aan de H. Bartolomeus en opgericht door de Heren van Lissewege rond de eerste jaren van de XIe eeuw, waar een miraculeus beeld van de H. Maagd een grote toeloop van bedevaarders aantrok. De stichting wordt toegeschreven aan Gerembald, Heer van Lissewege, doch het ontbreken van bescheiden voor het begin van de XIIe eeuw, laat ons niet toe deze bewering (van Vandeputte en Carton in hun "chronique de ter Doest blz. 5/6) zonder voorbehoud te aanvaarden.

Karel de Flou, in zijn Toponymisch Woordenboek van 18 delen plus indices door Fl. Rommel, haalt het volgend citaat aan uit de cartulaire Ter Doest 35 "Capelle illi de Liwega que in honore sancti Bartholomi spud Thosan fabricata est 1106".

LAMBERT van Lissewege, eerste stichter van de abdij ter Doest in 1106.
J. Gailliard, in zijn "Ephéméeides brugeoises" geeft dezelfde inlichting evenals Vandeputte in "Chronique de l’abbaye Ter Doest" die de tekst van de oorkonde weergeeft.

DODINUS, die op blz. 19 ook HEION wordt genoemd, was praeco van Lissewege vóór 1117; hij wordt aldus vermeld in een oorkonde van Boudewijn met de Bijl, die handelt over een schenking aan de abdij St-Andries bij Brugge van een grond Benceburg of Bencebroek. Van Ollebeke vermeldt nog dat de titel "praeco" dezelfde betekenis zou hebben als "scultetus" en "ballivus".

Ook De Flou citeert Dodoui, preconis de Lissauega rond 1100, uit Cart. St-Andries f° 130, en Dodin, preco de Lissawega vóór 1127.

GUALTERUS van Lissewege wordt in 1127 vermeld in een oorkonde van Willem van Normandië, in het archief van St-Donaas.

In "Histoire du meurtre de Charles le Bon, comte de Flandre en 1127" door Gualbert van Brugge, tijdgenoot), uitgegeven door H. Pirenne, lezen we op blz. 98 en 103, dat Walter ex Lisseweghe en Walter Crommelin één en dezelfde persoon was, (met verwijzing naar Mireus-Foppens, I p. 381 en naar Duchesne, Hist, généal. maisons de Guine etc. II p. 71 en oorkonden van St-Pieters I p. 132) en schoonzoon van Didier Hacket, die hij hielp na zijn vlucht uit Brugge. Ook "Biographie homines remarq. de Fl. Occ. III p. 45 vermeldt: Hacket kon eindelijk op 27 maart ontsnappen uit de Burg en zich terugtrekken bij de Heren van Lissewege, Robert Crommelin, zijn schoonzoon, waar hij niet meer verontrust werd". Deze Walter - en niet Robert - Crommelin is waarschijnlijk de Gualterus van Van Hollebeke.

De Flou citeert Walterus ex Liswega in 1128 en "in ministeria. Walteri de Lisweg 1130" uit Cart. abdij Oudenburg. Ernest Warlop, in "Vlaamse Adel voor 1300" handelt breedvoerig over Walter Crommelin, de schoonzoon van Hacket. Hij put uit Gualbert, uit Cart. Oudenburg en uit andere bronnen. Hij ontmoet nog een Walterus Crumbelin in 1160/68 en een Waterus Crumelin die vóór 1183 aan de abdij van Eversam te Stavele een schenking deed te Lissewege (Arch. Sem Br –Arch. Eversam, cart. f° 1 r°, 2 v°)

HERBRANDUS van Lisseweghe in 1152, in brieven van Diederik van de Elzas voor de abdij van Affligem.

Dezelfde vermelding met dezelfde bron komt voor in Sanderus’ Verheerlijkt Vlaanderen I, 210. In Bruges et le Franc van J. Gailliard VI, 316,317,383 wordt vermeld: Herbrand van Liss. ondertekent in 1153 met anderen een akte tussen Rogier van Kortrijk en de graaf Diederik, betreffende de verkoop van grond te Rodenburch, nabij de St-Pietersabdij te Affligem, aan de gebroeders Boudewijn en Lieven de Prato.

Hub. Coppieters Stockove in Regestes de Thierri d'Elsace, bl. 57 doc. 117, ontleedt deze oorkonde heel anders en zegt: 1153, Thierri bevestigt de verkoop door Boudewijn en Iwein van Praet aan de abt van Affligem, van het erfleen Puers dat eigendom geweest was van Roger, kastelein van Gent en Kortrijk; getuigen: 46 namen, waaronder Erbrand van Lissewege.

De Flou vernoemt Herbrand de Liswega eveneens in 1152 (Van Hoorebeke 38), en ook nog in 1171 Herbrant de Lissewege in cart. Zonnebeke 165 en in dezelfde bron in 1178: Herbrant de Liswega.

EREMBALD van Lissewege, schout, scultetus, 1175, had een dochter Adelise die in 1197 aan de abdij Ter Doest 27 gemeten grond schonk, gelegen te Lissewege. (Arch. Bisdom Brugge 11° 494)

J. Gailliard in Ephémérides Brugeoises 328, vermeldt eveneens Gerembald die in 1175 bij de overdracht van de eigendommen van de priorij aan Evrard bisschop van Doornik, deze eigendommen uitbreidde om er meer monniken te kunnen aanvaarden. Vandeputte in Chronique de Ter Doest, situeert de daaropvolgende overdracht aan Ter Duinen in 1174. Van Holl. op blz. 12 en 29 zegt eveneens dat de 12 eerste paters van Ter Duinen met als eerste abt Hacket, aankwamen in Ter Doest in 1174. Op die plaats vermeldt hij ook Gerembald schout van Liss. die tot de verruiming toedroeg door schenking van gronden. De Flou: Adalisa filia Ermebaldi de Liswega, cognomento scouteta 1197, uit cart. Duinen 478.

LAMBERT "miles" van Lissewege 1213, schenkt aan ter Doest de "Memburgh belck" en bevestigt de vroegere schenkingen,

De bron wordt door V. H. vermeld op blz. 43: Arch. Bisd. Brugge n° 524 Lambertus, Miles de Liswega in 1213, wordt door De Flou geput uit cart.
Duinen 490.

Hij had een zoon Boudewijn, waarover verder.

MARGARETA van Lissewege staat in 1217 het "Ketelsland", 2 gemete groot en gelegen te Lissewege, af aan Ter Doest.

De bron wordt door V. H. vermeld op blz. 44: Arch. Bisdom Brugge n° 532. "Femina quedam de Lisweghe, Margareta nomine ... 1217" wordt door De Flou geput uit Cart. Duinen 494.

HERBRAND van Lissewege had een zoon JAN, in 1222.

Geen bronvermelding of andere gegevens aangetroffen.

BOUDEWIJN van Lissewege, zoon van Lambert, was ridder en huwde Heila, dochter van Gerard van de Welle, 1240.

Baron de Bethune, Epitaphes Eglises de Fland, blz. 135, vermeldt: Boudewijn van Liss. zoon van Heer Lambert, ridder, en zijn echtgenote Heila, fa Gerard de Walle, 1242

JAN was de zoon van Boudewijn; hij huwde met Virginie 1256. Geen bron, geen andere gegevens.

Willelmus f. Thomae de Lisseweghe, wordt door De Flou gevonden in 1266 (Spermalie). Indien het dezelfde is die door De Flou in 1267 geciteerd wordt: "Willelmus dictus de Lisseweigha, clericus" (chart O.L.Vr. Brugge n° 268) mag wel getwijfeld worden of het hier om een telg van de Heren van Liss. gaat, dan wel om drager van een al of niet erfelijke familienaam.

Dit voorbeeld is overigens op meer dan een naamdrager "van Lissewege" van toepassing. Volgens Van Hoorebeke G. in zijn Etudes sur l'Origine des Noms patronymiques flamands, waren de oudste familienamen ontleend aan plaatsnamen; in onze gewesten begon zulks rond de jaren 1200.

Will, de Lisscheweghe in 1287 (Chir. Ypres) en Willelmo de Lisseweghe in 1294 (Rek. Brugge) worden insgelijks door De Flou aangehaald. Dit is ook het geval met Estievenus de Liss. in 1279 (Chir. Ypres)

MARIE van Lissewege huwt Boudewijn Reiphins. Zij worden "haar barons" genoemd in een oorkonde van Gravin Margareta van 1272, waarin deze toestemt in de ruiling van grond tussen Marie en de abdij Ter Boest. Marie kreeg van de abdij 17 gemeten 69 roeden nabij haar verblijf te Lissewege; zij gaf in ruil aan de abdij dezelfde oppervlakte velden te Uitkerke, nevens Raesewalle-molen.

Bronvermelding op blz. 95: arch. Bisdom Brugge n° 1096.

ARNOULD van Lissewege huwde Immezoete. Zij geven in 1290 aan "de poort" van Ter Doest hun huizen met aanpalende gronden, gelegen nabij de kerk te Damme. De opbrengst van de schenkingen "aan de poort" moest dienen voor aalmoezen aan de armen. Bronverm. blz. 121: Arch. Bisd. Brugge, n° 1354, 1355, 1556.

PIETER van Lissewege had een zoon JAN, 1293. Jan wordt ook vermeld in 1298. Geen verdere gegevens of bronnen ontdekt.

Griele de Lissvegue en Griele de Lissuegue vinden we in 1299 bij De Flou. Is het nog dezelfde Griele die in 1331 door dezelfde schrijver wordt aangehaald in Rek Brug f° 11 r°? Matheo de Liss. in 1299 (Rek Br f° 76 v°) wordt door De Flou vernoemd, evenals Riguardo de Liss. in 1301 (inv. Arch. Brugge I 76) die in hetzelfde jaar en zelfde bron als “steenhouwere” vermeld wordt.

NICOLAAS van Lissewege 1300. Hij was novice lekebroeder in Ter Doest en schonk aan zijn klooster het "Canonickenland" te Lissewege en 3 gemeten 34 roeden te Ghysenzeele.

Hierover is geen bronvermelding.

Op blz. 150 vermeldt Van Hollebeke in juni 1340 de bijeenroeping van het kapittel van Ter Doest waaraan 25 monniken beantwoorden; onder n° 8 vermeldt hij Nicolaas van Lissewege.

De Flou citeert als bron hiervoor: cart. Duinen 713. In "Le Soulèvement de la Flandre Maritime 1323/1328 van H. Pirenne, komen de namen voor van de overlevenden aan de Slag van Kassel onder Zannekin. Op blz. 149 staat Clais de Lisseweghe, un varlet pour lui. De Flou vermeldt Clais de Liss. in 1306 (Rek Baluw Veurne in R.A.Br); in 1328 zoals hierboven, en in 1333 (Estapl. IV 588) Er is geen bewijs dat het over een zelfde Nicolaas gaat.

JAN was de zoon van Nicolaas.

Geen bronvermelding bij Van Hollebeke.

Jan van Lissewege wordt door De Flou verscheidene malen vernoemd.

Vooreerst in 1339 (Rek. Heerv. Br. f° 88 r°); vervolgens in 1352: Jehan de Liss. le jouene (chart. 497 Arch. Br.); in 1361 Jan. van Liss. (inv. Arch Br. II 115 ); in 1362: Jan van Liss. (vernieuwing wet Br. f° 4 v°); in 1368: Jan van Liss. deken (vern. wet Br f° 52 r°) en in 1379: Janne van Liss. (Rek. Brugge).

MARGARETA van Lissewege 1315, schenkt aan Ter Doest 2 gemeten land, genaamd "Robekyns stic". Geen bronvermelding; geen andere gegevens bekend.

WILLEM van Lissewege, ridder in 1315, schepen van het Brugse Vrije 1319/1321, huwt Mathilde. Willem had een zoon PIETER 1330, vermoedelijk dezelfde die schepen was van het Vrije onder Lodewijk van Male. Een oorkonde van de abdij Ter Doest draagt het zegel van Willem van Lissewege en wordt op blz. 243 afgebeeld. Het berust in het arch. van het bisdom onder n° 1580.

In zijn "Inventaire des Archives des Comtes de Flandre" publiceert Baron J. de St Genois op blz. 543, dok. 1198, een brief van 10.5.1309 waarin Filips de Schone, koning van Franrijk, laat weten dat hij, op verzoek van Graaf Robrecht van Bethune, Jan Graaf van Brabant en anderen, besloten heeft sommige kwijtscheldingen en voordelen te schenken aan dezen die de artikelen van de vrede nagekomen hebben. (het rampspoedig verdrag van Athis 1305). Hierin wordt vermeld Willem van Lissewege, ridder, als een der gevolmachtigden van de burgemeesters en schepenen van het Brugse Vrije, evenals de gevolmachtigde van burgemeester en schepenen van de stad Blankenberge. In "Inventaris van Archieven van Kerkfabrieken" in R. A. Brugge Deel III n° 42, St-Gilliskerk Brugge, 24.8.1316; Gheerwyn van Aardenburg en Kathelyne zijn vrouw, verkopen aan Willem van Lissewege een erfrente bezet op een huis gelegen op de noordhoek van de St-Jansstraat.

In Cartularium Roodenboek f° 86 ter in R. A. Brugge (opgenomen in St-Guthago Tijdingen N° 2 oogst 1971 "Historische schets Van Bonem, door René De Keyser): De financiële moeilijkheden van de familie Boonem hielden niet zo spoedig op, want in 1316 verkocht Zeger van Boonem, samen met zijn mede-eigenaar Willem van Lissewege, het ammanschap van Oostkerke aan Louis van Oostkerke.

Ook De Flou haalt Willem de Liseveghe aan in 1309 (Carton Blk. 24) en messire Guillaumes de Liss. chevalier in I309 (inv. arch. Br. I 277) Willem van Liss. in 1319 (cart. Br. f° 319), in 1322 (inv. Arch. Br. f° 336), in 1322 (Chart. n° 6922 blauw) en in 1328 als Guillelmus de Lissveghe (char-ter arch. Magd. Br.)
Beaucourt de Noortvelde in "Jaerboeken van den Vrijen" deel I 245, bevestigt dat Willem van Liss. schepen was van het Vrije onder Graaf Robrecht van Bethune, die bestuurde tussen 1304 en 1322. P. Van Dycke, in zijn "Recueil heraldique de la ville et du franconat de Bruges" vermeldt op blz. 252 n° 232, het wapen van Willem van Lissewege als zijnde: schildknaap, schepen van het Vrije in 1319.

Ph. l'Espinoy in "Recherches des Antiquités et Noblesse de Flandre" van 1631, schrijft blz. 469; Willem van der Damme huwde zijn dochter aan Willem van Lissewege: hun huwelijkscontract wordt vermeld in het register van de schepenen van de Keure van Gent in het jaar 1354, f° 2. Op blz. 644 geeft l'Espinoy dezelfde versie, doch op blz. 533 zegt hij dat Willem van ter Damme in 1354 de dochter huwde van Willem van Liss. Hier stelt zich de vraag of dit huwelijk nog betrekking heeft op dezelfde Willem. Van Hollbeke, zoals spoedig zal blijken, vermeldt een tweede Willem in 1552.

In 1317 leefde Adelissen van Liss. aangehaald door De Flou uit Rek. St. Janshospitaal Br. Dezelfde schrijver haalt ook David van Lissewege aan in 1328 (inv. arch. Brugge I, 395).

ARNOLD van Lissewege huwde Elisabeth de Pape, weduwe van Gillis de Tollenare 1340.

WILLEM van Lissewege erfde van zijn broeder Arnold, hiervoor vermeld, in 1352.

Hier vermeldt V. H. zonder bronvermelding tweemaal een Arnold en tweemaal een Willem, doch het is ook mogelijk dat het over een en dezelfde Arnold gaat, die in 1290 met Immezoete huwde en een tweede maal in 1340 met Elisabeth de Pape. Arnold was immers reeds in 1352 overleden, vermits Willem dan zijn erfgenaam was. Nopens Willem is het niet onmogelijk dat die zelfde Willem reeds ontmoet werd in 1309 en nog erfde in 1352 en huwde in 1354, daargelaten dat het mogelijks zijn dochter was die in 1354 huwde, gezien de tegenspraak bij l'Espinoy. Uit handschrift G.5860, toegeschreven aan Corneille Gailliard, universiteitsbibliotheek Gent, Deel I 172, een uittreksel uit het register van de schepenen van Ghedeele van Gent, jaar 1353 f° 35: Kenlic sy...(dat dit zijn de vonnissen die schepenen wijsden,..) dat joncfr. Lysbetthe s' er Gillis Tolneeren weduwe was, die naer hem hadde Arnoude van Lyssenweghe daer God de ziele van hebben moet, es comen voor scepen an d'een syde, ende Gillis van Borsele in den naeme van Willem van Lyssenweghe wie hoyre (erfgenaam) van Arnouds goede voors...

CHRISTIAAN van Lissewege, klerk van de vierschaar van het Vrije - als heere
1334-1339. Hij voerde als wapen: getralied (fretté) het schildhoofd beladen
met twee mensenhoofden.

Volgens Beaucourt de Noortvelde in zijn Jaarboeken van den Vrijen Deel I 258, was Christiaan schepen van het Vrije, clerk vanden Vrijen vierschaere als Heere onder graaf Lodewijk van Nevers, die bestuurde van 1322 tot 1346. E. Vanden Bussche in Inventaire des Archives de l'Etat a Bruges, sect. I, Le Franc, Deel I, 66 doc. 167 van 5/10/1339 Verkoop voor schepenen te Brugge door Zeger Waye d'oude, ten voordele van vrouw Grielen (Margareta), Christiaens wijf van Liss. van de helft van een stuk grond van 14 gemeten met gebouw te St.-Baafs bij Brugge. De Flou citeert reeds Xpiaen van Liss. in 1326 (renten Sijsele en Oedelem f° 29); vervolgens in 1335 als Carstiaen v. Liss. clerc van der vierscaerne als here (cart. chart. Br. 270); alsook in 1336 als Christiaen v. Liss. (chart Jacobinesscr n° 2295 blauw); in 1349 als Carstiaen v. Liss. (cart. ms. Sperm.); rond 1350 als Christiaen v. Liss. "onsen clerc van den vrijen" (cart. Lod. v. Male II 282) en in 1360 als Carstiaen v. Liss. (inv. Arch. Br. II 75).

JACOB van Lissewege huwde Catharina de Pape en miek zijn testament in 1382.

Handschrift G.5860 van de univ. bibl. Gent vermeldt een uittreksel uit het register van schepenen van Ghedeele van Gent van 1382; Cathelyne s’ Papen, uxor Jacob van Liss. maect haer testament ende wilde begraven zijn te Jacopine bij haer vader ende moeder Cathelyne van Vaernewyck, weduwe Jacob Raes. Volgens V. II. was het Jacob, volgens Gailliard was het zijn echtgenote Catharina die in 1382 een testament opstelde.

Baron de Béthune in "Epitaphes des eglises de FL. d’après manuscrit de Corn. Gailliard blz. 349, maakt melding van een grafschrift in de kerk v. Lissewege; In den choor licht Joos van Wulfsberge obiit 1381 den 14 april ende joncvr. Ampleunie, filia Jacop van Liss. obiit 1377 den 15 Juiny.

Doch volgens J. Gailliard was de naam van Apolina's vader Jozef. Hij schrijft in "Bruges et Le Franc" Deel II 231, waar hij het heeft over Wouter van Caloen 1419, dat hij als tweede echtgenote had Elisabeth van Gulfsberghe, † 6/2/1414, begraven te Lissewege in de begraafplaats van haar vader Joos van Gulfsberghe, gehuwd met Apoline van Lissewege, dochter v. Jozef. Dezelfde schrijver vermeldt het grafschrift te Lissewege; Hier ligt begraven Joos van Wulfsberghe fs. Louis, obiit 1381 den 12 gra... ende joncfr. Lisbette van Wulfsberghe fa Joos, wijf was van Wouter van Caloen, obiit 1414 den 6 van sporcle. Doch nu moeten we terug naar Baron de Bethune die een onmogelijk grafschrift vermeldt: Daer licht Joos van Wulfsberghe fs. Loys obiit 1438 ende joncvr. Lysbette van Wulfsberghe fa Joos, Ghesellenede van Wouter van Caloen, obiit 1414 den 6 sporcle. Zelfs indien zou aan te nemen zijn dat er tweemaal een Joos was, telkens zoon van Lodewijk, een † 1381 en de tweede † 1438, dan zou het toch niet mogelijk zijn dat Elizabet dochter was van de tweede Joos om begraven te worden bij haar vader in 1414, daar hij 24 jaar later zou overlijden.

Jac. v. Liss. in 1339 (Rek. Heerev. Br. f° 26 r°), aangehaald door De Flou kan zeer goed dezelfde Jacob zijn die hier behandeld wordt; in 1350 wordt
hij Jacop zoon van Willem v. Liss. genoemd in Chart, n° 3182 blauw. De Flou haalt nog een Jacoppe v. Liss. aan in 1382 (Rek. Br. f° 162 v°).

In de XV e eeuw wordt een Thomas de Lysweeghe, vader van Willem, vermeld door De Flou (Bull. com. Roy. Hist. 1889, 325 on obit, S. Donat Br. 47). Deze Willem van Liss. zou kunnen de "subdyaconi et canonici" zijn, in dezelfde bronnen geciteerd.

PIETER van Lissewege, schepen van het Brugse Vrije onder Lodewijk van Male.

V. H. vermelde reeds Pieter, zoon van Willem, in 1330 en voegt er zelf aan toe: vermoedelijk dezelfde die schepen was van het Vrije onder Lodewijk van Male. Het bewijs hiervan is hier evenmin te leveren. Beaucourt de Noortvelde, Deel I, 275, noemt Pieter van Liss. als zijnde schepen van het Vrije onder Lod. v. Male, hetzij tussen 1346 en 1383. De Flou vermeldt Petri de Liss. (auctor) omne punctun XIV e (cart.ms. Br. n° 488-489)

JOSEPH van Lissewege had een dochter Ampluerine of Appollonie, overleden 15/1/1377 en begraven te Lissewege. Zij was gehuwd geweest met Joos van Wulfsberghe en voerde op keel een zilveren keper (Arch., bisdom, Irodius "Fland. Ethnica"). Nota’s medegedeeld door M. P. V. Goethals.

Dat lijkt hier een warboel. Is dat soms de naam van de onbetrouwbare genealoog die De Raedt bedoelde (zie inleiding), toen hij, op grond van deze medewerking de hele genealogie van V. H. veroordeelde? Feit is dat V. H. op geen andere plaats de naam noemt van andere medewerkers. Wat er van zij, na het geen genoteerd werd onder Jacob lijkt er geen de minste twijfel over te bestaan dat Jacob en Joseph een en dezelfde persoon waren, door de Bethune Jacob genoemd en door J. Gailliard Jozef, en door beide schrijvers betiteld als vader van Apoline of Ampleunie.

Hoewel, volgens V. H. de familie "van Lissewege" rond het einde der XlVe eeuw de bijnaam "De Deckere" zou aangenomen hebben, vindt De Flou nog meerdere naamdragers v. Liss. rond en na dit tijdstip. Deze zijn:
Frans v. Liss. sergent 1381 (Rek. Dixm.) - Clais v. Liss. 1382 (inv.
Arch. Br. II, 467) - Andries v. Liss. 1428 (Rek. stad Dixm.) – Willem v. Liss. 1472 (Chart. n° 5685 blauw) - Clement , Liss. 1534 (Rek, S. Godel. f° 1 r°) - Clement zoon van Pieter Liss. 1532 (Oml. kerk Clemskerke 8) - Pieter v. Liss. 1539 (Rek. S. Godel. f° 1 r°) - De hofstede daer Wouter up woondt te Oudenburg in 1550 (Cloost. Oudenb. f° 140) - Thomas van Lyseweghe 1586 en 1592 (Rek. S. Godol. f° 19 r°) - Thomas Liss. 1660 (Oml. Clemsk. f° 210)

Het schijnt dat de familie "van Lissewege" rond het einde der XIV e eeuw de bijnaam "De Deckere" aannam, want wij treffen op dit tijdstip aan: JAN v, Liss. gezegd de Deckere, vader van Catharina, die de echtgenote was van Georges Gailliard, raadsheer van graaf Lodewijk. Catharina overleden 20/1/1399 en werd bij haar echtgenoot begraven te Koolkerke.

J. Gailliard in "Bruges et le Franc" deel V, 422, vermeldt inderdaad Georges Gailliard, ridder, raadsheer van graaf Lodewijk † 2/8/1359 Gehuwd met Catharina van Liss. † 20/1/1399 fa- Jan dict de Deckere.

Ging dezelfde Catharina, die haar eerste echtgenoot 40 jaar overleefde, nog een tweede huwelijk aan? Dezelfde bron, deel V 299, vermeldt immers Gillis Tant, schepen van de Keure te Gent in 1452, gehuwd met Cath. de Deckere, fa Jan, heer van Lissewege.

Bij v. H. geen spoor van VICTOR van Lissewege. Zoals gezegd in de inleiding, De Raedt beschrijft zijn blazoen en noemt hem leenman (homme de fief) van de graaf in 1404. Gilliodts van Severen in zijn “Coutumes du quartier de Bruges, Petites Villes," vermeldt Victor van Lissewege als procureur te Brugge (Rek. 1403-1405 f° 8 n° 2 en 3). Onder zijn handtekening werd aan de schepenbank van Sluis eon protest betekend tegen de vermeende rechten van Sluis op de kade van Mude.

In "Merkwaardige Gebeurtenissen vooral in VI. en Br. van 1377 tot 1443" kroniek van Olivier van Dixmude † 1459, uitgegeven door J. J. Lambin in 1835, lezen we op blz. 37 een niet gedateerd relaas, dat, in verband met de vorige en de daaropvolgende tekst, moet betrekking hebben op het jaar 1405:...

Myn Heere (de graaf) reet grammelike endu haestelike te Brugghe ende als hij in Brugghe quam so zach men wel dat myn heere vergramt was, ende myn heere reedt haestlike voor de halle ende ghinc zelve boven ter veinstre, ende hilt de roede zelve in de hand ende deide de clocke slaan, ende al tvolc quam ter maerct unde de ghone die dit brieuwen hadden hem wel voorsien van ghewapenden lieden die by hemlieden stonden voor de halle. Daer so deide myn heere uut zegghen uut eenen brieve die hy zelve in de hand hilt, Jan Ovin, Jan Canfin, Clais Barbezaen, Zeigher vande Walle, Gheraert van St Omaers ende Victoor van Lysseweghe (Lambin verwijst hier naar Jaerboeken van Brugge, eerste deel, blz. 484) ende als deise zesse uutgheroepen waren so cnielden de Buerchmeesters ende Lambert de Scuetelaere voor myn heere, ende also men seide, so baden zy over vele andre goede lieden die ooc in den brief stonden, ende by haerlieder beide (bede) als men sach, zo hilt myn heere up, ende dede dese zes personen uu segghen van mueten uut alle sinen landen, ende svyants hem unde slants van Vlaendre, ende dit was ghedaen in dit jaer den 23n dach in Meye. In het Fonds Merghelynck (Kon. Bill. Brus.) deel 49 nr. 2536, handelend over verhef van lenen, wordt Thorin von Lissewege vernoemd, zoon van Victor , in 1406/07, betreffende een rente te Brugge.

Later treffen we nog JACOB van Lissewege, gezegd de Deckere, aan en zijn zoon JAN in 1513, die Barbe de Witte huwde en die in St.-Salvators te Brugge begraven werden in de eerste abside, waarvan de oprichting op zijn kosten begonnen werd in 1486.

In de XVII e eeuw ging de heerlijkheid van Lissewege over naar de machtige Brugse familie de Boodt. We vinden er FRANCOIS, ridder geslagen op 29/9/1618, vader van WILLEM, schildknaap, schepen van het Vrije, die ridder werd op 11/2/1643. Vervolgens kwam het leen in het bezit van graaf de Bergeyck; en gedurende de XVIII e eeuw nam de familie der graven de Colins er bezit van tot aan de Franse Revolutie. Op dit ogenblik werden de tienden geheven ten voordele van de bisschop van Brugge en van de Kommanderie van Kastor.

Beaucourt de Noortvelde in zijn werk "Déscription historique de l’église Notre Dame a Bruges" blz. 102, schrijft: In 1561 legde ANSELM de Boodt van Lissewege de eed af van kerkmeester van O.L.Vr. te Brugge. Hij stamde uit een zeer oude familie. J. Gailliard in "Bruges et le Franc" vermeldt in deel I, 428, François de Boodt heer van Lissewege, Schoonvelde, Schepen van Brugge in 1599, 1602, 1609? 1610, 1618, 1623 raadslid in 1610, -14, -17, -24, burgemeester der schepenen in 1607, -08, -13? -22 en -25, hoofdman van St-Jorisgilde in 1616; gouverneur van het Potterie gasthuis in 1607 waar zijn portret bewaard wordt; ridder in 1618, omdat zijn voorouders gedurende meer dan 100 jaar deel hadden uitgemaakt van de stadsmagistratuur. Hij overleed op 5/9/1627, na huwelijk in 1600 met Maria de Boodt fa Willem en Adrienne Vogaerts; zij overleed op 20/3/1634. Hun graf ligt in de Potteriekerk.

François had een zoon FRANCOIS, heer van Lissewege, kapitein van de infanterie, gehuwd met Françoise Schoorman; hij † 13/1/1637, zij + 2/11/48.
François fs. François had als zonen CH ARLES-FRANCOIS en MILLEM. Charles-François de Boodt was heer van Lissewege en † 1686 na huwelijk op 16/12/1655 met Anna-Peronne de Vooght; zij hadden twee dochters. Willem had drie kinderen, 2 dochters en een zoon WILLEM, die de laatste was van zijn stam en † 8/4/1724.

Uit deze gegevens blijkt: a) dat Anselme de Boodt reeds heer van Lissewege was vóór François, en "b) dat Willem wel de zoon was van François, doch niet de zoon maar de kleinzoon van François die in 1618 ridder werd. Beaucourt de Noordtvelde, deel II 215, vermeldt Willem de Boodt fs M’ Her François, heer v. Liss. als schepen van het Vrije tijdens het bewind van Philips IV, tussen 1633 en 1665.

De oudste dochter van (Charles)-François de Boodt komt voor in "Biographie des Hommes remarquables de la Fl. Occ." door Kan. Vandeputte, Kan. Carton, enz. deel IV 292: Maria-Françoise de Boodt, oudste dochter en vermoedelijke erfgename van François de Boodt, schildknaap, heer van Liss. huwde 23/5/1681 met Antoine Voet uit een oude Ieperse familie sedert omstreeks 1475 te Brugge gevestigd.

Het was niet mijn bedoeling om, beter dan Van Hollebeke, een genealogie van de Heren van Lissewege op te stellen; wat hij niet kon, moet ik niet beproeven. Ik wilde teksten verzamelen waaruit zou blijken dat de door Van Hollebeke geciteerde naamdragers op het door hem vermeld tijdstip geleefd hebben; en eventueel zulks aan te vullen mits bronvermelding. Ik wilde mij tevens inspannen om mij een oordeel te vormen over de waarde van de afbrekende uitspraak van De Raedt omtrent de genealogie door Van Hollebeke.

Wat het ontbreken van bronvermelding betreft, het eerste verwijt van De Raedt, dient gezegd dat het boek van V. H. ook een alfabetische persoons- en plaatsnaamlijst bevat, waarin kan gezien worden dat heel wat naamdragers "van Lissewege" ook elders in de tekst van het werk voorkomen, en dan wel met bronvermelding. Dit schijnt De Raedt niet te hebben bemerkt. Deze bronvermeldingen werden in mijn bijdrage overgenomen.

Wat de faam betreft van een medewerker, tweede verwijt van De Raedt, daar kan ik niet over oordelen. Wel kan vastgesteld worden dat V. H. in het hier besproken hoofdstuk slechts eenmaal een citaat toeschrijft aan een inlichting vanwege een medewerker. De twee aangehaalde redenen blijken niet steekhoudend om, op grond daarvan, de genealogie door V. H. als "onbruikbaar" te betitelen.

Volledig is deze genealogie ongetwijfeld niet, doch daar heeft schrijver ook geen aanspraak op gemaakt, in zijn inleiding zegt hij duidelijk wat hij voorschotelt. Of deze genealogie bruikbaar is, als synoniem van betrouwbaar, zou ik kunnen beantwoorden met een wedervraag: welke bronnen zijn betrouwbaar, dus bruikbaar? Allen die enige ervaring hebben van stamboomvorsing zullen met mij antwoorden: ze is bruikbaar en betrouwbaar zoals alle bronnen, tot het bewijs van het tegenovergestelde. Nog even dit: mijn oom werd op zeker ogenblik. geacteerd met zijn naam in drie woorden en dat doen zijn nakomelingen nog, hoewel onze gemeenschappelijke voorouders eeuwen achtereen hun naam in een woord schreven. En een hele studie kan ik er aan wijden om de overlopers van Vandepitte naar Vandeputte en wederkerig te behandelen en zulks zowel in de vroegere parochieregisters als in de onfeilbare burgerstand.

§ § § § § § § § §

Aantekeningen bij de "Heren van Lissewege"

Leo Vandepitte

Rond de poldertorens
1972
03
069-081
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:41:38