Het legendarische luizengevecht te Dudzele

Leopold Danneels

2021 03 09 105012

  1. Weerden wal

  2. Het hoeveke van Gysel

  3. Het walleken op A 857

  4. De vroegere herberg Meiboom (nr. 203)

  5. Het huis nr. 201

  6. De hoeve van Marcel Snauwaert

  7. Het Luizengevecht

  8. Het walleken op A 808

  9. Het huis van Casimir Brusselle

  10. De vroegere Pisabeleboom

  11. De hoeve Pisabeleboom

DO = een perceel van de Abdij ter Doest DU = een achterleen van het Hof van Dudzele
GR = een achterleen van het Hof van Gramez
LL= het Laag Leen

De Westkapelse Steenweg loopt van de dorpskom van Dudzele uit naar het noordoosten. Langs de linkerkant van die weg ziet men een van de oudste hofsteden van Dudzele, nl. Stapelvoorde. Ca. 1 km verder takt van de Westkapelse Steenweg een oude weg af. Deze laatste liep vroeger naar Ramskapelle, maar is sedert enkele jaren door de havenwerken afgesneden. Zijn naam was Ramskapelse Heerweg of Groene Weg. De huidige naam luidt Nieuwe Groenestraat. Wanneer men die straat inwandelt, dan ontmoet men ca. 250 m verder aan de rechterzijde de woning van Casimir Brussel Ie (Nieuwe Groenestraat nr. 3, Sektie A, nr. 809).

Even voorbij dit huis ligt een weide (A 808), waar op ca. 50 m van de weg een omwald perceeltje van ca. 25 m x ca. 25 m te zien is. Zulke wallekens droegen een grotere of kleinere hoeve, die meestal een paar eeuwen geleden verdwenen is. In de onmiddellijke buurt vinden we nog twee dergelijke oude woonplaatsen: 1. aan de noordzijde van het Luizengevecht, een walleken van ca. 35 m x ca. 35 m (A 837); 2. aan de westzijde van de Nieuwe Groenestraat, de Weerdenwal (A 701), die ca. 45 m x 40 m groot was, maar nu onder de nieuwe spoorwegdijk steekt (Maurits Coornaert zal in zijn historisch-geografische studie over Dudzele nog meer wallekens situeren).

Ongeveer 200 m ten oosten van het huis van C. Brusselle stond de woning van een landar­beider, nl. het latere Luizengevecht). Dit huisje bevond zich op A 834. De hevige storm van novem­ber 1940 heeft het dak en de gevel zo erg toegetakeld, dat die woning niet meer heropgebouwd werd. Men heeft het huis later volledig gesloopt. De grondvesten en de kelder zijn nog zichtbaar, maar met gras overgroeid.

Van de Nieuwe Groenestraat uit kon men het bedoelde huis bereiken met een voetbrugje en een wegel doorheen de weide A 808. Er was echter nog een andere, meer gebruikelijke weg, die naar het huis leidde. Wanneer men de Westkapelse Steenweg 300 m verder in noordoostelijke richting volgt, dan ontmoet men aan de linkerzijde een landslag tussen nr. 199 (Marcel Snauwaert) en nr. 201. Feitelijk betekent dit landwegje een vroegere bocht van de Westkapelse Heerweg, die verlaten werd nadat men in 1760 de Westkapelse Steenweg recht doortrok.

Achter de hoeve van M. Snauwaert mondde vroeger een wegel op de bedoelde afgesneden bocht uit. Dit voetpad was een kerkwegel. Zulke wegels bestonden er op vele plaatsen in Dudzele. Voor de veraf wonende boeren dienden zij als de kortste en gemakkelijkste weg, om naar de kerk en de dorpskom te stappen. De meeste ervan waren voor de Tweede Wereldoorlog nog in gebruik.

Het hier bedoelde voetpad heette in de Atlas van de Buurtwegen Kerkwegel nr. 2. Deze vertrok oorspronkelijk uit de hoeve van Gerard Verkest (A 7770), en volgde meestendeels de ader, die in zuidwestelijke richting naar de Westkapelse Steenweg loopt. Onderweg passeerde men enkele voetbrugjes. Op het zuideinde van de wegel stonden, naast de hoeve van M. Snauwaert, een balie voor de voertuigen, en een draailing voor de voetgangers.

De voornaamste kerkwegels werden door de watering of de gemeente onderhouden. Som­mige boeren maakten een eigen pad, waarmee ze hun hoeve bij een hoofdwegel aansloten. Het Luizengevecht was door een eigen wegel en een brugje met de Kerkwegel nr. 2 verbonden. Op de­zelfde manier kon tramwerker Pieter Delatere, de bedoelde kerkwegel bereiken. De genoemde woonde vóór 1940 op het hoeveke A 787 (nu Gysel), 200 m ten noordoosten van het Luizenge­vecht.

De lezers van Rond de Poldertorens kunnen, dank zij de bovenstaande inleiding, zich voor­stellen waar het fameuze Luizengevecht gestaan heeft. Een gebouw is voor sommigen interessant, en voor anderen niet. Hetzelfde doet zich voor met de bewoners. Laten we toch kennis maken met de vroegere bewoners van het Luizengevecht.

De kiezerslijst van 1910 vermeldt Karel Debuck, die op 15 juni 1857 te Moerkerke geboren werd. Maar de volkstelling van 15 november 1910 deelt verder mee dat K. Debuck in 1897 van Moerkerke naar Dudzele uitgeweken was, en aanvankelijk in de Oostkerkse Straat woonde. De ge­noemde verhuisde in 1904 naar de Heistse Straat nr. 36 bis, d.i. het toenmalige adres van het (la­ter zogenoemde) Luizengevecht. Verder vernemen we dat K. Debuck op 17 oktober 1882 met Barbara Debuck huwde. In Moerkerke dropten de ooievaars tussen 1883 en 1891 zes borelingen.

Met zijn achten kwamen ze in het najaar van 1897 naar Dudzele. Het graven van de Zee­vaart Brugge-Zeebrugge, waar de werklieden bijna tweemaal zoveel verdienden als de landarbei­ders en de boerenknechten, zal ongetwijfeld de reden geweest zijn, waarom ze zich in het boek van de inwijkelingen te Dudzele lieten opschrijven. Trouwens K. Debuck staat in de kiezerslijst van 1910 geboekt als vaartwerker. Maar nadat het kanaal gegraven was, ging hij in 1906 bij de omwonende boeren werken.

2021 03 09 105041Rik Slabbinck en zijn vrienden bij 't Luizegevecht.

Op het hoeveke, waar de kinderen ondertussen het nest uitgevlogen waren, ging het leven zijn gewone gang, totdat moeder Barbara op 18 april 1932 op de leeftijd van 82 jaren overleed. Daarop ging Karel bij zijn getrouwde kinderen inwonen, maar voelde zich nergens thuis. Hij was een koppig en eigenzinnig mens, zo vertelt de familie. Tenslotte overleed hij te Dudzele op 4 de­cember 1946 op de leeftijd van 89 jaren.

Daar het huisje, na de dood van Barbara Debuck, onbewoond gebleven was, vestigde de familie Vermout zich daar tijdelijk, nl. totdat haar nieuw huis in de Nieuwe Groenestraat afge­werkt was. Volgens Marcel Snauwaert werd het huisje daarna nog een paar maanden gebruikt door de arbeiders, die in 1933 het wegdek van de Westkapelse Steenweg tussen Dudzele en de Zelzaatse Brug vernieuwden. Daarna was het huis weer onbewoond.

Op 5 december 1983 ging ik kunstschilder Rik Slabbinck in zijn woning te St.-Pieters-op- de-Dijk opzoeken, om meer inlichtingen te verkrijgen aangaande het bewuste huis. Slabbinck ver­telde me dat hij en zijn vriend Luc Peire in de zomer 1934 voor drie jaren het leegstaande hoevetje konden huren tegen 50 fr. per jaar. Verder verwees hij me naar een artikel in het Brugse Handelsblad van 26 maart 1979, waarin het gehele geval uit de doeken gedaan werd.

In feite was Rik Slabbinck bestemd om in het borduurbedrijf van zijn ouders te werken, en om later samen met zijn broer de zaak verder te leiden en uit te breiden. Daarvoor voelde hij niet veel, maar ging toch met dit doel naar de Akademie. Het was zijn leermeester Flori Aerts, die in hem de schilder wakker maakte. Toen hij aan zijn vader verklaarde dat hij liever schilder werd, antwoord­de deze: „Als je nu uit de zaak gaat, dan kom je er nooit meer in". Dit antwoord was voor de jonge schilder een spoorslag om zijn beste krachten te bundelen, en zodoende zijn levensdoel te bereiken.

Door een zuiver toeval kwam vader Slabbinck in kontakt met Konstant Permeke, die hij in de tijd van de Akademie had leren kennen, en vertelde hem dat zijn zoon kunstschilder wilde wor­den. Permeke kwam eens aan huis om te zien „wat voor vlees er in de kuip stak" Nadat hij een paar keren de eerste werken van Slabbinck bekeken en gekeurd had, zie hij tot vader Slabbinck; „je moet je zoon laten voortdoen"

Permeke die op het vlak van de schilderkunst een autoriteit was, hamerde steeds maar op het feit dat een kunstenaar in de eerste plaats hard moet werken, indien hij er wil komen. Je moet niet wachten tot de inspiratie komt, zei de Jabbeekse meester, je moet elke dag opnieuw beginnen; dan zal de inspiratie als vanzelf komen. Permeke kwam nog enkele keren terug, om de vorderingen van de jonge schilder te volgen, maar toen hij zag dat Slabbinck zijn persoonlijke richting opging, zette hij een punt achter zijn bezoeken.

Over het Luizengevecht vertelde Slabbinck het volgende. Luc Peire en ik volgden samen de lessen in de Akademie en in St.-Lucas. In 1934 huurden we een onooglijk hoevetje in Dudzele, waar we samen aan de slag gingen. Het gebouwtje was amper zes op vier meter groot, en helemaal uitge­woond. We hebben het huis wat opgeknapt en gekalkt, de plint een teerbeurt gegeven, en klaar was kees. Boven de enige deur van het huisje schilderde Peire de naam ,,'t Luizengevecht'', zomaar in een zotte kuur, of misschien als een allusie op het feit dat daar voordien een groot gezin gewoond had, en er wellicht van die ongewenste diertjes gehuisd hadden.

Hoe dan ook, die jaren vormden een heroïsche periode voor de jonge kunstschilders, en uit die tijd zijn heel wat herinneringen op te halen. Ze sliepen samen op de hoogkamer die zes vierkante meter groot was. Bij mooi weer konden ze genieten van het wijde landschap, afgeboord door de groene longen van het Schipdonkkanaal en de Zelzaatse Vaart. Dat de vier jaargetijden met de grote kleurenvariatie in de natuur hun inspiratie ten goede kwam, kan men best aannemen. Menig doek uit hun jeugdjaren had dan ook dit vlakke groene land als motief.

Telkens ze in het weekend naar huis gingen, zo vertelt Rik, sloegen ze een voorraad in voor de volgende week. Hij zelf zorgde voor het nodige vlees, en Luc Peire bracht kruidenierswaren mee. Zijn ouders hielden immers een winkel in voedingswaren. Het feest kon dus iedere maandag op­nieuw beginnen, 's Middags haalden ze soep in de herberg Meermin (de Wissel) bij Theofiel Boi. Zo­doende leefden ze echt zonder problemen, ook omdat ze aan het leven weinig eisen stelden.

Dat ze nog op een andere manier een nauw kontakt met de natuur onderhielden, moge blij­ken uit het feit, dat er in de buurt van het Luizengevecht een kunstminnende koe rondliep. Wanneer ze 's morgens uit hun bed kwamen, dan stond die koe telkens voor hun deur. Rik verhaalt dat de deur op een zonnige morgen openstond, en dat de koe hun woon- en werkkamer binnenstapte. Ze hadden alle moeite van de wereld om het dier weer buiten te krijgen.

In 1937 kwam Paul Permeke zich bij het gezelschap voegen, zodat we voortaan over een schilderstrio mogen spreken. Permeke heeft in het Luizengevecht een groot jaar samen met Slabbinck en Peire gewerkt. Het was Permeke die in die periode voor het rookgerief zorgde, en wel echte havanna's. De oorzaak daarvan ligt in het feit, dat vader Permeke toen verscheidene schilderijen aan de man bracht in Nederland, en dat de kopers het liefst betaalden met onvervalste havanna's. In 1938 is Paul Permeke bij zijn vriend Tinus Van Brakel te Waalre gaan wonen, om daar het Brabantse landschap op het doek te brengen. Toen de oorlogsdreiging opstak werd hij door zijn vader naar „De Vier Winden” te Jabbeke teruggeroepen.

Ook Slabbinck en Peire moesten in de herfst van 1939 hun matten oprollen en hun schilde­rijen inpakken, omdat de oorlog tussen Duitsland en de geallieerden ontstaan was. Het ligt voor de hand dat die jonge kunstschilders het tijdens de oorlog niet breed hadden. Eerst vanaf 1943 konden ze af en toe een werk kwijt aan personen, die dank zij de toenmalige omstandigheden toch pakken geld wonnen, en die een deel ervan belegden in schilderijen, meubelen en andere waardevolle voor­werpen.

Na de oorlog moest wegens de operatie Gutt praktisch al het geld ingeleverd worden. Toen ontstond er nieuwe crisis in de kunsthandel. Als sluitend voorbeeld vertelde Slabbinck de volgende gebeurtenis. In juli van 1947 gaven Permeke, Wolvens, Boulez, Devos en hijzelf een groepstentoon­stelling in een zaal op de zeedijk te Knokke. Ze moesten samen alle kosten dragen, en om de beurt de zaalwacht houden. Er werd echter geen enkel werk verkocht.

Maar ze lieten zich niet ontmoedigen, en na de magere tijden kwamen de gouden zestiger jaren, waarin meer en meer personen het zich konden veroorloven om een schilderij, een stuk antiek of een ander kunstwerk te kopen. Sindsdien hebben de genoemde schilders een lange weg afgelegd, en naam en faam gemaakt in het binnen- en het buitenland. Nu houden ze de ene tentoonstelling na de andere.

Ondertussen blijft het legendarische Luizengevecht voor de zeventigjarige Rik Slabbinck een zalige herinnering aan zijn kommerloze jeugdjaren.

Het legendarische luizengevecht te Dudzele

Leopold Danneels

Rond de poldertorens
1985
LA
079-083
BV
2023-06-19 14:50:19