Als Louis vertelt
Een stukje levensverhaal van Louis van de Grouwens - Deel 3
Louis van de Grouwens
Vervolg van: Een stukje levensverhaal van Louis van de Grouwens - Deel 2
De nieuwe Sint-Antoniuskerk werd gebouwd in 1871. De toren was 43 m hoog. Het was een goede baken voor de vissers, net ais de plompe toren van Lissewege trouwens. Men spreekt ook van de boeie van Lissewege.
De nieuwe kerk was niet alleen nieuw maar ook veel groter. Dat was noodzakelijk want Heist groeide met het toerisme en telde toen al meer dan 1400 zielen. Er waren in die tijd ook een veertigtal tweemasters.
In die tijd was het postkantoor nog in Westkapelle.
De markt in het centrum werd gemaakt omstreeks 1880. Het kreeg verschillende benamingen: Markt, Canadezenplein, De Bolle. De inhuldiging had plaats in juni 1883.
Heist had ook een slachthuis en dat was gelegen aan de Westkapellestraat. De baas was daar Emiel De Grauwe, vader van ere-schepen Willy en grootvader van ere-schepen Karel De Grauwe.
(Het slachthuis werd verwoest na een bombardement tijdens de Tweede Wereldoorlog).
Van Sevenant was politiecommissaris en voerde het bevel over een achttal agenten. Veldwachter was Odiel Deklerck.
Vroeger noemde de Kursaalstraat de Pompestraat... hoeveel mensen weten dat nog? De Vlamingstraat was vroeger de Achterstraat en de Kerkstraat was de Zuidstraat.
In 1904 werd besloten een visserijschool op te richten. De eerste proost was E.H. Delacouw. Meester Camiel Devlieghere gaf les in rekenen en schrijven. Ik had ook twee nonkels die les gaven, twee broers van mijn vader: Frans Vantorre (Frings) en Pieter Vantorre.
Onze familie zag er als volgt uit:
Pieter geboren in 1860, tante Stefanie geboren in 1863, nonkel Frans geboren in 1866 (die kreeg de Frans Vantorrestraat toen hij 100 jaar werd en leefde 103 jaren), mijn vader werd geboren in 1869.
Mijn grootvader was van het jaar 1830 en hij heeft van 1870 tot 1873 de grens in ‘t zuiden van ons land helpen bezet houden gedurende de oorlog tussen Duitsland en Frankrijk.
Ik heb nonkel Pier altijd horen vertellen dat hij een baard had van een halve meter en steeds een rode vest droeg met een grijze broek. Op zijn hoofd had hij een vissersmuts.
Als men het zo bekijkt hebben mijn vader, de tante en de nonkels drie oorlogen meegemaakt en altijd was het met de Fransen en de Duitsers.
Er was toen ook al een kleine vorm van syndicaat en als eersten kenden wij in Heist de ‘Visschersvoorzienigheidskas’.
Voor de inschrijving betaalde men drie frank en een maandgeld van één frank, jawel, één frank.
Ge moet u goed voorstellen dat ge in die tijd met één frank honderd postzegels kon kopen, goed voor het kleven op een briefkaart (postkaorte).
Voor een brief had men drie centiemen nodig. De ereleden van de kas betaalden vijf frank.
Als een lid gekwetst werd aan boord kreeg die gedurende twee maanden dagelijks één frank. Bij schipbreuk waarbij de man het leven liet werd de naastbestaande een som van honderd frank gegeven.
Rond 1850 was er al eens een kas geweest, de Premiënkas genoemd.
Het bestuur bestond toen uit twee reders, twee stuurmannen en een gewone visscher. Tenslotte was er nog een syndicaat dat heette Troost in Nood.
Voorwaarde om lid te worden was een minimumleeftijd van 16 jaar en niet ouder zijn dan 50 jaar.
Je betaalde een eenmalig inkomgeld van twee frank en dan wekelijks tien centiemen.
Bij werkonbekwaamheid van een van de leden werd voor de eerste maand een som van 1,25 fr gegeven en de tweede maand 0,75 fr. Dit kon maar één keer per jaar.
Er was ook nog een verzekering voor de dieren. Men betaalde voor een zwijn tien centiemen per veertien dagen en voor een geit betaalde men 0,25 fr per acht dagen. Wanneer een dier doodging door ziekte of door een ongeval dan werd men vergoed a rato van 2/3 van het gewicht.
We hadden ook nog de Sint-Pietersgilde. De werkende leden betaalden 5 centiemen
per week. De beschermende leden betaalden minstens vijf frank per jaar. Het was een soort lijfrentekas. Voor de begrafeniskosten werd 25 frank betaald.
Mijn vader en nonkel Frans waren lid van de ‘Gewezen Wapenbroeders’.
Beiden waren ze soldaat geweest in Antwerpen op Sint Anneke bij de ponteniers van de Genie, ook gekend als de bruggenleggers.
Vader deed dienst van 1889 tot 1893 of 33 maanden, en dat als gevolg van een slechte loting in Damme. Hij had het nummer 102.
De loting bestond hierin dat men van Heist te voet naar Damme ging en dat men daar bij loting bepaalde wie legerdienst moest doen en wie vrijgesteld werd.
(In Knokke is er nog steeds een wandeltocht die de ‘Lotelingenmars’ noemt en dit in herinnering brengt.
Wie een nummertje trok tussen een en vijftig werd vrij van dienst verklaard. De volgende vijftig moesten dan wel dienstplicht doen.
Normaal gezien moesten de volgende vijftig weer geen dienst doen, tenzij er in het contingent afgekeurd werden of uitgekocht.
Na zijn term van 33 maanden heeft mijn vader dan nog eens 6 maanden dienst gedaan in Arlon, om de nieuwe geweren te leren.
De Gewezen Wapenbroeders zorgden ervoor dat men bij ziekte vanaf de derde dag een uitkering kreeg.
Men mocht niet werkonbekwaam zijn als gevolg van een vechtpartij of de kwetsuren opgelopen hebben bij een of ander spel. Dan kreeg men geen vergoeding.
Mijn grootouders langs moeders kant woonden in Sluis.
Mijn moeder werd geboren in Sint Anna ter Muiden (grondgebied Sluis).
Mijn overgrootouders waren echte Knokkenaars die met de laatste Hollandse soldaten meegetrokken waren door de Zwinvlakte richting Sluis.
Het was de laatste slag dat de Hollanders verloren na een aanval op Brugge. Veel Knokkenaars en heel de wijk van ‘t Kalf trokken mee.
Mijn grootvader langs moeders zijde heette Louis Sys en mijn grootmoeder Amelie Vandenbossche. Het klinkt als echte Vlaamse namen.
Mijn grootvader kwam twee maal in de week te voet met de jokke waaraan twee emmers pekelharing naar Heist.
De dinsdag kwam hij met de boerekar van Ko Kapelle, de waard van café De Zwaan in Westkapelle.
Dan verkochten zij op de markt koloniale waren.
In ons archief vonden wij nog een en ander over de Visschersvoorzienigheidskas.
Als illustratie drukken wij een aantal bladzijden af van het originele boekje, met onder meer de namen van de stichtende leden. Ook mijn grootvader stond er bij.
(nvdr A. Desmidt).