De grote kanalen in de Zwinstreek dateren allemaal uit de 19de eeuw. Ze werden voor verschillende doeleinden gegraven.
Het oudste is het Napoleonkanaal of Damse Vaart. De Franse keizer Napoleon wou zijn militaire havens Duinkerke en Antwerpen met elkaar verbinden met kanalen. Schepen zouden zo de door de Engelsen bewaakte Noordzee kunnen vermijden. Het eerste stuk tussen Brugge en Damme werd vanaf 1810-1811 door Spaanse krijgsgevangenen in de bedding van de vroegere Reie gegraven. Om een doorgang door Damme mogelijk te maken werden verschillende huizen en pleinen afgebroken. In 1823 waren de werken gevorderd tot Hoeke. De graafwerken werden in 1856 beëindigd in Sluis.
Het kanaal heeft bijgevolg nooit zijn militaire functie vervult. Het werd door de lokale boeren als gemakkelijke vaarweg gebruikt om hun landbouwproducten naar de markt van Brugge te brengen. Nu heeft het kanaal nog een louter recreatieve functie voor wandelaars, fietsers en vissers. Wanneer het water is bevroren komen duizenden schaatsers naar de Damse Vaart.
Na de onafhankelijkheid van België bleef men nog tot 1839 op oorlogsvoet leven met Nederland. De afwatering van de Zwinstreek via de Zwinmonding, die op de grens met Nederland lag, werd als onveilig ervaren. Door het saboteren van de Hazegrassluis konden de Nederlanders de hele Zwinstreek onder water zetten.
In 1847 kwam de oplossing door het graven van het Leopoldkanaal (Zelzaatse) waarlangs heel de Zwinstreek en het noordelijk deel van Oost-Vlaanderen afwaterde. België werd zo onafhankelijk van Nederland voor wat de afwatering betrof. Bovendien vormde de nieuwe vaart een barrière die eventuele militaire invallen van uit het noorden. Het Leopoldkanaal heeft nooit zijn diensten kunnen bewijzen als militaire bescherming tegen de Nederlanders. Wel heeft het later zijn militair nut aangetoond, maar wel in ons nadeel.
Op het einde van de Tweede Wereldoorlog geraakten Canadese troepen die ons van uit Normandië kwamen bevrijden, niet over de vaart. De strijd heeft meer dan twee maanden geduurd en de Canadezen moesten een omtrekkende beweging maken over de Braakman.
In 1854 werd het Schipdonkkanaal gegraven. Het verbond de zee met de Leie in Deinze en bracht het overtollige water uit het zuiden van de provincie West-Vlaanderen met zich mee. Vanaf Maldegem tot de sluizen van Heist loop het kanaal parallel met het Leopoldkanaal. Omdat het jongste kanaal ook het stinkende water van de vlasroterij meebracht werd het kanaal ook wel "de stinker" genoemd. Het Leopoldkanaal kreeg dan de rijmende bijnaam "de blinker". Opmerkelijk is dat de afwateringskanalen de Damse Vaart kruisen bij Oostkerke. Op het kruispunt verdwenen de kanalen langs grote buizen onder de Damse Vaart. Dat bouwkundig hoogstandje, dat "Siphon" werd genoemd, werd door terugtrekkende Franse troepen bij het begin van de Tweede Wereldoorlog vernield.
Op het einde van de 19de eeuw begonnen de werken voor het Boudewijnkanaal dat na vele eeuwen Brugge terug rechtstreeks zou verbinden met de zee. Het volledig ontwerp bestond in een voorhaven in Zeebrugge die met een zeekanaal was verbonden met een achterhaven in Brugge. Het kanaal was in 1902 kanaal. De Zeebrugse haven werd in 1907 ingehuldigd. (FT)