Het sas-van-Heist tussen de beide wereldoorlogen
De functie, gebouwen en de bewoners.
Van Mullem
De twee vaarten waren afleidingskanalen. De Schipdonk, of vuile vaart genoemd, voerde het overtollige water van de Leie af, alsook het rootwater van het vlas, die dan voor de nodige stank zorgde. Heden zouden de Ecolo's er een kluifje voor hun tand aan hebben. De Leopoldsvaart voert het water van de Polders af tot en met het Meetjesland. In die periode werden de sluizen bediend door een sasmeester en twee sasknechten. Hun dienst werd als volgt verdeeld: 24 uren op 24 uren hulpdienst. Zij moesten thuis zijn. Daarna waren ze dan 24 uren vrij. Zulke werktoestanden zijn nu ondenkbaar.
In de slaapkamer was een elektrische bel, die gebruikt kon worden door de agent van dienst, bij moeilijkheden of slecht weer. Dat kwam veel voor in de winter.
De sluisdeuren op Schipdonk moesten, als ze dicht sloegen, vastgemaakt worden met een grendelboom. De deuren van de Leopoldsvaart werden niet vastgezet en hadden dus bij stormweer veel te lijden.
Het woonhuis gemerkt 1: daar woonde de sasmeester. Daar had hij ook zijn bureel. Tot 1935 was dat R. Dermul. Hij was gehuwd met een dochter Coolman. Een boerderij gemerkt op het plan onder 16. Er waren ook twee kinderen een meisje Valentine genaamd, en een jongen Rudolf. Bij zijn op ruststelling werd hij door mijn vader, A. Van Mullem opgevolgd.
Het woonhuis gemerkt 2: daar ben ik zelf geboren op 20 Maart 1925. Ook mijn zuster, Erna is daar geboren in 1928. In dat huis kwam toen een nieuwe sasknecht wonen, J. Demunck. Later is hij strandwachter geworden. Ze hadden twee kinderen. De jongste, een jongen is daar geboren.
Het woonhuis gemerkt 3: daar woonde een genaamde R.Tarasse. Hij was een eenzaat en had geen relaties met zijn buren. Hij kweekte kuikens en viste ook op paling. Vroeger was hij visser, maar tijdens een zware storm moet hij de zeeduivel gezien hebben en is hij ermee opgehouden.
Het woonhuis gemerkt 4: in mijn prilste jeugd woonde daar de familie Sissen Mercier. Hij is daar gestorven. Zijn vrouw Mietje, heeft men verdronken gevonden in de regenput. De dochter een beetje simpel van geest is toen geplaatst geworden. Hun opvolgers waren de familie Deschrijver. Hij was getrouwd met een dochter Delacour. Daar waren meerdere kinderen. Ik herinner me maar de naam van twee zonen Robert en Laurent.
Het woonhuis gemerkt 5: is de woning van de familie van Gaspard Cogge. Zij bewoonden daar een Koning Albert-woning van de oorlog 14-18. Gaspard was sleepbootkapitein. De beide zonen, Alidoor en Henri waren vissers.
Het gebouw gemerkt 6: stond vlak achter het huis Cogge en was een grote loods van de reddingsdienst. Ik heb het altijd leeg weten staan. Toen werd er ook reeds onnodige gebouwd.
De achterkant van die huizen was naar de zee gericht. Langs de dijk waren er twee hellingen naar het strand toe waarlangs de standwerkers hun materiaal voor de herstellingen konden aanvoeren. Op de hoek van de dijk was er een groot strandhoofd die eindigde op een staketsel. Deze was begaanbaar tot op het einde, als die niet te erg beschadigd was door de zware winterstormen. Er waren er zo drie aan de buitenkant van de sluizen. Ze dienden om sluizen tegen de golven te beschermen.
De boerderij gemerkt 7: komen we aan als we tram, spoorweg en grote baan oversteken. Daar woonde O. Strubbe alleen met zijn vrouw. Strubbe was ook hulpsluiswachter, om bij te springen als een van de sasknechten ziek of in verlof was.
Het woonhuis gemerkt 8: als we het sas oversteken, dan komen we, tussen de twee vaarten, terecht bij het huis van de tweede sasknecht. Eerst woonde daar A. Van Volcem. Die nam pensioen rond 1937 en werd toen opgevolgd door G. Van Den Bossche, hij was een Gentenaar en kwam van het sas van Asper. Hij is tot het tweede jaar van de oorlog gebleven en toen naar Gent vertrokken als sasmeester.
Het woonhuis gemerkt 9: daar woonde de familie De Ketelaere. Hij was bij de spoorwegen en bediende het signaal en bareelsysteem langs beide zijden van de sluizen. Het gebouw gemerkt 10: was een grote hangaar waar al het materiaal van de sluizen was ondergebracht.
Het woonhuis gemerkt 11: in richting Heist vinden we het huis waar de strandwachter 0. Wullaert woonde. Hij heeft zijn pensioen genomen rond 1937 en werd toen opgevolgd door Jansens. Die familie afkomstig uit de Kempen is daar later ook weer gaan wonen. Het grote gebouw gemerkt 12: was een loods waar de reddingsboot in ondergebracht was alsook de schietstoel waarmede de lijn naar een in nood verkerend schip kon worden afgeschoten. Eenmaal per jaar werd er oefening gehouden en dat was toen een heel spektakel. In dit gebouw was ook de stormwacht ondergebracht. Ernaast stond ook een Semafoor (20) die de schepen op zee van het aankomende slecht weer verwittigde.
Het woonhuis gemerkt 13: van de kantonnier Momballieu vindt men wanneer we de spoorweg oversteken en de grote baan langs de kanaaldijk.
Het gebouw gemerkt 14: was de villa van de directeur die het rustoord van de buurtspoorwegen beheerde. Aan dit gebouw is een voorgeschiedenis verbonden. In het beginsel moest het een gloeilampenfabriek geworden zijn. Ik heb er nooit iets zien maken.
Het gebouw gemerkt 16: was de hoeve van A. Colman. Er werd ook herberg gehouden waar menig kaartje werd gelegd. Vele lijn en palingbootvissers kwamen daar hun dorst lessen.
Het dienstgebouw gemerkt 18: dat boven op het sas van het Schipdonkkanaal stond, bevat een gedenksteen, aangebracht ter gelegenheid van de inhuldiging van de twee afvoersluizen.
Het gebouw gemerkt 19: is een klein fortje met kanon en mitrailleuse in een draaiende koepel. Het werd in 1939 gebouwd. Al deze gebouwen zijn in 1943 door de bezetter afgebroken en door bunkers vervangen geworden.
Het sas zelf is door de werken voor de nieuwe sluis verdwenen.