De sluizen van de watering Reigaarsvliet (Deel 2)

Vervolg van: De sluizen van de watering Reigaarsvliet (Deel 1)

12. De militaire situatie verplicht Reigaarsvliet om de Zwarte Sluis te bouwen

Daarna brachten de godsdiensttwisten heel wat beroering in het Brugse Vrije. Vanaf 1578 namen de Calvinisten de macht over in het graafschap Vlaanderen. Maar kort daarop begon de gouverneur Farnese van het zuiden uit de Nederlanden te heroveren. Toen deze gestadig noordwaarts vorderde, dreigden de Calvinisten zeewater binnen te laten door de sluizen van de wateringen. Tenslotte besloten de Sluizenaren om hun stad door middel van inundatie te beschermen tegen Farnese. Omstreeks 1 augustus 1583 maakten ze een bres in de zeedijk naast de sluis van Reigaarsvliet te Mude. Daar de watering die breuk niet kon dichten, spoelde de zee de genoemde sluis helemaal weg. De achterliggende oude Hoekesluis was niet meer in staat om het instromende zeewater tegen te houden. Daarop zou Reigaarsvliet ergens tussen de Hoekesluis en Mude een dam opwerpen in de sluisvliet. Maar de Sluizenaren braken de Hoekesluis zelf uit, zodat het Noordvrije door het zeewater overspoeld werd.

Eerst toen Sluis zich op 5 augustus 1587 overgaf, kon het Brugse Vrije eraan denken om het overstroomde land droog te leggen. In 1589 werd een dam gelegd "ten Houcke, noort byden dyck daer wylent Jan Frans hele lach", in de sluisvliet of Zoute Vaart. Het waterschap gaf de vernielde Hoekesluis helemaal op. Het bouwde in het voorjaar 1590 in de vermelde dam een nieuwe sluis met 7 voet breedte en 5 voet hoogte.

Reigaarsvliet kocht in 1601 van de stad Brugge de afgesneden sector van de Zoute vaart. Voortaan noemde men deze "wylendt de zoutte vaert van brugghe, nu den hooftwaterganck van deze waterynghe". Maar door de bouw van de boven vermelde dam was de Hoekevaart ten noorden van de dam afgesneden. Daardoor was het waterschap verplicht om gedeeltelijk zijn water doorheen het grondgebied van de watering Greveninge af te wateren. na onderhandelingen kwam Reigaarsvliet in 1599 ertoe om "de sluis van 1590" te versterken en te verlengen.   1 Terwijl de afwatering van Reigaarsvliet weer normaal werkte, verschafte de militaire situatie nieuwe moeilijkheden. St.-Frederikfort werd in 1605 gedeeltelijk op "de sluis van 1590" gebouwd. Nadat het Twaalfjarige Bestand op 9 april 1609 was ingegaan, besloot het Vrije het St.-Frederiks-fort gedeeltelijk te slechten. De overblijvende soldaten hielpen toezien dat de sluis geruimd en versterkt werd. In 1610 werd een hulpsluisje gebouwd naast "de sluis van 1590". In 1616 schoot het waterschap een bijzonder watergeld om hout te kopen dat nodig was, om een nieuwe sluis te bouwen naast het St.-Frederiksfort.

De nieuwe sluis is gebouwd in 1617 in de inlaagdijk, die in 1589 gelegd werd op het bevel van Gregorio del Blano, "dycgrave generael van Vlaenderen". Het waterschap schoot 16 gr. per gemet, die moesten betaald worden door Reigaarsvliet en zijn "achterwaterynghen", d.i. Greveninge, Klein Reigaarsvliet, Baselishoek, Kerkwatering, Romboutswerve en Volkaarsgote, samen 19.242 gemeten groot. De overige waterschappen brachten 1241 pd. gr. Daarbij leende Reigaarsvliet nog 787 pd. gr. De uitgaven voor de bouw van de sluis, die later Zwarte Sluis heet, beliepen 2098 pd. gr. Het water van de betrokken waterschappen vloeide voor de winter 1617-1618 door de nieuwe sluis af. De kleine oudere sluis werd afgestopt.   1

13. Reigaarsvliet watert uit op het Hazegras

Reeds voordat het Twaalfjarig Bestand op 13 maart 1621 zou ten einde lopen, vernam men dat de Sluizenaar dreigde de dijken bij de Zwarte Sluis door te steken, om het Noord-Vrije te inunderen. Daarop besloot men door middel van de Spaanse troepen, het Zwinfront te beschermen door middel van een verschanste linie, en een bevaarbaar kanaal te graven dat de bedoelde linie zou bevoorraden. Fontaine vestigde zijn kamp in de wijk Vijfhuizen. De linie van Fontaine bestond uit het St.-Isabellafort, St.-Theresiafort en enkele redouten langs de Vuile Vaart. De linie liep tot het St.-Frederiksfort, dat de Zwarte Sluis beschermde.

In het voorjaar van 1622 begon men de Legervaart van Brugge naar het Zwinfront aan te leggen. Deze bestond uit het Oud Zwin van Brugge tot Schapenbrug. Verder werd de kronkelende halfverlande bedding van de Reigaarsvliet rechtgetrokken, verbreed en verdiept tot de Legerbrug. Vanaf dit punt verliet men de bedding van de Reigaarsvliet, en nam men een kortere weg naar het Isabellafort. Op de westkant van dit fort bouwden de militairen een sas-kom, omdat ze de bedoeling hadden om daar schepen te versassen naar het Zwin. Het noordeinde van de Legervaart, die in de schorren uitmondde, werd verdedigd door het St.-Theresiafort. Anderzijds voeren de schippers van de Legervaart uit over de Hoekevaart en de Verse Vaart naar de forten voor Sluis.   1

Zoals gezegd, hoorde het sas van het Isabellafort bij de domeinen van de koning. Daar de Legervaart diende voor de scheepvaart, werd het peil van dit kanaal hoger gehouden. Daartoe bouwde men een sas bij de Legerbrug. Toch bewijzen verscheidene posten dat de watering Reigaarsvliet gebruik maakte van het as van het St.-Isabellafort om daar haar water te lozen. Het genoemde waterschap hielp de bedoelde sluis onderhouden. Maar in 1657 groef de waterschap Eiesluis een totaal nieuwe watergang dwars door Heist en Knokke. Hier gaat het om de Isabellavaart die vanaf het genoemde jaar het water van Eiesluis door het sas van het St.-Isabellafort liet wegvloeien. Eiesluis slaagde er zelfs in om in 1660 het vermelde sas te kopen.   1In de tweede helft van de 17de eeuw waterde Reigaarsvliet verder door de Zwarte Sluis, en Eiesluis door het sas van het St.-Izabellafort af. Maar in 1704 vernielden de Nederlanders de Izabellasluis. In de daeropvolgende jaren was de watering Eiesluis verplicht om haar afwatering te richten, enerzijds naar de Blankenbergse Watering, anderzijds naar de Zwarte Sluis. De toestand verbeterde echter aanzienlijk, zodra de waterschappen Reigaarsvliet en Eiesluis zich in 1736 weer met elkaar verenigden.    1 Na de Oostenrijkse Successieoorlog werd, met de instemming van de Nederlanders, het Pas te Sluis afgedamd.

In die dam bouwde men in 1755 de Passluis. Door die sluis konden de wateringen van de Zwinstreek hun water naar het Pas en het Zwin aflaten.   1 Toen Jozef II in 1780 zijn moeder Maria-Theresia opvolgde, maakte hij algauw plannen om de Zwinstreek niet langer door de Passluis, maar wel door een sluis op het Hazegras te laten afwateren. De bedoelde sluis werd in 1784 aan de noordzijde van het Hazegrasfort gebouwd. Het water van alle waterschappen ten oosten van de Blankenbergse Dijk werd gericht naar een nieuwe afwateringsweg, die bestond uit de Drie Buizen, de Verloren Kost en de Hazegrassluis. Maar de bedoelde waterweg was niet in staat om het water van de polders ten oosten van de Verse vaart af te voeren. Bijgevolg richtte de Nederlandse regering in 1818 de Generaliteit van de Hazegrassluis op. Deze gemeenschap omvatte een grondgebied van 30.084 gemeten (13.308 ha).   1

In 1845 werd van Boechoute uit het Leopoldkanaal tot aan het sas van Heist gegraven. Dit kanaal was bestemd om de polders, die al lang kampten met een moeilijke afwatering te laten uitwateren te Heist. Toen men in 1853 aan de westzijde van het Leopoldkanaal het Schipdonkkanaal aanlegde, werden de watergangen die van het westen uit het water naar het Leopoldkanaal aanvoerden, door middel van sifons onder het Schipdonkkanaal door geleid. Verder werd de uitwateringsweg van de Hazegrassluis in 1872 van het Zwin afgesneden door de bouw van de Internationale Dijk. Sedertdien wateren de polders van de Zwinstreek alle te Heist in de zee uit. Bijgevolg werden de bedoelde polders onlangs verenigd tot één waterschap, geheten de Zwinpolder.

14. De Hoekesluis stond bij de Kalkoven (zie par. 9)

In 1411 ontmoeten we de eerste zinspeling op de Hoekesluis. Op 9 februari overlegde de stad Brugge met het Brugse Vrije "te wat steden sluus vander wateringhen van reinghersvliete te best ende orborlixt gheleid was, omme ute waterne in de vaert tusschen den Damme ende der Sluus". De genoemde twee partijen kwamen overeen dat de watering Reigaarsvliet een nieuwe sluis zou bouwen in de bedoelde sector. In het najaar controleerden Brugge en het Vrije "thout ende twerc van der nieuwer sluus van Reinghersvliete ... de voorwoorde ghemaect up tstic van der nieuwer sluus gheleit ten Calchoven". In januari reisden schepenen van Brugge en het Vrije "ter sluus van Reinghersliete, die nieuwe ghemaect was omme te visiteirne, as zoe eerst drouch".   1

Uit de bovenstaande alinea's leren we dat de nieuwe sluis van Reigaarsvliet gevestigd werd langs "de vaert" tussen Damme en Sluis. De term "vaert" bedoelde toen reeds geruime tijd het eigenlijke Zwin, dat door herhaaldelijk baggeren het uitzicht van een kanaal gekregen had. Maar de beschrijving van de schorren langs het Zwin, van Damme tot Nieuw Mude, die dateert uit 1421, situeert de kalkoven op de linkeroever van de Vaart of Zwin. De sluis stond bij het noordeinde van een strook schorre tussen Hoeke en Mude, nl. bij "une place appellée le Calchoven...ladicte nouvelle escluse".   1

De "nieuwe sluis van Reigaarsvliet" werd nog enige tijd met de bedoelde algemene term aangeduid, ofwel genoemd naar de Kalkoven. Op 21 april 1474 schrijft men nog de "sluus ten Calchovene". Een bericht van 27 april situeert de sluis binnen de parochie Hoeke. Dit blijkt uit het feit dat men zich begaf "ten Houcke ter rekeninghe vander wateringhe van Reygaertsvliete". Op 14 augustus 1481 stonden afgevaardigden van het Vrije "up de sluus van Reyghersvliete". Verder vernemen we dat het Vrije in de nacht van 29 augustus 1482 arbeiders zond, om de "sluus van Reyghersvliete" ter hulp te snellen. Tenslotte werd in 1493 nogmaals de sluis van Reigaarsvliet bedoeld, toen men "den gate ten Houcke byder sluus" dichtte. De bewuste bres heette "Jan Baens gat" of "tgat van Pycavet".   1

In de rekeningen van de watering Reigaarsvliet duidt de schrijver de sluis van het waterschap meestal aan met de term "den sluus". Toen er in 1549 te Mude een plaats gezocht werd om een nieuwe sluis te bouwen, vergeleek men het peil van de geplande sluis met "tpas vanden watere, van daer den sluus van Reygarsvliet nu licht". Deze in 1551 gebouwde sluis heet in 1566 "de sluse van der wateringhe van groot Reyghersvliete". Ondertussen werd de Hoekesluis niet meer onderhouden. Maar in 1583 spoelde de inundatie de sluis te Mude helemaal weg. Het waterschap was verplicht om de "oude sluusse ten Houcke" weer te herstellen. De sluis werd echter in 1584 door de Sluizenaren uitgebroken, zodat het Noord-Vrije door het zout water overstroomd geraakte.   1

15. De Hoge Bilk en het Jan Baens Gat

De ommeloper van de watering Greveninge situeert de Hoekesluis 2200 m ten oosten van de kerk van Hoeke, nl. tegenover de zuidoosthoek van het 3de bg. Grev.,   1 dat toen in de parochie Mude gelegen was. In de bedoelde hoek bevindt zich de Hoge Bilk. Die term is een verzamelnaam voor enkele samengevoegde percelen, die samen het perceel D 480 vormen. Het noordelijk deel van de Hoge Bilk (D 480 noord) behoorde vroeger aan Jan Dhondt, maar was enkele jaren voor 1602 in het bezit van de watering gekomen. Het bedoelde noordelijk deel paalde west aan de Ramsweg, d.i. de uitweg van de Ramswal,   1 noord en oost aan de ader, d.i. de grens tussen het 3de en 4de Grev., zuid aan de bochtige dijk van de kleine polder die buiten de Greveningedijk gewonnen was.

Ziehier de omschrijving van het deel D 480 Noord : "de waterynghe (= Greveninge) over Jan Dhondt, ande oostzyde daeran (= x D479), over den verdonckerden Ramswech (" nu de nieuwe adere", nota ca. 1700), een lanc sticq, op de suudtzyde seere crom, cum noortzyde ende oosthende ande adere, ende verhact ant suutoosthende suutwaert tot anden dyck (= Greveningedijk), cum suutoosthouc ant gat daer tsluuseken pleecht te ligghen". groot 4 G 72 R. In D480 noord staken overigens nog 220 R, die aan het koor van de St.-Janskerk behoorden (f° 10 ro). Het boven vermelde "sluuseken" was geen sluis van de watering, zoals R. Crois verkeerdelijk op zijn kaart met nummer 8 aangeeft,    1 maar wel de vroegere sluis van de watering Greveninge.   1

Aan de zuidzijde van het boven omschreven perceel D 480 noord ligt een kleine polder (D 480 midden), die enkele decennia vroeger buiten de Greveningedijk gewonnen werd. Daar dit poldertje in de ommeloper van Greveninge geregistreerd werd, moeten we aannemen dat het al vroeg bij het waterschap gevoegd is. Ook de bedoelde kleine polder was vroeger een eigendom van Jan Dhondt. Hieronder zullen we vernemen dat zelfs de sector van de Greveningedijk tussen D 480 noord en D 480 midden aan Jan Dhondt behoord heeft.

Hier volgt de omschrijving van het poldertje D 480 midden : "de waterynghe (= Greveninge) over Jan Dhondt, ande suutzyde daeran, een polderken cum dyck ande naardzyde ende andt wethende hiertoegemeten, cum westhende ant gat daer de oude sluyse lach van Reygarsvliet, wylen Jan de Baenst gat", groot 3 G 250 R (f° 10 vo). De boven vermelde 3 stukken grond maten 4 G 72 R, 220 R en 3 G 242 R, samen 8 G 242 R, zonder de zeedijk van de bedoelde polder. Samen vormen ze de oorspronkelijke grootte van de Hoge Bilk.

Maar Frans Verplancke heeft in november 1706 alle delen van de weide, ook de geplaneerde zeedijk van het poldertje tot aan de oever van het Zwin samen gemeten, en de gehele Hoge Bilk omschreven als volgt: "de 3 voorseide (percelen), mits den geplaneerden dycq, an suuden ende oosten jegens tswin nu medegemeten, tsamen eenen bilcq genaempt den hoogen bilck", groot 12 G 228 R. Tegelijk verschijnt in 1706 de oudste vermelding van het toponiem Hoge Bilk (f° 10 ro). Overigens wijzen we er op dat de bres bij de Hoekesluis, die aanvankelijk "het gat van picavet" en "het gat van Jan Baen" heette, reeds lang voor 1602 verkeerdelijk genoemd werd naar Jan de Baenst.

Tot zover ontmoeten we het toponiem Kalkoven eerst in 1411 en 1412, d.i. in de periode waarin de Hoeke-sluis gebouwd werd. De volgende attestatie stamt uit het charter van 1421, waar de schorren langs het Zwin geboekt werden. De opsomming van die schorren van de linkerzijde van het Zwin vertrekt uit Damme. Uit de tekst halen we de volgende passage: "de la dicte nouvelle escluse extendant vers oost, jusques au Dam de la nouvelle Mue, y a trois scors, lun contenant cinq lines 17 verges, lautre une line 75 verges..." Vertaling : vanaf de genoemde nieuwe sluis (= Hoekesluis) strekkende naar het (noord)oosten, nl. tot de Dam van Nieuw Mude, liggen er drie schorren; de ene omvat 1 G 217 R, de tweede 175 R ...   1

We vermoeden dat het terrein van 1 G 217 R tot de schorre was, die later door de voortschrijdende sedimentatie aangeslibd is tot de aanwas, die door een voorganger van de boven vermelde Jan Dhondt bedijkt werd. Maar de Kalkoven in de buurt van de Hoekesluis wordt niet meer vermeld in de ommeloper uit 1602. Vermoedelijk maakt reeds de ommeloper uit 1510 geen gewag meer van een kalkoven. Indien dit waar is, dan brengt een document uit 1474 de laatste vermelding van de Kalkoven bij de Hoekesluis: "sluus ten Calchovene". Anderzijds wijzen we even op het feit dat Jan Dhondt en zijn voorzaten, blijkens de ommeloper van het waterschap, eigenaars geweest zijn van de sector van de Greveningedijk, die langs het bewuste poldertje liep.

16. De Hoekesluis is voor 1602 verdwenen

Hierboven brengen we een tekst uit de ommeloper van 1602, die de Hoekesluis van de watering Reigaars-vliet, van de linkeroever van de Hoekevaart uit gezien, situeert naast het Jans Baens Gat. Vervolgens stappen we naar de rechteroever van de Hoekevaart over, waar we de Hoekesluis van het 1ste bg. Grev. uit bekijken. Vooreerst geven we een beschrijving van het bedoelde 1e begin. Daarbij steunen we op de kaart die Ignatius Drubbele in 1774 getekend heeft,    1 en op de kadasterkaart van Popp uit ca. 1850.

Het 1ste bg. is de enige sectie van de watering Greveninge, die op de rechteroever van de Hoekevaart ligt. Het paalt noord aan het "nieuw Swin ofte Houcke vaert", oost en zuid aan de "Hoogstrate ofte landdijk" (kaart van 1774), d.i. het zuideinde van de Greveningedijk, west aan de ader, die de watering Greveninge scheidt van het 24ste bg. van de watering Baselishoek. Het 1ste bg. Grev. is ca. 500 m lang, en ca. 200 m breed (Popp-kaart). De sectie omvat 16 G 136 R.

De ommeloper van Greveninge verklaart dat het 1ste bg. begint "inde prochie van St. Tanne ter Mude verre zuutwest vander kercke, cy Houcke Boven ande Hoochstrate, tusschen tgescheet vander waterynghe van ‘s heer Bazelis Houck vuerghemeens ende een ader in zelve ghescheet ande westzyde, den dyck vander waterynghe van Grevenynghe ande oostzyde ende andt zuuthende, streckende alzo noortwaert totten Nieuwen Zwene" (f° 1 ro).

In de zuidhoek vinden we het eerste perceel van het Grev.,    1 weduwe Joos Spruute "inden hoeck vander adere ende tghescheet vander waterynghe, mette zuudtzyde vuerghemeens an huerlieder zelfs vervallen hofstedekin, dat licht inde waterynghe van sHeer Bazelis Houck", groot 166 R( A 165-165 bis); aan de noordzijde daarvan 236 R "met een vervallen hofstedekin ande zuudtzyde byt westhende daerup staende" (A 164). Aan de noordzijde liggen 3 G 16 R, "met wylent een hofstede" (A 158-163); verder aan de noordzijde "een bilcxkin", dat 2 G 244 R en 281 R omvatte (A 155-157). Het noordeinde van het 1ste Grev. besloeg "eenen bilk, wylent een hofstede... met eenen grooten haecke tot andt Nieuwe Zwin", groot 5 G 187 R (A 149-153). Een nota uit ca. 1650 vult de beschrijving aan als volgt : "gemeten tot aen tvallen van den hoevere, midts dat de dycken van den Swene byden invloet vanden zeewaeter afgespoelt".

Het laatste perceel omvat 146 R (A 154) en ligt aan de noordwesthoek van het voorgaande perceel. Het bevindt zich "andt oosthende vanden haecke, een vyfhoucte stick, mette noortzyde ende oosthende ant Nieuwe Zwin, jeghens (= tegenover) tduerghesteken gat daer de houde sluuse van Reygarsvliet lach, commende metten zuutoosthende ghemeten tot anden thee '= teen) vanden vorseiden Landyck (= Greveningedijk)". Een ingevoegde nota uit ca. 1650 meldt : 38 R afghespoelt int Swin". De kaart uit 1774 tekent de laatstgenoemde twee percelen als één blok grond, en geeft als grootte 5 G 187 R, en "uyt 746 Ro tot 2.1.8 Ro (= 2 G 108 R), de reste afgespoelt", d.i. 38 R.   1

Wanneer we de bovenstaande tekst aangaande de Hoekesluis, samenbrengen bij de gegevens over dezelfde sluis in par. 14, dan komen we tot de volgende bevindingen. De bedoelde oude sluis van Reigaarsvliet bevond zich bij het west-einde van het polderken in de Hoge Bilk. Naast de Hoekesluis lag de vroegere bres in de toenmalige zeedijk, d.i. het Jan Baens Gat. Dit betekent dat de bedoelde bres zich in de Hoge Bilk bevond. Van de overzijde uit gezien stond de oude sluis tegenover het oosteinde van de Greveningedijk in het 1ste bg. Grev.

Ca. 100 m ten oosten van de vermelde 1ste sectie van Greveninge ligt een waterloop, die R. Crois verkeerd beschouwt als de dijk van Greveninge,    1 maar die door Drubbele terecht de "hooftwaeterganck wilent de soute vaert" genoemd wordt (1774). De bedoelde watergang vormde toen "den hooftwaeterganck van ‘s heer Baselis hoeck", die het water van het genoemde waterschap afvoerde naar de Zwarte Sluis van Reigaarsvliet. Oorspronkelijk stond de sluis van Baselishoek 200 m ten zuiden van de kerk van Hoeke. De bedoelde sluis waterde toen rechtstreeks zuidwaarts naar het Zwin af. Tegelijk vloeide ook de Hoekesluis van Reigaarsvliet rechtstreeks in het Zwin of Zoute Vaart uit. De bedoelde twee sluisvlieten werden echter in 1550 door de aanleg van de Verse Vaart A van hun uitweg afgesneden. De Verse Vaart A heeft een bocht van 1,5 km van het Zwin of Zoute Vaart afgesneden. Die sektor loopt van de hoeve Blauw Huis, die 500 m ten zuiden van de gewezen Hoekesluis staat, tot het vroegere St.-Donaasfort, en behoorde aan de stad Brugge.    1 Dit deel van het vroegere Zwin werd in 1554 door Brugge afgestaan aan de betrokken twee waterschappen.    1

De watering Reigaarsvliet kreeg de sector die loopt van de Hoekevaart tot het St.-Donaasfort, en de watering Baselishoek verwierf de sector vanaf het Blauw Huis tot de Hoekevaart. Tegelijk verbond Brugge de afgesneden sluisvliet van Baselishoek opnieuw met de Zoute Vaart door de oostelijke dijkgracht van de Verse Vaart A in te rechten als een sluisvliet. Die nieuwe watergang strekt vanaf het "Majesteijts comptoir" tot het Blauw Huis (kaart van 1774).

17. De gemeente Hoeke omstreeks 1774

De kaart van Ignaas Drubbele in 1774 getekend, verschaft ons niet alleen interessante feiten aangaande de topografie en de hydrografie van de streek rond de Hoekevaart, de Hoekesluis en de Verse Vaart A. Dank zij de bedoelde kaart vernemen we ook heel wat gegevens over de bewoning van een deel van Hoeke in de tweede helft van de 18de eeuw.

De kaart strekt westwaarts tot en met "de kercke van Houcke" (B 163). Aan de oostkant van de kerk tekent Drubbele een huis op B 165. Maar de kaart van Popp toont nog drie huizen meer aan de noordzijde van de kerk, nl. op B 157, B 160 en B 161. Popp tekent de weg die noordwaarts "van Houcke naer Oostkerke" loopt, en anderzijds naar het "Kanaal van Brugge naer Sluys" (= Damse Vaart). Ca. 200 m ten zuidoosten van de kerk situeert Drubbele een tweewoonst (B 173), nl. het "huys daer Anthonis Moens woont" en het "huys daer Pieter Labbe woont". Ca. 50 m zuidelijker kruist de Oostkerkse Straat "Den Land Dyck", d.i. de voortzetting van Hoogstraat die naar het zuidwesten strekt. De huidige naam van de Landdijk is Krinkeldijk.

Bij het bedoelde kruispunt staat het "huys competerende Jacobus Hughe, daer Juliaen Jonckbloet woont" (B 187). Aan de zuidzijde van de Krinkeldijk vinden we de "herberghe den Pellicaen" (B 188). Ca. 50 m zuidelijker bereikt de Oostkerkse Straat de westoever van de Sluise Vaart. Aan de noordzijde van de kanaaldijk staan twee openbare gebouwen: 1. het "Majesteijts comptoir", d.i. het douanekantoor van de Oostenrijkse overheid (B 272-275), 100 m ten zuidwesten van de Pelikaan; 2. het "provintie comptoir", het douanekantoor van de provincie (B 194), 75 m ten zuidoosten van de Pelikaan. Ook Popp geeft de laatstgenoemde vier woningen weer.

We volgen nu oostwaarts de Krinkeldijk of Hoogstraat, die 150 m verder noordwaarts afsplitst van de Hoogstraat. Daar begint een "heerwegh" die Popp "De Boomgaerd Straet" noemt, en die noord-west-waerts naar Westkapelle loopt. Bij de vermelde wegsplitsing toont Drubbele het "huys competerende Joannes van de Couter, daer hy woont" (A 184). De Boomgaardstraat bereikt 850 m verder noordwestwaarts de "Smisse" van Hoeke (1 180), en nog 100 m verder de "Houckebrugghe" over het "Nieuw Swin ofte Houcke Vaert". Drubbele tekent de "Houckemeulen" met het molenhuis bij de zuidoosthoek van de brug (A 84-86), en een huis op de noordwesthoek (B 176). Ca. 350 m noordwest ontmoet de Boomgaerdstraat de huidige Roden Osse Straat, die Popp de "Weg van Houcke naer Sint Anne ter Muyden" noemt.   1

De Boomgaardstraat vormt zoals we verklaren de oude Hoekestraat, die Westkapelle verbond met de wijk rond de Pelikaan, voordat de Boomgaardstraat in 1935 rechtgetrokken werd. Tegelijk is de bedoelde nieuwe weg vanaf het perceel A 120 recht naar het zuiden door middel van een hoge brug doorgetrokken naar Lapscheure en Maldegem. Maar aan de zuidzijde van A 120 passeert de nieuwe weg over de ader, die het 22ste en 24ste begin van de watering van ‘s heer Baselishoek van elkaar scheidt.

Precies op die plaats takte, voordat in 1935 de nieuwe weg aangelegd werd, een landweg zuidoostwaarts uit de eigenlijke Boomgaardstraat af. Dit wegje was ca. 150 m lang, en liep naar de bewoonde wijk die voor de verwoesting van de 17de eeuw de stad Hoeke vormde. Drubbele tekent in 1774 de bedoelde aftakking als een vervallen landweg, en noemt deze een "verdonckerde boogaert straete". Gerard Tilleman heeft die landweg gezien zoals hij voor 1935 bestond. Bij het opwerpen van de noordelijke oprit van de nieuwe Hoekebrug, werd de oude Boomgaardstraat vervangen door de nieuwe toegangsweg naar de hoeve Tilleman. Gerard Tilleman kan nog een deel van het oude wegje situeren. Jan Tilleman, zoon van Gerard, woont nu op de hoeve, die bij het zuideinde van de vervallen Boomgaardstraat, op de kruin van de Krinkeldijk of Hoogstraat staat. Maar in 1774 bestond zijn hoeve alleen uit één gebouw, dat vermoedelijk één van de overgebleven huizen van de vroegere stad was. Drubbele omschrijft dit huis als volgt : "hofstedeken Ambrosius van Wilde cum suis, dae hij woont" (A 124). Maar in de 19de en 20ste eeuw werd deze hoeve, zowel aan het west-einde als aan het oosteinde, door middel van stallen en schuren uitgebouwd tot een volwaardige hofstede. Deze draagt nu de naam "Hoogstrate".

Ca. 100 m ten oosten van de hofstede Tilleman tekent Drubbele nog één huis, dat aan de zuidzijde van de Hoogstraat staat. Hij omschrijft dit gebouw als volgt : "Stathuys; juffrouwe vidua Peers, daer François Coussemaecker woont" (A 179). Het vroegere stadhuis en het hoeveke van A. van Wilde zijn de enige twee gebouwen, die in 1774 van de stad Hoeke overbleven. Jan Tilleman bewerkt nu de percelen, waarop de vroegere stad verrees. In vroegere jaren stootte vader Gerard herhaaldelijk op sporen van muurresten en kelders in het zuideinde van B 125-130, in het noordeinde van b 180-181 en in B 123. De bebouwde kom van de stad strekte zich, over een lengte van ca. 300 m en een breedte van ca. 200 m uit vanaf de berm van de oprit van de huidige Hoekebrug tot even ten oosten van het vroegere stadhuis.

Verder situeert de kaart van Drubbele, 400 m ten zuidoosten van de hofstede Tilleman, binnen de gemeente Hoeke, de hofstede "hofstede sieur Vermeire... buyten waeterynghe, daer Joseph Verbeke woont, genaemt het Blauwhuys". Die hoeve staat aan de westzijde van de vroegere Zoute vaart, buiten "De Mostaerd Dyk" die loopt van het Blauw Huis, langs de zuidzijde van de Zwarte Sluis, naar het St.-Donaasfort.   1 Binnen de Mostaertdijk ligt een polderken dat ca. 125 m breed is, en dat Drubbele noemt "het Sweers polderken liggende in de prochie van Lapschure". Aan de zuidzijde daarvan ligt een kleine polder waarin Drubbele, 300 m ten oosten van het Blauw Huis, de steenklamp van een "steenoven" tekent, op een perceel van "sieur François Vermeire".   1

Hierboven hebben we de bewoning van de gemeente Hoeke gesitueerd, voor zover we die aangetroffen hebben op de kaart van Drubbele uit 1774. Daarbij verwezen we telkens naar de kadasterkaart van Popp uit ca. 1850. In de omgeving van de kerk vonden we 4 huizen, in de wijk rond Pelikaan 7 huizen, rond de Hoekemolen 3 huizen. In de wijk van de vroegere stad staat alleen de hofstede Hoogstrate, en ten oosten daarvan de hoeve Blauw Huis. Tenslotte toont Popp nog 7 woningen meer : een hoeveke 400 m ten noordwesten van de kerk (B 86); een hoeve 200 m ten noordwesten van de kerk (B 122); een huis 350 m ten noordwesten van de kerk (B 94); een hoeve 1 km ten zuidwesten van de kerk (B 80); een hoeve 1300 m ten noordwesten van de kerk (B 48); een hoeve 300 m ten noordwesten van de Smisse (B 166); een huis 1700 m ten noorden van de Smisse (A 9). Popp geeft in totaal 23 woningen aan.

18. Is er een zoutschip vergaan bij de Hoekesluis ?

Uit de paragrafen 8 en 13 blijkt dat de Hoekevaart ca. 850 m ten noordoosten van de huidige Hoekebrug in het Zwin uitmondde. Op de plaats stond ca. vier eeuwen geleden de Hoekesluis van de watering Reigaars-vliet. R. Crois heeft op een kaart het punt aangeduid, waar de genoemde sluis in 1411 werd gebouwd.   1 Samen met Gerard en Jan Tilleman en ca. 50 leden van de Heemkundige Kring St.-Guthago hebben we op 7 mei 1989 de omgeving van de Hoekesluis bezocht. Daarbij staken we de voetbrug over, die ons allemaal zonder moeilijkheden over het eigenlijke Zwin bracht. Zodoende bereikten we de rechter- of oostelijke oever van de vroegere zeearm, waar in vroegere eeuwen talrijke vaartuigen naar Brugge voeren.

Reeds in december 1980 hebben we foto's gemaakt van het boven bedoelde knooppunt van het Zwin en de Hoekevaart.   1 We hebben toen de Hoge Bilk bezocht, waar men moeilijk de plaats kan herkennen, waar de kalkoven en het Jans Baen Gat zich bevonden hebben. Wat we toen zeker niet wisten, is dat aan de overkant van het Zwin langs de dicht met riet begroeide oever een onbegroeide plek te vinden was. Jan Tilleman heeft ons op 7 mei 1988 dit opmerkelijke feit aangewezen. Na ons bezoek heeft Jan tot op 1 m. diepte grondstalen van de bewuste plek genomen en voor onderzoek doorgestuurd naar de Bodemkundige Dienst. Het rapport van deze dienst luidt als volgt:

  • grondsoort, waarde     : 70 (dit stemt overeen met kleigrond)
  • PH Kcl                        : 7,5 (hoog)
  • Humus (%)                 : 4,3 (normaal)
  • Forfor                         : 35 mg/g (1/3 meer dan normaal)
  • Potas                           : 95 mg/g (bijna 4 maal meer dan normaal)
  • Magnesium                 : 166 (6,4 maal meer dan normaal)
  • Calcium                      : 5.9250 (tamelijk hoog)
  • Natrium                       : 154 (29,6 maal meer dan normaal)

Besluit : elke normale plantengroei is hier onmogelijk door de te hoge zoutconcentratie.

Deze eerder kleine plek is gelegen op een druk bevaren handelsroute tijdens de middeleeuwen. Dit wekt het vermoeden dat hier wel eens een schip met ruw zout kan gezonken zijn.

Bewerkte houten balken werden tijdens ruimingswerken ook al ter plekke bovengehaald.

De door Jan Tilleman aangeduide plaats bevindt zich op de rechterkant van het eigenlijke Zwin, even ten zuiden van de Hoge Blik. Beide oevers van het Zwin zijn begroeid met een brede rietkraag. Maar over een lengte van ca. 8 m en een breedte van ca. 2 m vindt men op de bewuste plaats geen riet of enige andere begroeiing. Die plek vormt een deel van A 211 Oost. Uit het rapport halen we hier de volgende twee treffende gegevens:

  1. de bodem van die plaats bevat een abnormaaI hoog gehalte aan zout (Natrium, 29,6 maal teveel).
  2. daar werden reeds vroeger bij het ruimen van de waterloop stukken bewerkt hout bovengehaald.

De bedoelde gegevens wijzen erop dat daar een schip geladen met zout gezonken is. 

Het bedoelde schip is mogelijk niet het enige dat in de loop der eeuwen in het Zwin verging. Het feit dat het mogelijke zoutschip amper 100 m ten zuiden van het Jans Baens Gat onder de bodem zou kunnen steken, kan het vermoeden wekken dat het gezonken zou kunnen zijn tijdens de schermutselingen van 1490, waarin Joris Picavet en de Bruggeling de dijk doorstaken naast de Hoekesluis (zie par. 9). Het bedoelde vaartuig kan evenwel reeds lang voor 1490, ofwel enkele jaren na 1490, op de zeeoever gezonken zijn.

 2016 01 14 122320

Lijst van afkortingen

  • Aanw.                     : Fonds Aanwinsten
  • Bas.                         : watering van 's heer Baselishoek
  • bg.                          : begin, sectie van een waterschap
  • Bl. Wat.                   : Fonds Blankenbergse Watering
  • G                            : gemet = 44 aren
  • gr.                           : 1 pond groten = 12 pond parisis
  • Grev.                       : Watering van Greveninge
  • omm.                      : ommeloper, landboek
  • port.                        : portefeuille landmeterskaarten
  • R                             : roede = 14 voeten
  • Reig.                       : watering van Reigaarsvliet

Kaarten

2016 01 14 122353Toelichtingen bij kaart nr. 1

  1. De Grote Keuvel
  2. De Kleine Keuvel
  3. Het Wit Huis
  4. Het vissersdorp Vijfhuizen
  5. De Palingstede
  6. De Noord sluis
  7. De Zuid sluis
  8. De Kwinten sluis
  9. Het Hof ter Kalvekete
  10. De Rode Poort
  11. De Grote Boomgaard
  12. Het perceel achterleenland van het Hof te Reigaarsvliet
  13. Het Hof te Reigaarsvliet
  14. De Rode Os
  15. De sluis van de watering Greveninge
  16. De stad Hoeke
  17. De sluis van de watering Baselishoek
  18. De brug te Eienbroek
  19. Het Hof te Lembeke
  20. De sluis waar de Kerkwatering en de watering Romboutswerve uitwaterden; de bedoelde sluis is zoals R. De Keyser ons uitlegde, niet meer de oorspronkelijke sluis van de Monnikerede.

In de noordwesthoek van de kaart beginnen de duinen de zeedijk van de Vardenaarspolder te overstuiven. Het Oud Zwin vloeit ten oosten van Westkapelle door twee sluizen in de Reigaarsvliet, die bij Vijfhuizen in het Zwin uitmondt. De Hoge Polder, de Polder van 84 G, de Butspolder, de Vagevierspolder en de Noordpolder beschikken nog steeds over de zeeweringen, zoals die bestonden voor de Elizabetvloed van 1404. De Hoekevaart is nog niet gegraven. Nr. 19 bedoelt de sluis die in de 14de en 15de eeuw herhaaldelijk verschijnt als "de sluse te Lembeke". Overigens situeren we alleen enkele belangrijke hofsteden.

2016 01 14 122617Toelichtingen bij kaart nr. 2

  1. De Hoeke molen met het molenhuis
  2. De Smisse van Hoeke
  3. De hoeve op B 80 (Utenhem)
  4. De kerk van Hoeke
  5. De vroegere sluis van Baselishoek
  6. De herberg Pelikaan
  7. De hoeve Jan Tilleman
  8. De steenoven van Frans Vermeire
  9. De hoeve Blauw Huis
  10. Het mogelijke zoutschip
  11. Het Jan Baens Gat
  12. De vroegere kalkoven
  13. De vroegere sluis van Greveninge
  14. Het St.-Frederiksfort
  15. De Zwarte Sluis met de brug

2016 01 14 122636

Voetnoten

1. Idem, Dudzele en Sint-Lenaart, de geschiedenis, de topografie en de toponimie van Dudzele tot omstreeks 1914, met een studie over de Sint-Lenaartommegang (en het middeleeuwse tienderecht), 1985, p. 29.

2. Idem, Waar en wanneer is Damme ontstaan? in : Rond de Poldertorens, 28, 1986, 2, p. 67.

3. Idem, De delta van de Zinkval, in : Rond de Poldertorens, 33, 1991, 2-3, pp. 41-87.

4. Idem, Sint-Pieters-op-de-Dijk, de topografie, de geschiedenis en de toponimie van Sint-Pieters-op-de-Dijk tot 1899, met een studie over de waterwegen, 1972.

K. De Flou, Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van de Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne en een deel van het graafschap Ponthieu, Gent-Brugge, 1914-1938, IV, 600: "nummis aquarum (= watergeld) inter Ghentele et Zilinghe".

5. K. De Flou, o.c., XVII, 65.

6. M. Coornaert, Uitkerke, de topografie, de geschiedenis en de toponimie van Uitkerke en Sint-Jan-op-de-Dijk tot omstreeks 1900, 1967, pp. 86, 149.

7. K. De Flou, o.c., IV, 600.

8. M. Coornaert, o.c., 1967: in de term "oestileet" steekt "gheleet", d.i. het recht om de tiendeschoven uit de velden weg te halen.

9. K. De Flou, o.c., IX, 997.

10. M. Coornaert, o.c., 1967, p. 149.

11. K. De Flou, o.c., XVI, 496.

14. M. Coornaert T, o.c., 1967, p. 145.

15. M. Coornaert T, o.c., 1986, pp. 66-73; Idem, Heist en de Eiesluis, de geschiedenis, de topografie en de toponymie van Heist, met een studie over de Eiesluis en de middeleeuwse Vlaamse visserij, Tielt, 1967, p. 459; Idem, Westkapelle en Ramskapelle, de geschiedenis , de topografie en de toponymie van Westkapelle en Ramskapelle, met een studie over de Brugse tegelrie, Tielst, 1981, pp. 376 en 393; Idem, o.c. 1985, pp. 509-510 en 606.

16. Idem, o.c., 1981, p. 23.

17. Idem, o.c., 1986, p. 177.

18. Idem, o.c., 1981, pp. 42 en 277, top. reg. nr. 157, 244, 257 en 341.

19. Idem, o.c., 1989, pp. 3-12, 19-31, 22-42.

20. R. De Keyser, Het kasteel van Oostkerke, 1984, p. 20.

22. R. Idem, Oostkerke, in: Rond de Poldertorens, 6, 19 , 1, top. kaart.

22. Idem, o.c. 1984, p. 20.

23. M. Coornaert, o.c., 1981, p. 80.

24. Idem, Sluizen en watermolens in Brugge en Damme, in : Rond de Poldertorens, 28, 1986, 2, pp. 77-83; 29, 1987, pp. 49-53: "twee sluizen op de Reie te damme".

25. Idem, o.c., 1974, pp. 31-32; Idem, o.c., 1981, pp. 43-44, kaarten nr.’s 3, 8 en 11 (oostelijk deel).

26. Idem, o.c., 1981, top. reg. nr.’s 38, 39 en 460; Idem, o.c., 1974, top. reg. nr. 248

27. Idem, o.c., 1972, pp. 104-107.

28. Idem, De watermolen en de havenkille van damme, in : Rond de Poldertorens, 32, 1990, 3, p. 101.

29. Idem, o.c., 1076, p. 297; Idem, 1972, pp. 108-109.

30. Idem, o.c., 1976, hfdst. V; Idem, o.c., 1985, pp. 46-53, 90-94, 132-138, 272-282.

31. Idem, o.c., 1981, pp. 42-44.

32. Ibidem, p. 37.

33. Ibidem, pp. 51-56.

34. Idem, o.c., 1974, p. 45; Idem, o.c., 1981, p. 56.

35. Ibidem, p. 62.

36. Idem, o.c. 1974, pp. 61-64; Idem, o.c., 1985, pp. 63-64.

37. Idem, o.c., 1981, pp. 64-65; top. reg. nrs. 154, 179 en 186; kaart nr. 4.

38. Ibidem, pp. 78-82, kaarten nrs. 4 en 11 (oostelijk deel).

39. Ibidem, pp. 82-84.

40. Ibidem, pp. 97-104; Idem, o.c. 1985, pp. 138-146.

41. Idem, o.c., 1981, pp. 113-117.

42. Idem, o.c., 1974, pp. 246-247; Idem, o.c., 1981, pp. 117-118.

43. Idem, o.c., 1974, pp. 258-261; Idem, o.c. 1976, pp. 361-362; Idem, o.c., 1981, pp. 124-125.

44. Idem, o.c. 1985, p. 278.

45. Idem, o.c., 1981, pp. 183-187.

46. Ibidem, pp. 195-197.

47. Ibidem, pp. 51-52.

48. Ibidem, pp. 53-56.

49. Ibidem, pp. 63-65; 418, nr. 179.

50. Ibidem, p. 81 en pp. 97-98; op p. 415, nr. 154 meenden we verkeerdelijk dat de oude Hoekesluis na 1551 in stand gehouden werd.

51. RAB, AAnw. 3655, Omm. Watering Greveninge, f? 9vo, 1602.

52. M. Coornaert, 1981, o.c., p. 444, nrs. 386 en 387; kaart nr. 4.

53. R. Crois, Twee sluizen van Groot Reigaarsvliet, in : Rond de Poldertorens, 4, 1975, pp. 185-192.

54. M. Coornaert, o.c., 1981, top. reg. nr. 452, kaart nr. 4.

55. Ibidem, pp. 52-56.

56. RAB, Bl. Wat. port. 13, kaart 854.

57. Fonds Jonckheere, Omm. Greveninge, f? 1ro-2ro, 1602.

58. R. Crois, o.c., p. 187.

59. M. Coornaert, o.c., 1981, kaart nr. 11 (oostelijk deel).

60. Ibidem, p. 100; kaart nr. 4.

61. Ibidem, top. reg. nrs. 319, 401 en 438.

62. De naam Mostaert dijk is over de Zwarte Sluis heel uitgebreid tot de Greveninge dijk, en wel tot de nachtegaal; zie ibidem, top. reg. nr. ’s. 127 en 314.

63. Ibidem, hfdst. V : zeven eeuwen stenen bakken in het Brugse Vrije, pp. 293-351. We ontmoeten steenbakker F. Vermeire en Remi Demeire (of Vermeire) en na hem zijn weduwe , die in de periode 1651-1676 stene bakten te Monnikerede. Zie R.De Keyser, in: Rond de Poldertorens, 28, 1, pp. 37-41, die steenovens situeert langs de Verse Vaart.

64. R. Crois, o.c., pp. 185-192.

65. M. Coornaert, o.c., 1981, foto's nrs. 46 en 47.

(i) M. Coornaert, Knokke en het Zwin, de geschiedenis, de topografie en de toponymie van Knokke, met een studie over de Zwindelta, Tielt, 1974, pp. 145-147; p. 122 toont aan dat de eigenaars van de Nieuwe Hazegraspolder op 6 november 1784 een nieuw waterschap stichtten.

Idem, Het tienden recht in de oorspronkelijke parochie Oostkerke en op het eiland wulpen, in : Rond de Poldertorens, 31, 1989, 3, pp. 2-20, beschrijft de indijking van de rechteroever van het Zwin.

(ii) Idem, 1974, p. 146.

De sluizen van de watering Reigaarsvliet (Deel 2)

M. Coornaert & J. Tilleman

Rond de Poldertorens
1992
03
087-116
2023-06-19 14:44:32