Plechtige communie
In 1910 oordeelde men dat de jongeren vanaf 12 jaar rijp genoeg waren om op een bewuste wijze hun doopbeloften te hernieuwen. Dat gebeurde dan in de vorm van de Plechtige Communie. Na hun Plechtige Communie werden veel kinderen als 'volwassen' behandelt en bleven ze thuis van school om mee te helpen bij hun vader, op de boerderij, op het schip... In voorbereiding van de hernieuwing van de doopbeloften moesten de kinderen twee jaar de "lering" (de grote en de kleine lering) volgen. Tijdens de voorbereiding leerden zij een aantal vragen en antwoorden uit de catechismus uit het hoofd. Als bewijs hiervan kreeg de plechtige communicant dan een bijzonder diploma. De jongens kregen voor nieuw kostuum voor hun plechtige communie. Voor velen van hen was het de eerste keer dat ze een lange broek droegen. De meisjes werden lange tijd in het wit gekleed als witte bruidjes. Daarbij werden de communiekleedjes doorgegeven binnen de familie. Arme gezinnen werden dikwijls geholpen door rijkere families.
Omdat de sociale verschillen in de kerk niet zouden opvallen stelde de kerk vanaf halfweg de jaren '60 witte "paterskleren" ter beschikking zodat alle communicanten hetzelfde droegen.