De nalatenschap van Joannes Van Torre, een Heistse visser anno 1768

Jacques Larbouillat

1. Inleiding

In het verleden werden in Rond de Poldertorens reeds vaker de “Stad ende inventaris van alle de goederen” van voorzaten uit onze regio gepubliceerd. Evenwel niet van een visser uit ons werkgebied.

Onze medeleden de heer en mevrouw Jozef en Cecile Couwijzer-Dewilde, gedreven genealogen uit Knokke-Heist; bezorgden ons dergelijk interessant document, waarvan het “typoschrift” in bijlage wordt gepubliceerd.

Dit document stelt ons in staat de levensomstandigheden te kennen en te vergelijken met andere beroepen en maatschappelijke standen in de tweede helft van de 18de eeuw, in onze Zwinstreek.

2. “Heyst” rond 1750

In de 18de eeuw was Heist een klein dorp, beschermd tegen de zee door de duinen en de Graaf Jansdijk. De zool van de Graaf Jansdijk ligt nu onder de sporen van de buurtspoorweg in het midden van de Elisabethlaan.

De lage huisjes met strooien daken stonden grotendeels gegroepeerd tussen de huidige Herman Lybaertstraat aan de westkant, medio 18de eeuw nog een kerklandweg Aan de oostkant was de huidige Visserstraat, toen “Ooststraat” genoemd de oostgrens van het dorp.

De huidige Kerkstraat, toen “Zuidstraat” was aan beide kanten bewoond en vormde de zuidgrens van de bewoonde dorpskern. De percelen aan de noord en zuidkant van de “Noordstraat”, nu Vlamingstraat, waren weinig bewoond en behoorden aan de kerk en de Dis van Heist en werden in cijns verhuurd aan enkele inwoners.

De parochiekerk door onvoorzichtigheid van Spaanse soldeniers in 1600 uitgebrand, was tussen 1629-1630 op dezelfde plaats herbouwd, en stond een vijfhonderd meter bezuiden de dorpskom, langs de “Ramskapelle Heerweg”, nu de Heistlaan.   1

In 1748 stelde hoofdman Bartolomeus Arnandels in opdracht van het Brugse Vrije een lijst op van de bevolking van Heist. De totale bevolking bedroeg 301 inwoners. Er waren 59 gezinnen. Deze werden in vijf categorieën ingedeeld. De eerste groep was de geestelijkheid: deze telde twee gezinnen, de pastoor Ignatius Bocxtaele en zijn zuster, de koster en zijn vrouw.

De grote landbouwers waren met elf gezinnen, waaronder Jan Quintens van het Boerenhof de grootste was, met 160 gemeten land.

De derde groep bevatte de neringdoeners. Hier vinden we dertien gezinnen. Er waren twee herbergiers-brouwers, één molenaar, één wagenmaker, één timmerman, één hoefsmid, één metser, één strodekker, twee schoenmakers, twee winkeliers, één schaper.

De vierde groep: de arbeiders en de kleingebruikers waren het talrijkst. Deze telden drieëntwintig gezinnen met 202 personen. De vijfde groep de disgenoten telde tien gezinnen met 62 personen en werden onderhouden door het armenbestuur van de kerk.   2

In 1748 staat er geen enkele visser onder de bevolking van Heist vermeld. De befaamde middeleeuwse visserij van Heist was tenietgegaan met de godsdienstoorlog op het einde van de 16de eeuw. De vissersfamilies, waarvan velen sympathie hadden voor het Calvinisme, waren gevlucht naar het noorden.

In 1757-1758 begint de zeevisserij opnieuw te Heist, enkele Heistenaars reden drie vissersschuiten uit naar Blankenbergs model. Zij werden geïnspireerd door de toen bloeiende vissersnering van Blankenberge.

In 1761 bestaat de Visserij te Heist uit drie “stiermans”: Jacob Dewaey, Jan Dewaey en Karel Desinidt, en verder uit tien “maets” of vissers, waaronder Joannes van Torre. Daar er te Heist geen georganiseerde visverkoop bestond, trachtten de Heistse vissers hun vangsten te Blankenberge binnen te smokkelen, en daar onder de lokale vis te mengen en te verkopen. Dat lokte protest uit bij de Blankenbergse vissers. Een octrooi uitgevaardigd op 12 februari 1763 erkende Heist als een vrije vissersplaats. Dit zal het vissersbedrijf van de Heistenaren bevorderen en tot bloei brengen in de 19de eeuw

3. De familie van Torre te Heist

Emanuel van Torre werd geboren te Heist op 14 maart 1706. Zijn ouders Egidius en Martine Hidde, waren gehuwd te Lissewege en overleden beiden te Heist.

Hoofdman Bartholomeus Arnandels die behalve landbouwer ook schatter was, vermeldde in zijn lijst voor de volkstelling van 1748 onder de arbeiders en kleingebruikers: Emanuel van Torre gehuwd met Anna Barremaeckers. Zij hadden twee kinderen, een zoon Joannes en een dochter Anne-Marie. Om de eindjes aan elkaar te knopen zorgden ze voor een oude vrouw van 89 jaar, besteed door de Dis. De zoon Joannes geboren in 1732 was dan ongeveer 16 jaar.

Tien jaar later is Joannes van Torre bij de eerste vissers die de zeevisserij terug beginnen te beoefenen vanop het strand met de kleine Heistse schuit. Hij is nu zesentwintig jaar en bezit zijn eigen visnetten. Inmiddels is hij verliefd geworden op de parmantige 27-jarige jonge dochter Pieternelle Schoolmeester. Het is de grote liefde en op 20 juni 1758 gaan ze naar pastoor Ignatius Bocxtaele om een huwelijkscontract op te stellen, omdat er geen notaris was, want ze zullen binnenkort trouwen. De pastoor woont in de pastorie bezuiden de kerk langs de “Ramskapelle Heerweg”. In het “ancien regime” werden de huwelijkscontracten voor de pastoor verleden en door hem bewaard. In de tweede helft van de 18de eeuw werd dit door de wetgever verboden. Joannes van Torre, neemt zijn ouders Emanuel van Torre en Anna Barremaeckers mee als getuigen. Pieternelle Schoolmeester laat zich begeleiden door en neemt als getuigen haar broeder Joseph Schoolmeester en haar oom Joannes Schoolmeester. Haar ouders Michiel en Catherine Vernieuwe zullen waarschijnlijk belet, ziek of overleden zijn.

4. Het huwelijkscontract

Pastoor Ignatius Bocxtaele, nam het gebruikelijke papier “met eenen zegel van ses guldens”, scherpte een nieuwe ganzenveer, doopte die in de inkt en schreef voor de zoveelste keer met dezelfde gebruikelijke geijkte termen het huwelijkscontract, waarvan de “copy conforme au l’antique” in bijlage.    3

De voornaamste bepalingen van dit huwelijkscontract bestonden uit het volgende:

  • Indien de bruidegom de toekomstige bruid komt te overleven met kind of kinderen, zal hij in het bezit blijven van al zijn klederen, zijn gouden of zilveren juwelen, het beste ledikant “gestoffeert in ghevolghe hunnen staet”, en zal hij overname mogen doen van al de meubelen en het gerief van het sterfhuis, volgens de geschatte waarde.
  • Voor de bruid werden dezelfde voorwaarden vastgelegd. Bovendien zal indien er geen kinderen uit het huwelijk geboren worden, de bruidegom Joannes van Torre, al zijn vissersgerief mogen behouden, en als “gift onder levenden en toekomstige echtgenoot” genieten van de beschikbare eerste 700 guldens uit het sterfhuis. De toekomstige bruid kreeg in dit geval 900 guldens uit het sterfhuis “voor een huywelicxsche duwarie “.
  • Verder zullen alle niet afgesproken zaken geregeld worden volgens de wetten en gebruiken uit het  “deelbouck slanis vanden Vrijen”.

5. De “Staet ende inventaris van alle de goederen”.

Op 2 april 1768 overleed Joannes van Torre “visscher der visscherye van Heyst ende vryelaet vatiden lande van vryen, binnen den ambachte van Lisseweghe”. Het huwelijksgeluk had tien jaar geduurd. Hij liet een weduwe en drie kinderen na: Joanna omtrent acht jaar oud, Joannes omtrent vijf jaar oud en Cecilia omtrent drie jaar oud.

Zoals nu trad de administratie in werking. De adellijke heren schepenen van “weesen slanis vatiden vryen” Jonker Henricus Pruyssenaere en Jonker Jan Portee poederden hun pruiken en J. Vande Walle de griffier scherpte zijn ganzenveer. Er was werk aan de winkel.

De heren schepenen duiden twee schatters aan, de eerste was Adriaen Gheleyns, één gezworen schatter van het Brugse Vrije, de tweede was Andries Homers “ene van de slierlieden der vissehers van Heyst “, een deskundige op het gebied van visserijgerief, zo ging dat in de “Oostenrijkse tijd”.

Schipper en stuurman Andries Homers was afkomstig van Ramskapelle en werd visser te Heist in 1760, zes jaar later was hij stuurman. Later nam hij het wat rustiger aan en werd in 1792 herbergier te Heist. Andries Homers was voor zijn tijd een geletterd man, hij kon lezen en schrijven.

De schatters deden hun “pre sye” en aanhoorden op 16 mei 1768 de weduwe en “besittighe” Pieternelle Schoolmeester. Zij verklaarde overeenkomstig het huwelijkscontract: er waren drie kinderen geboren uit haar huwelijk met Joannes van Torre, te hebben behouden al haar wollen en linnen klederen, haar juwelen en de beste ledikant met beddengoed.

Dit bleef dus buiten de raming van de gemeenschappelijke inboedel. Bij het sluiten van het huwelijk bezaten de beide echtgenoten geen onroerende goederen, enkel bezat de “besittighe” een deel van een huis dat op cijnsgrond stond in Blankenberge. Het werd door haar en haar overleden man verkocht gedurende hun huwelijk voor in de twintig groten, en in de gemeenschappelijke inboedel van het gezin gebracht. Dit ter memorie.

Hun huisje, dat zij met de overledene bewoonde stond op cijnsgrond van de kerk. De grond was dus eigendom van de kerk van Heist. Daar betaalden ze rente voor. Het huisje was hun eigendom en stond waarschijnlijk op een der percelen in de “Noordstraat” nu Vlamingstraat. Het werd geschat op dertig ponden groot courant geld.

De schatters gingen verder op de traditionele manier te werk. Ze vatten de aanwezige voorwerpen samen per kamer of ruimte, en ze hechtten aan elke samenvatting een gezamenlijke waarde.

In de keuken werd gevonden: een haardijzer, een tang, en rooster. Op de schouwmantel één schouwkleed. Verder één schup, twee tafels, tien stoelen, een koffer, een aanrechtbank (vaste wandtafel waarop voedsel werd bereid of klaargezet, en andere keukenwerkzaamheden werden verricht). Veertig stuks gleiswerk, een ijzeren pot, drie koperen ketels (om melk te dragen), een koperen moor met benodigdheden om thee te zetten, een koepen ketel. Zesendertig pond varkensvlees ~ en nog enkele kleinigheden.

Te samen waardig bevonden voor 6.10.00 £ grt.

In de kelder stonden twee aarden potten, twee “stoofpotten”, drie aarden kannen, twaalf stuks aardewerk, een koperen ketel met “siaen yzer” of driepikkel met ring om de ketel op te zetten. In een ijzeren pan lag ongeveer vijf pond (2,3194 kg) “swyne vlaeghe” of ingelegd varkensvlees en zes pond boter (2,618 kg). In het Brugse Vrije was het gewoon gewicht van éen pond 0,4639 kg. Voor boter was het een afwijkend gewicht: 0,4364 kg.   6

Te samen waardig bevonden voor 2.12.00 £ grt.

In de stal stonden “twee slangen”, een spade, een bijl, een kapmes, honderd bundels hout en een varken.

Te samen waardig bevonden voor 2.08.00 £ grt.

“Visschers ghewan” of vistuig.

Naar eeuwenoude traditie bezat iedere visser toen zijn eigen vistuig.   7 Joannes van Torre bezat: drie netten om zeetong te vangen, twaalf pond garen (5,566 kg) om netten te herstellen of om nieuwe netten te breien. Twee staaknetten,    8  twee gewone sleepnetten voor pladijs, zes netten om rog te vangen, een garnaalnet en wat lood en kurk.

Samen waardig bevonden voor 11.10.00 £ grt.

De klederen van de overledene.

De “garde robe” van de overledene viel, naar onze huidige maatstaven, nogal mager uit. Samengevat bezat hij: vijf broeken, drie jassen met panden en nog drie kortere jasjes, negen hemden, een hoed, twee paar kousen, en een paar schoenen.

Samen geschat op 4.03.00 £ grt.

Emanuel van Torre, de vader van de overledene kocht de schoenen voor 0.05.00 £ grt.

Verder een paar zilveren gespen, door de zilversmid geschat op 1.03.04 £ grt wisselgeld, evenwel in de nalatenschap gebracht in courante waarde voor 1.07.06 £ grt.

De weduwe verklaarde contant te hebben ontvangen bij het overlijden van haar man, het aanwezige geld in het sterfbuis. Het bedrag werd bij de nalatenschap geteld 67.06.02 £ grt.

De weduwe verklaarde geen goederen of verdere baten te kennen, die aan het sterfhuis zouden behoren. Ter memorie.

Het totaal bedrag van de baten bedroeg 126.0 1.08 £ grt.

Tegenover het activa van het sterfhuis mochten de kosten ingebracht en afgetrokken worden. Deze werden ondergebracht onder de rubriek: “Commeren ende lasten vanden sterfhuyse”.

Vooraf verklaarde de weduwe dat bij het overlijden van haar man, zij geen gemeenschappelijke schulden of lasten hadden. De onkosten voor de begrafing waren voldaan, voor de verdeling van dit sterfhuis, dit ter herinnering.

De onkosten werden gedetailleerd:

  • Aan de heren schepenen en de griffier van wezen voor hun taak in de 0.0700 £ gil vereffening
  • Voor de kanttekening in het gelijkvormig maken van de copies 0.04.00 £ gil
  • Voor de bevestiging van de staat van goed en het afnemen van de eed van de 0.03.00 £ gil voogden
  • Aan de deurwaarders over de verbintenissen met de kamer gedurende de 0.00.0 1 £ gil vereffening
  • Over het aanbrengen van de zegels op de bijlage en de copies van de akte 0.00.0 1 £ gil
  • Over het opstellen van deze staat en de copies niets
  • Over “kic’iw” van de weduwe en de voogden 0.12.00 £ grt

Totale som van lasten 1.16.00 £ gil

De baten bedragen 126.0 1.08 £ gil

Dus meer baten dan lasten 124.05.08 £ gil

Waarvan de ene helft voor de weduwe en de andere helft voor de drie wezen 62.02.10 £ gil

Met een geijkte formule werd de staat afgewerkt: Pieternelle Schoolmeester bevestigde onder eed de aangifte voor “waar en deugdelijk”. De heren schepenen van wezen “slants vanden Vryen” verklaarden deze zaak voor gehoord te hebben, vereffend en afgesloten, in tegenwoordigheid van de griffier J. Vande Walle.

De griffier schreef bovenaan de registratie dat de vereffening voorgelegd werd in besloten zitting aan de heren schepenen van wezen. Pieternelle Schoolmeester, weduwe en boedelhoudster van het sterfhuis, had, bijgestaan door haar tegenwoordige man, de staat van goed voorgelegd aan Lenaert Vlietinck en Joseph Schoolmeester beiden gezworen voogden van de drie wezen. Gedaan in de “weesecaemer den 23 july 1768”.

In deze periode van de geschiedenis was het dagelijks leven voor de gewone mens zeer hard. Behalve de liefdadigheid van de armendis waren er geen sociale voorzieningen. Pieternelle Schoolmeester stond er alleen voor met drie jonge kinderen, en zonder inkomsten of bezit.

Enkele maanden na het overlijden van Joannes van Torre was ze hertrouwd met Gillis Terasse, ook een visser te Heist.

Lenaert Vlietinck was de voogd “paterneel”, hij was gehuwd met Ann-Marie van Torre, de voogd “materneel” was Joseph Schoolmeester, de broer van Pieternelle.

6. Vergelijkingen tussen tijdgenoten

1. Een Heistse boer

Op 27 december 1775 overleed te Heist, Jan Quintens, landbouwer op het nu genoemde “Boerenhof’, In opdracht van zijn weduwe, Paschasia Vandeweerde en van de schoonzoon, maakte men op 19 en 20 maart 1776 de “stad ende inventaris” van al zijn bezittingen. Zijn weduwe stierf op 24 juni 1776, en de inventaris werd aangevuld. Er waren vier kinderen uit dit huwelijk geboren.

Jan Quintens en zijn gezin woonden op “eene schoone ende wel behuysde hofstede” (= Boerenhof). Hij baatte twee middelgrote hofsteden, een kleine hoeve en verscheidene percelen weide, akkerland en hakhout uit, samen goed voor 205 gemeten (9020 aren).

Hij bewerkte zijn akkers met zes paarden. Die zes paarden konden drie koppels vormen. Voor elk koppel was er een wagen, ploeg en een eg. De rundveestapel omvatte: 12 melkkoeien, 3 vaarzen, 1 stier, 17 ossen, 12 eenjarige runderen, 9 kalveren, Op het neerhof liepen 10 varkens, 30 hennen en 17 eenden, Op de tweede hoeve langs de Isabellavaart waar geen gezin woonde, stonden 3 jonge paarden en 11 runderen. De inventaris geeft een overzicht van de hoeveelheden granen, veevoeder en brandhout aanwezig op de zolders en in de schuren.

Op de twee hoeven beschikte men over allerlei gerief nodig voor de vele activiteiten op de velden en op de hoeve te verrichten.

In de kamers van het woonhuis bevonden zich in het veelvoud voorwerpen die er nodig waren om te wonen en te slapen in vergelijking met het vissershuisje van Joannes van Torre. De hoeve bezat één staande klok, tien schilderijen, spiegels, kasten, e.a. De boerin was in het bezit van verscheidene juwelen.

De totale som van baten bij de vereffening bedroeg 1645.16.2,5 £ grt, de kosten van het sterfhuis beliepen 416.05.7,5 £ grt. De te verdelen activa van de nalatenschap bedroeg 1229.10.07 £grt.   9

2. Een Lisseweegse timmerman

Te Lissewege overleed timmerman Juliaan Lauwereyns in maart 1763. Hij was de derde echtgenoot van Mary-Therese Callewaert. Bij het opstellen van de “stad van goede” was ze reeds voor de vierde keer gehuwd. De gelukkige was Pieter Campagne een “timmerman van .syncn style”. Alles wijst erop dat dit huwelijk uit noodzaak werd gesloten. De weduwe Mary-Therese Callewaert had zeker voor nog zes kinderen te zorgen uit haar voorgaande huwelijken, en ze zat diep in de schulden.

Er was evenwel een huwelijkscontract gesloten tussen haar en Juliaan Lauwereyns en de langstlevende kreeg behalve de persoonlijke klederen, de juwelen en de beste ledikant met het beddengoed, de helft van de huisraad en ook het timmermansgereedschap. Dat viel buiten de te verrekenen nalatenschap!

De aanzienlijke voorraad timmerhout in de timmerwinkel werd geschat door Jacobus Lauwereyns, meestertimmerman, deze naamgenoot was vermoedelijk familie van de overledenen en hij heeft de prijzen niet omhoog gedreven. Hij kende de benarde financiële toestand van de weduwe!

De totale som van baten van het sterfhuis werd geschat op 143.08.03 £ grt. De schulden bedroegen 381.19.01 £ grt. De te verdelen nalatenschap resulteerde in 238.10.10 £ grt netto schulden. De voogden verzaakten aan de erfenis voor de wezen.

De “besittighe” bleef in het bezit van het huis en de timmerwinkel. Een goede zaak voor alle partijen, zeker voor timmerman Pieter Compagne, de vierde echtgenoot!   10 De faam van deze laatste als goede vakman overschreed zelfs later de "prochie” -grenzen van Lissewege. In 1765 herstelde hij de klokkenzolder van de kerk van Heist. Hij leverde en herstelde het jaar daarop de eiken goten langs het dak van deze kerk. In 1768 voerde hij herstellingswerken uit aan de zitbanken, de “zitsels” en de biechtstoelen in de Heistse parochiekerk.   12    Pieter Compagne had zich goed ingetrouwd’

3. Een molenaar te Zuienkerke

Op 24 juni 1763 overleed op 48-jarige leeftijd Joannes Vandepitte, molenaar te Zuienkerke. Zijn vader Jacobus was ook molenaar geweest te Zuienkerke, en vier van zijn broers waren eveneens molenaars in de streek, nl. te Lissewege, Blankenberge en Hertsberge. Zijn broeder Nicolaas had in 1733 bij het overlijden van zijn vader Jacobus de molen overgenomen te Zuienkerke, maar ingevolge de overlijdens van zijn echtgenoten en zijn opeenvolgende huwelijken had hij de stiel verlaten. Zijn jongere broer, Joannes Vandepitte, nam dan de molen over in 1739.

Zijn tweede vrouw Cecilia Zeghers liet bij de dood van Joannes in 1763 staat van goed opmaken. Uit zijn eerste huwelijk met Cecilia Moret had hij vijf minderjarige kinderen en met zijn tweede vrouw Cecilia Zeghers ook vijf “onbejaerde” kinderen.

De korenwindmolen, de woning en de stallingen, stonden op cijnsland van de kerk, de dis en de pastorie van Zuienkerke. Door erfenis van zijn ouders en door afkoop had hij op twee parten na, de volledige molen en aanhorigheden in eigendom.

Het huishouden van Joannes Vandepitte met Cecilia Zeghers was goed uitgerust. Zijn kleerkast was voor een volksmens wel gevuld en levensmiddelen waren in de woning goed aanwezig. Alhoewel sommige schattingen van twijfelachtige aard waren, werden de volgende waarden aangenomen voor de vereffening van het nalatenschap:

Huishoudgerief, klederen van de overledene, voedselvoorraad 80.06.08 £

Contant geld en debiteuren 3.13.07 £

De korenwindmolen 316.10.00 £

De molenaarswoning en de stallingen 59.25.05 £

Het saldo van “een rente opbrengende lening” 460.15.08 £ -16.00.00 £

Het activa van molenaar Joannes Vandepitte bedroeg 444.15.08 £ courant

4. Een Brugse suikerraffinadeur

Albert Goddijn genaamd “de oude”, was in Lichtervelde geboren rond 1688. Hij kwam naar Brugge wonen, werd als poorter ingeschreven in 1723-1724, en overleed er op 3 januari 1765.

Albert Goddijn vestigde zich eerst als kruidenier en werd begin 1714 lid van de nering van kruideniers. In 1713 huwde hij in Brugge Ann-Marie Maton. Zij hadden vier kinderen. Bij het overlijden van zijn echtgenote in 1723 werden in de inventaris van het sterfhuis de voorraden geschat door zijn collega’s kruideniers. De voornaamste stocks waren die van olie, azijn en suiker.

In 1741 hertrouwde Albert Goddijn met Anna Tailliu, bij wie hij negen kinderen had.

In 1740 richtte Goddijn als eerste een suikerraffinaderij op in Brugge. In 1763 stelde hij vier personen te werk en produceerde hij jaarlijks 12.00 pond kandijsuiker, 40.000 pond witte bloemsuiker, 36.000 pond blokjessuiker en 60.000 pond stroop. In totaal een 65 ton suikerproducten. De verkoop hiervan gebeurde voornamelijk in Brugge en in het Brugse Vrije, maar ook in leper en in Frankrijk. De raffinaderij was ondergebracht in lokalen die Goddijn in de Zuidzandstraat bezat. In 1728 had hij De Groote Naelde” en “De Cleene Naelde” aangekocht, later aangevuld met twee achterliggende huizen in de Korte Vulderstraat, die gebruikt werden voor “rafinade en pakhuis”.

Bij zijn overlijden in 1765 liet Albert Goddijn een behoorlijk nalatenschap na. In de “Stoet van Goede” werd het raffinage materiaal geschat op 260 pond. De voorraden, voornaamste actief werd door de kruideniers geschat op 3.225 ponden. Met inbegrip van de roerende goederen “meubelen, huiscathelen, zilverwerk”, e.a. bedroegen de activa 6.940 ponden. Er waren wel een ganse reeks debiteuren, vooral dubieuze, van wie men weinig hoop had iets te recupereren.

Goddijn had ook een niet onbelangrijk onroerend bezit. Naast de al vermelde eigendommen waarin hij gevestigd was en handel dreef, bezat hij vier huizen binnen Brugge en een herberg “De Couckhuyt” op Male te Sint-Kruis en twee gemeten zaailand in Moerkerke.   14

Albert Goddijn was een zeer welstellende burger ten overstaan van onze Heistse voorzaat “materneel” in zijn hutje bij de zee!

Bijlage

reeks 2-14391 Regre.noort 1766 fol.96 verso

“Gepresenteert in auditie van d’heeren schepenen van weesen int‘slodt deser gedenommeert by Pieternelle Schoolmeester weduwe ende besittighe van desen sterfhuyse al met geaddiseert met Cliles Terdsse hieren jeghenwoordighen man aen Lenaert Vlietinck ende Joseph Schoolmeester beide hedent geswooren vooghden vande dry weesen in texte genaemt actum in weesecaemer den 23 july 1768”.

“Staet ende inventaris van alle de goederen soo meuble als immeuble baeten actien ende crediten mits gaeders commeren ende lasten bleven ende bevonden ten sterfhuyse van Joannes van torre fs. Emanuel verweckt by Anna Baeremaecker overleden visscher der visscherye van Heyst ende vryelaet vanden lande vrijen, binnen den ambachte van Lisseweghe gestorfven op den tweeden april XVII.achtensestig (wiens ziele godt almachtig genaedigh zy) welcken staet heeft doen maecken ende stellen in het gheschrifte Pieternelle Schoolmeester fa. Michiel verweckt by Catheline Vernieuwe. als gebleven weduwe ende besittighe ten desen sterfhuyse alsnu ertrauwt met Gilles Tarasse oock visscher aldaer, den selven staet ten syne van liquidatie over gevende aen Lenaert Vlietinck in huywelicke hebbende soverledens suster. ende Jos. Schoolmeester en sbesittigens broeder. respective apparante vooghden paterneel ende materneel, van Joanna oudt ontrent acht jaeren, Joannes oudt ontrent vyf jaeren, ende Cedilia geboren in july 1765. De drye kinderen vanden overleden binnen huywelicke vereckt met de besittighe, tsaemen hun dryen gerecht tot soverledens naegelaeten goederen, ten syne van liquidatie ter auditie van edele ende weerde heeren schepenen ende greffier van weesen vanden lande vanden vrijen, alles in ponden schellinghen grooten vlaems courant jegenwoordighen cours de schellinghen tot seven stuyvers alle andere meerdere ende mindere spetie naer advenante onder alle gewoonelicke protestatie als naer costuyme inder maniere soo volght” :

“Alvooren de besittighe premitteert, datter voor den aengaen vanden huywelicke, tusschen haer ende den overleden is gemaeckt ende besloten contract antenuptiael ofte huywelicxsche voerwaerde, gepasseert ende besloten voor pastor ende getuyghen, wanof den inhouden alhier de regulatuele van het verdeel geven moet, by deen soo wordt het selve volghens copie van diere alhier geexhibeert, van waerde tot woorde geinserreert”,

“Conforme de copie comparerende voor my Ignatius Bocxtaele pastor der prochie autantfcque in texte van Heyst, ende ter presentje van ghetuyghen en hier naer ghe benopens alhier gesien. naemt in persoone Joannes van torre fs. Emmanuel by anna baerenmaeckers , jongman vander oude ontrent sesentwentig jaeren toekommenden bruydeghom, ende by dien ten saecken naerschreven geassisteert door Emmanuel van torre synen vaeder ende anna Bannmaeckers syne moeder, ter eenden zyde ende pieternelle Schoolmeester fa. michiel by catheline vernieuwe jonghe dochter van der oude ontrent negenentwintig jaeren, ende by dien ter saecken naerschreven gheassisteert by Joseph Schoolmeester haeren broeder, ende joannes Schoolmeester haeren oom, toe kommende bruydt ter andere zyde, Welcke principaele comparanten te kennen gevende, nae datter tusschen beyde stondt te geschieden een apparant huwelick indien het selve synen voertganck magh hebben volgens de wetten en ordonnantien van onze moeder de heylighe roomsche catholicke kerckr in welcken gevalle zy voor eenighen bandt ofte beloofte, vanden selven huywelicke aen elckander belooft en toegzeydt gelyck sy noch beloven en toezegghen mits desen te sullen doen onderhouden de naervolghende conditien en bespreecken”,

“Alvooren indien den toecommende bruydegom, de future bruydt quaeme te overleven tzy datter kind ofte kinderen van hunne beyde lichaemen gheboren achter gelaeten worden ofte niet, sal hy blyven hebben en behouden alle syne kleederen, soo lynen als wollen, item alle syne juweelen tsy goude of silvere, tsynen lichaeme dienende, item de beste koetse ghestoffeert ingevolghe hunnen staet, ende sal voorts vermeughen in presy over te nemen alle rneubilaire goederen vanden sterfuyse”,

“Ende waert by aldien de toecommende bruydt, den futuren bruydeghom quaeme te overleven tsy datter kindt ofte kinderen van hunne beyde Iichaemen geborren ofte apparentelick staende gheborren te worden achter gelaeten worden ofte niet, sal sy blyven hebben en behouden alle haere kleederen soo lynen, syde als wollen, item alle haere juweelen soo goude als silvere thaeren lichaeme dienende item de beste koetse gestoffeert inghevolghe hunnen staet, ende sal voorts vermeughen in preyse ovet te nemen alle meubilaire goederen vanden sterfhuyse”,

“Nemaer in diender geen kindt van hunne beyder lichaemen geborren achter gelaeten en weerde, in al sulcke geval by aldien den toecommenden bruydegom de future bruydt quaeme te overleven, sal hy boven alle het gonne hem hier voeren toegestaen is noch blyven hebben en behouden alle syn visschers want, en sal doen naervolgende conditien en bespreecken, voorders noch vooren uyt proffytteren seven hondert guldens voer een huywelicxsche duwarie te verhalaelen uyt de eerste en gereetste penninghen vanden sterfh uyse”.

“Ende waert by aldien de toecommende bruydt, den futuren bruydeghom quaeme te overleven en sonder datter eenigh kindt van hunne beyde lichaemen gheborren ofte apparentelick staende geborren te worden, achter gelaeten en weerde, sal sy langhst levende boven alle het gonne aen haer hier vooren toegestaen is uyt de eerste en geveelste penninghen vanden sterfhuyse noch vooren uyt proffytteren de somme van neghenhondert guldens voor een huywelicxsche duwarie”,

“Sullende voorders alle andere paerten alhier niet ondersproocken ghereguleert worden volgens et disposityf vande costuyme en deelbouck slants vanden vrijen, aldus ghedaen ende gepasseert binnen de prochie van Heyst ter presentie van Emanuel van torre. anna Barmmaeclçers, ioseph Schoolmeester en Joannes Schoolmeester als getuyghen hier toe expresselick geroepen en gebeden in teecken der waerheydt hebben my dit onderteeckent met onse en gewoonelicke hanteecken en mercken op eenen zegel van ses guldens den 20°juny XVII.achtenvyftegh en was onderteeckent Joannes van torre het merck van Emanuel van torre het merck van anna Banuackers tmerq van Joseph Schoolmeester en Joannes Schoolmeester en Ignatius Boextael pastor in Heyst”.

“Naer collatie gedaen jegens de originele die geschreven is op zegel van ses guldens is deze bevonden daer mede te accerderen en quod attestor ende was onderteeckent”:

Ignatius Boextael pastor in Heyst.

“Inghevolghe de bespreken by het voornoemde contract bedonghen en entranscat memorie”.

“Resulterende uyt den voorigen contracte van huyweliick, dat met het voorgeval vande naergelaeten kinderen aende besittighe als bleven langst levende vooren uyt den sterfhuyse volgen moeten alle haere kleederen lynen wollen ende juweelen, soo goude als silvere thaeren lichaeme dienende alsmede de beste koetse ende bedde gestoffeert inghevolghe hunnen staet als oock vermag over te nemen in presye alle de meubilaire goederen vanden sterfhuyse omme maer af te hebben het fleet ende geniet verclaert de besittighe alle haere cleederen lynen wollen ende juweelen thaeren lyfve dienende mitsgaeders koutse ende bedde thebben behouden, buyten de presye, der gemeene goederen ten sterfhuyse hier naer te verantwerden in gemeene baete”,

“Ghevende de besittighe te kennen dat de gemeensaemheydt vande besittighe ende den sterfhuyse is gesloten ende gesepareert den XVII meye XVII en achtentsestigh daete van het op nemen de contante penninghen het doen de presye meubien ende catheylen, visch netten ende andere goederen ten sterfhuyse soo dat alsdan alle goet. vinden onvoldaen, is een gemeene baete, als oock alle lasten alsdan ongequeten eene gemeene schuit, het gonne op dien valt by desen alsoo sal worden achtervolght ende gebracht hier ter memorie”.

“Ghevende voorders te besittighe te kennen, dat ten aengaen van hun huywelick geene immeuble goederen aen haere nochte aenden overleden en waeren behoerende. alsoock geduerende het selve huywelick geene op hun gesuccedeert nochte geconquesteert, dan alleenleck naet besittighe was behoorende eenig deel in een huys staende op temporele cheyns landen binnen der stede van Bianckenberghe, het gone by haer ende den overleden hebben vercocht, geduerende den huywelicke voor mde twintig panden grooten, het weicke als meubilaire goederen gebracht is geworden in het menagie ende sociteudt conjugale dat oock dient voer memorie”.

“Baeten van presye meublen ende catheylen van den sterfhuyse hebbende de besittighe ter Interventie vande vooghden vande weesen in desen op den XVI° meye 1768, doen preysen ende extimeren door Adnaen Gheleyns geswooren pryser van desen lande, alsmede daer Andties Homers eene vande stierlieden der visschers van Heyst alle meubilaire goederen huys catheyl huyseken staende op temporelen cheyns landen, visch netten ende andere goederen mitsgaeders cleederen ende linwaet vanden overleden geene gesodert nochte gereserveert uyt wyzens de acte presye by hun danof gheformeert ende onderteeckent, alhier geextriveert, waer van sy besittighe den inhoudenden van dien by desen in baete bringht ende vergalt als de goederen op alle dien daer by vervat aenveert hebbende”.

“Conforme d’acte prysie in texte alhier gesien en by verdragh vande aenhoorder”;

“In de Keucken: aldaer bevonden een brander een tanghe een rooster een schauw cleet een schippe twee tafels thien matte stoelen en nogte een coffer een rebbanck veertig stucx gleyers werck een yzer pot drye cooper lauwers, een cooper moor, met thee allaem, een kooper Ketel en sesendertigh pondt swyne vleesch, en noch eenighe muniteyten en tsaemen weerdig bevonden de somme van £6:10:0 gr.”.

“In den Keldere: Aldaer bevonden twee aerde potten, twee stoof potten drye aerde cannen twaelf stucx aerde werck, een cooper ketel, met staen yser, twee manden met aerde appels, een yser panne ontrent vijf pondt swyne vlaeghe en ses pondt boter, en tsaemen weerdig bevonden de somme van £2:12:0 gr.”.

“In het Stal: aldaer bevonden tweespangen, een spae, een bylie, een cap mesch en hondert houdt busschen en een swyn en tsaemen weerdigh bevonden de somme van £2:8:0 gr.

“Visschers ghewan: Aldaer bevonden drye tonghe netten, twaelf pondt gaeren, twee staeck plaete netten twee plaete nets, ses rogghe nets, een geernaert net, en wat loot en corck en al te saemen weerdig bevonden de somme van £11:10:0 gr.”.

“De Kleederen vande overleden: Aldaer bevonden drye broucx en drye rockyen en drye andere rockjes en noch twee broucx en koussen en negen hemden een hoet een paar schoen een paar coussen en al te saemen weerdig bevonden de somme van £4:3:0 gr.”.

“Aldaer bevonden een huys staende op cheyns vande kercke Heyst, enweerdig bevonden de somme van dertigh pondt ct.ghelt £30 gr.”.

“Voorts een paar silver gispen daer de silversmidt geweerdet £1 :3:4 gr. wiss.synde in courant £1:7:6 gr.”.

“Verclaerende de besittighe ter daete scheiden de gemeensaemheydt vanden sterfhuyse thebben gehadt in contante penninghen, de somme van sevenentsestig ponden ses schellinghen en twee grooten courant geit by den prysen getelt ende op genomen ingevolghe vande notitie staende op den ‘,oet vande presye alhier gemeene behoorende by affirmatie die daernaer alhier by desen worden vergaet, gebracht dus £67:6:2 gr.”.

“Hebbende de besittighe ontfanghen van Emanuel van torre vyf scheiiinghen grooten over het overnemen van een paer schoen vanden overleden, aenveert voer daete presye, dus gemeene baete £0:5:0 gr.”.

Verclaerende de besittighe van gheene andere nochte voerdere goederen ofte baeten meer te weten die aen desen sterfhuyse souden hehoorende syn dan degonne hier voeren opgebrocht by affirmatie hier ter memo.

“10 de totaele somme van baeten £1 26:1:8 gr.”.

“Commeren ende lasten vanden sterfhuyse”:

“Verclaerende de besittighe ter daeten scheeden de gemeensaemheydt geene schulden ofte lasten te hebben, terwyl ter overlyden vanden overleden de gonne alsdan exterende met de oncosten begraevinge alle voldaen ende gequeten syn geworden voer daete scheeden de gemeensaemheydt ten desen sterfhuyse ter memorie”.

“Aen dheeren schepenen ende greffier van weesen over hemlieden besoigne ende liquidatie £0:7:0 gr.

  • Over het appostilleren deser ende egaleren doublen £0:4:0 gr.
  • Over daffirmatie vande staet ende eeden vande vooghden £0:3:0gr.
  • Aende deurwaerders over het alyeren vande caemere ten tyde van liquidatie 1 gr.
  • Over zegelen annex deser ende doublen £0:0;1 gr.
  • Over het stellen deser staet ende doublen Neant
  • Over laene vande besittighe ende vooghden £0:12:0 gr.

10 totele somme van lasten £1:16:0 gr.

ende degone van baeten bedraeght £126:1:8 gr.

dus meer baeten dan lasten £124:5:8 gr.

wanof de besittighe hebbende d’helft come over de wederhelft voor de weesen £62:2:10 gr. “.

“Aldus gehoort geliquideert en gesloten by jonker Henncus pruyssenaere en jonker Jan Portee schepenen van weesen slants vanden vryen onder alle gewoonelycke protestatie ten daege maende en jaere als ende deser en heeft de besittighe de deughdelyckheyt deser met eede bevestighe my present selve enregistrature tot V sch. gr. 1 Vande Walle”.

Voetnoten

  1. M. Coornaert. Heist en dc Eiesluis, Tielt, p. 402-403.
  2. J. De Smet, De bevolking van Heist in 1748, in: Rond de Pondertorens. VI. 1964,4, pp. 106-109.
  3. M. Coornaert, o.c.. pp. 190-193.
  4. Bezitster, boedelhoudster.
  5. 36 x 0,463 9 = 16,700 kg.
  6. P. Vandewalle, Oude malen, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg. Oostende, 1984, p. 50; tabel III.
  7. J. Larbouillat, De zeevisserij te Heist, in: Rond de Poldertorens, 15, 1973, 3, p. 83
  8. J. Larbouillat, De zeevisserij te Heist, o.c., p. 87. Staaknetten: Op zandbanken in zee plaatsten de vissers staaknetten. Deze bestonden gewoonlijk uit 17 rechthoekige netten van ongeveer 15 meter lengte op een hoogte van anderhalve meter. Onderaan werden de netten met lood verzwaard en vastgelegd met ankers. Bovenaan werden ze drijvend gehouden door kurken. Aldus stonden de netten loodrecht in zee en vormden ze voor de vissen een versperring van 255 meter lang. De kabeljauw die in scholen zwom, verstrikte in de netten en bleef er in hangen tot ze opgehaald werd. De vissers herkenden de verankeringsplaats aan twee boeien.
  9. M. Coornaert, Staat van goed van een boer van het Boerenhof te Reist (1776). in: Rond de Poldertorens, 26, 1984. 1. pp. 13-2 1 en 2. pp. 67-79.
  10. J. BALLEGEER. Staet van Goede Juliaan Lauwereyns - Callewaert timmerman Lissewege 1763. in: Rond de Poldertorens, 32, 1990, 4, pp. 127-157.
  11. R.A.B. Vrije Registers nr. 12.172, Kerkrekening Heist 1765-1766, folio 109 recto en verso.
  12. A.B. Kerkfabriek Heist nr. 48. A° 1768.
  13. O. Vandepitte, De molenaarsfamilie Vandepitte en verwanten, in: Rond de Poldertorens, 21, 1979, 4, pp. 157-184.
    Courant geld versus wisselgeld: het muntstelsel was in de Oostenrijkse tijd zeer ingewikkeld.

Beknopt samengevat:

1) Men had het pond parisis, waarvan er twaalf in één pond groten Vlaams gingen.

2) Het pond groten Vlaams (-grt. VI.) was onderverdeeld in 20 schellingen, één schelling = twaalf penningen.

3) Daarnaast had men één gulden, verdeeld in 20 stuivers of 40 groten. Wat betreft de waarde 1 £ grt. VI. = 12 £ parisis = 6 gulden.

4) De Oostenrijkse regering had liet pond groten Vlaams gedevalueerd. In officiële en in private boekhoudingen bleef men rekenen en te boek stellen in oude muntwaarde. De muntstukken: Vlaamse ponden, schellingen en penningen waren niet meer in gebruik. Sedert 1526 werden guldens (f~, stuivers, patakons, pistolen, e.a. als munteenheid in gebruik genomen. De gedevalueerde waarde noemde men “courant” geld, de oude waarde was verrekening geld of “wisselgeld”. De gangbare munten bevatten een bepaald gewicht aan zilver of goud.

5) Metaalwaarde van Zuid-Nederlandse munten. In zilver tussen 1755-1796: gulden = 8,22 gram: £ grt. VI. = 49,32 gram; £ parisis = 4,11 gram. In goud tussen 1749-1785: Gulden = 0,524 gram; £ grt. VI. = 3.144 gram; £ parisis 0,262 gram.

14. A. Van Den AbeeleE. Brugse suiker in de 18de eeuw. Een familie van suikerraffinadeurs, de Goddijns. in: Brugs Ommeland, 35, 1995, 1, pp. 8-2 1.

De nalatenschap van Joannes van Torre, een Heistse visser anno 1768

Jacques Larbouillat

Rond de poldertorens
1996
03
087-100
Mado Pauwels
2023-06-19 14:41:38