Sluis dankt Knokke en Dr. Eugene Mattelaer - 1949

Paul B. Mattelaer

Op 8 september 1949 nodigden de Commissaris van de Koningin en het College van Burgemeester en schepenen van de gemeente Sluis hun Knokse collega’s uit voor een herdenking, genoemd ‘Knokke helpt Sluis’. Sluis dankte Knokke voor de geboden hulp geboden tijdens de sombere dagen van de ‘Omsingeling’. Tijdens de ceremonie kreeg Dr. Eugène Mattelaer de titel van ereburger van de gemeente Sluis met ontvangst van een erepenning. 

2020 01 12 1602072020 01 12 160243
Erepenning van de gemeente Sluis voor Dr. Eug. Mattelaer, Ereburger van de gemeente, gedateerd 8 augustus 1949 en uitgereikt op 8 september 1949. (1)
 

De slag om De Schelde en de bevrijding van Sluis en Knokke na de ‘Omsingeling’ van 2 September - 1 november 1944

De geallieerden wilden de Scheldemonding vrij maken van strijdkrachten van nazi-Duitsland zodat Antwerpen de belangrijke geallieerde aanvoerhaven zou worden voor de geallieerde legers. Op 4 september 1944 was Antwerpen reeds in handen van de geallieerden en toch besloot Hitler dat het Duitse leger ten allen prijs de Scheldemonding in handen moest blijven houden. De bezetter begon met de sluizen van Zeebrugge te openen en verzopen de polders van Westkapelle, Ramskapelle en Oostkerke. Ook de polders van Walcheren werden onder water gezet. Op 10 september werd beslist dat het 1e Canadese Leger vanuit Antwerpen in de aanval zou gaan. Het plan voor de opening van de Scheldemonding bestond uit vier operaties. De eerste operatie was het bevrijden van het gebied ten noorden van Antwerpen om de toegang tot het schiereiland Zuid-Beveland veilig te stellen. De tweede ‘Operatie Switchback’ was het opruimen van de streek tussen het Leopoldkanaal en de Schelde vanaf Philippine en de Noordzee, West-Zeeuws-Vlaanderen en het Noordoosten van West-Vlaanderen. Deze operatie veroorzaakte zware ‘Collateral Damage’ te Sluis en Breskens en in mindere mate te Knokke. De derde was de verovering van Zuid-Beveland en de vierde deze van Walcheren.

De operatie ‘Switchback’ begon op 11 september met een eerste groot bombardement op Breskens. De ‘Omsingeling van Knokke’ begon echter al op 3 september met de bevrijding van Blankenberge. Op 16 september bezetten de Canadezen Zeebrugge. Inwoners van Heist vluchtten massaal naar Knokke. Ondanks de vreselijke beschietingen door de Canadese artillerie, strandden tussen 25 en 27 september ongeveer 20.000 vluchtelingen in Knokke uit Heist en de omliggende gemeenten en ook uit West-Zeeuws-Vlaanderen. Eind september zetten de Duitsers de polders van Zeeuws-Vlaanderen onder water. Vanaf eind september tot halfweg oktober was het een ware hel in Zeeuws-Vlaanderen. Op 28 september werden Biervliet en Schoondijke met raketten bestookt. Op dinsdag 3 oktober lieten 243 Lancasters hun bommen vallen op Walcheren. Op 6 oktober ontploften granaten op Schoondijke, Oostburg, Sluis en ook op Knokke. Op 11 en 12 oktober 1944 werd het prachtige centrum van Sluis grotendeels verwoest. Het vuur was zichtbaar tot in Knokke. Er kwamen 61 burgers om, maar de Duitsers die zich op en in de omwalling hadden verschanst bleven ongedeerd. De volgende dagen vuurgevechten te Schoondijke en Oostburg en ontploffingen te Knokke. Op 19 oktober werd Waterlandkerkje en Ede ingenomen. Vele Zeeuwen namen toen de wijk naar Knokke. Op 21 oktober, val van Breskens. Op 27 oktober, zwaar bombardement op het Binnenhof te Knokke. Maandag 30 oktober, bevrijding van Cadzand. Op 1 november valt een brisantbom op het Heldenplein van Knokke (thans Burg. Frans Desmidtplein) die een vreselijk bloedbad veroorzaakte. Dezelfde dag waren de eerste Canadezen in Knokke en werd Sluis bevrijd. 3 November was het einde van operatie ‘Switchback’. Op 9 november viel ook Walcheren. Op 1 december bereikte het eerste schip van de geallieerden Antwerpen: het doel van de Slag om de Scheldemonding was bereikt ten koste van bijna 30.000 manschappen. (2)

Het Rode-Kruis-Noodhospitaal onder leiding van Dr. Eugène Mattelaer

Knokke had het minder te verduren dan Sluis maar had wel een noodhospitaal georganiseerd. Begin september was het relatief kalm, ook al gebeuren de eerste daden van repressie door zogenaamde verzetslieden. De Duitsers openden de sluizen te Zeebrugge waardoor de polders van Westkapelle en Ramskapelle onder water werden gezet. Weldra vielen de eerste gekwetste burgers door collateral damage. In het Hôtel du Phare te Heist amputeerde Mattelaer een hand van een gekwetste en een volledig lidmaat van een moeder van acht kinderen. (3) Op 19 september werd Dr. Mattelaer door het Belgische Rode Kruis aangesteld tot hoofd van een team huisartsen en verpleegsters in het Rode Kruis-Noodhospitaal. De onderhandelingen in verband met de organisatie van het Noodhospitaal hadden plaats in het ‘Bureel van het Rode Kruis’ in het toenmalige Oude Rijkswachterslokaal, gelegen aan de Oosthoek (huidige Rijkswachtlaan). Dat kantoor was neutraal gebied volgens het ‘Handvest van het Internationale Rode Kruis’. Dr. Mattelaer als hoofd van het medisch team, luitenant Julien Decock van de brandweer, stadssecretaris Jan Claeys, als Knokse burgers, en Duitse militairen namen deel aan het overleg. Het team kreeg stiekem medewerking van het Verzet. Het hospitaal werd ingericht in de kelders van de toenmalige Schoolkolonie O.L.V. van de Ijzer - Nat. Werk Kinderwelzijn en Materniteit, thans Koninklijk Atheneum, gelegen aan het Verweeplein. Het Rodekruishospitaal bestond uit een afdeling Chirurgie o.l.v. Dr. Mattelaer, gelegen in de kelders, vier verpleegafdelingen o.l.v. Mevr. Crockaert, Mevr. M.L. Noël, Mevr Tagon, dodelijk getroffen op 1 november 1944 en Mej. Hélène Verhulst.

2020 01 12 160304

Dr. Eugène Mattelaer, hoofd Noodhospitaal en Mevr. M.L. Noël, de 'Florence Nightingale' van de verpleegafdeling (foto 1990).

Het echte werk begon op zondag 24 september. Heist werd op bevel van de Duitsers geëvacueerd en de inwoners werden zelfs tijdens hun vlucht door hen beschoten. Met zijn geringe ervaring als assistent heelkunde werkte hij dag en nacht als chirurg in de operatiekamer, die ondergebracht was in de kelders. De omstandigheden waren primitief: zwakke verlichting door petroleumlampen; slechts één chirurgisch set met slagersbenodigdheden, telkens opnieuw gesteriliseerd; weinig medicijnen, vooral chloroform en antitetanusserum. Levensgevaarlijk waren de nachtelijke tochten, met de ‘witte vlag’ op kop, naar de Duitse commandopost. Daar kreeg hij hechtingsgerief, medicijnen en ander medisch materiaal. Het Rode Kruis kende immers geen vijanden. Op een nacht, op weg naar het hospitaal, hoorde hij het geroffel van een naderende bom. Terwijl hij dekking zocht, floten de shrapnels langs zijn oren. Dr. Mattelaer had ongeveer 300 personen medisch bijgestaan.

Dr. Eugene Mattelaer (° Kortrijk 26 juli 1911 - † Knokke 9 mei 1999) werd geboren in een Katholieke Vlaamsgezinde familie en was gehuwd met Lieve De Beir, dochter van Dr. Reimond De Beir, arts te Knokke, bekend voor zijn modernistische woning ‘het Zwart Huis ’. (4) Tussen 1925 en 1940 volgde hij een opleiding als chirurg in Oostende. Ten gevolge van een lange militaire dienst, vier militaire oproepingen, de mobilisatie in 1940 in het Fort d’Andoy, de oorlog op 10 mei 1940 en tenslotte het krijgsgevangenschap in Colditz (Oflag IV C) kon hij zijn erkenning als chirurg niet behalen en ging hij tandheelkunde studeren aan de RU van Gent in 1942. In Colditz kwam hij tot de bezinning dat het Internationale Rode Kruis een hoger goed was dan het eng Vlaams-nationalisme en dat door het stiekem lezen van gedichten van de Oostenrijkse jood, Stephan Zweig, wiens boeken verboden waren door het Naziregime, het begrip tolerantie te verkiezen was boven ideologische ruzie. (5).[4]

Het bombardement van Sluis van 11 en 12 oktober

Sluis werd zwaar getroffen door de operatie ‘Switchback’. Danny Lannoy: ‘Door gebrek aan juiste informatie kreeg het geallieerd opperbevel het idee dat Sluis een grote Duitse troepenmacht herbergde en besloot het stadje te bombarderen. De plaatselijke bevolking was zich van geen kwaad bewust tot op 6 oktober hevige artilleriebeschietingen begonnen. Enkele dagen later, op maandag 9 oktober toen de eerste slachtoffers werden begraven, kwam een eskader van 40 viermotorige bommenwerpers overgevlogen; één dropte acht bommen bestemd voor het belfort. Om 12u15 stortte de toren in. De voorlopige balans van dit nutteloze vertoon was 27 mensenlevens, waaronder een viertal vluchtelingen. Woensdag 11 oktober was fataal voor Sluis. In de vroege morgen doken met een denderend geraas “Tyfoons” neer en mitrailleerden in de straten op alles wat bewoog. De vliegtuigen konden ongedwongen hun vernietigend vuur spuwen want Duits afweergeschut was er niet! Toen vele burgers in angst hier schuilplaats of kelders verlieten kwam een tweede golf jagers aanvliegen met nog meer slachtoffers tot gevolg. De overgebleven burgers probeerden vrienden en familie van onder het puin te halen. Ondertussen was de lokale brandweer volop de brandhaarden aan het blussen met hun bescheiden middelen. Heel wat vrijwilligers tot zelfs de burgemeester toe, hielpen bij de bluswerken. Later kwamen nog enkele jagers de brandweerlui bestoken’. (6) De bevolking als roofdieren door het vuur uit hun holen verdreven, vlucht Knokkewaarts. Enkelen zullen op die vlucht hun leven laten. Velen zullen toch aankomen te Knokke en er in het Noodhospitaal verzorgd worden. (7) Na de beschieting van Sluis, werden de bejaarden van het Rusthuis ‘Rozenoord’ van Sluis onder beschietingsgevaar met boerenkarren overgebracht naar Knokke in verschillende etappes. Zij vonden allen onderkomen in het ‘Hotel Cosyn’, Seb. Nachtegaelestraat, onder leiding van Mevr. Yvonne Aertssen..[8]

2020 01 12 160327De plat gebombardeerde Kade van Sluis 

Het ‘Moedgedicht’ geïnspireerd door een gekwetste Sluizenaar

E. Mattelaer verwoorde zijn gevoelens in een gedicht ‘Nooit de Moed opgeven’, later in meer dan 750 talen vertaald. Op Kerstmis 1944 schreef hij de eerste versie van zijn Moedgedicht, opgedragen aan de gekwetsten en het RK-team. Een van de gekwetste Sluizenaars van de brand van Sluis van 11 en 12 oktober bedankte Dr. Mattelaer, toen 33 jaar, met de woorden ‘Bedankt jonge man, Ik zal wel niet meer kunnen vliegen, ik zal voortaan niet meer kunnen kruipen.’ Deze woorden bleven nazinderen: "Als we niet meer kunnen vliegen, we kunnen toch nog lopen, en kunnen we niet meer lopen, laat ons trachten te gaan, en kunnen we niet meer gaan, we moeten vooruitkruipen” En op 19 oktober zei Marie-Louise Noël, hoofd van de tweede verplegingsdienst van het Rode Kruis, tegen Mattelaer: ‘Docteurtje, we goan zeker niet meer kunnen lachen. Als Ons Here er ons uut helpt, goan we content en blyde zyn’. Met Kerstmis 1944 noteerde Mattelaer zijn beroemd gedicht.

Nooit de moed opgeven / Kun je niet vliegen, loop / Kun je niet lopen, ga / Kan je niet gaan, kruip / maar blijf nooit stilstaan / nooit dalen immer opgaan / Kun je niet lachen, glimlach / Kun je niet glimlachen, wees toch blij / Kun je niet blij zijn, wees tevreden / maar nooit de moed opgeven / en immer voorwaarts streven.

De gemeentelijke besturen van Sluis en Knokke na WO II

Tijdens de oorlog werden de lokale besturen geplaatst onder Duits toezicht. Nederland kende een streng burgerlijk bestuur onder leiding van Reichskommissar Seyss-Inquart vanaf 29 mei 1940. De bestaande burgemeesters en schepenen werden meestal niet vervangen. Deze Oostenrijker eiste volledige gehoorzaamheid van de bestaande besturen. Zo bleef de burgemeester van Sluis, A.F.J. Aernoudts, aangesteld in 1938, zijn ambt uitoefenen tot 1950. (9) België en Noord-Frankrijk stonden onder het militair bestuur onder leiding van Militärbefehlshaber A. von Falkenhausen. De burgemeesters werden meestal vervangen door zogenaamde oorlogsburgemeesters.

In Knokke was de oorlogsburgemeester dhr Florent Leyn. (10) Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 24 november 1946 voerde Léon Lippens een lijst aan onder de noemer 'Gemeentebelangen'. Deze nieuwe politieke partij bestond uit ‘neutralen’ zoals Léon Lippens, katholieken zoals Dr. Eug. Mattelaer, voorzitter van de nieuwe Christelijke Volkspartij, en liberalen zoals John Verhulst. Het was een revolutionaire verbroedering na de hevige strijd die voor de oorlog tussen katholieken en liberalen was gevoerd. Het was ook de resultante van veel leed: de deportatie naar nazivernietigingskampen zoals Buchenwald en Dora van Knokkenaars zoals de liberale burgemeester F. Desmidt en pastoor W. Vincke, hartverscheurende drama’s in sommige families en ideologische botsingen binnen de oude Katholieke partij. Het was een poging om het onverwerkt verleden van de Knokse collaborateurs te helpen verwerken. Het was een hulde aan het Verzet.

De Gemeentebelangen behaalden zes van de elf zetels. Mattelaer behaalde de meeste voorkeurstemmen. Graaf Léon Lippens was de nieuwe burgemeester.

Knokke helpt Sluis 8 September 1949
2020 01 12 160351

Dr. Eug. Mattelaer, schepen; A.F.J. Aernoudts, burgemeester Jonkheer August de Casembroot, commissaris der Koningin; Léon Lippens, burgemeester en Dhr Waeghe, wethouder.

Op 9 september nodigden de burgemeester van Sluis, de Commissaris der Koningin voor Zeeland en de schepenen van Sluis hun collega’s uit van Knokke om de Knokkenaren te bedanken voor hun steun aan Sluis na de verwoesting van hun mooie stad van 11 en 12 oktober 1944. In de eerste plaats dankten zij Dr. Eug. Mattelaer voor de behandeling van de soms zwaar getraumatiseerde Sluizenaars; vervolgens de verzorging van de gekwetsten in de verpleegafdeling en de opvang van radeloze burgers.

Na de verkiezingen werd een actie begonnen voor hulp aan Sluis onder voorzitterschap van Schepen Dr. Eug. Mattelaer. Burgemeester L. Lippens was erevoorzitter; Alexander Absil toen bureelhoofd op het Stadssecretariaat was secretaris en stond in voor de praktische zaken; de gemeenteraadsleden vormden het Beschermcomité. In 1948 werd in tegenwoordigheid van Jhr de Casembroot en burgemeester Aernoudts van Sluis, de som van 100.000 fr aan de stad Sluis overhandigd. (11) De dakloze Sluizenaars werden ondergebracht in barakken. Als geste nam de familie Mattelaer een jonge vrouw woonachtig in een barak als huishoudster in dienst. Het was een begin van een warme vriendschap tussen Mattelaer en de vier opeenvolgende Sluize burgemeesters: Aernoudts, Van Hooteghem, Van den Beld en J. Asselbergs. (12)

Addendum. Een bijzondere ontmoeting tussen de voorvaders van Graaf L. Lippens en van Jonkheer A. de Casembroot in 1567

Jonkheer mr. August (Guus) de Casembroot (Middelburg, 17 december 1906 - Utrecht, 10 februari 1965) was oud-burgemeester van Westkapelle (Walcheren) en lid van de Gedeputeerde Staten. In augustus 1942 had hij de leiding over de transporten vanwege de evacuatie van Walcheren. Nadien werd hij Lid van het Verzet. Met ingang van 15 januari 1946 werd hij opnieuw burgemeester van het in de oorlog zwaar getroffen Westkapelle. Met ingang van 1 februari 1948 werd Jhr. de Casembroot benoemd tot Commissaris der Koningin van Zeeland tot zijn overlijden in 1965. Ten tijde van Keizer Karel was een verre voorouder, Leonard, burgemeester van Brugge. Zijn zoon Jan (ca. 1525 - onthoofd 1568) was secretaris van Lamoraal van Egmont, gouverneur of stadhouder van Vlaanderen ten tijde van de godsdienstoorlogen van de 16e eeuw in de Nederlanden. Jhr. August de Casembroot is een verre afstammeling van een broer van Jan. Halfweg de 16e eeuw hadden de aanhangers van Kalvijn een enorme populariteit. In Eeklo waren de belangrijkste families protestant zoals de familie Lippins, later Lippens genoemd. De bekendste calvinist was Jan Lippins de jonge, in 1549 baljuw en in 1559 burgemeester van Eeklo. (13) In 1564 was hij predikant in Breda en in 1566 had hij de leiding van de opruiende ‘Hagenpreken’, die in al de Nederlanden een enorm succes kenden. De preken waren de voorbode van de ‘Beeldenstorm’. De pastoor van Eeklo had dat ternauwernood kunnen vermijden. Jan Lippins was de kleinzoon van Meester Jacob Lippins, die in 1525 naar Jerusalem was geweest. Zoon Jan de oude was schepen en zoon Jacob III burgemeester van Eeklo. Jacob III was de voorvader van Léon Lippens. Predikant Jan Lippins de jonge was dus de neef van Jacob III. De predikant was in de wereld van het calvinisme in de Nederlanden een beroemdheid: hij was medeorganisator van het Convent van Wezel in 1568 en de Synode van Emden in 1572. Hetzelfde jaar werd hij de eerste predikant van Dordrecht met de steun van Willem van Oranje en Marnix van St-Aldegonde, de toekomstige protestantse burgemeester van Antwerpen. De protestanten werden vanaf de jaren vijftig vervolgd door de Inquisitie. Velen werden toen levend verbrand, vrouwen levend begraven. Willem van Oranje en de graven Egmont en Hoorn, alhoewel katholiek, streefden naar tolerantie en vermindering van de terechtstellingen (Compromis der Edelen). 200 Edelen waaronder Jan de Casembroot stuurden in naam van Oranje, Egmont en Hoorn, het ‘Smeekschrift der Edelen’, naar Margareta van Parma, de landvoogdes, dat zij zonder instemming van koning Filips II, publiekelijk bekend maakte in april 1566. De protestanten werden niet meer vervolgd. Zij organiseerden in het openbaar de ‘Hagenpreken’ en de daaropvolgende Beeldenstorm. Op 5 februari 1567 komt Lamoraal, Graaf van Egmont, de katholieke maar tolerante stadhouder of gouverneur van Vlaanderen, die in zijn functie de hervorming moet bestrijden, naar Eeklo, vergezeld door zijn secretaris Jan de Casembroot zoon van de burgemeester van Brugge, Leonard de Casembroot (1495-1558). Op het Eeklose schepenhuis ondervroegen zij de burgemeester en schepenen, chirurgijn Jan Lippins en andere vooraanstaande calvinisten, en stellen de vraag waarom zij toelating hadden gegeven de opruiende Hagenpreken te hebben laten doorgaan in augustus 1566. Tijdens de ondervraging door Egmont, antwoordt Jan Lippins dat hij van geen verbod afwist en toonde zelfs aan de Graaf een geschreven toelating van Jan de Casembroot. Daarop sprak Egmont de volgende woorden: Comment messieurs vous obeyssez plus au serviteur que au maistre en hij schonk hen vergiffenis. Op 16 februari 1567 werd de laatste preek gehouden. In mei 1567 kwam Alva als nieuwe landvoogd naar Brussel en installeerde de beruchte ‘Bloedraad’ of Raad van Beroerten. De edelen zouden zwaar gestraft worden. Oranje nam de vlucht maar vele andere edelen werden gearresteerd. Op 9 september 1567 werden Egmont en Casembroot gearresteerd. Casembroot werd op de pijnbank gelegd want de ‘Bloedraad’ wilde meer weten over Egmont. Op 5 juni 1568 werden Egmont en Hoorn op de Grote Markt van Brussel onthoofd. Casembroot werd op 9 augustus 1568 ter dood veroordeeld en op 14 september 1568, samen met de oud-burgemeester van Antwerpen, Antoon van Stralen, in de gevangenis van Vilvoorde onthoofd. Met de feitelijke scheiding der Nederlanden, vluchtte de familie de Casembroot naar de Noordelijke Nederlanden.

*******

2020 01 12 160409Doodsbrief Hitler

Heer Maarschalk Goering, zijn papzak,
Heer Goebbels, zijn leugenaar,
Heer Himmler, zijn gevangenbewaarder,
Heer Leyn, zijn nederig dienaar, oorlogsburgemeester Knokke,
Zijn trawanten van stadhuis en verraad,
Heeren Elias, Van De Wiele en De Grelle, zijn leergasten,

laten U met bittere vreugde weten de zoo lang gewenschte dood van hun gehate Führer en leider

Dolf Hitler
Groot-Ridder van mislukt Engeland en Moskou

overleden ten gevolge van de zware pillen dien hij te slikken kreeg van de Geallieerden, en die hem op het hart zijn blijven steken op de boorden van de Manche ofte Kanaal.

De mis voor de overledene zal gezongen worden door de beroemde Macaronis met als inleiding de vlucht uit Afrika en terugtocht uit Albanië, onder bestuur van den kalen Mussolini.

Een groote optocht zal plaats hebben op de Lippenslaan, onder het geleide van Heer Churchill, Heer Roosevelt en Heer Stalin, die zullen gezeten zijn op de Zegewagen.

Noch bloemen, nog kronen, enkel muziek, zang en dans zullen toegelaten worden.

De Profondis
De geallieerden hebben de viktorie
De Franschen hebben de glorie
De Italianen zijn de peer
En omdat Hitler dat niet verstond
Krijgen de Duitschers de str …

(Druk. Maurice Van Poucke - Knocke)
(Uitgegeven door de … begin 1945)

*************

De Knokse weerstand, ook de 'witte brigade' genoemd, liet een 'doodsbrief verspreiden van Hitler na het einde van W.O.II. Op 30 april 1945 pleegde Hitler zelfmoord. Op 7 mei werd de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland getekend. De 'Witte Brigade' was begin 1945 zeer actief en richtte haar pijlen tegen de 'Zwarten', de collaborateurs.

Na D-day, de invasie van de geallieerden in Normandië in juni 1944 werd in juli het Duits bestuur grondig gewijzigd. Alexander von Falkenhausen, hoofd van het Militair Bestuur (Militärverwaltung) moest zijn ontslag indienen ten voordele van Rijkscommissaris en SS-man Josef Grohé (civilverwaltung). Het Militair bestuur werd gesteund door Hendrik Elias van het collaborerend VNV, (Vlaamsch Nationaal Verbond). Het VNV had de secretarissen-generaal aangesteld die de oorlogsburgemeesters hadden benoemd. De civilverwaltung werkte samen met de De Vlag (Deutsch-Vlamische Arbeitsgemeinschaft) onder leiding van SS-man Jef Van Wiele.

Het Verzet van Knokke met André D'hont en Lucien Lammerant als belangrijke figuren liet na de overgave van Duitsland een uniek vlugschrift verspreiden met een overlijdensbericht van ‘Dolf’ Hitler. De andere geviseerden waren Maarschalk Goering, hoofd Luchtwaffe, Goebbels, chef nazipropaganda, Florent Leyn, oorlogsburgemeester van Knokke, Elias, Van De Wiele en Léon Degrelle, SS-Hauptsturmführer van het collaborerend Waals Legioen. De Macaronis waren de Italiaanse fascisten onder leiding van Mussolini. In 1939 had hij Albanië bezet en tijdens de oorlog tevergeefs Libye en Griekenland. (14) De geallieerden stonden onder leiding van Roosevelt, Churchill en Stalin

Voetnoten

  1. Erepenning van 5 cm diameter.
  2. André D’hont, Cnoc is ier, 1994. D. Lannoy, For Freedom, voor de Vrijheid, Knokke 1984. Eug. Mattelaer, Zwaluw, waar vlieg je naartoe? Knokke 1984.
  3. Mevr. Van Louisa Van Ooteghem (1887-1980). E. Mattelaer, Zwaluw, p. 91-93.
  4. P.B. Mattelaer, Burgemeester Dokter Eugène Mattelaer, een Biografie, dl 2. ‘Cnocke is Hier’, jg 51a (2014), p. 37.
  5. Stefan Zweig (Wenen 1881 - Rio de Janeiro 1942) was een groot denker en schrijver van fijnzinnige novellen. Hij is de vader van een verenigd Europa. In zijn boek “Triomf en tragiek van Erasmus van Rotterdam” typeert Stefan Zweig fanatisme als “de vijand van vrijheid van denken”. Zweig pleegde in 1942 zelfmoord. E. Mattelaer gaf na W.O.II vele lezingen over Erasmus.
  6. Danny Lannoy, Sluis gebombardeerd. Sluis herdacht. ‘Cnocke is Hier’, jg 2006, nr 43, p. 1-15.
  7. S.P. Reijne, Oorlog over Sluis. Sluis 1953.
  8. E. Mattelaer, Zwaluw, p. 107.
  9. A.F.J. Aernoudts was de broer van Dr. K. Aernoudts van Westkapelle en de oom van schepen Herman Aernoudts. Na W.O.I, verkocht Dr. R. De Beir zijn woning in Westkapelle aan collega Aernoudts.
  10. Volgens de toenmalige stadssecretaris Jan Claeys heeft hij veel inspanningen gedaan om te vermijden dat jonge mensen naar Duitsland weren gevoerd als goedkope arbeiders voor de militaire industrie.
  11. E. Mattelaer, Zwaluw, p. 117. In 1948 was Aernoudts burgemeester van Sluis en niet Van Hooteghem.
  12. E. Mattelaer, De verwoesting van Sluis, in Zwaluw, p. 117.
  13. P.B. Mattelaer, Lippius, Lippins, Johannes, Jan, Jehan, Baljuw en burgemeester van Eeklo, predikant en ondertekenaar van het Convent van Wezel (1568). Nationaal Biografisch Woordenboek, 2016 (najaar). Idem, Van Stadsmagistraat tot Hervormer. Jan Lippins de jonge, Burgemeester en Baljuw van Eeklo, ondertekende als predikant Johannes Lippius het Convent van Wezel in 1566. In voorbereiding.
  14. De macaronis is waarschijnlijk een zinspeling op de in Knokke wonende fascist ‘Mussacio’ van Italiaanse afkomst (verz. Sincfala SCHTEXX50050)

Sluis dankt Knokke en Dr. Eugene Mattelaer - 1949

Paul B. Mattelaer

Cnocke is Hier
2016
53b
013-019
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:49:21