Twee Zeemansgedichten

Deze eenvoudige gedichtjes droeg mijn schoonvader wijlen Leopold Couwyzer zo dikwijls voor. Telkenmale als een van zijn kleinkinderen het een of ander versje declameerde zou pepee ook eens iets opzeggen van op de IBIS, (1906) en of ze dan luisterden, zo goed kon hij het nog van buiten, na bijna 70 jaar ...

Helaas, de schuiten met zeilen, behoren al lang tot het verleden en pepee ... die waakt aan de andere oever bij de Heer.

Cecile Couwyzer-Dewilde

DE VOORUITZIENDE STUURMAN

De zee was kalm, de wind voordelig,
en men zag aan de hemel geen enkel dreigend wolkje.

Nochtans, zeker stuurman zag zijn schip na, met de grootste zorg
onderzocht de zeilen, bekeek het touwwerk, verzekerde de ankers,
in een woord, sloeg oog en hand aan alles.

Een voorbijganger, getroffen door het zien van zoveel zorg,
zegde hem: “Wel meester, maar waarom vermoeit gij u zozeer,
men zou waarlijk geloven dat een groot gevaar nadert,
en nochtans... de hemel, de wind, de lucht,
alles lacht U tegen, wat vreest gij dan?

“Ik, ik vrees tegenwoordig niets”
antwoordde de vooruitziende stuurman,
“Maar ik weet dat het al te laat zou wezen om maatregelen te nemen,
voor het ontsnappen aan het gevaar,
indien het onweder ons verraste in zee!

LIEVEN KROEGMAN

Lieven Kroegman was een flinke visscher,
hij had vuisten gelijk vijlstaken,
en hij kende de zee als zijn eigen huis,
en hij kon laveren nevens de besten.

Telkenmale als Lieven aan land kwam,
had hij vis bij de vleet.

Meesters en maatjes zeiden dikwijls:
“Lieven is een flinke visscher”.
Maar helaas, Lieven had een lelijk gebrek,
hij had een kele zonder grond
en een droge lever in zijn lijf.

Zo kwam het van als de ellendige man
aan land kwam, dat hij aan ‘t drinken ging,
totdat zijn lever zwom en dat hij strooien benen kreeg.

Op zekere keer, moest Lieven haastig naar zijn schuitje,
en scheef geladen als hij was, deed hij een misstap,
tuimelde in ‘t water,
en een half uur later haalde men zijn lijk op.

En al nevens het lijk kwamen al schreiend
Lievens vrouw en kinderen,
en zij jammerden: “‘t is de vervloekte drank
die vader versmoord heeft”.

Twee Zeemansgedichten

Cecile Couwyzer-Dewilde

Heyst Leeft
1992
04
011-011
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:44:32