HomeTentoonstellingenOverzicht tentoongestelde werken / Impressionisten in Knocke & Heyst
 

tijdsband_1919

 

vitrine_1919_web_klein.jpg

Na de ontberingen en de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog is de algemene leuze ‘Nooit meer oorlog’. Kinderen spelen veel minder met speelgoedsoldaatjes. Fabrikanten schakelen dan ook over naar de productie van boerderijen en arken.

De Duitse speelgoedindustrie, voor de oorlog de grootste ter wereld, wordt moeizaam heropgestart. Bovendien weigeren velen nog Duitse producten te kopen en zo krijgt speelgoed uit andere landen, zoals Engeland, een flink aandeel van de markt. Ook Belgische fabrikanten krijgen zo een kans. Bedrijven, waaronder het Belgische Unica, produceren nu speelgoed met de vakkennis van Duitse arbeiders die door de crisis na de oorlog werkloos geworden waren.

Er komt goedkoper speelgoed op de markt, met materialen als papier-maché en celluloid. Steeds meer kinderen krijgen zo steeds meer speelgoed.

Ook de emancipatie gaat verder. Dit is ook merkbaar in de mode en de muziek. In 1921 krijgen de vrouwen voor het eerst beperkt stemrecht, op gemeentelijk niveau. Er komt speelgoed op de markt dat typische meisjesberoepen (verpleegster, schooljuf, ...) weerspiegelt.

De jaren 30 worden gekenmerkt door de gevolgen van de beurskrach in 1929. Tijdens de depressie, met veel werklozen en faillissementen, worden succesvolle bedrijven zoals Fisher-Price, Lego en View-Master opgericht. In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog wordt spelen met soldaatjes opnieuw populair.