HomeTentoonstellingenTentoonstellingen 2008Grandioso – 1965-1984 (deel 1) / 2008 - Harmonie Sint Cecilia

Geen files, soapafleveringen op televisie of supermarktbezoek in het weekend. Maar wolken, een horizon en water, de heilige Drievuldigheid van een visser. Met de natuur op hun schouder in zijn wildste gedaantes. Storm, mist, orkaan, ‘black frost', poollicht en vloedgolven. Uitgeleverd aan de zee, aan hun schip, aan hun bijgeloof en in het slechtste geval aan de reddingshelikopter. Vissers, ontrukt uit het leven aan land. Een volk dat zich vroeger niet noemde naar hun officiële familienamen maar naar hun lapnamen. Zoals de bekende Kavijaks maar ook Puste, Sjiekke, Mestkarre, Dove Fluppe, Harry Lap, Neuze, Piwie, Pis, Dikke Louis, Kleine Pieper, Kamiel Schoe en de Nobelprijswinnaar van de lapnamen: ‘Poept in mien hoed'.

Wat een rijbewijs of identiteitskaart is voor ons, is het monsterboekje of zeemansboekje voor een visser. Een prachtig klein officieel boekje waar al je zeereizen in geregistreerd staan met vooraan een pasfoto, vingerafdruk en persoonsbeschrijving zoals lengte, kleur van ogen, haar en gelaat en het lyrisch omschreven ‘huidbeprikking'.

Het fenomeen van bijgeloof, dat omgekeerd evenredig verdween met de opkomst van de technologie in de visserij. Er mocht geen pastoor op de kaai of een non op het staketsel staan tijdens het uitvaren. Geen ‘zoetekoeke' en zeker geen vrouw aan boord. Niet fluiten bij goed weer aan dek, want dan daagde je de wind uit. Nooit uitvaren op vrijdag met een schip dat uit reparatie komt en zeg nooit ‘goeie reis' bij het vertrekken van een schip, want dan was het uw schuld als dat schip op zee ‘bleef'. En als je een ‘vetje' (prostituee) liet pissen op de ‘kule' van het visnet dan was een goede vangst gegarandeerd.

In 1950 telde de Belgische vissersvloot 457 schepen, in 1980 waren dat er nog 208. Nu zijn het nog 102 schepen, verdeeld over 4 vissershavens: Blankenberge (4), Nieuwpoort (9), Oostende (28) en Zeebrugge (61). De Vlaamse visserij gaat al jaren harde tijden tegemoet. Voor sommigen is ze ten dode opgeschreven door de steeds strengere Europese wetten omtrent visquota en toegekende visgronden, het kwijnende visbestand en de steeds hardere concurrentie. Daarnaast zijn de onkosten opmerkelijk gestegen door de hogere dieselprijzen en loonkosten.

Als jongetje van de kust herinner ik me de ‘va et vient' van uitvarende schepen aan de havengeul, de kaaien vol met schepen naast elkaar, tonnen vissen in de vismijn en de visserscafés vol met stoere mannen met tatoeages en lege glazen op de toog. Nu zijn er welgeteld nog 9 vissersschepen in Nieuwpoort en een klein overblijvend visserscafeetje 't Schipje. De vissersboten zijn vervangen door de zeiljachten, de vissers door toeristen. ‘Klein Papaatje', een visser op rust, die zo heette vanwege zijn vaderschap op zijn zeventiende, formuleerde het zo: “Een toerist gaat met zijn voeten in water staan en draait 's avonds zijn rug naar de zee om naar huis te gaan, maar ik kan niet op het strand staan. De zee roept me, trekt aan mijn mouw, niet als een maîtresse maar als een eeuwige geliefde.”

Mijn zoektocht als ‘visuele strandjutter' langs de Belgische kust op zoek naar sterke koppen en ontroerende verhalen begon bij mijn vroegere buurman Hubert Legein, beter bekend als Berten Bikje, de jongste van de vijf broers. Leopold, Gusten, Harry, Camiel waren allen garnaalvisser maar niet één die kon zwemmen. In de namiddag wandelde hij rond op straat met zijn klompen, vissersklak en zijn pijp in de mond. Dertig jaar later sta ik aan de deur van zijn visserhuisje aan de duinen. Ik met mijn fototoestel, hij met zijn melancholische geest. “Ge moet het niet uitstellen, kom maar langs”, had hij nog aan de telefoon gezegd. Iedere dag fietste hij 's nachts naar Nieuwpoort, viste de hele nacht op garnalen, verkocht zijn garnalen op de kade in de namiddag en kroop om negen uur 's avonds weer in zijn bed. Hij heeft tijdens de oorlog de Lancasters bommenwerpers zien overvliegen om de Duitse industriesteden plat te leggen en in omgekeerde richting de V1 of V2 horen fluiten richting Londen. Niet lang na ons gesprek is hij gestorven, de laatste der Bikjes.

Visscherskoppen - Bio Stephan Vanfleteren (Kortrijk, 1969)

2008_visscherskoppen_vanfleteren_zelfportretZijn radicaal zwart-wit documentair werk behandelt de verdwijning van kleine, chaotische werelden en de fenomenen van het dagelijkse leven in zijn geboorteland België. In de hele wereld legt hij bovendien gebeurtenissen in conflictgebieden en het dagelijkse leven vast. Zijn interesse gaat ook naar het afbeelden van kunstenaars, acteurs, schrijvers, regisseurs, musici en alle andere mensen die zich door middel van hun beroep uitdrukken.

Vanfleteren werkt als freelance fotograaf voor de weekendbijlage Zeno in de krant De Morgen. Hij fotografeert ook voor internationale tijdschriften en investeert heel wat tijd in persoonlijke projecten: het wielergebeuren in Vlaanderen, aids in Kenia en Botswana, de Mississippirivier, hobo's in USA, Hutterieten in Canada, boksers in Cuba, Calcutta City in India… Vanfleteren won verscheidene nationale en internationale fotoprijzen en zijn werk is getoond in talrijke tentoonstellingen in heel Europa.

Van september 2007 tot en met februari 2008 liep in het FotoMuseum van de Provincie Antwerpen zijn eerste grote overzichtstentoonstelling ‘Belgicum', een fotoproject over het unicum België.

Vanfleteren publiceerde verscheidene boeken zoals ‘Belgicum''Lannoo) „Flandrien“ (Merz/Luc Derycke, 2005), Tales of a Globalisation world (Thames & Hudson, 2004), Buren/Neighbours (De Verbeelding, 2000), Elvis & Presley (Kruse Verlag, 1999).

Terug  /  Tekstportretten