Forten bij het Hazegras
Verdedigingswerken van de Staats-Spaanse linies     

Danny Lannoy

De Zwinstreek heeft steeds een bewogen militaire geschiedenis gekend. Het was een militair en strategisch belangrijk gebied en de speelbal tussen Europese grootmachten.

De Zwingeul zelf vormde al eeuwen een invalsweg naar de havens van Brugge, Damme en Sluis maar was ook sedert de Honderdjarige Oorlog (1337-1441) tussen Frankrijk en Engeland een natuurlijke grens.

In de 2de helft van de 16de eeuw heersten er godsdiensttroebelen in de Nederlanden. De protestantse hervormers wonnen meer en meer aanhangers en dit verontrustte het katholieke bestuur.

Filips II van Spanje stuurde in 1567 de beruchte Hertog van Alva naar onze streken om de orde te herstellen. De kuststreek en de Zwininham werden weeral eens het strijdtoneel van oorlog en geweld. Een aanval van de Watergeuzen deed Alva besluiten geen soldaten in te kwartieren in het ‘Brugse Vrije’. De zogenoemde Tachtigjarige Oorlog kende in 1568 zijn ontstaan met het gewapend verzet tegen de Spaanse troepen. Lodewijk van Nassau (1) kwam in 1573 naar Walcheren om de Spaanse steunpunten te elimineren. De Prins van Oranje veroverde in 1604 Aardenburg en Sluis. Het Zwin was rond 1600 de scheidingslijn tussen de Noordelijke - en Zuidelijke Nederlanden (2). De geuzen bleven wel de parochies op de linkeroever van de Zwindelta teisteren. Dit was één van de redenen waarom de versterkte steunpunten werden gebouwd in de omgeving van het Hazegras.

Sint Jorisfort (I)

De oudste Spaanse versterking te Knokke was het St. Jorisfort (3) omstreeks 1599 opgericht in de Hazegrasschorren, buiten de Zeedijk (Graaf Jansdijk), ten noorden van de Vagevierpolder, tegenover de ‘Plaat’ (verzande landtong in de Zwingeul). Het doel was de vaargeul naar Sluis te bewaken.

De vesting bestond uit een hoofdwal met vier bastions, een walgracht en een ‘contrescarp’ (kleine voorwal op de buitenzijde van de vestinggracht). De oostelijke kant van de verschansing had zicht op de westelijke oever van het Zwin. Ter bescherming van de vloedstromingen waren twee rijshoofden voorzien bij de noordoostkant en voor het zuidoostelijk bastion. De toegang met houten brug bevond zich aan de oostzijde waar kon aangelegd worden met een klein schip.

Binnen de wallen bouwde men barakken en een kruitmagazijn. Het garnizoen had geschut, munitie en voorraden. Niet lang na de bouw van het fort had het op- en afgaande water de oostelijke ‘contrescarp’ afgeknaagd. Het bestuur of ‘de Vier Leden van Vlaanderen’ kwamen op inspectietocht naar Knokke om de toestand van het fort St. Joris te bekijken. Ze voeren uit ‘met een schuyt diepende tot boven de riviere opwaerts tot aenden Santpolder, ende aldaer beneden een plaet - de riviere vanden eenen cant tot den anderen grondende met een diep loot ende boom’.

Om het fort tegen verdere aftakeling te beschermen stelde de commissie voor de contrescarp te herbouwen en te verhogen. Het rapport van 24 augustus 1599 werd voorgelegd aan ‘het Vrije’ dat besliste de werken uit te voeren. Twee aannemers moesten elk beschikken over ‘twaelf carren ende twaelf peerden met laders’. Ondanks deze kostelijke werken bleef de vloed het fort aantasten. Het aangeplante rijshout kon niet beletten dat er blijvende schade werd veroorzaakt aan het fort. De oostelijke hoofdwal diende herbouwd te worden. In maart 1601 was er een nieuwe aanbesteding om het fort te vrijwaren van wegspoelen.

Op 23 mei 1604 na een kort beleg van enkele dagen werd het fort ingenomen door de troepen van Mauritz van Nassau. Uit het oude document (4) blijkt dat dit fort een groot aantal soldaten herbergde: ‘par composition et sans attendre la batterie’; ‘Ze zijn daaruit vertrokken met hun volle wapenen, medenemende hun bagage en waren sterk 150 man, latende in de schanse omtrent 5 fraaie metalen (bronzen) stukken en enige ijzeren’. Bij de inname vonden ze 8 stukken geschut en 19 tonnen kruit. De Hollandse bezetting stond onder bevel van Joos de Chantraines Broucqsault.

Bij een stormtij in 1621 spoelde het Sint Jorisfort weg.

Sint Theresiafort (II)

Iets noordoostelijk van het voormalig fort kwam in 1622 het Sint Theresiafort. Men bouwde ook nog enkele redoutes, vijf op de westelijke oever van de 'Vuile Vaart’, één op het eiland van de ‘Platerij’ en één op knooppunt van de Graaf Jansdijk en Butspolderdijk.

Redoutes waren versterkte wachtposten (in de vorm van een vierkant) omringd door een gracht met poortje en ophaalbrug.

Graaf Fontaine (5) was bevelvoerder van de sector Sluis met zijn redoutes vanaf het Sint Theresiafort tot het Sint Jobfort (6). Het ‘Oude Zwin’ werd dit jaar ook verbreed vanaf de ‘Peereboom’ bij Oostkerke tot ‘Schapenbrugge’.

De parochies ten noorden van Brugge stonden blootgesteld aan plunderingen van de Nederlanders. Er was te weinig weerstand van de Spaanse legeroverheid en plaatselijke besturen. In 1622 en 1633 werden zelfs afspraken gemaakt tussen parochies en de gouverneur van Sluis mits geldelijke tussenkomst om zijn soldaten niet meer te laten plunderen. Ook Knokke betaalde in 1626 maandelijkse contributies aan de ‘ondermayor’ voor een vrijgeleide.

2020 01 12 113128Plan van het Sint Jorisfort. (Stadsarchief Brugge, kaarten A. Schoutteet, nr 95).

Sint Isabellafort (III)

In 1625 startten de werken aan het St. Isabellafort (7). Het fort met vier bastions kwam op de oostoever van de Reigaarsvliet, een kreek gevormd in de eerste helft van de 13de eeuw. Het fort kwam op het noordeinde van de verdedigingslijn en was belangrijk om de sluis te beschermen. In die buurt bevond zich ook op de Graaf Jansdijk een centralisatie van enkele woningen, ‘Vijfhuizen’ genoemd.

Een oud zeldzaam document laat toe ons een idee te geven hoe een fort tot stand kwam (8).

Voor de bouw van het Isabellafort en de later geheten Cantelmolinie rekende men dat 3.000 pioniers of graafwerkers nodig waren om de klus te klaren. Ze werden verdeeld over 4 groepen en kwamen vanuit Brugge per boot naar het Fort Sint Donaas gebouwd in 1605 (bij de Verse Vaart).

De lengte van de linie met 8 uitsprongen bedroeg 1600 vademen van 1,95 m. of 3 km.

Zes ingenieurs of officieren stonden in voor de leiding van het werk.

Bij de bouw van een verschansing werden bepaalde regels gevolgd (zie illustraties). De soldaten moesten van het platform van 2 voet kunnen afstappen om hun musket te herladen. De totale hoogte van 6 voet bood beschutting voor de manschappen.

De taluds (ook ‘glacis’ genoemd zijn de licht glooiende buitenhelling van een fort) werden met zware zoden bedekt en voorzien van diverse hindernissen. Deze werden gesneden in gelijkzijdige driehoeken en schaaksgewijs op de bermen aangelegd. Onder de werklieden waren zelfs enkele gespecialiseerde zodensnijders en zodenleggers. Er waren ook 16 ‘terrassiers’ die zorgden voor het afwerken van het profiel; 8 wagenmakers om bruggen en ‘barrieren’ te timmeren en om kruiwagens te herstellen.

In de flanken van de vier bastions van het Sint Isabellafort werden overwelfde poedermagazijnen of kleine kazematten gebouwd en stond er geschut. De uitstekende hoek van het bolwerk was stomp. De flanken stonden loodrecht op de courtines of wallen.

2020 01 12 113219Het Isabellafort in 1682; kopie van de vroegere kaart van J. Lobberechts met links de sluis uit 1622. (Rijksarchief Brugge, nr 112).

 

2020 01 30 142257lan (deelkaart) van de Cantelmolinie uit 1641.

 

Het Noordwesten is links op de kaart, rechts het Sint Donaasfort, boven liet dorp St. Anna ter Muiden. (Rijksarcltief Brugge, nr 115).

De afstand tussen twee bastions was tussen de 400 en 800 meter om het “zijdelings” schieten mogelijk te maken zonder het fort zelf te raken.

De ‘courtines’ van het fort waren lichtjes ‘gebroken’. Daardoor zag men op een grondplan de vorm van een ster en werd wel eens gesproken over ‘Sterrefort’. In elke redoute werd een ‘corps de garde’ gebouwd. In het St. Isabellafort kwamen minder robuuste logementen voor de officieren en 200 manschappen. Een fort had een wachthuis (houten constructie), een munitiedepot en latrines naargelang de grootte van het fort en één gebouw, al dan niet in metselwerk, voor de officier en manschappen.

Bij de opsomming van materiaal vinden we 1.000 kruiwagens, 4000 planken om in de drassige of losse grond te rijden; 1400 delfspaden (louchets), 40 grote en 40 kleine hozebakken (hollandaises) om slijk en water uit te voeren. Men rekende op 500 grote en 600 kleine ‘sapiers’ (sparren) om bruggen te leggen.

Voor de walgracht werd een ‘bedekte weg’ (chemin couvert) aangelegd met een buitenverschansing van 6 voet hoog dat in zachte helling uitliep op de voorgracht. Deze weg kreeg ter bescherming een reeks palissaden. De ingenieurs rekenden op 7.000 palen van 9 voet (1 voet = 32,48 cm). In die palen werden veelal ijzeren pinnen aangebracht, ‘scheurbroeken’ genoemd. Rondom de aarden wallen plantte men ook nog doornhagen aan. Verder is er nog sprake van 6000 palen van 8 voet en 18 duim dik. Om het wegschuiven van de wallen te belemmeren werden bij de bouw palen in de berm ingeheid met gevlochten rijshout. 3000 stormpalen (fraises) waren nodig om haaks op de steile buitentaluds te planten om het bestormen van het fort te hinderen.

Er is vermelding van een aannemer Abraham van Delden en van een ingenieur Vivario. De aannemer werkte 150 dagen maar geraakte in financiële moeilijkheden. Op last van Jan Wouters, auditeur bij het Regiment van Graaf de la Fontaine, werd zijn boedel in oktober 1622 op het Hazegras publiekelijk verkocht. (In 1645 liet don Andrea de Cantelmo, gouverneur van Vlaanderen, de vaart verbreden en uitdiepen).

2020 01 12 113236Profieltekening van een fort
a/ palissade, b/ voorgracht, c/ glacis, d/ bedekte weg, e/ walgracht, f/ wal-courtine, g/ fort, h/ borstwering, i/ bank, k/ walgang.

Graaf Fontaine zou in 1627 de linie vanaf het Sint Frederikfort (gebouwd in 1598 ter bescherming van de Zwarte Sluis) tot aan het Sint Isabellafort doortrekken in westelijke richting met de bouw van het Sint Paulusfort. De nieuw gegraven Paulusvaart werd aangesloten op de reeds bestaande Legervaart. Het Paulusfort stond op een uitloper van de Blinckaertduinen (huidige Oosthoek). De hoofdwal was grotendeels met zandige grond opgeworpen, wat enkele jaren leidde tot tal van herstellingswerken (9).

In de winter van 1643 kregen de forten af te rekenen met stormgeweld. De gouverneur vroeg in januari 1644 aan het Vrije om geldmiddelen ter herstel ‘vande forten van Ste Isabella ende Teresa, de welcke deur den continuelen vande zeewaeteren seer waeren beschaedight ende tot ruine souden commen’.

Tegenover het Hazegras, op de rechteroever van de Zwingeul bij Terhofstede waren twee grote verschansingen; de forten Oranje en Nassau. Vanaf 1644 vestigden zich burgers en ontstond het dorp Retranchement.

In 1648 werd bij het Verdrag van Münster de ‘Tachtigjarige Oorlog’ beëindigd tussen de Spaanse en Noordelijke Nederlanden. In de overeenkomsten tussen beide partijen stond, dat de forten zouden gesloopt worden. Bij de grensbepaling viel de dorpskom van St. Anna ter Muiden en een deel van haar grondgebied binnen Nederland.

Alle militaire acties waren voortaan gericht tegen Frankrijk.

In 1648 en 1649 werden de versterkte vestingen in de Zwinstreek ontmanteld, onder andere voerden boeren kanonnen en munitie van het Sint Paulusfort naar Brugge. Het Sint Isabellafort bleef onaangeroerd.

De overheid vreesde voor Franse invallen. Alle parochies hadden wachtposten om het scheepvaartverkeer te controleren voor de Vlaamse kust. De omliggende gemeenten Heist, Lissewege, Ramskapelle, Westkapelle, Hoeke, Oostkerke en Dudzele ontsnapten niet aan de reglementering. Ze dienden ‘te voet by daghe ende by nachte houden behoorlicke sentenelle opde duynen, de andere zullen ’s nachts ‘ te peerde doen patroillie lanxt de zeecant alle drye heuren’.

In 1664 waren gesprekken tussen Noord en Zuid over de afbakening van de landsgrens.

Na de blijvende druk van de Franse troepen die Zuid- en Midden-Vlaanderen veroverden, kwam in 1668 de Vrede van Aken die toeliet dat de Franse koning Lodewijk XIV een groot deel van Zuid- Vlaanderen behield.

In 1672 kwam de Zwinstreek in de Hollandse oorlog terecht tegen Frankrijk. De dorpen kregen opnieuw af te rekenen met plunderende militairen. Contributies dienden betaald te worden aan de Franse bezetter. Het werd een soort doorgangsgebied tussen de Franse legers en de Nederlanders.

2020 01 12 113254Fragment van de ‘Caerte van T’ Vrye’ van Claes Janss. Visscher uit 1640.

Na het afsluiten van de Vrede van Nijmegen (1678) tussen Frankrijk en de Republiek der Zeven Provinciën werd aangedrongen de forten te slopen. Het Vrije was niet gehaast het bevel van de Landvoogd op te volgen. Enkele landmeters werden naar het Hazegras gestuurd om ter plekke de afbraak en ontmanteling van het Sint Isabellafort en Fort van Blankenberge te organiseren. Het Sint Jobfort en Sint Frederikfort werden geplateerd.

Voor wat het Sint Isabellafort betreft werd het volgende genoteerd: ‘Voor eerst te doen demolieren ende afte voeren de helft van het fort, te weten de twee bolle wercken ende gordynen daer de poorte gheweest heeft, ende d’ander twee halve gordynen rysende allencxkens tot teghen de flanck vande twee andere bollewercken, waermede t’selve fort teenemael sal open ligghen, ende de grachten daer neffens ghevult.

De contrescharpen van t’ voornoemde fort, beghinnende van het sas tot anden zeedyck, van oosten ende van noorden wat meer afte voeren, ende daermede te maecken een cruyn vanden zeedyck opt contrescharp, ende de reste te voeren inden gracht van het fort’ (...).

Nog steeds waren Franse troepen op strooptocht in onze contreien en terroriseerden de bevolking. In 1691 logeerden te Knokke 3 compagnieën en te Heist 2 compagnieën van een Spaans garnizoen. In de maand mei arriveerden dan twee regimenten Nederlandse militairen op weg van Sluis naar Nieuwpoort. Dit bleef de komende jaren aanslepen. Bij de Vrede van Rijswijk in 1697 moest Frankrijk Zuid-Vlaanderen opgeven. De Nederlanders behielden de garnizoenen te Nieuwpoort, Kortrijk en Oudenaarde.

In 1702 kwam het Sint Isabellafort onder Nederlands gezag. De sluizen werden vernield zodat er een strategische inundatie ontstond. Een nieuwe afwatering werd tot stand gebracht bij het Sint Donaasfort maar viel nog onder het beheer van de Nederlanders want ze hadden de Linie en de forten Sint Donaas en Sint Paul in handen. Dit duurde tot het eind van de Spaanse Successieoorlog in 1713.

De welvaart in de Zwinstreek werd weeral eens verstoord door de Oostenrijkse Successieoorlog (1745-1748) tussen Frankrijk en Oostenrijk en met Engeland. In 1747 bezetten de Fransen het Noordvrije en veroverden Sluis en Zeeuws-Vlaanderen. Bij de Vrede van Aken trokken ze zich terug. Maria Theresia werd erkend als wettelijke vorst van de Zuidelijke Nederlanden.

Het Barrièretraktaat werd deels gewijzigd na klachten van de gevolmachtigde van het Oostenrijks Bestuur. Keizer Jozef II, opvolger van Maria Theresia, zorgde in 1783 dat de grens van 1664 werd hersteld en dat het Sint Paulusfort terug deel uitmaakte van de Zuidelijke gebieden. Hij hechtte groot belang aan de strategische Zwinmonding. In 1784 werd in zijn opdracht de Hazegrassluis gebouwd aan de oostelijke kant van de pas ingedijkte Nieuw Hazegraspolder. De sluis lag 100 meter ten noorden van het voormalig Sint Isabellafort.

Bij een inspectiebezoek van de Keizer werd besloten de sluis te beveiligen met een fort.

Zo kwam het Hazegrasfort er in de zuidoosthoek van de Nieuw Hazegraspolder (op de locatie van het vroegere Theresiafort). Zevenhonderd meter noordwaarts kwam een redoute of ‘lazaret’ genoemd.

Binnen het fort kwam er een gemetst wachthuis en gevangenis en in het westelijk deel een sluishuis. In 1785 bracht het Verdrag van Fontainebleau een einde aan de grensgeschillen in de Zwinstreek. De lokale herberg kreeg waarschijnlijk vandaar zijn naam “De Vrede”.

Het nieuwe fort verloor haar functie en werd in 1794 nog eens bemand door de Fransen in hun offensief tegen Zeeuws-Vlaanderen (Franse Revolutie 1789-1815).

Omstreeks 1830 met de strijd om de onafhankelijkheid werd het fort omgebouwd en hersteld als Leopoldfort.

In 1839 kwam een overeenkomst tussen Nederland en het nieuwe België zodat het fort zijn belang verloor. De stenen gebouwen werden tot een hoeve omgebouwd (10).

In 1853 werd over de westelijke gracht van het fort een nieuwe brug aangelegd (Hazegrasstraat). Gedurende WO I (1914-1918) was het fort een onderdeel van de Duitse ‘Hollandstellung’ met verscheidene bunkers bij de Hazegrassluis. De bunkerlinie is een prototype op bouwkundig vlak met gewapend beton.

2020 01 12 113312Detail van een recente topografische kaart met de aanduiding van de diverse forten bij het Hazegras.
I Sint Jorisfort - II Sint Theresiafort - III Sint Isabellafort.

Tijdens WO II (1940-1945) maakte de hoeve/fort deel uit van de ‘Atlantikwall’. Enkele geschutstellingen en stenen constructies kwamen op de site voor het verblijf van Duitse bezettingstroepen.

Sedert enkele jaren is er bijzondere aandacht voor de Staats-Spaanse linies vanuit de Provincie West-Vlaanderen. Met het vooropgesteld plan zullen de sites deel uitmaken van het cultuurhistorisch, landschappelijk en ecologisch waardevol landschap van onze streek.

Te Knokke-Heist is het de bedoeling het Sint Isabellafort met een ‘zachte’ reconstructie de impressie te geven hoe groot het fort eruitzag met zijn aarden wallen en grachten. Essentieel is de historische correctheid gekoppeld aan natuurkundige elementen voor flora en vegetatie. De reconstructie in het landschap zal ons doen herinneren aan de woelige periodes in de Zwinstreek.

Voetnoten

  1. Lodewijk van Nassau is de jongere broer van Willem van Oranje; Maurits van Nassau (1567-1625) is de zoon van prins Willem van Oranje.
  2. Tussen 1543 en 1585 waren de 17 Provinciën Nederland en België, zonder Prinsbisdom Luik. In 1588 bevatten de Verenigde Provinciën, 7 Noord-Nederlandse provinciën.
  3. M. Coornaert vermeldt in zijn boek Knokke en het Zwin (….) het St. Jorisfort, maar toont het niet op de bijgaande kaart. Broeder Gaetan, daarentegen geeft een locatie aan in ‘De juiste ligging van het eerste Hazegrasfort’ (Rond de Poldertorens, jaargang 1961, blz. 33-34). Voor mij is het een vraagteken. Dat er in 1621 in een reeds groot schorregebied, een fort wegspoelt lijkt me onwaarschijnlijk!
  4. P. Giustiniano-Della di Flandria 1609; G. Chappuys - Histoire générale de la guerre en Flandre Tome II 1611-23; Broer Janszone - Journael ofte Dach-register van’t Prinscipaelste in Vlaenderen geschiet 1604.
  5. Graaf Paul-Bernard de Fontaine was opperbevelhebber van de Spaanse Infanterie tijdens de 80-jarige oorlog. Hij was hoofdbaljuw van Brugge en het Brugse Vrije en gouverneur van Damme. Hij nam deel aan veldslagen tegen de Staatse troepen. Het hoofdkwartier van Fontaine was eerst ‘Vijfhuize’ bij de Graaf Jansdijk en vervolgens het Sterrefort langs de Vuile Vaart. In 1641 werd hij in zijn functie opgevolgd door Andrea Cantelmo.
    Andrea Cantelmo (Pettorano 1598 - Alcubierre 1645) was de zoon van een Italiaanse hertog. Hij kwam in 1631 naar Vlaanderen en leverde strijd tegen Frederik van Oranje. In 1638 werd hij benoemd tot gouverneur van Vlaanderen en was betrokken bij de verdediging van Antwerpen. Hij vestigde zich in Brugge en wijdde zich aan de reorganisatie van militie en wederopbouw van de vestingwerken aan de grenzen. In 1640 werd hij benoemd tot “maestro di campo generale”.
  6. Fort Sint Job (ten zuiden van de huidige Damse Vaart, 1 km ten oosten van Hoeke).
  7. Vanaf 1597 werden de Zuidelijke Nederlanden bestuurd door een Spaans bestuur. Fort Isabella, genoemd naar de echtgenote van Albrecht van Oostenrijk. Isabella (1566-1633) was de dochter van de Spaanse koning Filips II. Na de dood van Albrecht in 1621 werd ze landvoogdes van de Spaanse Nederlanden.
  8. Gabriel Chappuys, Histoire générale de la guerre de Flandre, 1623. Algemeen Rijksarchief, Brussel, Manuscrits divers, 381 F, f° 33, r° à 35 v°.
    ‘Dispositif pour la construction d’une ligne pour couvrir le pais du nord du Franc de Bruges entre la mer et St Donas, de deux redoutes, et du fort Isabelle’.
  9. Ten zuiden van fort Isabella bevond zich het Fort St. Anna, 800 meter verder ‘De Sterre’ uit 1627, dan het St. Donaasfort en 1 km westwaarts het Fort Frederik. Tussen Isabella en St Paul lag nog een redoute of St. Bernardusfort, ‘Papemutse’ genoemd (in de buurt van het zuiveringsstation langs de Hazegrasstraat).
  10. Vroegere hoeve Cauwels.

Bibliografie

  • Dr. Antoine De Smet, De Geschiedenis van het Zwin, 1939.
  • M. Coornaert, Knokke & het Zwin, Boekdeel I, Gemeente Knokke-Heist, Lannoo, Tielt, 1974.
  • D. Lannoy, Terugblik, Impressions, In Retrospect, Rückblick, Hfd. Knokke (eerste publicatie kaart Isabellafort), viertalige bijdrage tot de geschiedenis van Knokke-Heist, De Distel, 1998.

Forten bij het Hazegras - Verdedigingswerken van de Staats-Spaanse linies

Danny Lannoy

Cnocke is Hier
2013
50a
001-008
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:49:21