'40 jaar markt te Knokke' Deel II
Alice van Nicootje vertelt....                                          

Frans Tytgat

De Jodentram

2020 01 14 104329Dat was de tram Oostende-Knokke die, rond 9 uur, halt hield aan het standbeeld. Daar zaten gewoonlijk geen andere reizigers op dan mannen van 30-35 jaar uit het Antwerpse en van joodse afkomst. Ze huurden een verblijf langs de kust, meestal rond Blankenberge en van daaruit deden ze de markten aan. Maandag en vrijdag: Blankenberge. Dinsdag: Heist. Woensdag: Knokke. Donderdag: Oostende. Zaterdag: geen markt: sabbat. Vandaar die benaming: Jodentram. Ze droegen gewoonlijk elk twee valiezen. Een kraam was niet nodig, een tafellaken op de grond en daar het goed op. Daarom noemde men hen ook de platzetters of charlatans. Wat in die valiezen stak was verbluffend, zij lanceerden de nieuwe modes: plissé rokken, bloezen in pompadoer, gekleurde sjaals en de eerste bleke kousen. Katoenen vrouwenkleedjes, alle maten, voor 20 fr. Fantasieschortjes 7 fr. Ze spraken Vlaams en Frans onder mekaar, mieken grote gebaren en veel lawaai. Ze kwamen goed overeen en nooit was er ruzie. Slechts éénmaal was er twist over een plaats op Knokke-kermis. De paard- en zwiermolens werden afgebroken op woensdagvoormiddag. De plaats, die ze zo duur hadden gehuurd voor het seizoen, stond volzet met de woonwagens van de foorreizigers. Het werd een over en weer geloop naar de marktbaas, ieder eiste zijn recht op, tot ze eindelijk een hoekje vonden. Intussen scheldend en kijvend naar mekaar. Hun brabbeltaal verstonden we niet.

De seizoenmarkten

De markten in het seizoen waren voor velen, ook voor ons, niet de beste. Aan de vreemdelingen konden we bijna niets verkopen. 't Was altijd "trop cher" of in Brussel veel goedkoper. Eens wees een madam naar een haarkam van 6 fr en zei: in Brussel 5 fr. Vader wist dat dit onmogelijk was, de inkoopprijs lag hoger. Hij kon zich daarin zo kwaad maken dat hij bitsig antwoordde: Telefoneer naar Brussel om een kam, je kunt er tegen vanmiddag soep van koken.

De beste markten waren die van het najaar. In het seizoen kwamen de trouwe kalanten niet. Velen werkten in het hotelbedrijf, voerden ezeltjes op het strand, stonden met badkarren en verhuurden velo's en kinderrijtuigen. Enkelen trokken 's morgens vroeg naar het uitgestrekte Zwin om Zwinnebloemen te snijden. Die werden dan, door hun kinderen, verkocht in de omgeving van de wafelhuizen Siska's. Ook een groot deel hielp in de oogst want er werd toen nog niet gepikdorst. Maar, na al die weken van lastig werk, waren ze er weer: Flavie en Rommetje, Stiffe en Liete, Wantje en Tiele. Ze kochten wol om warme sokken te breien, bestelden lakens en dekens bij Louise en Ko en pasten hun kloefen bij Octavie. Als het een goede seizoen verdienste was geweest kon er nog een zondagse schort en een paar schoenen van af. Kramers en kalanten waren blij elkaar weer te zien.

Vaste prijs voor iedereen

Bij ons was het steeds een vaste prijs en voor iedereen gelijk. Overvragen of afbieden, zoals dit vroeger het gebruik was, wilde vader niet. Er hing aan de zijlat een lang karton met de prijzen van de voornaamste artikelen en ieder bakje werd afzonderlijk getekend. De kopers verlegden soms die briefjes en dat gaf weleens aardige uitslagen: 4 fr. voor een stopnaald en 10 c voor een bol machinegaren. Maar nu en dan probeerde toch iemand om af te dingen doch vader gaf niet toe, 't was al goedkoop genoeg met de opkomst van de warenhuizen. Wat kon je verdienen aan al de spul? Enkele centiemen. Er kwamen regelmatig twee gezusters bij ons, de ene was een goede klant, de andere kocht nooit. Op een keer zei die niet-klant botweg: Nico, ik moet een kam hebben maar zal hem hier niet kopen want ik mag niet afbieden. Ginder, aan dat andere kraam, mag ik dat wel. Vader zei: Van mij moogt ge het ook doen. Ze nam een kam van 8 fr, bood af tot 7 fr. en betaalde dolgelukkig om die 1 fr. winst. Ze was pas weg of vader riep haar terug en zei: Ik trakteer, ge hebt hier allebei een stuk chocolade van 50 cm maar ik wil eerlijk zijn. 't Is niet ik maar gij die trakteert met uw eigen geld. Voor een kam van 6 fr. heb ik 8 fr. gevraagd. Gij hebt afgeboden tot 7 fr. en kreeg hem, gij hebt dus u zelf en uw zuster getrakteerd. Deed ge nu profijt? Vader gaf die frank terug en de twee gezusters kochten voortaan allebei.

2020 01 14 104415Knocke s/Mer - La marché du Mercredi et la Maison communale.
Het Verweeplein eind der jaren '20 met zijn vele marktkramen.

Mensen met zorgen

Er kwamen wel eens mensen die, nadat ze gekocht hadden, bleven treuzelen. Ik zag dat gauw aan hun manieren, ze wilden iets zeggen, misschien hun hart eens luchten. Ik luisterde er altijd naar, ze kwamen meestal rond de noen als de markt naar het einde liep. Gewoonlijk ging het over onbenulligheden: de schoonmoeder, de huisbaas, de schooljuffrouw of de meester. Veel kon ik daar niet op antwoorden, de markt is immers een verkoopplaats maar geen commerekot. Gewoonlijk zei ik: " Ja madam, 't is overal iets, heb maar veel courage, dat zal allemaal nog wel in orde komen. Wij hebben dat allemaal ook meegemaakt en later peist ge er niet meer op." Toch kwam eens een vrouw bij me staan. Ze had zere benen, gans verbonden. Ze vroeg me: Wil je me eens een plezier doen? Ja, madam, heel gaarne als ik dat kan. Wel, zei ze, ik moet naar de kliniek om te rusten en daar wordt gebeden maar ik ben dat vergeten. Schrijf eens op een briefje wat ik moet zeggen als de zuster de paternoster bidt, zodat ik kan antwoorden want ik doe altijd mee met de hoop. Op een reclamebriefje van vliegenvangers heb ik geschreven:

  1. Heilige Maria, moeder Gods,...
  2. Geef ons heden ons dagelijks brood...

Ze had nog een paternoster van haar plechtige communie, anders kreeg ze er een cadeau uit het rommelbakje.

De speelgoedmadam

Rond de tijd van de grote kuis en in het najaar, tegen sinterklaas, kwam een eigenaardig getrek, een huifkar, de markt aandoen. Niet om te kopen of te verkopen maar wel om te ruilen. Het was een gezin: ketellappers en voddenkopers uit de streken van Houthulst en Zarren. Ze verbleven in de omgeving van Knokke en Westkapelle, enkele weken. De kar bleef op het schelfhof, het paard mocht in de wei en de man met vrouw en soms nog een klein kindje kregen onderdak op een of andere boerderij. In Heist waren ze te gast bij Firmin Goormachtig. Ze stalden dan hun paard bij Remi en bleven bij de poort. De man legde een zeil op de grond tegen de muur en de vrouw haalde uit kartonnen dozen en sunlightbakken een grote keus aan speelgoed en postuurkes. Aan de rechterkant alles voor de meisjes: kleine poppen, naaidozen, parels, blikken koffiestelsels en springkoorden. Links voor de jongens: kleurboeken, schilderdozen, marbels, bolleketten, pennenbakken en tollen. In het midden een grote keus postuurkes, kabouters en heiligenbeelden, alles in plaaster. Heel het boeltje was gratis te krijgen, niets te betalen, alleen in ruil voor een zak vodden, konijnenvellen, oud koper of lood. Wat hadden al die dingen bekijks, groot en klein kon er niet voorbij. Zulk een kleurenweelde, schatten op de grond, zo maar te kiezen en te krijgen. Niet te begrijpen hoe rap de kinderen het wisten, vooral de meisjes die van de school terugkeerden langs de markt om. Het duurde niet lang of vader of grote broer brachten een zak vodden op de fiets of ook al eens met een afgedankte kinderwagen. De eersten waren de besten want ze hadden de grootste keus. Sommigen woonden ver of konden die vracht niet zelf aan. Dan werd een adres opgegeven waar de man het goedje kwam afhalen. Het speelgoed werd al in vertrouwen afgestaan. Het waren niet alleen kinderen die belust waren op al die heerlijkheden. Ook oudere mensen werden verleid want thuis kon nog altijd iets bij op het schouw of de commode. Eens zag ik een vrouwtje, ze droeg hijgend een volle zak naar de markt. De man liep er naartoe en verloste haar van de vracht. Ze kreeg in ruil een H.-Hartbeeld en een bebloemd teljoor. De speelgoedmadam had soms zoveel gekregen dat een voorraad bleef bij Remi. Die werd dan later afgehaald.

We beleefden een plezierig toneeltje. Om de hoek kwam Futtel, hij droeg drie konijnenvellen op de rug, bezag al die verrukkelijke dingen en hij ruilde de vellen voor een netzakje glazen marbels. Met een geheimzinnig lachje en een tinteling in zijn ogen trok hij naar het stadhuis, gevolgd door een sliert schooljongens. Hij bleef voor de trappen staan, rukte het zakje open en gooide met een brede zwaai de marbels in het zand. Was me dat een scharten en zoeken, roepen en tieren voor elke marbel die werd bovengehaald. En zingen dat ze deden: Leve onze Futtel en hij mag er wezen. Neen, Futtel was niet de schrik maar de vriend van de kinderen.

Van een deftige dame

Met al het plezierige dat op de markt te beleven viel heb ik ook mijn eerste groot verdriet gekend. ledere week kwam bij ons een dame wat kleinigheden kopen. Ze was schoon gekleed, mantel en hoed pasten zo wel bij mekaar. Ze droeg alle laatste modes en had wellicht een volle kast kleren. Ze was vriendelijk en had iets voornaams over zich. Ik was altijd blij en fier als ze bij ons kwam. Het was bijna een eer voor ons te kunnen verkopen aan iemand van hogere komaf want rijk zou ze zekerlijk zijn. Telkens had ik aandacht voor die mooie kleren en noemde haar bij mezelf: die deftige madam. 't Was in het voorjaar, we stonden aan Verwee in de bittere koude. Vader bracht een deken als verwarming voor de honden en mijn madam kwam netjes en verzorgd aan het kraam waar ik alleen stond. Ze nam twee bladen schuurpapier 60 c het stuk en plooide ze dubbel. Ze nam een doosje toiletzeep (Lait de Guimauve), drie stuks 10 fr. en legde dat aan de kant. Intussen kwamen nog vijf kalanten en terwijl ik hen geriefde legde ze 1,20 fr. op het geldbakje, nam het doosje zeep, bedekte het met het schuurpapier zodat het bijna onzichtbaar was. Ze stak alles vliegensvlug in haar handtas en zei: Hier is het geld, 't is gepast. Zo ging ze verder. Ik vond de 1,20 fr. maar niet de 10 fr.. Ik dacht: dat is een vergissing. Volgende week brengt ze me het geld want wie wil zich nu wassen met onbetaalde zeep. Thuis zal ze zien dat het niet klopt met de uitgaven en aankopen. Toch vond ik die manier van handelen verdacht. Als we aan het opruimen waren lag er nog het deksel van het zeepdoosje. Dat had ze niet meegenomen, misschien geen kans gekregen. Een vergissing van mij was het niet want ik had het gezien niettegenstaande er nog vijf mensen te wachten stonden. De volgende week geen dame te zien. Ik keek rond in alle richtingen en slenterde voorbij andere kramen maar ze kwam niet. Weken op weken, maanden op maanden. Toen dacht ik: Ze is misschien ziek, overleden of uit Knokke vertrokken.

Lange tijd nadien was er een grote trouw om 10 uur. Iedereen liep naar het stadhuis en 't werd een gedrum om de bruidsstoet te zien. Ik ging even kijken in trouwzaal naar die mooie toiletten en de naam van de jonge vrouw heb ik onthouden: Claire Stimart. Boven op de trappen van het stadhuis had je een enig uitzicht op de markt, een kleurenpracht en een bonte wemeling van mensen en dingen. Daar zie ik mijn madam haar aankopen doen aan een kraam met dezelfde mercerie-artikelen. Ze was dus nog in leven. Ik wilde naar haar toegaan en heel bescheiden vragen of ze zich niet had vergist, gezien ik de 10 fr. nog niet had gekregen. Maar ik werd zenuwachtig, begon te beven en durfde niet. Ze zou het misschien kwalijk nemen en afstrijden en me vervolgen voor lasten en eerroof. Zij zou zeker geloofd worden en ik niet, 't was immers ook al zo lang geleden. Thuis sprak ik niet over dit geval en nooit hebben mijn ouders het geweten. Toch had ik er spijt om: niet alleen voor het geld, al hoewel 10 fr een tamelijk verlies betekende, gelet op de enkele centiemen die we verdienden bij al die kleinigheden. Maar ik was een klant kwijt en dat het juist die madam moest zijn wiens vriendelijkheid me zo dikwijls gelukkig had gemaakt. Op een avond lag ik erover te piekeren en werd zo verdrietig dat ik aan het wenen ging. Mijn zuster vroeg wat er scheelde, of het het liefdesverdriet was? Neen, tandpijn! Ze ging naar beneden en haalde een glas water met een aspirine.

De zondag, na het middageten, kregen alle broers en zusters hun 5 fr drinkgeld.

Ik stak het in mijn schort zak en, na enkele minuten, terug in het winkelschof. De volgende week hetzelfde opnieuw en zo heb ik de zeep betaald aan vader en moeder.

Enkele weken nadien zag ik weer mijn madam, ze stond te praten met een oud-kennis van mij. Even wachten, ze namen afscheid. Nu kreeg ik de kans van mijn leven: ik zou haar vragen wie de madam was met wie ze stond te praten. Maar weer had ik moed niet. Na de oorlog was ik op de groentenmarkt en haalde mijn fiets aan de 'Totem'. Plots stond ik voor mijn madam. Ze wenste me goedendag met diezelfde hartelijkheid van jaren terug. Ze vroeg bezorgd waar ik woonde, hoeveel kinderen ik had, welk beroep mijn man deed en of vader Nico nog leefde. Ik moest hem de complimenten doen. Nu had ik het maar te vragen: Ja madam en van wie moet ik zeggen? En weer deed ik het niet.

De dag erop reed ik naar Heist en pas aan de voordeur riep ik al: Vader, ge krijgt de complimenten van een madam uit Knokke. Herinnert ge u nog, die altijd kocht toen we stonden aan het standbeeld. Die dame die zo vriendelijk was en schoon gekleed, maar 'k weet haar naam niet. Vader keek op en zei: Dat is nogal grappig, de groeten van iemand die we beiden niet kennen. En de mensen die, dertig jaar geleden bij ons kochten, ze zijn in Knokke nog met honderden.

2020 01 14 104438Knocke - L’Avenue Lippens
De Lippenslaan ter hoogte van de markt omstreeks 1932-33.

Het kraam van Nicootje

Wat er bij ons al te krijgen was: mercerie-artikelen. Maar eigenlijk betekende dat: kleine zaken van de wieg tot het graf. We hebben sluitspelden verkocht om heel Knokke in te bunselen (60 c de doos) of kantjes voor kindergoed (75 c de meter). Hoeveel kleine Knokkenaars hebben niet hun eerste communie gedaan met, in hun handjes, een kerkboekje blauw of rood van 2,50 fr.. Of hun plechtige communie met een missaal, zwart op gouden snee van 6 fr. en gekocht bij Nicootje.

Trok een jong meisje naar het pensionaat dan kwam ze bij ons terecht voor een grove en een fijne kam (luizenkam), schaar, naainaalden en de vingerhoed. Moest een jongen naar het leger, hij kwam langs en door de gewoonte zorgden we zelf voor wat hij nodig had: zwarte en kaki garen, grote stopnaalden, naainaalden, scheerzeep, broekknopen, zwarte en grijze stopwol en een klein spiegeltje. Een jongedochter, die op trouwen stond, kocht ook haar deel: kam, schaar, patatten mes en de koffiezak. In het najaar waren er weer de spreeuwenvangers. Die haalden fijn lint en koperkopspelden om broeken te maken voor de lokvogels.

Maar met de welstand en de gedurige aangroei van Knokke kwam er wekelijks een nieuw artikel bij: gekleurde breiwol voor kousen, sokken en lijfjes, zakdoeken voor zon- en weekdag, reukzeep van alle merken, pommade voor het haar en fantasielint. Vader kocht die nieuwigheden met tegenzin, het kraam was te klein om iedere week nog meer uit te stallen. Ook werd de vracht te zwaar voor de honden. Vader Net een nieuwe kar maken door Gustje Coppens en kocht een klein paardje op de paardenmarkt in Gent. Met weemoed hebben we afscheid genomen van de twee trouwe dieren die ons jaren dienst hadden bewezen. Maks verhuisde naar een boer en bracht, iedere morgen, de melkbussen van het hof naar de balie. Mirza was totaal op en kreeg een spuitje van de veearts. Ondertussen kwamen alle kramers per auto en zo bleven alleen wij nog de markt aandoen met paard en kar. Later werd de markt, bij aanbesteding, gegeven aan Adelin Braem. Zelfs de tram Oostende-Knokke werd niet meer de jodentram genoemd.

Geen ogen zonder tranen

Mensen, getekend door zorgen of verdriet, kwamen gewoonlijk op het einde van de markt, rond de noen. Zo hadden ze zekerheid niet afgeluisterd te worden. Er kwam eens een vrouw en die vroeg, fluisterend, om twee tutten voor de melkfles. Terwijl ze betaalde voegde ze er droevig aan toe: Jammer dat ik zulke dingen moet kopen, het had niet mogen zijn. Ze kwam naderbij, vatte mijn handen en zei schreiend: Meisje, ik moet het kunnen zeggen aan iemand en ik weet dat gij kunt luisteren en me zult begrijpen. Mag ik het u vertellen? Mijn dochter is in dienst bij voorname mensen en had kennis met een jongen van goeden huize. De vrijage werd verbroken en nu is het meisje sinds drie weken een ongehuwde moeder. Na al die slapeloze nachten voor de geboorte volgen nu de roddelpraatjes. Terwijl ik, vanmorgen, de luiers ophing aan de waslijn heeft een buurvrouw ermee de spot gedreven en smadelijke toespelingen gemaakt op het vaderloze kind. De vrouw met zoveel hartzeer en verdriet vroeg of ik het begrijpen kon, hoe zulke daden een moederhart kunnen grieven. Ja, ik begreep het ten volle maar vond geen enkel woord om te troosten. Toen hebben we samen geweend en, door mijn tranen heen, gaf ik haar drie pakjes roze wol om "iets" te breien voor het kleine wicht. Slechts een jaar daarop werd die spottende buurvrouw ook grootmoeder van een vaderloos kind...

Het zagemeel

Wie, in het seizoen, altijd grote bijval had was de man het zagemeel. Hij had een diepe tafel overspannen met een zonnescherm of reuzenparaplu. Er waren drie prijzen: 1.50fr. - 3.50 fr. - 7.50 fr.. Daaruit kon je zoeken en kiezen: ringen, armbanden, kettingen en sierspelden. Maar er stonden bij al die heerlijkheden drie soorten mensen: kijkers, kopers en ...pakkers. Wie kan er toezicht houden op twintig tot dertig handen die zoeken en passen naar kleinigheden die zo rap zijn weggetoverd. De man verklapte eens aan vader dat er een grote verdienste was aan dergelijke dingen maar dat de winst soms zo klein was, rekening houdend met hetgeen werd meegenomen. Aan zulke kramen was de verleiding tot groot.

Verloren voorwerpen

't Gebeurde wel eens dat er iets vergeten werd op de markt: meestal regenschermen en handschoenen. Gewoonlijk werden die, de week erop, teruggehaald. Tweemaal in korte tijd bleef er een sok liggen die werd meegebracht voor de gepaste stopwol. Met een wasspeld werden die aan een koord opgehangen, goed zichtbaar. Na lange tijd gaf vader ze gratis aan Vandenbroele, de bareelwachter te Duinbergen. Die man had slechts één been.

De advocaten van de straat

Wat er zo allemaal op de markt werd verteld om zijn waren aan de man of beter aan de vrouw te brengen was kostelijk om horen. Aan het schoenkraam werd beweerd dat de schoenen door een smid waren gemaakt: zo sterk. Lakens en dekens waren zo kloek, na vijftig jaar gebruik nog niet tevreden? Uw geld terug! De man met gordijnen en bebloemde katoenen stoffen hield staand. Je kunt van een varkensstal een hemel maken. Bij de solden werd geroepen dat het allemaal gestolen goed was. En dan had je de friet- en koekenbakkers met telkens een nieuw toestel. Anderen met doosjes om vlekken te verwijderen, scheermesjes en iets om gebroken postuurkes aan mekaar te lijmen. De markt was in volle bloei en voor vele vrouwen was de marktdag meer dan een kermis.

De gelegenheidszanger

Mon, een man van 45 jaar kwam Knokke aandoen. Waar hij woonde of hoe zijn ware naam was vroegen we niet. Hij stond rechtover ons, wij die voor de zoveelste keer werden verplaatst, ditmaal aan de winkel van loodgieter Devulder. Mon was oorlogsinvalide en droeg in zijn gezicht nog de sporen van verminking. Hij was ooit besmet geweest door de pokken en ook dat liet vlekken na op zijn gezicht. Hij leed daarbij aan een spraakgebrek. Zoveel oorzaken waren het dat de man geen aantrek had gekregen bij het vrouwvolk en vrijgezel was gebleven. Mon sprak nooit met iemand tenzij tegen zichzelf. Hij kwam met de trein, zijn koffer, een reuze grote kist, werd aangebracht door Pros. Hij begon met het spannen van koorden in alle richtingen van het kraam. Mon verkocht kousen. Zodra hij het eerste paar aan de koord ophing zei hij: "Vuf frank voer een paor koesen". Hij herhaalde dit gedurig, wel honderd tot tweehonderd keer in een voormiddag, eigenlijk zei hij dat onbewust uit pure gewoonte. Hij verkocht ook wel duurdere in mercerisé en kasjmir maar prees het meest de goedkoopste aan. Mon had veel bijval bij de buitenmensen, die katoenen kousen waren sterk, van beige kleur. Ze hadden wel geen fatsoen: zonder naad en overal even wijd zodat ze pasten voor fluit benen als voor zware modellen. Maar 't waren toch kousen en wat is tenslotte 5 fr..

't Gebeurde wel eens dat een gebuur-kramer Mon wilde aan de praat krijgen en plagend vroeg: 'Mon, ge hebt vandaag zoveel verkocht, moet ik mee om uw geld te helpen dragen' ? Mon verroerde niet. 'Zeg, Mon, wanneer moet ik komen met de graanschop om de goudstukken op uw zolder te keren tegen de schimmel'?

Mon gebaarde van ko. 'Allez, gauw zeg kerel, ik zal toch wel in uw testament staan zeker'? Mon liet hem klappen en zei alleen in zichzelf: 'Vuuf frank voer een paor koesen...' Toen opeens iemand riep: 'Mon, hoe is het met 't lief, wanneer trouwt ge nu'? Mon keek verbouwereerd op, hij had zich niet verwacht aan zulke vraag die hem bewust maakte van zijn vrijgezellenleven, waarvan zijn uiterlijk de grote oorzaak was. Hij keek zo droevig met een blik die verraadde wat in zijn gemoed omging. Het deed hem zichtbaar pijn dat hij er aan herinnerd werd. Vader zag hoe verdrietig, hulpeloos en verlegen hij daar stond. Voordat iemand een nieuwe, pijnlijke vraag kon stellen (niet altijd kwaad bedoeld maar toch kwetsend) begon vader een lied te zingen. Wel 10 coupletten met woorden die niet gekend waren want hij had het lied zelf gemaakt in zijn jonge jaren, toen hij nog in Ramskapelle woonde. Het werd stil op de markt, de broodvoerder, de knecht en de meid van bakker Dossche stonden te luisteren in de poort. Vader herhaalde het refrein tweemaal om tijd te winnen. Het gezang had zoveel bijval dat er op het einde werd geroepen: Bravo, bis. Terwijl vader had gezongen had Mon ervan genoten en toch verder zijn kousen verpakt. De koffer stond gereed en hij vertrok naar de statie. De andere kramers hadden hun tijd verbeuzeld, het lied had hun aandacht gevraagd en ze moesten in alle haast naar de trein. Wel twintig man had hun aansluiting gemist.

De volgende woensdag kwam Mon naar vader en gaf hem een paar schone kousen (niet van 5fr) voor mij. Hij zei: 'Nicootje, goed gezongen en ge ge domme allemaal de trein gemist in ik ge ge lachen, vuuf frank voer een paor koesen...' Een tijdje later wist iemand iets te vertellen wat niet netjes was of toch niet paste voor jonge meisjes. Dan leidde vader de aandacht af en begon te zingen, een triestig lied van een verlaten weeskind. Het werd dan stil en velen pinkten een traan weg. Aan Mon, die aan het inpakken was, ontging niets. Hij hoorde en zag alles, kwam naar vader en zei stilletjes: 'Schoon liedje, alle wijven hebben geblèt, vuuf frank voer een paor koesen...' Het jaar daarop verliet Mon Knokke en verkocht zijn kousen op de markt in De Haan.

Van gladde wegen, verlos ons Heer

Op de markt staan in de wintermaanden was voor alle kramers geen pretje. Hoe we ook gekleed waren tegen vorst of regen, het bleef toch buiten staan voor minstens vier tot vijf uur. Gelukkig was er de keuken van Maria Loeys, de zoeten inval voor ons allen en een hulppost voor verkleumde vingers en koude voeten. Maar soms was het al een hele toer om gewoon maar op de markt te geraken. In het voorjaar van 1929, na een korte maar strenge vorstperiode, trokken we naar Knokke. Het was nog vroeg en donker en daarom hing de lantaarn aan de kar. Een eind buiten Duinbergen kregen we een betrokken hemel, het begon te regenen en het werd spekglad. Zolang we voorbij de huizen reden ging het nog tamelijk goed maar eens in de vlakte aan de hofstede van Bonte (nu Snauwaert) was de weg een ijsbaan over de ganse breedte. Vader stuurde de kar met de honden van links naar rechts om toch maar vaste voet te krijgen, doch 't was overal een spiegel. De beste kant was de grasstrook en daar trachtte vader de kar op het spoor te houden. De honden slierden uit, vielen en werden bang. Vader wilde zijn dieren niet onnodig afbeulen en stap voor stap geraakten we aan de hofstede van Paye. Daar werden onze viervoeters uitgespannen en ze kregen een plaats in de kalversliet.

Wij stonden in beraad. We konden niet meer terug naar Heist maar hoe zouden wij op de markt geraken? Vader deed een koord over de schouders en tussen de tramen zou hij trekken terwijl ik achteraan moest duwen. Na enkele stappen viel hij op de grond, de kar schoof in de gracht met het rechterwiel en helde gevaarlijk over. We probeerden aan het wiel te heffen maar het ging niet. We sleurden er al onze krachten bij doch geen avance en niemand op de baan om hulp te geven. Vader deed een koord om de lenden. Hij trok zo geweldig dat het touw brak en weer viel hij op de grond. Een riem van mijn kloef brak eveneens. We wilden het opnieuw proberen: vader nam een dubbele koord, zette zich strak en ik zei: Vader, terwijl ge trekt moet ge vloeken, dan gaat het beter en 't is, in zulke omstandigheden, toegelaten. Hij sleurde geweldig en zei: Miljard, nondemilledju! Maar hij kreeg met die woorden de kar niet uit de gracht. Ik zei: Vader, ge moet harder vloeken zoals de paardenknechten van de steenoven als hun wagen versteld zitten in het slijk. Ze krijgen die er altijd uit. Net zoals de voerders van de dorsmachine. Die kunt ge horen vloeken een half uur ver, de paarden doen dan een uiterste inspanning en het helpt altijd. Vader deed een nieuwe poging, trok en riep luid: Miljard, miljard, nondepotverblomme. Een tweede kloefriem sneuvelde en ik stond te duwen op mijn kousen. De kar bleef waar ze was en vader hijgde van inspanning. Hij werd kwaad en zei bitsig: Als gij beter kunt trekken en vloeken, doe het zelf, maar ge durft niet hé. Ik stelde voor om van plaats te veranderen en ook eens mijn krachten te meten. Ik nam het touw met beide handen en riep, terwijl ik trok, uit volle macht: Miljard de miljoen, Nicootje geef katoen want we laten ons niet doen! Met een ruk kwam de kar uit de gracht en stond, met twee wielen, op de grond. We keken elkaar verbaasd aan en hebben toen tranen gelachen. Doch we waren nog niet op de markt en met kloefen zou het niet te doen zijn. We namen twee dweilen, sneden die middendoor en bonden ze over de kloefen met touwen en schoenveters. Met die gedweilde voeten kwamen we aan en reden met de kar op het voetpad waar enkele goede mensen reeds wat zand en as hadden gestrooid. Op de markt hadden de kramers, die met de trein gekomen waren, hun artikelen reeds uitgestald. De vrome vrouwtjes, die van de mis kwamen, werden verrast door die plotse gladheid. We vernamen dat er drie waren gevallen. Daarbij mevrouwtje Van Rozenbeke uit de Nieuwstraat, die bij het verlaten van de kerk haar arm had gebroken. Jammer, dit vrouwtje was steeds onze handgift. Rond de noen was de weg terug berijdbaar en vele kalanten kwamen, in de haast, hun aankopen doen zodat we nog zeer tevreden waren. Het had slechter kunnen zijn. We haalden de honden op en, als we voorbij de plaats reden waar de kar in de gracht was terechtgekomen, zeiden we beiden niets maar hebben hartelijk gelachen. Maar misschien heeft elk toen in zijn eigen gezegd: Van gladde wegen, verlos ons Heer.

2020 01 14 104507Knocke s/Mer - La Place Verwée un jour de Marché
De woensdagmarkt gezien vanop de pui van het gemeentehuis.

Van die eendagsvliegen

Heel veel bezoekers van de markt zijn slechts een paar maal gekomen, op het einde der twintiger jaren. Daar was Tyssens, de kruidendokter, bij. Hij reed gewoon met de open Fordauto op de markt. Daarin zaten drie muzikanten. Ze trommelden het volk bijeen en bliezen op hun koperinstrumenten met een lawaai als voor het laatste oordeel. Een 'sjiekgeklede' heer deed teken om stilte en gaf een uiteenzetting over de spijsvertering en de bloedsomloop. Hij prees zijn kruiden aan tegen alle mogelijke kwalen en ziekten. Die planten werden meestal afgetrokken op straffe jenever. Er werd enkel gekocht door de buitenmensen aangezien die kruiden gekend waren. Ze werden immers ook te Brugge, op de meifoor verkocht.

Nu en dan kwam er een liedjeszanger. Het was de tijd van de moordzaken in Beernem. Bij elke nieuwe zangwijze was er een lied over het slachtoffer Hektor Dezutter. Die liedjes werden aanhoord met veel aandacht, er gebeurden toen niet zoveel misdaden als nu. Er werd gezongen op de melodie van 'Ramona', 'Dolorosa', 'Mon Paris' en 'Souviens-toi'.

Op een marktdag kwam een oorlogsverminkte zonder benen, in een rolwagentje, getrokken door een hond. Die man bespeelde een accordeon en verkocht zijn liedjes tegen 2 fr. het blad. Men legde het geld in een doos die op de grond stond en nam zelf het liedje. Van de tien tot twaalf liedjes zong hij er gewoonlijk vier of vijf, maar het meest herhaalde hij: de Ronde van Frankrijk en de zaak van Beernem. Dan was er ook nog Tamboer. Hij verkleedde zich meestal in blauwe kiel met rode zakdoek en een boerenpet. Tamboer had een grote variatie in zijn liedjes. Zo stond op een blad: een mijnramp, het huwelijkscontract, een kind levend verbrand, een bedrogen jongedochter, Pier de eierlegger en natuurlijk ook de moorden van Beernem. Tamboer gebruikte het meest de zangwijze van het Duitse "Trink, trink, Bruderlein trink."

Ook eenmalig op de markt was een evangelische predikant. Hij speelde op een harmonium allerlei kerkmuziek. Nu en dan hield hij een toespraak, deelde briefjes uit met gezangen en verkocht bijbels. Veel zaken deed hij niet. Misschien verdiende de man, die het nochtans goed meende, de onkosten niet. Toch was er aandacht voor de psalm waarvan werd verteld dat hij was gezongen op de zinkende Titanic: Nader bij U mijn God.

Eén keer kwam er een koppel waarvan de vrouw de toekomst kon voorspellen. Op alles, wat de man haar vroeg, gaf ze het juiste antwoord: het nummer van een bankbiljet, de reclame die op de voorbijrijdende tram stond, welke kleur uw mantel had en wat iemand op het hoofd droeg. Die vrouw wist gewoon alles en wie nog meer wenste te weten over erfenissen, verre reizen of liefdeszaken... Mits 2 fr. kreeg men een briefje met het goede nieuws. Bijna allen, die bij dat mysterieus koppel stonden, waagden 2 fr. en trokken glunderend weg. Een oud vrouwtje, dat er ook had bijgestaan, zei: Die man wordt alles voorgezegd door de Satan en zijn vrouw zegt het hem na. Ze gaan alle twee met de duivel om, hoe kunnen ze het anders weten?

Het schoonste kraam

De mooiste kramen op de markt waren die met kant of met koperwerk. Er stonden er zes en ze vormden een reeks vanaf het 'Hôtel du Nord' tot en met het café van Stiffe Janssens. Er waren er drie met koper en drie met kantwerk. Die koperartikelen bestonden uit staande kruisbeelden met kandelaars, tafelbellen, kaarspannen en kleine versierselen. De drie kramen met kantwerk hadden hun eigen fantasie. Een stuk zijde, meestal carnavalsgoed in roze, geel, blauw of rood werd op de toonbank gelegd of aan de zijlat opgehangen. Daar spreidde de verkoopster het kantwerk op en dat gaf een prachtig vertoon. Het meest sierlijk was het kant op gele zijde. Het waren handelaars uit het Brugse. Toen was het nog niet verplicht naam, adres en het nr. van het handelsregister aan te brengen, goed zichtbaar aan het kraam. Zo kenden we hen niet en vroegen er ook niet naar. Daar ze enkel kwamen in de zomermaanden en hun cliënteel bestond uit toeristen vonden ze het niet nodig hun waren aan te bevelen in het Nederlands. Er hing een bordje aan de zijlat waarop gedrukt stond: 'Veritable dentelles - Real laces - English spoken'.

Op een morgen, terwijl ze aan het uitstallen was, toonde me de kantmadam van de roze zijde een kartonnen doos. Heel fier haalde ze er een tafelkleed uit in fijn ongebleekt lijnwaad, omzoomd met een kant van 4cm. In het midden een ovaal stuk ingewerkt kant met als motief: de halletoren. Op de vier hoeken van dat kleed: een Brugse zwaan. Dit prachtstuk was gemaakt op aanvraag van een Engelse dame, verblijvend in het 'Hôtel des Bains' te Heist. De kantmadam verklapte me de prijs niet - waar ik ook niet naar vroeg - maar zei toch dat het een kostelijk stuk was. Doch rekening houdend met de kunstprestatie, het motief en het aantal werkuren was het nog een geschenk. Rond de middag werd deze dure doos afgehaald door Siegfried Barvoets, de eigenaar van het hotel zelf.

De supporters

In al die jaren, dat ik op de markt heb gestaan met zoveel nieuwe geburen, heb ik nooit ruzie of kabaal meegemaakt. Er was wel afgunst tussen kramers, soms stonden er vier of vijf met dezelfde artikelen. Toch lieten ze het nooit merken. Er werd ook nimmer gesproken over politiek en nog minder over godsdienst. Doch de meeste kramers waren van Brugge of de randgemeenten en allen hevige supporters van Club of Cercle. Het was een plezier hen te horen, voor en na de markt. Vader en ik kenden niets van voetbal en hadden nog nooit een match gezien. Toch kenden we de namen van vele spelers want ze werden voortdurend vernoemd door hun aanhangers. Robert Braet, Prosper Dubois, Louitje Saeys, Dan de Bouwhede, Van Halme... Als de Club gewonnen had met Roger Van Hove, wiens ouders naast ons stonden, deden wij die mensen een onzeglijk groot plezier. We schikten de blauwe wol naast de zwarte en hingen aan de koord, goed zichtbaar, de henne-ringen en fantasielint met de kleuren blauw en zwart. Geen groter supporter dan Ko Degrande. Hij woonde te St. Andries, vlakbij het clubstadion. Die man heeft, jarenlang, geen enkele wedstrijd gemist. De zondagvoormiddag de scholieren en jonge aankomers en 's namiddags de hoofdwedstrijd met Club.

De laatste markt

Met het uitbreken van de tweede oorlog werd er onzeglijk gehamsterd. Alles wat niet met punten of bonnen was vond kopers in overvloed. Het was ook moeilijk om van de bezetters een reispas te krijgen. Knokke lag in het 'Sperrgebiet' en de handelaars verlieten de markt nog rapper dan ze gekomen waren. Wekelijks waren er lege kramen. In 1940 liet vader de zaak over aan mijn broer René en samen deden we de markt. Einde november 1942 zijn we, voor de laatste keer, met de triporteur naar Knokke gereden. De markt was er begonnen aan het standbeeld van Verwee met vier kramen in 1920 en eindigde aan de poort van Remi, eveneens met 4 kramen. Margriet Van Hove met kloefen, André met plastrons en kousen, Falein van Uitkerke met erzatspullovers en mijn broer René met alles wat nog te krijgen was zonder bons.

Mijn goede mensen van Knokke en Westkapelle

Als ik op het kerkhof langs de graven voorbij ga en ik lees uw namen op een arduinen zerk of op een eenvoudig houten kruis, dan herinner ik me zovelen onder u. Gij waart van onze eerste kalanten die, met het opkomen der warenhuizen, trouw uw aankopen deed bij ons. Zo liet u vader en zijn groot gezin, waaronder een zorgenkind, een frank verdienen. We hebben getracht u zo goed mogelijk te bedienen en gij hebt het gewaardeerd. Gij zijt allen wel bedankt. Moogt gij rusten in vrede.

Beste oud-kalanten

Waar gij ook woont: Oosthoek, Kalf, Driewege of in Knokke-stad, mensen van de derde leeftijd, mijn gedachten zijn veel met u. Ik dank u hartelijk en genegen omdat gij het kraam van Nicootje gewoon niet voorbij kon gaan zonder iets te kopen. Geve God u nog vele jaren in goede gezondheid en volle genot van uw pensioen.

Onbekende dame

Gij zijt misschien nog in leven, 't is mogelijk, alhoewel gij nu een oude dame moet zijn. Moest u toevallig dit artikel in handen krijgen, wat altijd mogelijk is, dan zeg ik u: Wat u deed voor 40 jaar was niet goed en dat wist u ook. Het gebeurde wellicht in een ogenblik van zwakheid. Ik heb erom geleden. Ik heb zo lang uw vriendelijke groet gemist, uw genegenheid moeten derven want ik was nog maar een groot kind. Waarom kocht gij niet uw kleinigheden voort bij ons alsof er niets gebeurd was? Ik heb nooit uw naam willen weten alhoewel ik er driemaal toe de kans kreeg. Toch houd ik een dankbare herinnering aan U. Mag ik u vragen: schenk die 10 fr met een beetje intrest aan het goede doel. Maak ermee een kind gelukkig.

Beste collega's oud-kramers

Gij die nog in leven zijt. We hebben op de markt koude geleden, hitte doorstaan en toch veel plezier beleefd. We stonden er allen om een klein dagloon en waren tevreden. We hebben de opgang van Knokke gekend langs de markt om. Telkens kwam er meer volk en op ieder braakliggend stuk grond werd een prachtig huis of villa gebouwd. De meesten van jullie zijn overleden. Octavie, Louise en Ko, Margriet, Henri en nog zovelen wiens naam ik zelfs nooit heb gekend. Rust in vrede.

Trouwe bezoeker van de markt, clochard van Knokke: Futtel.

Weinigen kenden uw echte naam: Camiel Debusschere. Gij hebt eenzaam geleefd en nog droeviger zijt ge gestorven: vermoord! Begraven in een onbekend graf en zelfs een eenvoudig kruisje werd u niet gegund. En toch waakt over u het kruis van de Calvarieberg op het kerkhof van Westkapelle.

Nawoord van Frans, zoon van Alice van Nicootjes

Waarschijnlijk het mooiste lied, dat de sfeer van lang geleden weergeeft, is "Het Dorp" van Wim Sonneveld. Bijzonder treffend is de eerste zin uit de tweede strofe: "Wat leefden ze eenvoudig toen..."

Na het lezen van de belevenissen van mijn moeder en grootvader kan ik er aan toevoegen: Wat hebben ze hard gewerkt, wat waren ze tevreden met zo weinig, wat zorgden ze goed voor mekaar, wat waren ze moedig en uiteindelijk, toch nog gelukkig...

De avonturen van Alice en Nicootje vertellen veel over het levensgevoel van toen. Hoe mensen (over-)leefden tussen beide oorlogen en hoe hard ze hun best deden. Ik leerde veel over het verleden en nog veel meer over ...mijn eigen moeder!

40 jaar markt te Knokke - Deel II ... Alice van Nicootje vertelt....

Frans Tytgat

Cnocke is Hier
2017
54b
036-045
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:49:21