'40 jaar markt te Knokke' - Alice van Nicootje vertelt...

Frans Tytgat

Inleiding

Het dorpspleintje tegenover de Margaretakerk deed reeds lang dienst als markt in de tweede helft van de 19de eeuw.

Vóór 1897 was er zelden een vaste marktdag in de week. De gemeenteraad besliste om de locatie openbaar te verpachten. Leopold D'hont was in 1898 pachter mits het betalen van de jaarlijkse som van 170 fr.. Medepachter was Pieter De Brock. Er werd gekozen voor een vaste marktdag in de week, namelijk de donderdagvoormiddag. In de gemeenteraadsverslagen lezen we dat de markt in 1899 verpacht werd aan de hoogstbiedende Leopold D'hont voor 200 fr. 'daar hij gemakkelijk omging met de marktzitters'.

Bij akte van 1897 had de Zoutepolder een perceel grond van 1 ha 40 ca. afgestaan en aan de gemeente geschonken 'voor het stichten van een markt'. In 1896 was er een borstbeeld opgericht ter ere van Alfred Verwee, dierenschilder en promotor van de badplaats. Deze openbare plaats kreeg de naam 'Verweeplaats' en lag aan de oostkant van de Zeeweg of Lippenslaan.

Wanneer de markt verhuisd is weten we 'nog' niet.

In 1907 werd de 'nieuwe markt' voor 3 jaar verpacht aan Emiel Kimpe, plaatselijke aannemer, voor 800 fr.. Medepachter was Camiel Van Moerbeke, meubelmaker uit Blankenberge.

In 1909 moesten er herstellingswerken uitgevoerd worden aan de markt. De aankondiging vermeldde: 'Opschikken van de openbare plaats nabij den zeedijk en van een deel der 'Verwee' plaats'. Aannemer Charles Arits uit Blankenberge voerde de werken uit.

In feite bestond het plein uit aangedamde aarde en was voorzien van boordstenen. De bevloering kwam pas veel later.

Uit de archieven stellen we vast dat Emiel Kimpe in 1913 nog steeds 'marktbaas' was. De markt greep vanaf dan plaats op woensdagvoormiddag.

2020 01 12 170455Het eerste marktpleintje van Knokke bij 'Le Cygne' tegenover de kerk.

Vader Nico was in 1911 met 'commercie doen' begonnen. Gedurende de oorlogsjaren van 1914-­1918 had hij dit moeten stilleggen maar in 1919 wilde hij het opnieuw proberen. Hij ging, met mijn oudste zuster Louise, te voet naar Brugge en bracht zijn eerste merchandise mee: een volle mand. Ik hoorde hem tegen moeder zeggen: dinsdag doe ik de markt in Blankenberge. Hij trok er naar toe met de korte- wagen en twee grote koffers die hij had gemaakt van glaskisten, gekocht bij glazenier Baervoets te Knokke tegen 2 fr. het stuk. Vader huurde een kraam aan Pier Lagast uit Uitkerke, die toen marktbaas was, en betaalde 4 fr. standgeld. De 'marchandise' bestond uit allerlei kleine benodigdheden, zogenoemd mercerie artikelen: garen, lint, naalden, rekker en stopwol.

2020 01 12 170520Nico Tousseyn en Maria Saelens op hun trouwdag.

De markt in Heist was in volle bloei. De kramen stonden dicht bijeen tot zelfs in de aanpalende straten en er was van alles te krijgen. Vader stond rechtover de winkel van Edmond Slabbinck, die meubelmaker was. Het was vakantie en ik mocht mee hoewel ik slechts 9 jaar oud was. Marktbaas Pier Lagast, die ook eigenaar was van de kramen en die het vervoer deed van de koffers Brugge- Blankenberge-Heist, vroeg aan de kramers of ze ook wilden de markt van Knokke aandoen. Hij had er belang bij, er werd vanwege de stad geen geld gevraagd en 't was dubbele winst voor hem: kraam en vervoer 4 fr. + 4 fr.. Bijna niemand had er zin in.

De woensdagmarkt te Brugge floreerde goed en daar de meeste marktkramers Bruggelingen waren, verkozen ze het zekerste: geen kosten en gewaarborgde verkoop. Het was in het voorjaar van 1920. Vader haalde planken bij Camiel Bulcke en knutselde zelf een kraam ineen. Hij kocht bij Oscar Deville, die naast hem stond, enkele meters zwaar baalkatoen en naaide er een dekzeil van. Op een venditie vond hij voor een spotprijs een hondenkar. Hij kocht een hond kreeg er een gratis bij, en de reis kon beginnen. Voor de eerste keer naar Knokke! Het was paasvakantie en ik mocht mee. Natuurlijk had ik er moed op want mijn ’metje' woonde er in een klein huisje, waar ik meermaals naar toe ging te voet. Ze was de moeder van de vroegere politiecommissaris Gerard Amys.

Er waren maar 4 kramers opgekomen die het wilden proberen: een handelaar uit Wenduine met kaas, klompen margarine Era van 5 kg en koekjes Parein. Zijn naam heb ik nooit gehoord maar 'k geloof dat er familieleden van hem nog steeds de markt aandoen met kaas en margarine. Ik kreeg van die man altijd de gebroken koekjes en het mul uit de dozen. Vader stond er naast met zijn 'alles-en-nog-wat' aanbieding. Dan verder een kraam met kaas, gerookt en gezouten spek en cervela. Het was een kinderloos echtpaar dat woonde rechtover de molen van Koolkerke. Ze kwamen met een grote traamkar (kar met 2 wielen en 2 armen waartussen een paard of ezel wordt ingespannen) getrokken door een fel boerenpaard. Ze hadden zoveel mee dat we ons afvroegen aan wie ze dit alles zouden verkopen. Die man heette Henri en hij leefde tot in de jaren '90. Daarnaast was een vrouw, Alice, en ze kwam uit Brugge. Ze verkocht manshemden, schorten en ondergoed. Lang heb ik haar niet gekend want het volgende jaar was ze gestorven. Ik weet alleen dat ze geweldig snoof...

Er werd veel gekocht, de kosten lagen niet hoog en er was geen concurrentie zoals te Heist waar de kramen dicht bijeen stonden. We hadden een plaats aan het standbeeld van Verwee. Vader bracht de honden Maks en Mirza op het pleintje achter het 'Hotel de I'Espérance' en bond hen aan een boom. Het was fris in het lommer en van mevrouw Strubbe kregen ze een teil water. Er kwamen ook twee 'groenseliers' doch die hadden geen kraam van doen. Als het regende mochten de waren nat worden. Ze plaatsten gewoon een weegschaal op de bak, zetten de manden er rond en verkochten maar op. Het waren Henri Claeys en zijn zuster Gustaatje. Die woonden aan het oude kerkje. Daarnaast een echtpaar uit Knokke met twee dochters. Ze kweekten hun groenten zelf. Ik geloof dat ze woonden in een rood geschilderd huisje op de weg van Driewege naar de kliniek. Ten slotte nog Pietje van Adriaans uit Heist, zijn ware naam was Pieter Spiens. Hij kwam, zoals wij, te voet met een hondenkar. Zijn hond werd ook, op het pleintje, aan een boom gebonden en weer werd er, door mevrouwtje Strobbe, een kom water bijgezet. Pietje was een klein, proper mannetje, altijd vriendelijk en gedienstig en hij had nooit moeilijkheden. Hij plaatste gewoon een brede plank voor zijn weegschaal op de kar. De karren bleven toen nog op de markt, er was immers plaats genoeg. Pietje verkocht gerookte haring en schardijn, appelsienen en in het najaar okkernoten. Maar zijn specialiteit was wel droge vis: wijting, plaatjes en 'geirnaarscharretjes'. Pietje van Adriaans heeft de Knokkenaars leren droogvis eten, 'k weet niet of hij de visjes zelf droogde maar ze waren altijd vers. Zo goed verzorgd en in pakjes gebonden met een touwtje, drie tot vier stuks naargelang de grootte. Pietje schreeuwde niet zoals sommige kramers, hij zei alleen maar als men hem voorbijging: Vrouwtje of moedertje, koop mijn restje. En hij verkocht iedere woensdag zijn restje want 't gebeurde wel eens dat hij, halverwege de markt, zijn hond ging halen omdat hij vroegtijdig was uitverkocht.

Later, toen Pietje sukkelde met zijn ogen, heeft zijn zoon Edward de zaak overgenomen. Hij was ook vriendelijk en had eveneens van die prima lekkere visjes en toch was het Pietje niet ...

2020 01 12 170537Moeder Alice Tousseyn

Niet te geloven hoe snel de markt uitbreiding nam. Iedere week was er wel een nieuweling die het probeerde in Knokke. Rond 1925 was de woensdagmarkt in Brugge bijna volledig verdwenen. Elk had voor Knokke gekozen. Ik herinner me nog goed de eerste klanten van de markt. Het waren allen eenvoudige mensen, vrouwtjes van dagloners uit de Oosthoek, het Kalf, Driewege, de Kalfduinen en het Sparrenbos. Ook Westkapelle kende de weg naar de markt en daar vader er ook aan leurhandel (huis aan huis verkoop) deed was hij goed bekend. Toen ik, in 1925, voor goed meeging stonden er reeds twee lange reken kramen. Van Loocke (bijgenaamd 'den bloeling') verkocht kaas, koeken, vleeswaren en snoep. Ernaast stond de zeepmadam. Ze was een beeldschoon mens van 40 jaar ongeveer en ze verkocht zeep, reukwerk, kammen en pommade. Op al die artikelen, die schoon waren verpakt, stond 'Paris'. Een gewoon stuk 'Sunlight' of 'Palmolive' had ze niet, het waren alleen ongekende merken en tamelijk duur. Toch verkocht ze goed. Op een marktdag kwamen de gendarmen kijken of alle waren geprijsd stonden want dat was verplicht. Ik had hen gezien aan het groensel en kwam rap de kramers en ook de zeepmadam verwittigen maar ze antwoordde kortaf: "Ik moet niet tekenen want ik betaal weeldetaks".

Rechtover ons stond het echtpaar Van Hove, de ouders van oud-clubspeler Roger Van Hove, met 'sluffers' (pantoffels) en kinderschoentjes. Aan de andere kant de dochter Margriet Van Hove ook met 'sluffers' en veloschoenen. Hoeveel Knokkenaars hebben hun eerste sandaaltjes aangepast, gezeten op een koffer? Ik hoor nog de prijs: 24 fr. voor nrs. 24-26.

De liefst geziene vrouw op de markt was Milletje Waeghe. Ze had een groot huisgezin, een bende felle eters en ze kwam iedere woensdag de netzakken vullen en de portemonnee leeg schudden. Milletje zaagde of zeurde nooit over iets, ze bestelde, betaalde en trok geladen weg. Ze kreeg altijd een zak babelutten cadeau en als 't gebeurde dat één van haar gasten meekwam kreeg die wat snoep voor onderweg. Meer dan eens wachtte een slimme kramer Milletje op achter het stadhuis, ze woonde in de Kalfduinen en kwam altijd langs de Kattewegel (Helmweg). Hij liep vriendelijk mee klappen tot aan zijn kraam en natuurlijk kocht zij dan bij hem.

Rond 1927 kwamen er opnieuw twee nieuwe kramers in Knokke: Louise Degrande met haar zonen en Ko, haar broer, beiden uit St. Andries. Ze kwamen met een grote kar en paard want ze hadden enorm veel goed mee. De kopers werden immers kieskeurig en grillig. Beiden deden ze dezelfde commercie: ellegoederen (stof aan de meter), lakens en dekens. Met zoveel goed was er een lang kraam nodig dat ze zelf meebrachten. Hun paard werd gestald bij Remi Van Bellegem ('Café du Progrès', hoek Verweeplein-Piers de Raveschootlaan), waar ook het kraam, na de markt, een plaatsje kreeg op de dilte van de paardenstal.

Zo kwam het aantal eigen kramen op vijf. De twee Van Hoves brachten het hunne naar een houten barakje op een onbebouwd stuk grond. Het vijfde was dit van vader maar die voerde het telkens mee naar Heist. De marchands waren vroeg op de markt en velen moesten nog eten. Een zak pistolets bij bakker Dossche, wat toespijs bij hun collega's en dan om de koffie bij Remi Verburgh.

De eerste 'kalanten' waren vrome vrouwtjes die van de mis kwamen. Het is niet te geloven hoeveel belang werd gehecht aan het eerste geld: de handgift. Er werd met dat geld een kruisteken gemaakt. Elkeen mocht het zien want ieder deed het, wij ook. Het was een oud gebruik en de waarborg voor een goede verkoop. 't Gebeurde wel eens, in de wintermaanden of rond carnaval, dat de verkoop niet schitterend was. Dan werd de schuld gegeven aan de slechte handgift. Ongeveer in de dertiger jaren werd de markt in aanbesteding toegewezen aan Prosper Alleene uit Blankenberge. Hij deed, met een grote rode verhuiswagen met witte letters, het vervoer. Tot op heden betaalde men 4 fr. standgeld en 4 fr. voor een koffer. Maar nu werd het plots 20 fr. en 10 fr. Wat werd er toen gesakkerd die woensdag. Pros was een geldduivel, een deugniet, een mensenstroper... Allemaal dingen die ze zegden achter zijn rug maar als hij zijn geldronde deed betaalde ieder en zweeg. Het volgende jaar was het 25 fr. en niemand die nog reclameerde. Maar, met de nieuwe marktbaas, begon voor de vijf eigen kramers de miserie. Het was te begrijpen dat Pros de schoonste plaatsen gaf aan degenen voor wie hij het vervoer deed. Zo moesten we altijd achteruit, we hebben overal gestaan, tot zelfs aan de trappen van het stadhuis. Geen tegel van de hele markt waar we niet over hebben gelopen. Toen de 'groenselmarkt' naar het Gemeenteplein werd gebracht zijn we niet meer van plaats veranderd.

We hebben op de markt veel koude geleden in de wintermaanden.

2020 01 12 170551Enkele marktkramen op de Verweeplaats

Een hele voormiddag in een trekgat staan en je voeten niet meer voelen. De vingers zo stijf dat je onmogelijk een meter lint kon afsnijden... Neen, het was niet prettig in dat killige mistige weer en toch hebben we op de markt ook veel plezier beleefd en dingen meegemaakt, genoeg om er een film van te maken.

Met Seppen

Dat was een man van rond de 30 jaar, hij had zoveel bijnamen dat niemand zijn ware naam ooit heeft gekend. Hij stond rechtover ons en haalde, bij Verburgh, twee cafétafels, één voor de kaas en één voor de weegschaal, de kleine gewichten en het geldbakje. Zijn bagage werd gebracht door de mannen van de statie (toen een houten barakje). Voordat de eerste klanten aankwamen had Seppen reeds, ten gerieve van zijn collega's, een massa kluchten verteld. Hij was kostelijk, kon alle talen en stielen (ambachten), was nu eens arm, dan weer rijk. Hij zou met zijn talent en grappen heel zeker het humorfestival van Heist hebben gewonnen. Hij deed ook de kermissen met suikergoed en makarons maar de woensdag was hij te Knokke present. Hij was erop voorbereid en had een grote voorraad bollen kaas van ongeveer 3 kg 't stuk. Als de eerste kopers aankwamen begon hij te roepen: Moedertje, kom bij, beste kaas 3 fr. per kwart kg, haal de watte uit uw oren, nooit geweten: 3 fr. per kwart kg. De vrouwtjes kwamen nieuwsgierig bij het tafeltje en Seppen gaf hen, om te proeven, niet een klein stukje maar goed en wel een dikke schelle. Hij hield een groot mes in zijn hand gereed. Men kon niet laten van kopen en hij sneed een stuk kaas af, ongeveer het gewicht van een kwart kilo. Seppen 'poefte' dat stuk kaas zo geweldig in de schaal dat de gewichten omhoog wipten. Met een duivelse rapte nam hij de kaas eruit en zei: Madamtje, of moedertje, het is 4,20 fr. of 4,80 fr. want er is een beetje meer in. Daarbij wees hij naar de gewichten die niet in de schaal maar naast het geldbakje stonden. Feitelijk waren die mensen niet bedrogen, hij rekende er de schelle bij die de vrouwtjes zo lekker hadden opgesmuld. Het gebeurde wel eens dat hij spekken mee had, gewoonlijk van die 'paveljotten''(snoep in een papiertje met spreuk op gewikkeld). We kregen er elk een en Seppen las de spreuk die op het briefje stond. Het ging meestal over de liefde en dan zong hij, in het Frans, liedjes over "Amour". Eén jaar later was Seppen spoorloos verdwenen, niemand wist waar hij heengetrokken was. Tot hij, op een woensdag opnieuw de markt aandeed met kaas, ditmaal met een moderne weegschaal. Hij vertelde ons dat hij een baantje had gekregen te Brussel op de wereldtentoonstelling van 1930.

Met Octavie

Octavie was een typisch Brugs vrouwtje, heel ouderwets gekleed en haar hele leven lang had ze doorgebracht op markten, straathoeken, kermissen en zelfs op het voetbalplein. Nu eens met okkernoten, soms met droogvis of appelsienen. Ze woonde in de Ganzestraat. Haar man, dochter en zijzelf kwamen met paard en kar. Ze laadden de marchandise van Octavie af. Vader en dochter deden dan de fruitmarkt. Zij had geen kraam nodig. Als het regende kwam ze schuilen onder ons dekzeil. Haar koopwaar kon tegen een vlaag. Ik zie nog haar boeltje voor me: een resem zwarte vrouwenkloefen, 6,50 fr. het paar, een hele reeks witte kapkloefen 9 fr. en twee rijen kinderkloefjes, rood en blauw geschilderd met bloempjes en vogeltjes voor 3,50 fr. het paar. Daarbij nog een bond vloervagers, een bond straatborstels en enkele berkenbezems voor de stallen. Ook had ze een bak met schoensmeerders, over blinkers en kloefleren. Deze werd, als het regende, toegedekt met een pak dweilen 2 voor 5 fr.. In het najaar kwam daar nog een mand okkernoten bij.

Octavie werd iedere marktdag geplaagd door haar collega's maar ze was er mee gediend. Voor het volk aankwam ging ze naar de W.C. en pas was ze weg of een sloeber scharrelde een pak bezems mee. Een of andere deugniet sleepte een resem kloefen weg en de okkernoten kwamen gewoonlijk bij ons terecht, achter de bak, want vader deed daar ook aan mee. Meestal had Octavie het reeds gezien van verre, ze kwam terug en keek ’gemaakt-verwonderd’ naar haar verdwenen koopwaar. Ze deed alsof ze zocht, gebaarde zich kwaad en liep al sakkerend en scheldend rond. Vloeken deed ze nooit. Altijd waren het dezelfde 'smeerlappen, loebassen, schurken, bandieten, ge moest beschaamd zijn een oud mens te judassen, doch wacht maar! En als je peist dat je later op mijn graf zal komen pissen, ge zijt (bent) er nevens zulle'. Intussen had vader de mand met noten in 't zicht gezet en elke dief bracht rouwmoedig het gestolen goed terug. 't Was dan gewoonlijk vader die de vrede herstelde en vroeg: Maar Octavie, heb ik al mijn snuif gekregen? Ze haalde uit haar schortzak een snuifdoos (model pastoor Munte) en trakteerde al die 'nietweerds' (niks waard), die dieven, 'schoelies' en mensenpesters. Toen begon de halve marte niezen. Neen, op het graf van Octavie moet en mag niemand pissen want er staat een schone zerk. Octavie was een goed mens. Tijdens de eerste oorlog heeft ze genoeg overtredingen begaan om driemaal gefusilleerd te worden. Ze liep 's nachts op straat en smokkelde gazetten en eten. Langs binnenwegen vond ze de weg naar Nederland. Ze werd verschillende malen op de 'Kommandantur' geroepen maar daar zette ze een grote mond op tegen de Duitsers wier taal ze sprak. Ze gaf zich uit voor vroedvrouw en verpleegster en onder haar vele rokken verborg ze eten. Maar nooit heeft ze er een cent mee verdiend, ze deed het puur uit menslievendheid.

De oude vrijster

Iedere marktdag kwam, tamelijk vroeg als we nog aan het uitnemen waren, een bejaarde vrouw. Ze was ouderwets maar zeer kostelijk gekleed en scheen altijd naar een feest te moeten. Ze droeg ook telkens haar goudwerk, ketting en kruis, broche en slinger, het waren wellicht diamanten. Ze keek naar onze spullen maar kocht nooit iets. Wat zou dat mens eigenlijk nog nodig hebben ? 't Gebeurde toch dat ze iets vroeg wat niet bestond, al lang uit de mode of niet meer te krijgen zoals zwarte toespelden (veiligheidsspelden) of bottineknopen. Doch ze kwam speciaal voor vader. Die boerin leefde op haar renten maar ze had jaren gevrijd met een boer die vader goed kende en waar hij meermaals op het hof kwam. Tot een huwelijk was het nooit gekomen en beiden waren nu ongetrouwde eenzaten. Als vader de klanten bediende bleef ze geduldig wachten en, kreeg ze de kans, dan begon ze over haar oud lief. Ik hoorde hen dan fluisteren en deed alsof ik niets hoorde of zag. Maar de boerin stelde delicate vragen waarop vader niet kon en liefst niet wilde antwoorden. Ze wilde weten of de oude boer zijn testament had gemaakt, welke notaris zijn zaken regelde, waar hij zijn geld plaatste en of hij nooit over haar sprak. Hoe kon vader dit weten, zulke zaken houdt ieder voor zich en had hij het wel geweten dan zou hij het toch nooit hebben verteld. Op een keer was ze weer op post en vader had nu toevallig een gazet in handen. 't Moet zijn dat het artikel hem boeide want ze begon haar vragenlitanie en hij lette niet op. Ze dacht wellicht dat hij het expres deed. Ze verliet woedend haar plaats, deed een omweg en kwam achter het kraam. Plots sloeg ze geweldig met haar paraplu op vader, overal waar ze hem treffen kon: op het hoofd, zijn rug en tegen de benen. Die slagen werden met zulke hevigheid gegeven alsof ze haar versmade en opgekropte liefde wilde wreken. Louise Degrande had het gezien, ze keek verbluft en riep naar vader: 'Loop weg en haal de politie'. Ik zag het ook en probeerde de paraplu vast te krijgen maar die woedende vrouw gaf zich niet gewonnen. Vader hield niet van ruzie en kabaal en zei eenvoudig: 'Het is nu genoeg, ga naar huis!' Intussen kwamen enkelen vragen of hij zich bezeerd had. Hij ontkende maar eenmaal thuis tastte hij op zijn hoofd en voelde twee grote builen. Van de pijn sprak hij niet maar aan zijn muts hing een grote bloedvlek. Die boerin is nog op de markt geweest maar ging ons kraam voorbij. Later is ze gestorven in een rustoord.

De eerste muziek: de blinde man

Weer waren we van plaats veranderd en stonden aan het café van Stiffe Janssens. Pros Alleene loste een harmonium en plaatste het naast ons. Met de tram van 9 uur kwamen een vrouw en een blinde man. Hij droeg een vouwstoeltje en stapte, aan de arm van die vrouw, tot bij het instrument. Het was een triestig koppel, povertjes gekleed en ze gaven de indruk armtierig te leven. De blinde man begon te spelen, allemaal ongekende wijsjes. Plots begon het vrouwtje mee te zingen: "Ah! Qu' il était beau mon village, mon Paris, notre Paris. On y danse la polka, la valse et la mazurka". Terwijl ze dit zong danste ze mee. Er kwamen veel mensen rond hen staan en iedereen gaf wat geld in 't potje dat op het harmonium stond. Als er wat teveel geld in het bekertje lag, graaide het vrouwtje er, met een rapte, enkele stukken uit. Om de indruk te geven dat de muziek en de kunst van de blinde man niet zo winstgevend waren. 't Gebeurde wel eens dat ze, terwijl ze danste, haar rokken omhoog trok. Dat deed ze maar als ze een glaasje op had.

Op een keer kwam agent Beernaert, van dienst op de markt, haar zeggen - vanwege het stadhuis - dat ze haar rokken moest gerust laten terwijl ze danste. Nochtans droeg ze een lange broek tot over haar knieën met een breed flanelle kant. Wie had dat niet gezien!

2020 01 12 170621Het borstbeeld van Verwee en de bakkerij van Everaert uit 1903 bij de Lippenslaan.

Karaboeia

Hii was een neger, kwam met de jodentram (iedereen zegde dat zo) en droeg twee valiezen. Hij stapte recht op ons af, nam twee lege kisten mee, legde een wit laken er over met daarop zijn koopwaar. Die bestond uit een grote klomp zwarte spekken met anijssmaak. Met een beitel en hamer kapte hij er stukjes af en deed ze in een papieren zakje terwijl hij gedurig herhaalde: "Karaboeja, karasteya, ene frank de zakka, goed voor de maagga, de keella, de borsta en de buukka". Hij was de vriendelijkste man die ik ooit op de markt heb geweten. Als iemand een zakje kocht, zegde hij wel driemaal merci en legde een extra stukje boven op het zakje als waardering omdat je hem iets liet verdienen. Als hij, na de markt, de kisten bij ons terug bracht kregen we altijd de brokkelingen. Die gaf hij zo gemeend en lachte daarbij zijn witte tanden bloot.

Elastiek

Met wie we ook veel plezier hebben beleefd dat was het joodje, een klein vinnig mannetje met elastiek en knopen. Hij kwam met de tram van 9 uur, smeet zijn boeltje op een zeil op de grond en begon te roepen. 't Was eigenlijk tieren en schetteren zodat men het kon horen tot aan de Lekkerbek. Eeeeeeelastieeeeek! Dan zong hij een liedje waar je niets kon van snappen, 't was voorzeker in het Hebreeuws. Het refrein was lollig doch alleen zijn rasgenoten begrepen het. Het ventje kon ook alle talen, was steeds welgezind en danste soms van pret. Hij heeft meer dan twee jaar doorgebracht, tijdens de tweede wereldoorlog, in het kamp van Breendonk. Hij is er toch gezond en gaaf van weergekeerd en leeft nog.

De gelegenheidsverkopers

Voordat de groenselmarkt naar het gemeenteplein werd gebracht, kwamen er iedere week van die gelegenheidsmarchands. Die hadden iets teveel en brachten het naar de markt. Op een keer kwam een grote boerenwagen aangereden, geladen met boontjes, appels en peren. Het moet zijn dat die boer zijn fruit niet thuis kon verkopen en dus probeerde hij het op de markt. Vooraan op de wagen stond een grote baskuul. Eens vroeg een preuts madammetje, nadat ze een appel en een peer had geproefd, van elk een halve kg. De man kon dat niet bestellen, zulke kleine gewichten had hij niet. Verkopen op die manier verwekte na-ijver want de volgende woensdag kwam een landbouwer met een voer patatten (aardappelen) en een driewielkar met bonden stro. Wie 100 kg aardappelen kocht voor 35 fr. kreeg gratis een bond stro om in de kelder te leggen. Zo bestelde men doorgaans zijn wintervoorraad. Soms kwam er een camion met bloemkolen uit het Mechelse. Geen problemen: de wagen uitkippen en zoekt en kiest maar uit. In het begin 2 voor 5 fr, een uur later 3 voor 5 fr. en op het laatst, 1 fr. het stuk. Gewoonlijk waren dit bloemkolen die erg beschadigd waren van heen en weer te gooien. Het overschot was gratis voor de konijnenkwekers die ook de bladeren weghaalden.

Eens kwam er uit Zeebrugge een grote koelwagen met vis de markt aandoen. Het was een soort kabeljauw, geen echte, men noemde dat koolvis. Ze wogen ongeveer 4 kg en werden in zijn geheel verkocht aan 5 fr. het stuk. Dit vis-nieuws ging zo rap rond dat de buitenmensen van Oostkerke, Hoeke en Lapscheure hun voorraad opdeden tegen de vasten. Ik hoorde een boerin zeggen: "Ik kom er voor de tweede keer om, dan heb ik vier smoutpotten in 't zout want gezouten vis is zo lekker met botersaus".

Die manier van verkopen heeft niet lang meer geduurd. Een leurkaart en 'medalje' (medaille) werden verplicht en zo zijn de gelegenheidsmarchands weggebleven.

De mini-paternoster

We hadden soms ook rare kalanten. Op een marktdag kwam, tegen de noen, een vrouw van rond de 40 jaar en het zag er geen gemakkelijke uit. Ze wachtte tot ik haar kon bestellen en zei: "Geef me een paternoster, de goedkoopste die ge hebt want hij moet maar dienen voor ene keer. Ik ga morgen naar het hospitaal te Brugge". Ik keek verwonderd op, dat mens zag er niet ziekelijk uit, alleen een beetje wild. "Ja, zegde ze, ik moet vrijdag onder het mes en zal een paternoster (rozenkrans) meedoen. Als ge kunt, doet er wat medailles aan, ge weet de zusters zien dan dat ge christelijk zijt". We hadden, naast de blinkdozen, een rommelbakje staan met losse knopen, toespelden, gebroken paternosters en blikken medailles van alle bestaande heiligen tegen alle mogelijke kwalen. Ik nam een paternoster, nogal geroest, met slechts vier tientjes. Met een fijn ijzerdraadje deed ik er een medaille aan van 't scapulier, één van het H. Bloed, één van Livinus (reumatiek), dan de H. Cornelis (zenuwen), H. Rita (hopeloze gevallen), H. Margaretha (krampen), H. Bavo (kinkhoest) en een kenteken van de kruistochten. Er lag ook nog een hondenmedaille in het bakje maar die durfde ik er toch niet aan vast maken. Ik rekende er niets voor, wenste haar een spoedig herstel en veel courage. Ze was zo blij als een kind. Vier weken later was ze terug op de markt. Ze kwam naar me toe en riep luidruchtig: "Ik ben hier weer maar ik heb mijn 'pere afgezien zulle! Ik was bijna dood, twee dagen tussen de 'paravents' (kamerschermen) gelegen. De familie was al verwittigd en ze hadden het slaapkleed al meegebracht om me af te leggen. Een mirakel is het dat ik er doorgekomen ben. Best dat ik mijn paternoster had! En geef me nu eens een meter straffe rekker voor mijn karnavalkostuum". Ik keek verwonderd op, hoe was het mogelijk na zulke zware operatie? Maar ze floepte er uit: "Ik moet mijn schade in halen. In zes weken niet meer gedanst en maskeren zal ik doen zolang het gaat". Toen had ik er heimelijk spijt van dat ik ook die hondenmedaille niet had vastgemaakt aan haar mini-paternoster.

De 'henne-ringen'

Die verkochten we ook. Ze kwamen toe in dozen van 200 en we moesten ze zelf aan elkaar rijgen. We sloegen een nageltje in de zijlatten van het kraam en daar werden ze opgehangen, de kleuren bijeen. Rood-geel-zwart voor de Belgen, zwart en geel voor de Vlamingen en groen en wit voor 't voetbal van Heist. Nog vroeg in de morgen kwam er een jonge juffer in lange blauwe broek en blote rug. Die mode kwam toen op. Ze had veel bekijks en passeerde voorbij ons kraam. Ze had belangstelling voor die ringen en vroeg iets in het Engels maar dat verstonden we niet. Vader en ik kenden een mondvol Frans maar geen Engels. Ze vroeg hoeveel de ringen kostten, dat begrepen we wel. Vader schreef op de lei 10 c 't stuk en voegde erbij: kokke-kokke-dek. Hij bedoelde: 't is voor de kiekens. De juffer begreep er niets van. Ik nam een snuifdoosje, daar stond een haantje op, en ik wees met mijn vinger naar de poot van dit haantje. Ze haalde 20 fr uit haar handtas, koos 200 rode ringen en lei die in vier ronden rond haar hals. Dan heeft dit schepsel de hele voormiddag op de markt geparadeerd met een collier van rode 'henne-ringen' en echt waar: Op die blauwe broek was 't nog ferm schoon ook.

Toen ik later serveuse (serveerster) was bij Marie Siska moest ik dit verhaal steeds opnieuw vertellen tegen haar zoon, Urbain Dossche, die er telkens zulk plezier in vond.

Fonsje Reubens

Die kwam uit Heist, was visleurder en had een goede visronde te Knokke in de Lippenslaan en de aanpalende straten. Maar toch zagen we hem op de markt met de quatertemper- en vigiliedagen. Ook op de woensdagen van de vasten. Hij reed gewoon met kar en paard op de markt die toen nog in keien lag. Fons had meestal platen en scharren maar, op die uitzonderlijke dagen van visverbruik, had hij een schone voorraad stokvis, gul en rog. Hij deed niet krenterig en liet de schaal flink doorslaan met bijna altijd een extra scharretje of wijting erbij, voor de kat. Een jong madammetje kwam bij de kar staan, wist in een kwartier nog niet wat kopen en bestelde eindelijk twee plaatjes. Fons deed ze de koppen en vinnen af, wikkelde ze in papier maar dat madammetje gebood die visjes te fileren. Fons smeet ze gewoon terug in de bak, hij had er geen tijd en geen goesting voor. Hij leurde wel met vis doch liet niet met zich leuren. Een andere dame vroeg of hij, op zijn ronde, wilde de ’Albertplage' aandoen. Fonsje zei heel serieus: "Neen madame, ik blijf in mijn contreien, ik heb 'kalanten' genoeg. Ik verdien goed mijn brood en hier zijn de meeste cafés."

Futtel

Een trouwe bezoeker van de markt was Futtel. Hij kwam eigenlijk niet om te kopen maar om te krijgen. Bedelen deed hij niet maar hij kende de milde gevers. Het was niet steeds het beste wat hij kreeg maar toch eetbaar. Een schelle kaas langs de zijkant van de bolle, overschotjes cervela, een greep koekjes aan de vochtige kant... Hij was altijd vroeg en voordat de vuilniskar zijn ronde deed had hij reeds de bakken en ketels onderzocht naar vodden, konijnenvellen en al wat dienen kon. Hij kwam ook langs bij ons. Vader haalde een rolletje sjiektabak uit de vestzak, knipte er met de schaar een stukje af van 20 cm en gaf het hem. Futtel was zelden gewassen doch bij het zien van het 'sjiekske' blonk zijn wezen van plezier en genoegen. Vanwege de 'groenseliers' had hij ook niet te klagen: appels, peren, appelsienen, licht beschadigd door 't vervoer. Hij nam alles dankbaar aan en kreeg soms zoveel dat hij zijn voorraad samen stak in de zak, boven op de slonzen (vodden) en de benen.

2020 01 12 170635

Knocke - Le Marché - De markt van Knokke met links Hotel Meysman-Schepens, de latere Café du Nord (nu Yssis) en aanpalend de fietshandel Gysel, later café du Midi (nu 't Hapertje).

Wordt vervolgd in het najaarsnummer nr. 5

40 jaar markt te Knokke - Alice van Nicootje vertelt...

Frans Tytgat

Cnocke is Hier
2017
54a
026-035
BV
2023-06-19 14:49:21