Koninklijke Vinkenmaatschappij Strand- en Duinzangers

André Desmidt

Op zaterdag 7 oktober 1989 had de plechtige viering plaats van het gouden jubileum van de Heistse vinkenmaatschappij.

Deze viering kreeg bijzondere luister omdat het kabinet van de koning schriftelijk medegedeeld had dat ze voortaan het predicaat "Koninklijk" mocht dragen.

De vinkensport is samen met het handboogschieten een van de oudste bezigheden in Vlaanderen even voor de stichting van de "Strand- en Duinzangers" (in 1939) sprak minder iets over de vinkeniers.

Het was onder het tempels van luitenant Verstraten van de algemene vinkenbond, die Vlaanderen afreisde om de Vinkensport en het verenigingsleven te organiseren, dat "Mong de vleugelvanger" (Edmond De Muynck) de plaatselijke Bond stichtte.

Het eerste lokaal was op de hoek van de Parkstraat en de Eerste-Geniestraat, bij Knaeps in café pension Mariette.

Later verhuisde me naar "Tjeppen Vos" in de Pannestraat gevolgd door een cafe aan het station om uiteindelijk in het huidige lokale 't Smisje te belanden.

Uit de verslagboeken van die tijd halen we dat men toen speelde voor een Kwartje wat ook de gemiddelde prijs was van de bloem die men als trofee meekreeg.

Het waren aanvankelijk papieren bloemen, slecht bestand tegen het (gerste)nat ... zodat menig liefhebber met een "verslokerde" bloem naar huis ging. Later werden het plastieken bloemen en nog later bloemen van zijde.

Vroeger was Camiel van Ardenoldes (Kamiel Degrote) voorzitter opgevolgd in 1955 door Maurice Ketels, tot op heden de onmisbare voorzitter.

De vinkensport is steeds kleinschalig gebleven (een kleine inleg en bescheiden prijzen). Ze wordt nog steeds meestal in gezinsverband beoefend. Momenteel telt de bond de Bont zo'n 25 actieve leden.

Naar aanleiding van de jubileumviering kreeg de bond haar eerste vlag aangeboden door volksvertegenwoordiger Manu Desutter en provincieraadslid Jozef Lierman. De vlag werd gemaakt te Maldegem door het bedrijf Ceulenaere.

Louis van Frans van de Brugsches

Met de viering van de "Strand- en Duinzangers" bezochten we één van de oudste leden op, de heer Louis van Dierendonck uit de Zuidstraat in Heist uiteraard beter gekend onder zijn lapnaam (Zijn grootmoeder was afkomstig van Brugge).

Louis is een fervent vinkenier samen trouwens met zijn vrouw Gabrielle Verbrakel. Hij heeft de vogelliefhebberij van zijn vader die als elektricien werkzaam was bij EBES. Louis woonde vroeger in de Mouffe naast Vandepitte, en ging in zee van 1941 tot 1961. Om gezondheidsredenen begon hij toen aan wal te werken (in de Zam) en het is van die tijd af dat moeder de vrouw niet meer alleen naar de vinkenzettingen moest gaan, op de “bleek” achter de Pannestraat en Steenstraat.

Om mee te doen aan de zetttingen moet men natuurlijk vinken hebben. Dit kan door er te vangen (als ge een vergunning hebt), of door er te kweken (wat niet te onderschatten is) of door er te kopen, te ruilen of te krijgen.

Wanneer ge vinken vangt, dan zijn het niet altijd geschikte zangers, want de liefhebbers spreken van Walen en Vlamingen. Vlamingen zijn de goeie, die zingen SUSKEWIET... maar de Walen kunt ge best laten vliegen want die zingen Suskerdjiet, en dat is waardeloos. Uiteraard kunt ge de Walen ook Vlaams leren, maar dat is specialistenwerk.

In tegenstelling met de spreeuwenvangst werden de vinken niet in netten gevangen (veel te tere beestjes) maar wel in lokkooitjes. Dit is een kooitje waarin reeds een vink zit te “pinken”.

DE SPREEUWENVANGST

Nu we het toch over vogels vangen hebben schrijven we graag enkele regels over het vangen van de spreeuwen, een sport die in 1972 door de wet Tindemans afgeschaft werd.

Mits betaling van een “priem” was dit vroeger wel toegelaten.

Louis trok er dan ook dikwijls op uit, samen met “den Hollander Pier Lamote” in een weide van de hofstede van Door Coornaett achter de Westkapellestraat. Na het opstellen van de netten en het aanspannen van de trekkabels trok men zich terug in het zelf gebouwde schuilhuisje “de duuk”. De netten waren vroeger 17 m maar werden nadien ingekort tot 7 m. Om de spreeuwen te lokken waren er twee middeltjes :

  1. de lokvogels, lokkers of pillen genaamd. Deze werden ingebonden met riempjes (men deed ze een broekje aan) en vastgemaakt aan een loopkoordje, zodat ze zowat 1 m konden opvliegen
  2. het trekfluitje waardoor het spreeuwengeschreew nagebootst werd.

Laten we nu eens samen met Louis en Pier spreeuwen vangen...

“Het is begin november en het heeft gerijmd op de velden. Aan de nevelige horizon verschijnt wazig de zon als een oranje bol die nog geen warmte geeft. Wanneer Louis aankomt met de fiets moet hij een aantal glinsterende ijskristallen kobbenetten breken om binnen te geraken in zijn hutje. Terwijl hij in de verte enkele mensen van de “eerste Messe” ziet terugkeren, steekt hij zijn vuurtje op butaangas aan, en zet dan zijn lokvogels uit. Verkleumd van de koude zitten ze nu naar de hemel te kijken, wachten op de eerste “kooi” spreeuwen die vanuit het zeegat moeten komen en moeten “vallen” in het bereik van de netten. Met een licht stootje van de ellebogen en een knik met de kop wisselen ze hun observatie aan elkaar door... de lokkers worden geactiveerd door even aan het loopkoordje te trekken, er wordt wat geblazen op de “schufelette” terwijl de koude vingertoppen die uitsteken uit de “sjetten handschoenen zonder vingers” regelmatig trekken om het juiste spreeuwengeluid na te bootsen.

Het lukt... er valt een kooi spreeuwen ... er wordt getrokken ...een tiental spreeuwen vliegen op ... een twintigtal zitten onder het net.

Vlug komen Pier en Louis uit hun kot, nijpen de spreeuwen dood, halen ze uit het net en leggen ze open aan de kant.

Kort na de middag kramen ze op, verdelen de buit en geven een tiental spreeuwen aan de boer. Thuis wacht hen een druppel, een kom erwtensoep en wie weet een bord hutsepot met velletjes en een “zwienepoot”.

Wanneer ze elke meer dan 20 spreeuwen hadden, werd de rest verkocht aan 3 fr de beeste...”

Terloops vertelde Louis ook ooit eens een troep patrijzen te hebben gevangen : we hoorden ze “kut kut kut” van uit het bietenstuk, trokken het net en konden er vijf vangen, evenveel vlogen er op. We hadden een half uur nodig om de pluimen te ruimen en hadden een paar gaten in ons net...het was dan ook de eerste en enige keer dat we patrijzen hebben gevangen.

DE VINKENZETTING

Van de spreeuwen terug naar de vinken. Indien er nieuwe vinken waren dan moesten ze op zaad gezet worden en moest er ook voor gezorgd worden dat de zang zuiver bleef. De vinken mochten dus niet in kontakt komen met andere vogels, zodat de Suskewiet geen kanariezang vertoonde bijvoorbeeld.

De goede oude vinken fungeren als voorzangers voor de jonge vinken die afzonderlijk in kooitjes zitten met melkglas ervoor zodat ze elkaar wel horen maar niet zien. Stelt men op het einde van de winter vast dat de nieuwe vinken een gemiddelde zang halen van 400 liedjes of meer dan mag de vinkenier zich een gelukkig mens achten.

Maar het eigenlijke examen voor de vink is de zetting zelf. Het begint in april met twee proefzettingen op een stil terrein, waarna de competitie van begin mei tot eind juli.

Vooraf schrijft men zich in in het lokaal. Uiterlijk één minuut voor de start moet de liefhebber zijn plaats ingenomen hebben, allen netjes op een rij. Voor elk kooitje dat op de grond moet gezet worden ligt een regel.., een lange stok die dient als aantekenstok voor een liefhebber die natuurlijk niet de eigenaar is van de vink die voor hem staat.

Dan roept men : “Vogels op de grond... opschuiven van links naar rechts.” Een afgevaardigde van de organiserende maatschappij neemt plaats en roept “tekenen”. De wedstrijd is begonnen en iedereen noteert gedurende één uur alle correct gezongen liedjes, de Suskewiets. Na één uur roept men “Regels neer”. Vanaf dat ogenblik blijft de regel onaangeroerd tot op het moment van de telling. Een half uur later is er prijsdeling in het lokaal. Het kampioenschap voor 1959 gaf volgende uitslag:

  • Kampioen werd Nobus Vincent met Rabbit.
  • Koning werd Slagmulders Anja met Snoepi.
  • 80% voor De Groote Pierre met Andries.
  • 60% voor Vandierendonck Louis met Kim.
  • 50% voor Vanbrussel Gerarda met Napoleon.

Met het bekijken van de vele trofees en bekers op de dressoir en het uitdrinken van het laatste “bakstje koerage” nemen we afscheid van Louis en Gaby, bij wie we van harte welkom waren.

Hoewel Louis sukkelt met zijn gezondheid, beijvert hij zich toch nog voor het aanleren van nieuwe liefhebbers, Achter de keuken speelt een bandje onophoudelijk het juiste suskewi et voor de kampioenen (?) voor volgend jaar.

In alle geval hebben we moeten vaststellen dat er in Heist nog ècht iets leeft. Heyst leeft wenst de vinkeniers dan ook alle sukses toe en besluit met ze van harte te feliciteren met hun koninklijke titel.

******************************

Plaatsnamen aan onze kust

Van de hand van F. Debrabandere lazen we een tekst over de betekenis en het ontstaan van de namen van onze badplaatsen.

Van Blankenberge is het vrij duidelijk dat de naam wijst op een vestiging op een “blanke duin” of een onbegroeide duinenrug.

Een gelijkaardige betekenis zou de buur Wenduine hebben: vindo-duine. Vindo staat hier voor de Keltische benaming van wit.

De Panne wijst gewoon op een duinenpanne, een dal of laagliggend (uitgewaaid) stuk duin.

Knokke komt van “Ten Cnocke” wat wil zeggen aan de knok. Een knok wijst op een hoek of bocht, waarbij moet gedacht worden aan een uitsprong van de duinen in zee.

Jonge benamingen zijn Duinbergen en Zeebrugge, beide nog van deze eeuw. Duinbergen wijst gewoon op vroegere hoge duinen tussen Heist en Knokke (op gronde van Serweytens de Merckx) en Zeebrugge is gewoon gebaseerd op de verbinding van de stad Brugge met de zee.

Maar wat betekent nu Heist ?

Volgens F. Debrabander was de oorspronkelijke van Heis. Een Heis of Hees was een jong beukenbos of struikgewas. Heester is daar trouwens een afleiding van.

In de duinen en polders trof men evenwel geen beukenbos aan, zodat deze uitleg bevreemdend overkomt. De verklaring luidt als volgt:

Omstreeks 1070 werkte de heer Van Heis uit Koekelare aan de evendijk in Coudekercke. Als beloning kreeg hij daarvoor een leengoed wat hij dezelfde naam gaf als zijn heerlijkheid in Koekelare. Zo werd de binnenlandse naam Heis overgenomen door de kust, waar ze eigenlijk niet thuis hoort. Historici kennen wellicht nog andere versies.., zodat we hier zouden kunnen beëindigen met de vraag: Waar of niet waar?

Koninklijke Vinkenmaatschappij Strand- en Duinzangers

André Desmidt

Heyst Leeft
1989
04
011-014
2023-06-19 14:44:32