Mededelingen
3. Iets meer over deze verdwenen kudden

De heer Paul Braet uit Oostkerke vertelde daarbij het volgende. Zijn grootvader, Camiel Braet van Westkapelle, verkocht in drie keren heel zijn kudde van 75 beiten (kweekmoeren) aan Daeninck op 't Fort. Ze waren van goe ras, met witte koppen; dit waren de meest gevraagde. Grootvader woonde bij Schapenbrugge, waar vader nu woont; voordien was het Paul Nachtegaele. De schaper was Bernard Willemkens, geboren te St-Anna-ter-Muiden op 22 juli 1843. Hij was protestant en was getrouwd met Natalie Desmidt uit Ramskapelle. Zij woonden op de Greveningedijk, waar later Edmond Delodder gewoond heeft. Onze kavane was gedekt met vlas; één hond sliep er binnen onder het schapersbed.

De laatste schapenboeren uit de streek waren Adolf Naertens van de Vrede te Knokke; Jan Vandepitte en zijn zoons op het Hazegras; Tavernier te Ramskapelle; Frans Snauwaert langs de Kalverketedijk (hof Liebaert) te Westkapelle;

Allaart Kerckhof op de Rooden Osse (nu G. Vandepitte), Nachtegalestraat, Westkapelle; en Cesar Snauwaert langs de Hoekestraat (nu Natiënlaan) te Westkapelle die zijn kudde hoedde tot hij verhuisde in 1954. (Kudde op Hazegras tot in 1961

Wij publiceren hierbij een foto van de nog bestaande kavane van de hoeve Aneca, bij de brug te Damme. Deze kavane had, benevens de houten slede, twee kleine wieltjes (later aangebracht?). De kudde zelf is al meer dan 20 jaar verdwenen. Op de kasteelhoeve Van Caillie, er rechtover, loopt nu een kleine kudde zwartkoppen.

4. Nog over Rossekoten

Rene De Keyser

Aan de bijdrage over Rossekoten in ons werkterrein, verschenen in de 11e jaargang 1969, nr 4 blz 140-143 en 155-156, kunnen nu nog enkele gegevens toegevoegd worden.

Er blijken inderdaad meer rossekoten met manège geweest te zijn, dan die welke wij hebben vermeld. Ons medelid, de heer Valeer Cosyn, afkomstig uit Knokke en wonende te leper was zo vriendelijk ons te schrijven dat hij in zijn jeugdjaren een dergelijk rossekot heeft weten werken op de binnenkoer van Meysman langs de Nieuwstraat te Knokke. Wij zijn eventjes binnen gesprongen bij onze vriend Willy Meysman, en daar staat nog het rechthoekig molenhuis: een zeer stevig gebouw van 11 m. bij 6.50 m. buitenwerks; hot dak heeft 4 hellingen.

De heer Cyriel Meysman heeft de manège vervangen door een motor, en binnen een modernere molen geplaatst. De manègeput op de binnenkoer werd dan dichtgegoten.

Verleden jaar (1970), bij het bouwen van een nieuw varkenskot, werd een deel van de manège in de grond gevonden en uitgebroken.

Ik heb nu ook zekerheid dat het rossekot, zowel op de hoeve van Eugeen Loobyck, als op de hofstede van Andre Van de Velde (vorige bijdrage blz 141), beide met een manège werkten.

Te Hoeke, bij de Damse Vaart, op de hofstede van Gerard Tilleman, stond een rosmolen met een manège. Het was een rechthoekig gebouwtje van een 6 m. lang. De manège werd gebruikt tot rond 1939. Toen werd de bestaande molen in werking gebracht met een motor. Volgens de heer Tilleman werd er om de 14 dagen gemalen. In 1944 hebben de Canadese troepen het rossekot stukgeschoten en Vader Tilleman heeft al het binnenwerk verkocht aan iemand uit Oedelem.

Te Moerkerke “Den Hoorn”, op de hofstede van Roger Martens, zou ook een rosmolen met manège bestaan hebben.

Verder heeft onze vriend Paul Braet nog 2 achtkantige rossekoten aangewezen. Het eerste bij Julien Claeys te Lissewege ten oosten van het kerkhof van Zeebrugge, nu volledig afgebroken; het tweede bij Fevery op Uitkerke,noordwest bij Raaswalle. Van dit laatste rossekot publiceerde ons Bestuurslid M. Coornaert een mooi foto in zijn rijk gedokumenteerde “Historische Geografie en Toponimie van Uitkerke”.

In het onderhavig nummer publiceren wij nu een enig foto, door de heer Antoine Ghekiere, van het rossekot op het Hazegras (vorige bijdrage blz 143): het werd voor een jaar of 6 volledig afgebroken.

5. Het Capelleken by Doest

(zie vorig nummer blz 130-137 - Brieven van de fundatie van een wekelicksche misse in het nieuw capelleken by Doest, ghedaen ten jaere 1690)

Jos Rau

Het is altijd prettig reakties te krijgen op bijdragen verschenen in “Rond de Poldertorens”. De heer Lucien Dendooven, die zich jaren geleden al, druk met de studie van ter Doest heeft bezig gehouden, stuurde ons direkt een schrijven. Daarbij een exemplaar van zijn brochure “De Ommegang van Lissewege(1) waarin een schoon hoofdstukje voorkomt over het kapelletje van Ter Doest.

Uit de teksten die wij publiceerden blijkt dat het niet “O.L.Vrouw van Goede Hulp” was, maar “O. L. V. van Bystant” die er vereerd werd. Onze vriend Dendooven liet mij daardoor opmerken dat ik verwaarloosd had te spreken over de steen die in de kapel zit ingemetst en die “spreekt” over die fundaties. Ik had hem 35 jaar geleden gezien... en er niet veel van verstaan. Wij zouden nu samen eens gaan kijken en fototgraferen: het is er nog niet van gekomen. Dan vertel ik er wellicht over. Die steen schijnt mij van dezelfde tijd als die andere in de vloer. Deze laatste werd er geplaatst ter herinnering aan het herstellen van de kapel in 1818 door de laatste 4 monniken van Ter Duinen.

L. Van Hollebeke, in zijn groot werk over Lissewege (2), die de tekst van de steen over drukt, zal wel niet verstaan hebben wat betekende “ A D la M. C. W.” Nu weten we dat we moeten lezen: door Jonckvrauwe Marie Cecile Willaert. Wat niet helemaal in de haak zit. “Altera singuls feriis III de S. P. N. Bernardo pro BNFTBS DEFCTS A D la M.C.W. = De ander (Mis) elke dinsdag ter ere van onze H. Vader Bernardus voor de overleden weldoeners, door enz.: jonkvr. Willaert was al dood en haar wilsbeschikking sprak niet van een fundatie op Ter Doest. Ook “in Litts De Die 1a 7Bris 1690” = volgens letteren van 1 sept 1690, klopt niet met de 2e brief, deze van N. Willaert, die gedateerd is 25 januari 1691. Kwam het er in 1818 niet zo nauw meer op aan?

Is het beeldeke dat nu in de kapel staat nog dit uit de Sint-Bernarduseik?

Eerst dacht L. Dendooven van wel, nu twijfelen wij allebei. De kapel werd verwoest gedurende de Franse Revolutie, en heel ter Doest werd verkocht als “zwart goed” L. Dendooven schrijft (1): Het beeldje was getooid met met een zilveren stralenkrans; het stond op een voetstuk dat versierd was met schildpad- en zilverwerk, en waarin zich een relikwie bevond van de gelukzalige Idesbald, abt van Ter Duinen. ... Ook de kapel van Ter Doest werd geplunderd en verwoest. ... Het kostbaar voetstuk was met zijn relikwie verdwenen. Maar het eikenhouten, kleine beeld staat nog steeds op het altaar.” Als iemand het beeld redde, waarom niet het voetetuk? als de kapel werd geplunderd, waarom niet het beeld?

Het ware ons beiden zeer aangenaam, moest iemand ons nauwkeuriger daar over kunnen inlichten.

6. Een Lied over de Moord van Moerkerke (27 nov 1913)

J. De Smet

In aflevering 3 van onze twaalfde jaargang 1970, op blzn 119-121 werd gehandeld over de moord op Ignace de Thibault de Boesinghe. De heer ereïnspectuer Ant. Vermeulen liet weten dat er over de moord een lied heeft bestaan, waarschijnlijk afkomstig van marktzangers. Hij herinnert zich slechts de volgende verzen:

.....

Wreed gekwetst lag de heer
Te kermen van pijn en hertzeer

.....

Hij stierf in d’armen zijner vrouw
Dat was een algemeene rouw.
Ja, die slag viel hard
In eenieders hart,
as al droefheid en smart.

.....

Kent iemand de ontbrekende verzen van dit lied?

7. De Datering van de Duinkerke III-B Transgressie en het Dijksysteern ten noorden van Brugge

Jos Rau

Onder bovenstaande titel verscheen van de hand van Mejuffrouw Nicole Pannier, in Handelingen der Maatschappij voor Geschied. en Oudheidkunde (1), een korte maar belangrijke bijdrage, waarin de Schrijfster poogt de verschillende meningen van bodemkundigen en van historici betreffende de aangegeven problemen, te toetsen en dichter bij elkaar te brengen.

  1. handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, Nieuwe Reeks Deel XXIV 1970, p 113-126.
  2. Nota’s bij “Capelleken Doest”
  3. L. Dendooven: Ommegang van Lissewege, Uitgave ‘Ter Doest’ 1958, p 17 en 18.
  4. L. Van Hollebeke: Lisseweghe, son Eglise et son Abbaye, 1863, p 186.

N. Pannier komt tot het besluit dat de Duinkerke B-III zich over een veel ruimere tijdspanne heeft voorgedaan, dan alleen op de uit de geschreven bronnen gekende datum 1134. Zij neemt redelijk aan dat 1134 wél de climax van de overstromingsperiode is geweest. Maar zij betoogt dat deze transgressie begonnen is circa 1100, en duurde tot enige jaren na 1180. Het zal niet gemakkelijk zijn deze beredeneerde conclusie te ontzenuwen.

Daardoor werd N. Pannier geconfronteerd met het 2e probleem: nl. het al dan niet bestaan, in 1134, van het dijkensysteem Evendijk-Kalveketedijk-Brolo= zeedijk-Krinkeldijk-Romboutswervedijk. Om tot het besluit te komen dat dit dijkenstelsel reeds bestond vóór 1134 , heeft zij niet alleen de meningen van historici en van bodemkundigen getoetst, maar ook daarnevens gelegd de bevindingen van de plaatselijke vorser. Met name onze voorzitter Rene De Keyser, van zij graag al de artikels daarover verschenen in “Rond de Poldertorens” (1962, 1964 en 1967) heeft geraadpleegd en die zij een zestal keren aanhaalt.

Ons is daarbij opgevallen dat Mej. Pannier de samenvattende studie van Maurits Coornaert heeft over het hoofd gezien, artikel dat nog wel in hetzelfde Gentse tijdschrift is verschenen (2). Zij zal bedrogen geweest zijn door de titel. Daarin zou N. Pannier een nieuwe steun voor haar conclusie gevonden hebben. Eerst omdat Coornaert aanvoert dat het dijkensysteem Gentele-levendijk- Zijdelinge (Brugge-Uitkerke- Bredene-Oudenburg) reeds bestond vóór de Duinkerke

III-A, en Fannier wellicht een voorbeeld “van nevens de deure” had kunnen gebruiken. En voorts omdat Coornaert er een aspect heeft bijgebracht dat door al wie naar het noordoosten van Brugge kijkt, te veel wordt verwaarloosd: nl. de waters ten zuiden van Brugge. Bij Coornaert zion we duidelijk hoe al het water van het uitgestrekte gebied Varsenare-Torhout-Eegem-Aalter-Knesselare-Oedelem uiteindelijk samenloopt bij de latere Dampoort. Dat zeer vele water moet toch ergens naar zee gevloeid hebben. Wie nu met Rene De Keyser de hydrografie van heel de driehoek Brugge-Sluis-Blankenberge “met handen en voeten” heeft betast en bekeken, die moet besluiten dat er maar 2 mogelijkheden bestonden, nl. de Scheure (die ook vele waters van Koolkerke, Dudzele en Oostkerke opneemt) of de Ede (beneden de Damse Vaart naar Lapscheure toe). Maar beide lopen uiteindelijk toch naar de Boudensvliet (Budanflit 1089) of wat het ook moge geweest zijn, ten oosten van de Krinkeldijk.

Laten we nog hierop wijzen: dat ons Medelid Willy Wintein, in voorbereiding tot zijn licentiaatsthesis, boringen heeft uitgevoerd die aantoonden dat nederzettingen van de Duink III-B, bij de grote dijkbreuk aan de Nooie (=Naaie ?) te vinden zijn zowel binnendijks als buitendijks. Daar gebeurde heel waarschijnlijk in 1134 een doorspoeling die gemakkelijk de dorpskern van Oostkerke bereikte. Een staving voor Panniers argument dat de verlenging Ter Muiden-Damme erg nodig was. Onrechtstreeks vindt Dr. Luc Devliegher in zijn pas verschenen werk daarvoor een bewijs als hij schrijft: “Rond 1100 werd (te Oostkerke) een ruime romaanse kruiskerk gebouwd ...; nog in de 12e eeuw werden gedeelten herbouwd en verstevigd. Misschien had deze verbouwing iets te maken met de Duinkerke III-B-transgressie; oostwaarts van de kerk vertoont de na de Duinkerke III-A opgeworpen Krinkeldijk inderdaad een boogvormige insprong die waarschijnlijk met een dijkbreuk verband houdt” (3).

Alles samen blijft het artikel van Mejuffrouw Pannier een degelijke aanvulling van de groeiende argumentatie die onze, in 1963 nog sterk aangevochten stellingen, steunt.

(Verwijzingen 2 en 3, bovenaan de volgende bladzijde)

2. Handelingen Maatschappij Geschied, en Oudheidkunde Gent, Nieuwe reeks, deel XXI 1967; in overdruk 31 bladzijden.

3. Kustpatrimonium v West-Vlaanderen, deel 4 “De Zwinstreek”, Lannoo Tielt 1971, blz 147-48. Heel de blz 147 is ter zake dienstig.

mmmmmmmmmmmmmmmmmm

8. Het Heemkundig Museum Sincfala

Jos Rau

Toen we op 2 mei 1970 ons vernieuwde museum plechtig openden, waren er in een ruim lokaal van de Gemeenteschool, Pannestraat Heist, 275 voorwerpen tentoongesteld.

Ondertussen is er heel wat gebeurd. Op 21 november 11. werd een V.Z.W. (vereniging’ zonder winstgevend doel) opgericht om het museum verder in te richten, te beschermen, te beheren en uit te breiden. In het Staatsblad van 24 december verschenen de statuten van de Vereniging.

Daardoor werd officieel een Raad van Beheer aangesteld die is samengesteld als volgt:

  • Voorzitter : Robert de Corte
  • Ondervoorzitter: Jozef Rau
  • Penningmeester : Jaak Larbouillat
  • Conservator Johan Ballegeer
  • Leden : Rene De Keyser, Huibrecht Gobert, Paul Braet, Firmin Vandepitte.

Het vele voorbereidingswerk (... en een renteloze lening voor de onkosten aan het staatsblad) werd met vlijt en toewijding verricht door J. Larbouillat.

De Raad van Beheer heeft een dagelijks Bestuur aangesteld, belast met de praktische uitbouw van het Museum. Dat zijn, onder de leiding van een technisch direkteur Eric Parez: J. Ballegeer, P. Braet, R. De Keyser, F. Vandepitte.

En samen met Broeder Rau schoten zij aan het werk om alles op een dubbelstelsel steekkaarten aan te brengen: aard, gebruik, herkomst, waarde (voor afsluiten van verzekering) enz. Vier lange, koude namiddagen... opgekikkerd door de gulle gastvrijheid van Mevr. Parez, of de warme koffie met broodjes van Mevr. De Keyser.

Van hier en daar werden er kleine en grote stukken (waar gaan we die boeresjees zetten?) bijgebracht; vooral door Rene De Keyser en door Paul Braet met het rekord van circa 130 aanwinsten! Zo komen we nu aan 520 (Vijfhonderdtwintig!) gekatalogeerde stukken. Thans moeten ze opgekuist, gepreserveerd, gerangschukt en in 2 zalen uitgesteld worden. Voor dat zeer groot werk is de heer Eric Parez onvermoeibaar. De hele Raad van Beheer is hem bijzonder dankbaar.

Wij hopen het museum opnieuw open te stellen in het begin van de maand mei, Maar.., maar: drukwerk, verzorging, inrichting, aankoop, bewaking, verzekering, enz., het kost allemaal geld. Dat valt tegenwoordig niet meer uit de hemel en het groeit ook nergens. Daarom moeten veel mensen zich aansluiten als Lid van het Museum met een jaarlijkse bijdrage van 50 fr. Ereleden en Steunende Leden, die wat kapitaalkrachtiger zijn, zullen uitgenodigd worden om de eventuele toelagen van Provincie en Gemeenten enigszins aan te vullen door respect. 100 en 250 fr. te jeunen. Al wie ons nu reeds helpen wil, kan zijn bijdrage storten op Postrek. nr 4507.73 van Mevr. Marg. De Keyser, Dorp Oostkerke, met de vermelding: Lidmaatschap Heemkundig Museum. De lidkaart volgt dan binnen kort.

9.Een Kort Verslag

Jos De Smet

Op zondag 20 december 1970 waren we met een honderdtal leden en belangstellenden bijeengekomen in het stemmige zaaltje van de Broeders Xaverianen te Knokke, waar de heer André D’hont een deel van zijn rijke verzameling dia’s over Knokke, vroeger en nu, voor ons projecteerde.

Spreker heeft veel verzameld over Knokke. En bij de ouden van dagen ging hij hun herinneringen optekenen over de groei van de badstad. Zijn groot werk, “Dagklapper uit Knokke” en zijn wekelijkse kroniek in het Brugs Handelsbiad, worden graag gelezen en tonen hoe veel geringe lieden te Knokke, door hun noeste arbeid, zich hebben opgewerkt tot welgestelde burgers.

Spreker gaf ons eerst enkele zichten van de riante polderroute, om daarna te komen tot het oude Knokke, waarover meester Van Steene veel foto’s heeft nagelaten, o.m. over het landelijk dorpje met zijn twee dorpsmolens van Van Damme en van bakker Lievens, over het ontstaan van de badplaats in de duinen, en de verdere evolutie van de gemeente, waarvan het uitzicht nog iedere dag verandert.

Het is een zeer rijke documentatie, maar het programma was een beetje overbelast, zodat de dia’s in versneld tempo moesten worden doorgedraaid.

Vriend André trad niet alleen onvergeld op, maar hij speelde nog de kerstman. Hij liet immers twee exemplaren van zijn “Dagklapper uit Knokke”, alsook talrijke exemplaren over de bevrijding van de Scheldemonding en van de Oostkust in sept.-nov. 1944, onder de aanwezigen verloten.

Voor al dit goede, en de geprojecteerde dia’s en de kerstgeschenken, danken we hem van harte.

10. Familie nieuws

  • Op 8 februari 1971 werd het derde kindje geboren van de heer en mevrouw Willy Wintein-De Clerck. Ons aller gelukwensen met de kleine Astrid.
  • Op 16 november 1970 overleed de heer Joseph Huyghe, vader van Medelid Robert Huyghe-Vandenbergheuit Heist.
  • Op 29 nov 1970 stierf te Heist mevrouw Alina Coornaert-Vanhove, moeder van onze Leden Maurits Coornaert-Leuridan en Gaston iaeck-Coornaert. Zij was heel graag tegenwoordig op onze vergaderingen en wandelingen.
  • Op 18 december 1970 overleed te Lissewege mevrouw Maria Vanhulle-Antheunis, moeder van mevr. Johan Ballegeer-Vanhulle.
  • Op 26 december 1970 ging ook heen mevrouw Irma Theerens-Stockx, moeder van ons Bestuurslid Willy Theerens-Lagrou uit Westkapelle.

Wij delen in de smart die het verlies van deze geliefden toebracht aan onze vrienden en hun familie.

Leden die belang stellen in het boek “De Zwinstreek”, waarvan foldertje hierbij, kunnen best één exemplaar bestellen. De Keyser, Dorp, 8364 Oostkerke. Wij zorgen voor speciale gunstvoorwaarde.

Mededelingen: 3 tot 10

Meerdere

Rond de Poldertorens
1971
01
037-042
Eddy De Baere
2023-06-19 14:44:32