Ruzie met de paster...of heibel met de burgemeester...

Ons lid A. Van de Sompele reageert in zijn brief van 23 januari 2001 op het artikel verschenen in nummer 4 van onze 25ste jaargang.

Hij kan zich niet van de indruk ontdoen dat de teksten van Maurits Coornaert op een tendentieuze manier worden ‘bewerkt’ en becommentarieerd.

De lezing van de volgende bijdrage zal een ander licht werpen op het artikel ‘ruzie met de paster’ dat volgens de inzender misschien beter de titel ‘Heibel met de burge­meester’ had gekregen.

Simon Schouteeten wordt burgemeester van Heist en komt op 8 oktober 1830 aan de macht.

Meteen gaat hij in de clinch met de pastoor en reeds in 1831 besluit de gemeenteraad een eind te maken aan de toelage van 142 gulden voor de pastoor.

Pastoor Jan Demuynck verdedigt de ‘verworven rechten’ maar wat in die tijd nog kon, gebeurde: de pastoor wordt op 18 september 1832 (van lieverlee en voor de lieve vrede) verplaatst (zie parochieboek blz. 39).

Ook met de opvolger, pastoor Karel van Schoebeke, kwam burgemeester Schouteeten in conflict en zelfs in ergere mate dan met de vorige pastoor. Zoals zijn voorganger trachtte ook pastoor Schoebeke door bemiddeling van de bisschop en de gouverneur ‘de betaeling van zijn onderhoudsgeld’ te bekomen.

De schepenen, aangevoerd door de burgemeester, weigerden opnieuw (zie parochie­boek blz. 40).

Burgemeester Schouteeten richt zich op 9 december 1837 tot de gouverneur en schrijft hem dat hij de pastoor ‘verzorgt heeft hem kennis te geven van den ontvangst der stoelen en fabriek-regten, dewelke hij mij weigert voor te leggen’...

De burgemeester heeft zich met geweld van het geld meester gemaakt.

Op 23 december schrijft de bisschop aan de gouverneur dat ‘het klaar is dat het hier gaat om een louter kerkelijke aangelegenheid en dat zulks niet tot de bevoegdheid van de burgemeester behoort’.

De bisschop gaat verder in het Frans: ‘En outre sa conduite arbitraire ne date pas d’aujourd’hui, il a aussi suscité bien des difficultés au prédécesseur du curé actuel, de manière qu’il semble se plaire à vivre en mésintelligence avec son pasteur’, (ten andere, schrijft de bisschop, is die grillige houding van de burgemeester niet van vandaag. Hij maakte ook al moeilijkheden met de vorige pastoor, het lijkt erop dat hij er genoegen in vindt de pastoors te pesten).

Fout is dat Schouteeten die voor hij burgemeester was ‘zestien jaar thesaurier geweest is’ van de kerkfabriek en bij zijn aantreden als hoofd van de burgerlijke macht, dit ambt niet heeft neergelegd.

Hij had omwille van de onverenigbaarheid van beide ambten moeten aftreden als schatbewaarder. Hij is zich heel hardnekkig blijven mengen in deze (louter kerkelijke) aangelegenheden.

Als u het geschilderd portret van deze Simon Schouteeten (zoals afgedrukt in Heyst Leeft) beziet, herkent u meteen de eigengereide potentaat.

Wil ook de concrete vaudevilles, die in het artikel overgenomen zijn, lezen vanuit de clanvorming die er gegroeid is: voor en tegen de pastoor(s) en/of de burgemeester. Uiteindelijk heeft de burgemeester bakzeil gehaald... maar om dat te vernemen moet u wel de parodie tot het einde meemaken.

Op 26 september 1839 schrijft de vicaris-generaal van het bisdom aan de burge­meester van Heist: ‘Zijne hoogwaardigheid den bisschop heeft goedgevonden mynheer den pastoor van Heist eene andere pastorie te geven (nog maar eens !).

In opdracht van de bisschop schrijft de secretaris aan de pastoor dat hij vriendelijk afscheid moet nemen van de burgemeester en op zondag zijn nieuwe benoeming aan de gelovigen moet melden, hen aansporen eerbied en gehoorzaamheid te betonen, en zeker over geen moeilijkheden te spreken (blz. 42).

Op 11 november 1839 komen de bisschop zelf en de vicaris-generaal naar Heist om ‘de bestaende moeilykheden te doen eyndigen’. De bisschop dreigde er zelfs mee de burgemeester voor het gerecht te brengen. Daarop stortte deze onmiddellijk het geld aan de substituut van de procureur.

Reeds op 23 december 1839 had de bisschop naar de gouverneur geschreven en deze wendde al zijn invloed aan ‘om de toelage van den heer pastoor in de begrooting der gemeente te brengen’. Daar ook de andere gemeenten dat deden, werd het voorstel nu met algemene stemmen aangenomen.

Tot hier het uittreksel uit het schrijven van de heer A. Van de Sompele, waarvoor onze dank.

Nvdr

Regelmatig worden bijdragen gepleegd over bepaalde groepen van mensen of beroepen. Het is nooit onze bedoeling om door middel van oude verhalen iets ongunstigs te bereiken. Mensen die toevallig hetzelfde beroep of ambten uitoefenen mogen zich dan ook niet geviseerd voelen door oude verhalen.

Ruzie met de paster...of heibel met de burgemeester ...

A. Van de Sompele

Heyst Leeft
2001
02
015-016
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:43:22