Notities uit het Lisseweegs Liber Memorialis. : kerkrestauratie, pachtperikelen en Eerste Wereldoorlog

Johan Ballegeer

Wat is een Liber Memorialis?

Destijds, nog voor er van Heemkunde sprake was schreef Mgr. Bisschop van Brugge zijn pastoors voor een “Liber Memorialis” aan te leggen. Sommige pastoors kweten zich voorbeeldig van die taak. In Lissewege was toen Karel Deleu (1888-1896) pastoor.   1  Maar het was wel koster-onderwijzer Alfons Retsin die het Liber aanlegde. Gewoon een dik schoolschrift van 16,5 x 21,5 cm. Hij begon met het noteren van alle gedenkstenen (fundatiestenen) en zerken die er toen nog in de kerk lagen. We publiceerden ze eerder in de Vlaamse Stam (jg.1972, p. 643). Naar het handschrift te oordelen zou hij dit ook doen onder pastoor Nicaise (1896-1899) en Pieter Raes (1899-1903). Opvallend hoe kort het ambt van pastoor in Lissewege was. Men kreeg ze hier gemakkelijk kapot. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat Monseigneur een pastoor die hem in de weg zit, gewoon benoemt in Lissewege (Praesente exceptio probat regulam).

Op verzoek van pastoor Claerhout hebben we destijds dit Liber dat “slunse verscheen” hing, her-ingebonden en van de gelegenheid gebruik gemaakt om er enkele bladzijden uit te noteren. We hebben wel gelezen wat de memorabele pastoor Karel Willems (1947-1953) er destijds in neer pende, maar kopieerden het uit kiesheid niet.

Wat gingen we erin zoeken?

Vooral de bladzijden over de jaren rond de eeuwwisseling werpen een verhelderend licht op de restauraties van die tijd. Af en toe begeleid ik een groep belangstellenden in de kerk. Men leert vaak meer van zijn leerlingen dan van zijn leraars en nu viel het mij op dat bepaalde groepen bij af en te vroegen : “Heeft deze kerk een crypte ?“. Vooral zij die belangstelling hebben voor symboliek en alchemie zijn daarin geïnteresseerd. Telkens bleef ik het antwoord schuldig of verwees naar de waterput achterin het schip. Mijn antwoord voldeed niet. Tot ik op zekere dag oog had voor de crypte onder de calvarieberg, naast de toreningang. Kon dat de bewust crypte zijn waar men naar zocht ? In die crypte zijn enkele priesters begraven. Hun zerkstenen liggen op de calvarieberg (die wel eens een grote schoonmaakbeurt mag krijgen). De oudste zerk is die van pastoor Pieter Raes die stierf in 1903.

Lissewege had over de navolgende behandelde periode de volgende pastoors :

  • Karel Deleu (1888-1896);
  • Emile Nicaise (1896-1899);
  • Pieter Raes (1899-1903);
  • Aloïs Vandeputte (1903-1920).

Met als onderpastoors :

  • Frans Caullet alias Sissen Kloefe (1887-1889) (we publiceerden zijn dagboek in RdP 14, 82 ;
  • Polydor Blomme (1889-1892) ;
  • Bruno Vanderstichele (1892-1897) ;
  • Karel Bouve (1897-1903) ;
  • Kartel Berton (1903-1911);
  • Jules Lagae (1911-1920) (stichter van de fanfare) ;
  • Oswald Donchy (1920-1932).

Kunstherstellingen

Op bladzijde 43 (LM 43) begint de scribent onder rubriek “C Kunstherstellingen” zijn interessante notities. We kopiëren de spelling en stijl respecterend: “De ernstige herstellingen der kerk volgens den ware bouwkunst is begonnen zoals hooger op blz. 17 geschreven is, in 1891, door E.H. Pastoor Deleu. Deze herstellingen werden gedaan in twee achter maalkaar volgende tijdstippen.

Te weten : Het eerste tijdstip volgens de aanbesteding toegekend aan de ondernemers Labaere en Paresys (wiens werken moeilijk konden goedgekeurd worden) bevat het (!) nieuwe sacristie, en het werk dat in de volgende aanbesteding moet voltrokken worden. van de herstelling van den koor der kerk: deze aanbesteding werd gedaan den 24ste Februari 1891 aan de prijs van 25.000 fr.   2    Voor het 2de tijdstip in twee reeksen verdeeld werden de werken der gewelven in stenen, en der vloeren, zoals het plaatsen der voetstukken der altaeren bij de aanbesteding of ook bij akkoord door de hogere overheid goedgekeurd toevertrouwd aan de heer Ch. Mortier van Ledeberg. De eerste reeks bevatte (LM 44) der werken onvolledig gedaan van den koor en van de zijkapellen, alsook het herstellen van de kruisbeuken: de aanbesteding ervan wierd gedaan op 28ste Mei 1894, en goedgekeurd den 27ste 9bre nadien, deze beliep tot de som van 36.364,25 fr. De 2de reeks bevatte, met de herstelling der vouten van de kruisbeuken, het plaatsen der voetstukken der autaren, en van de trap van de communiebank: de aanbesteding ervan wierd gedaan op 2de Januari 1895, goedgekeurd en 25ste Januari erna, en beliep tot de som van 16.247,00 fr.

Deze reeks vervolledigd:

a) door het leggen van de nieuwe vloeren in de kooren der kerken in den kruisbeuk, aangenoemen aan 7 636,80 fr. waarover de goedkeuring der bestendige afvaardiging gegeven wierd op 27ste Maart 1896 en bekrachtigd wierd door het koninklijk besluit van 10 Juni nadien.

b) door het plaatsen van den nieuwen hoogen autaer en van de twee zijautaeren, aangenomen aan 16 590 frs en bemachtigd door ‘t koninklijk besluit van den 25ste 7bre De drie altaeren wierden gewijd door Mgr. Waffelaert, Bisschop van Brugge den 24ste oktober 1898.

c) door het herstellen der schilderij (LM 45) van O.L.Vr. Bezoek van van Oost, die hangt in de rechterkruisbeuk der kerk: de herstelling hiervankostte 260,00 frs.   3

Op deze vorige werken heeft de kerk bekomen deze navolgende hulpgelden:

  • In 1893 4159,68 van Staat en Provincie
  • In 1895 1095,05 van de Provincie 6001,71 van de Staat
  • In 1896 3745,60 van de Provincie 3745,60 van de Staat
  • In 1897 9809,06 van Staat en Provincie
  • In 1898 14544.07 van Staat en Provincie

te weten 43160,77 fr. op de gezamenlijke somma van 102 068,05 fr. op de werken uitgegeven.

Hier is dus geen sprake van een mogelijke crypte.

Ze hangt nu achteraan in de noordelijke zijbeuk. Eigenlijk zou ze moeten hangen boven het O.L.V.-altaar. Waarschijnlijk werd het schilderij toen aan de randen ingekort en verloor het daardoor zijn juiste verhoudingen.

Doch de werken waarvan hooger spraak is, hebben moeten volledigd door verschillige in begrootingsstaaten het lastencohier niet voorzien, zoals ook van een prachtkruis boven de ingang van het middenkoor,   4 door het plaatsen van ankers tot verzekering der werken, door het vernieuwen der vensters in den koor en in de kruisbeuken, enz. alsook door het (LM 46) aankopen van nieuwe meubelen volgens de stijl der kerk gemaakt in eikenhout en vier zitbanken buiten den koor geplaatst, twee bidbanken enz. zodat de som van buitengewone werken en meubelen, waarover de kerkrekeningen van 1891 tot het jaar 1899 getuigen, feitelijk klimt tot 107.926,30 fr.. (Zei ‘t deel der kerk uit bijlagen tot 43.160,77 fr. klimmende, zelfs zonder bouwmeesters en toezichtkosten te rekenen).

Gevolg der werken nopens de kerkgelden

Niettegenstaande de vermelde hulpgelden en alhoewel dat de rekening onzer kerkfabriek sloot in 1890, met een batig saldo van 13 639,75 fr.. Werd de kerkkas welhaast uitgeput, zodat de rekening van 1893 sloot met een tekort van 5 082,44 fr., niettegenstaande dat voor dit jaar een hulpgeld op de werken was verleend van 4 159,68 fr.. Om de herstellingswerken te kunnen voortzetten vond de raad noodig in 1894 van eene lening aan te gaan van 250 000 fr..

Over die lening betaalde de kerk 3 1/2 % jaarlijks den interest van 875 fr. Tot in 1906 in ‘t welk met de bemachtiging (LM 47) der bevoegde overheid, die schuld heeft kunnen afgeleid worden meestal uit geld voortkomende uit den verkoop van kerkgronden voor ‘t verwezenlijken van Brugge-Zeehaven. De balans tusschen de uitgaven en de inkomsten, kan nog maar moeilijk gevonden worden, inderdaad:

  1. in 1896 met een tekort van 11 933,75 fr.
  2. in 1897 met een tekort van 4 177,57 fr. Niettegenstaande 9 809,06 fr. hulpgeld dit jaar ontvangen.
  3. in 1898 met een schuld van 2 109,63 fr. Niettegenstaande 14 544,07 fr. hulpgeld ontvangen.
  4. in 1900 sloot zij nog met een tekort van 332,89 fr. Daaruit werd in 1906 de reden der noodzakelijkheid gevonden om de geleende som van 250 000 fr. te mogen afleggen grootendeels uit ‘t kapitaal gemaakt uit verkoop van kerkgronden, capitaal dat voriglijk op ‘t grootboek ingeschreven stond.

Voortzetting der herstellingswerken

Nadat de duistere en moeilijke zaak der fondatien (LM 48) zoveel mogelijk was geregeld ~ (quoniam questio justitiae questionem artis procedere opportet) zie nieuw fondatie-boek door E.H. Vandeputte (1907-1 908) wierd in zitting van de 1ste zondag van januari 1908 besluit de herstellingswerken verder te zetten en van deze te doen in drie reeksen; waarvan de 1ste reeks bevat de herstelling van de middenbeuk met de muren, de pilaren, bovenvensters die er deel van uitmaken, en biezonderlijk van de plafonds des middenbeuks, de serie   5 bevat de herstelling van de zijbeuken met deze hunner binnenmuren en vensters die er inkomen, en die hunner plafonds, de 30 “Opvallend is dat bij de Christusfiguur de hartwonde rechts is”!

Sinds pastoor Mullebrok worden geregeld weer fundatiemissen gelezen voor de families Reyvaert, van den Bryarde, e.a. reeks bevat het deel van de oude vloer dat in slichten staat is, met het overige werk aan de daking of aan de buitenmuren, of ook nog den toren verrichten, aan ‘t portael der kerk, enz.

De uitvoering der eerste reeks dezer herstellingen wierd in 1909 allerdringendst geoordeeld ‘t gene waarvoor de voorzitter der Koninglijke Commissie van Monumenten in den gemeenteraad ontving, omdat het noorddeel der balken op de muur rustten, (LM 49) en nog verder geheel rot was, zoodanig dat er ernstig gevaar bestaat dat de plafond eens zou kunnen instorten, en zelfs vele lijken maken.

De vermoede uitgaven voor deze eerste reeks werken werd geschat op 25 582 fr. en daar onze kerk onder de prachtgebouwen gerangschikt is,   6 op die som wierden aan de staat en de provincie de 2/3de bijlage gevraagd.

De middelen waardoor de kerk haar 1/3 deel of die som zou dekken, wierden aangewezen als volgt : 10 door de tabel in 1908 aan de hogere besturen opgezonden, der gewone inkomsten en uitgaven; 2de door ‘t gene de kerk in ‘t begin van 1910 bezit op den spaarboek (in kapitaal en intrest 1 621,37 fr.); 3de de lening van 8 0000 fr. door de gemeente aan ‘t gemeentekrediet aan te gaan, met afdodiding van ‘t kapitaal na 66 jaar, waardoor gedurende dien tijd de kerk de jaarlijkse interest wil betalen aan 4 1/2 % te weten 330 fr. (Deze lening doch is niet gedaan geweest: de kerk heeft anders moeten ‘t nodige voorzien) Vidi Lisseweghe 12 maii 1910 + G.W. Episc. Brugen.) (LM 50)

Aanbesteding en goedkeuring

In de aanbesteding deze voornaamste werken gedaan op 7de Juli 1910 werd de Heer Leon De Wispelaere, ondernemer dezer kerkherstellingen door de kerkraad aanvaard voor en mits de som van 23.160 fr. Deze aanbesteding werd goedgekeurd door de Bestendige afvaardiging der provincie op 30 Juli 1910.

Bij 23.160 fr. voorzien in de aanbesteding kwamen nog 6.343,91 fr. onvoorziene of bijgevoegde werken dus 29.503,91 fr. werd het bedrag der totale werken door mr. Dewispelaere uitgevoerd en volledig op 29ste april 1914 (voorlopig later totaal). De voorlopige overname hierover, werd gedaan einde april 1913 en de definitieve overname werd vastgesteld op 4de Juni 1914 (voorlopig later totaal).

De voorlopige overname hierover, werd gedaan einde april 1913 en de definitieve overname werd vastgesteld op 4de Juni 1914. Omdat de kerk onder de prachtgebouwen gerangschikt wordt werd op die som van 29.503,91 fr. 1/3 hulpgeld van de Provincies en van de staat ontvangen.

Dank deze hulpgelden is de kerk in staat geweest deze herstelling te doen zonder ander bezwaar dan dit (LM 51) van ene onteigening van de som van 2.500 fr. door bemiddeling der bevoegde overheid gedaan, som voortkomende uit verkoop van land te Ramskapelle. Doch er dient opgemerkt te worden, dat de ondernemer aan de kerk verschuldigd was de som van 5.093,86 fr. door de kerk voor het voorschotten gedaan ten hoofde van bereidingswerken bijzonderlijk begrepen in de aanbesteding volgens ’t lastencohier art. 10 en 9 waarin ook begrepen waren de kosten van de heer bouwmeester en ‘t toezicht, doch dit enkel voor de gewone, ‘t is te zeggen eerstmaal voorziene herstellingswerken; is daarbij gekomen de som van 1.356,59 fr. uit dezelfde hoofde voor buitengewone werken door de heer ondernemer aan de kerk verschuldigd, zodat die sommen te samen door de bouwmeester opgegeven waren tot het bedrag van 6.450,45 fr. volgens aller nauwkeurigst onderzoek op al de artikelen, som gansch echt bevonden volgens de aangeduide voorwaarden van ‘t lastencohier art 10 en 9 en artehi van ‘t cohier van bijgevoegde werken die insluitelijk of uitdrukkelijk onder die voornoemde nrs. aangenomen zijn.

Pas in 1986 werd de kerk beschermd monument, daar een vroeger KB het alleen maar had over “ja tour de Lisseweghe” en dit gaf heel wat kopbrekens bij de ambtenaren.

(LM 56) De “boulevard”   7 van Lissewege naar Zeebrugge werd voltrokken in 1908.

Staat van godsdienstigheid (LM 59)

“Quamvis inter veteris parochianis quidam comunionem pascalis omiserut et multi habebant spiritem vero christianum sum catholico omnimo oppositum at tamen ratio habita ad numerum omissio communionis pascalis et missae domminicalis multo frequentior facta es inter novos hoc ec Wallonia vel abunde advenas ab alia parte fervor bonorum his ultimis annis auxit: nam major fit numeres eorum qui Im ferian Vim mensis ad sarcamenta accednet, et quantanis augit numeris S.S. communionem, qui fuit sequens”.   8

Voetnoot bij de jaren 1915 en 1916:

Diminutio S.S. Communiconem his omnis tribue debit ad hoc, quod his scholae totaliter vel partium magna parte annie vel tot anno ut pro scholae puereum clausae fuereunt ut in inservire possint militibus tempore belli 1914-1918.    9

  • 1907 7450 1915 18250 1923 25700
  • 1908 8350 1616 14550 1924 28700
  • 1909 8650 1917 15600 1925 15900
  • 1910 9760 1918 15800 1926 16600
  • 1911 12650 1919 16200 1927 21100 (jubilee)
  • 1912 12800 1920 16250 1928 22800
  • 1913 18600 1921 14000 1929 18900 (+ 500 in cité)
  • 1914 18250 1922 18700 (missie) 1930 20800 (missie + 1000 cité)   10

Over de kerkeigendommen (LM 69)

1. De bewijsstukken der onroerende goederen der kerkfabriek van Lisseweghe worden voornamelijk genomen zoals men gemakkelijk ziet op de fondatie-boek van 1907

  1. uit eenen der 2 liggers van 1555   11 der kerkgoederen of uit het afschrift die in dubbel zijn gemaakt in 1784 door E.H. pastor Ampe.
  2. uit de O.L.V. Boek van ‘t jaar 1600
    N.B. die O.L. Vrouw Mis of lof landen aldaar geboekt, zijn later ook zuiver kerkgoederen geworden, zoals men ziet op de tabellen van 1864 en 1871.
  3. Bedoeld wordt de Zeebruggelaan vanaf “De Piste”, een ovale rotonde bij het kruispunt met de Stationsstraat naar Zeebrugge

Deze Latijnse passage duidt erop dat het wel degelijk de pastoor en niet de koster of de onderwijzer was die het Liber Memorialis bijhield en dat hij ervan overtuigd was dat dit een discrete vaststelling diende te blijven.

2. De graad van godsdienstigheid werd berekend naar het aantal uitgedeelde communies.

- Met cité bedoelde men de wijk Zwankendamme. Opmerkelijk hoe de oorlogsdreiging in 1914 plots de godsdienstzin doet stijgen. In de jaren ‘20 doet zich dan werd de invloed voelen van de actie van Pius X om de eerste communie van 12 op 7 jaar te brengen.

- Bevindt zich tegenwoordig in het stadsarchief in Brugge.

3. Tabel der ontvreemde & niet verkochte eigendommen tijdens Franse revolutie van 1792-1804.

NB 1: tot hiertoe zijn er nopens de eigendommen nog geen bepalingen tenzij:

  1. algemene ligging: noord, zuid, enz. verre noord, verre zuid enz. van de kerk.
  2. grootte: per gemet (Brugsche mate 300 roeden) linie (100 Br. R.). en roeden. De linie is nieuwe mate 14a75ca 1/5;
  3. de nadere ligging wordt uitgedrukt door ‘t begin der Wateringen: Groot Reygaersvliet, Eyensluis, enz. door de folio der waterwegen.

NB 2: Het kadaster in onze provincie West-Vlaanderen is maar opgemaakt omtrent het jaar 1835; de volgende bewijsstukken maken melding van de sectie en van het nummer van ‘t kadaster; uit

4. Tabel van 1864 onder pastor Masselis opgemaakt: deze tabel stelt voor ‘t gene de kerkeigendommen aangaat de wateringen met het kadaster in verband, ‘t is te zeggen dat zij bepaalt welke landen volgens zulke folio van zulk begin van de watering van bv. Eyensluis, beantwoordt aan zulke sectie, zulke nr. van ‘t kadaster waarin geboekt staat de grootte nu aangeduid per hectaren, aren en ca; uit

5. Tabel van J. Delyn van ‘t jaar 1871 die bij uitzondering van enige overeengekomen veranderingen, dezelfde is als van ‘t jaar 1864.

6.    Uit den legger met Rooden omslag door landmeter Mabesoone van Dudzele in 1833 waarbij kaarten gevoegd (LM 71) werden en de ligging beschreven met inhoudsgrootte van ‘t perceel, maar dit laatste op de manier van dien tijd: ‘t is te zeggen men spreekt er nog niet van ha, a en ca maar ditzelfde wordt uitgedrukt op een andere manier bv. onder volgnummer 1 staat: 0 10 Roeden, etc.

7.  Uit bewaard kadastraal extract der eigendommen ontvangen in 1912 doch er valt op te merken:

NB 1. die kadastrale nummers beantwoorden niet altijd aan de voorgaande bv. zelfs als ‘t goed bewaard wordt met over te gaan naar Zeebrugge zijn de percelen van vroeger Lisseweghe van Sectieletter veranderd sommige percelen, gedeeltelijk op Zeebrugge nu gelegen gedeeltelijk op Lissewege bewaard, schijnen nu bij het 1ste aanzien verschillende percelen te zijn, zo bv. de afzonderlijke (LM 72) lijnen die vroeger op Lisseweghe gemeen en onverdeeld lagen in sectie D473a en 473b zijn nu veranderd van gedeeltelijke overgaan aan Zeebrugge in sectie Q (Zeebr.) 473b en 473b/2 en de delen aan Lisseweghe gebleven zijn geworden D 473a en 473 a/2; alzo ook werd eertijds A 609/2 met gedeeltelijk over te gaan aan Zeebr. P 609 b/2; tot ‘t meeste gemak voor ‘t vinden der ligging en maten dier percelen, zie tabel der pachten van ‘t jaar 1910, waarbij de kadasternummers en secties aangeduid zijn (door E.H. pastor Vandeputte, 1910) en de oude kaart in de pastorij bewaard door Popp met lijnen nadien getrokken die Lisseweghe en Zeebrugge afscheiden.

NB 2. sommige eigendommen aan de kerk bewaard voor ‘t gene hunne weerde aangaat, zijn verland, (daarover zie de notariële akten die van die verlanding melding maken in fondatieboek van 1907).

NB 3. andere eigendommen zijn verkocht voor ‘t uitgraven van de vaart12, maar meestal voor de zaak van algemeen (LM 73) welzijn, om Brugge-Zeehaven te kunnen verwezenlijken, (daarvoor nog eens zie notariële akten of de bewaarde papieren of beraadslagingen der fabriek daarvoor handelende)

8. Sommige kadasternummers, ten schade der kerk achter gelaten geweest zijnde worden door de bewijzen van E.H. pastoor Vandeputte aan ‘t kadastraal bestuur gegeven, in aanmerking genomen en goedgekeurd, zodat de kerkeigendom daarover bewaard blijft, en weder verpacht is, zoo voor 2a 29ca gelegen in A 586 en 587 op Lisseweghe, zoo ook voor de 11a 6ca voor C 537 ter zelfder gemeente gelegen (daarover zie de antwoorden bewaard komende van het kadastraal bestuur, of de dubbels der bewijzen aan ‘t kadaster opgezonden).

9. Eindeling ‘t gene nodig schijnt om kerkgoed, dat niet verjaard is weder te eischen zoals ‘t geval was in 1904-1909 voor de lijn op Uytkerke, sectie B gelegen 743 e, 744, uit de toen besluiten van inbezitstelling, door Koning Willem der Nederlanden, enz. a) van den 20ste august. 1820, en b) van den 12de Juni 1827 nopens (LM 74) de bijgevoegde staten van niet verkochte eigendommen, besluiten genomen als toepassing van het decreet van den 7de Thermidor an 11 en overeenkomstig met het K.B. van 19-8-1817.

N.B. Aangaande de verpachting bij Notarieele akten gedaan, alhoewel algemeen juist, zijn er toch hier en daar missen in geweest, vooral na de grote verlanding van 1874. ‘t Mogelijks om onaangenaamheden die uit die missen volgen te vermijden dat sedert 18.. er gene verpachtingen meer gedaan wierden bij aanwijzing van de kadastrale sectie en nr.; maar dit is gevaarlijk : de ondervinding, met ‘t bewijs genomen uit de tabel van E.H. pastoor Vandeputte van pachten verschuldigd voor 1910, toont dat ‘t kerkgoed, op onbepaalde manier (door kadasternummer niet aangeduid) verpacht, gemakkelijk ten dele on-verpacht blijft, of verloren kan gaan: boven ‘t gene hierover staat op blz. 73 onder a) zie nog voor Lisseweghe 27a 30ca in D 473a en D 473a/2 enz.    12

(Tot daar de tribulaties rond de ligging der kerkgoederen. Wij vermoeden dat deze bladzijden geschreven werden door pastoor Jules van Rietvelde die in 1919 pastoor Vandeputte opvolgde. N.v.d.r.)

10. (LM 78) Na de oorlogsverklaring van Duitsland aan België op 4 augustus 1914 hebben in oktober de 1ste Duitse soldaten de bruggen aan de overzet komen bezetten;   13 4 dagen voordien waren de Belgische troepen die van Antwerpen kwamen, en hier 3 dagen verbleven, van Lissewege vertrokken naar Oostende en van daar naar ‘t IJzergebied, alwaar zij de aanvallen der Duitsers ondergingen en weerhielden, tot dat zij in zegen-rijken tegenaanval zoals de Fransen, Engelsen, Amerikanen, enz. weder over de IJzer kwamen om België

11. Wie niet meer kan volgen gelieve zijn vinger op te steken. Het hele eigendomsbestand scheen een hannekesnest waar zelfs een kat haar jongen niet in terugvond. Elke pastoor trachtte naar godsvrucht en vermogen een zo eerlijk mogelijke status op te maken. Maar... Het mag ons niet verwonderen dat sommige pachters nog betaalden voor landen die gewoon ‘in de vaart’ waren verdwenen. (Dit laatste werd ons op een eeuwig zwijgen meegedeeld door een ingewijde).

Met bruggen wordt dan wel de ponton en het veerbootje bedoeld. Hoewel hier ook wel de Herdersbrug kan bedoeld zijn.

12. Vrij te maken: in de zegetocht, vertoonden zich de eerste Belgische patrouilles in Lissewege op 19-10-1918.

13. Duitse troepen hadden gedurende dezen vierjarige oorlog inkwartiering genomen in de huizen en de scholen van Lissewege, omtrent gestadig van 300 tot 600 mannen gewoonlijk van 23-10-1914 tot 18-10-1918 ‘s avonds; na hunne aftocht die een ware doch voorzichtige vlucht was, deden zij de bruggen springen van aan Zeebrugge tot aan de haven van Brugge en aan den Oostende vaart, om niet te snel te kunnen achtervolgd worden door hun vijanden. De Duitse troepen die in Lissewege lagen wisselden zich beurtelings bij Compagnies of bataillons af, de ene van de IJzer of van de Somme (Frankrijk) komende of daar naartoe geleid wordende, na 1 week of 1 maand; bij uitzondering waren er sommige kortere tijd, anderen langere. De eerste Duitse troepen die hier langst bleven waren flinke matrozen,   14   die trachtten de gunst der bevolking te winnen: tot in de zomer 1915 was hier nog geen enkele boete opgelegd.   15 ‘t Gevaar voor de zeden was daardoor bijzonderlijk voor de jonge dochters zoveel te groter. Grote losbandigheid scheen uit van de 3 eerste maanden der inkwartiering. Wat de vrijheid van den godsdienst aangaat: deze scheen goed behouden te worden de eerste jaren, maar van 1917, kwam er verbod van hogere overheid, voor ons volk van in de kerk te blijven de zondag van kwart voor 7 (Belgisch): dit verbod was niet regelmatig, maar onregelmatig, omtrent alle 14 dagen, soms meer, soms min, en zo onvoorziens, dat het soms maar aan de pastoor kenbaar gemaakt werd, of van Zeebrugge tot hier afgekondigd de zaterdag in de vooravond.

De zondag nadien moest de 1ste mis één uur vroeger gezongen worden dan naar gewoonte, dus om 6 u in de winter in plaats van om 7u natuurlijk kon er dien zondag van biechten geen spraak zijn en de mis kon maar door den helft der mensen, die gewoonlijk in de vroegmis tegenwoordig waren, bijgewoond zijn: dat begrijpt men te beter als men denkt dat wij hier de Duitse uur moesten volgen;   16 en ‘s winters als ‘t 8 u was, was ‘t voorgaandelijk in België 7 u en ‘s zomers als ‘t 8 u was, was ‘t voorgaandelijk in België 7 u. Zonder reden te zeggen noch aan hun, noch aan de E.H. Pastoor werd E.H. onderpastoor Laga op ‘t einde van januari 1918 door de Duitse overheid verplicht Lissewege te verlaten en naar Brussel te gaan verblijven.   17 Enkel nadat Zeebrugge-kerk ingestort werd door een vliegbom en dat E.H. pastoor Bouquet met

14. Hier blijkt wel enige sympathie voor de Duitsers. Ik heb steeds horen beweren dan Vandeputte helemaal niet anti-Duits gezind was. Heel deze tekst schijnt nog door Vandeputte te zijn opgesteld, en wel na de oorlog.

15. Het eerste slachtoffer was Lex Bardin. Voor de Eerste Wereldoorlog kende België geen fietsplaten, noch identiteitskaarten. Door de Duitsers werd de verplichting opgelegd deze steeds bij te hebben. Lex ging met zijn beerkuip op zijn korte-wagen naar zijn land. Wie draagt er bij zo’n nuttig werk een “Schein” op zak. Lex werd aangehouden en kwam er met een lichte boete vanaf.

16. Naast identiteitskaart (Schein), fietsplaatje en koperen naam- en adres op boerenkarren was ook het zomeruur een Duitse uitvinding, die als regelrechte plagerijen en “vervolgingen” (!) werden aanzien.

17. De bevolking wist het des te beter. Onder de oorlog was ook een afdeling van het “American Comitee for food en relief” werkzaam. Dit verdeelde meel, spek (Wilson) e.a. waren onder de bevolking. De opslag- en verdeelplaats gebeurde in de herberg van (later) schepen Pros Van Audenaerde, nu tearoom “De Valckenaere”. Op een zondag klimt Laga op zijn preekstoel en begint na het jaargebed een superkorte preek: “Beminde gelovigen, je moe giender allemolle e ker in junder catechismus kieken. ‘k En ik altied geleerd da je je viand moe bemin’, mô dat je moe koeken bakken voer hem, lik of da’ diene valschaard dô gedaan heet, dat staat er bie mien nie in. Amen”.

Het gerucht liep dat Van Audenaerde (geprest of niet ?) een feestje had gebouwd waarop Duitse officieren aanwezig waren en dat er pannenkoeken waren gebakken met meel van ‘t comiteit. Wij hoorden dit als kind vaak vertellen, maar kregen er nergens bevestiging van. In elk geval werd Pros na de oorlog tot schepen verkozen.

Algemeenheid zijner parochianen vandaar wegging, werd het toegelaten dat E.H. Lagae voor de tijd van Zijne afwezigheid mocht vervangen worden. Dit duurde tot de wapenstilstand van 11 nov. 1918 (Een andere hand schreef hierbij: Hij werd vervangen door E.H. Gheerebaert die nadien naar Leuven   18  gezonden werd en later leraar werd in St.-Lodewijkscollege. te Brugge. Hier eindigt het “Liber Memorialis” niet, wel onze excerptie (samenvatting).

Notities uit het Lisseweegs Liber Memorialis. : kerkrestauratie, pachtperikelen en Eerste Wereldoorlog

Johan Ballegeer

Rond de Poldertorens
1998
03
086-094
Mado Pauwels
2023-06-19 14:44:32