Toponiemen te Lissewege

Germain Vandepitte

I. Ten Walle

Ten Walle is wel één van de best gekende toponiemen van Lissewege; zo meen ik toch te weten. Iedereen zal onmiddellijk verwijzen naar de hofstede bewoond en bewerkt door Dhr. Germain De Geeter-Vandepitte. Iets wat we ten volle beamen, ware het niet...

... waar blijven we dan met dat andere Ten Walle op Lissewege? Ja, op het zelfde en eigenste moment waren er twee plaatsen met de naam "Ten Walle"; en spijtig genoeg komen we een ietsje te laat om dat nog op zijn pootjes te zetten, gezien de naamgeving een paar jaar terug, min of meer officieel bekrachtigd werd door de lijst van het stadsbestuur van Brugge.

Het Ten Walle van Dhr. G. De Geeter zou dan in alle glorie zijn aloude naam kunnen dragen van Franzele of Vranzele, terwijl dat andere de naam “Ten Walle” kon gekregen hebben. Gedane zaken hebben geen keer ... of wie weet!

A. Ten Walle (Het Soryeleen)

Laten we beginnen met het verdwenen Ten Walle, hoewel het nog bestaat en een verjongingskuur heeft ondergaan.

Iedereen weet de Oude Pastorie staan, nu het kultureel centrum. Zuid daarvan staat het schilderachtige hofstedeken waar Dhr. Julien Claeys nu woont: dàt is het Ten Walle, eertijds zelfs omwald leengoed! Tussen de pastorie en het hofstedeken lag een weide met daarin een hoge wal, die op de primitieve kadasterkaart van Lissewege nog getekend staat.

Het was een leengoed zonder “Hof” noch rechtspraak, rechtstreeks afhangende van het prinselijk leenhof. In de loop der tijden is het klaarblijkelijk verdonkerd, verdeeld en verkocht geworden; dit alles mede oorzaak dat het totaal in de vergeethoek is terecht gekomen.

In het leenboek van de Burg van Brugge 1435 vinden we:

"Jonkvrouwe Clara, dochter van Gommez de Sorye (Sorie) hield een leen van twaalf gemeten land ende es gheheeten tgoet ten Walle"

Het was gesitueerd zuid van de kerk, tussen Lodewijk van Lughevoorde en Jan Remminghers land aan de oostzijde en het land van Ter Doest aan de westzijde; zuid grenzend aan het Doestland en Clais Ketelsland en aan een kleine watergang. De volgende eigenaar was Blasius de Bejar.

Ook in het renteboek van de Armendis van Lissewege vinden we een melding van 1405 (f° 16):

"Mijnheere Roeland van Uutkerke ... bezet op een hofstede liggende in 't dorp van Lisseweghe tegen de zuidoosthoek van het kerkhof, tussen mijnsheerens voorzeide hofstede dat men heet Ten Walle, aan de ene kant de Boudin Floreyns hofstede voren en Rosendale bachten op de ander zijde, en is de Armen gegeven ten erfelijke cheins".

Idem 1447 (f° 96-97):

Meester Pauwel van Overtvelt... bezet op hofstede ... Lissewege... op de zuidoosthoek van het kerkhof, tussen Mr Pauwels huis en land aan de oostzijde "ende es die stede die men heet Ten Walle" op de ene zijde en de heer Wouters huis en land aan de westzijde ...

(bedoeld wordt Wouter Weytins, kapelaan van O.-L.-Vrouwmisse van Lissewege).

De legger nr. 9, begin 1500, spreekt niet van Ten Walle, wel van het Soryeleen, met een oppervlakte van 6 gemet 2 lijnen 60 roeden: "Het kind van Gommez de Sorye op de zuidzijde eraan (van de pastorie), westzijde het land van Ter Doest genaamd Rozendale met een stuk op de noordzijde tegen het land van de kerk van Lissewege en aan de heerweg, zuidzijde aan het leen van het kind van Gommez en is de hofstede waar Corneel f. Jan Wiestincx nu woont, met wal en singel inbegrepen.

In dezelfde legger nr. 9 wordt melding gemaakt van een stuk land van 't kind van Gommez de Sorye grenzend zuid aan de ader in de scheiding der wateringen Eiensluis en Reigarsvliet, met een oppervlakte van 5 gem. 2 lijnen 6 roeden. Dit geeft ons voor beide percelen de totale oppervlakte van 12 gemeten vermeld in het register van de Burg van Brugge.

De legger nr. 123 vermeldt ook de naam van het leengoed niet meer.

Gilliodts van Severen, deel I f° 422 (Ter Walle), geeft ons ook een paar bijzonderheden; une terre dit ter Walle de 12 1/2 arp. Mr Paul van Overtvelt (Deschamps) secretaire du Duc. Son fils Charles. - Claire fille de Wautier de Sorie par achat. Elle épouse Blaise de Bejar.

Samenvattend kunnen we besluiten dat we als oudste eigenaars vinden: Roeland van Uitkerke, Meester Pauwel van Overtvelt, zijn zoon Charles, Clara dochter van Wautier de Sorie door aankoop, (zij huwt Blasius de Bejar heer van Westackere), Blasius zoon van Blasius bij dood van zijn vader in 1555.

De familie de Bejar waren grootgrondbezitters. Door huwelijk met Clara de Sorye vergrootte hun bezit nog met het goed Oosthove te Zuienkerke (met kasteel, nederhof, singel rondom en boomgaard) (zie Leenboek 1435 f° 108).

Blasius de Bejar bezat ook een huis in Brugge, in wat men eertijds het Lange Genthof noemde (begin van de Schrijnwerkersstraat tot aan de Jan van Eyckplaats). Het droeg de naam "De Boodschap van Maria". (Sestendeelen). Hij bezat ook het goed "Cleyhem Pitte" te Zuienkerke, groot 100 gemet 1 lijn 43 roeden; met al de huizen en bomen die er op stonden en met al wat er "aertvast en naghelvast" op en aan was "en nu ter date van desen by octroye van de coninck te mynder verzoucke leen ghemaect...", en is de hofstede waar pachter Anthone zoon van Beernaert Vos woont. (Leenb. 1435 f°111).

De familie de Soria of Sorye

In het boek "Europese aanwezigheid te Brugge" (1) vinden we dat de stad Brugge omstreeks 1494, aan de noordzijde van de Spanjaardstraat een huis kocht aan Gommez de Soria; het huis dat afgebroken werd en waar het Huis van de Castiliaanse Natie zou worden opgetrokken.

Op 20 nov. 1482 was Gommes de Sorye getuige bij een burgerlijk geding en er wordt vermeld dat hij toen 38 jaar oud was.

Na het eerste vertrekken van de vreemde naties naar Antwerpen in 1488, bleven hier toch enkelen achter, waaronder Gommez de Roia.

In 1519 zijn er terug een tiental Castilianen te Brugge, waaronder een Agostin de Soria.

Op 31 jan. 1486 wordt vermeld: Gommes de Sorye, handelaar uit Castilië, burger van Brugge.

Een Diego Peres de Soria is vermeld op 25 juli 1519, evenals een Antonio de Soria, de casa de Agostin.

Op 25 sept. 1525 worden in Brugge vermeld: Rodrigo de Soria samen met Bernardino de Soria.

2021 03 09 113350Links vooraan Ten Walle Rechts lag de Hoge Wal

B. Hof ten Walle - Vranczele

Het leengoed Ten Walle in Lissewege, was in 1435 in handen van Christoffel vande Walle. Vandaar hoogst waarschijnlijk de naam van het goed, die de oude naam Vranczele verdrongen heeft? In de dokumenten hleef de oude naam nog lang in ere en werd er courant gebruikt.

Ten Walle werd in 1563 verkocht aan de meest biedende en kwam in handen van Jean de Matança (Matance, Matanse), de heer van Tillegem en van Oostrozebeke.

Hier verwijzen we naar het werk van M. Coornaert "Westkapelle-Ramskapelle (Lannoo, Tielt, 1981), bladzijde 274:

in het 25e Reig. liggen 7 1/2 G leen van sr Matanse van syn Hof ten Walle in Lisseweghe (Aanw. 6217, f° 189 r°)

in het 66e Reig. 1 G 32 R, leen ghehouden van Silvester Matanse, van syn leen in Lisseweghe, dat hy houdt van thof van Roosebeke (RV 15983, f° 445 r°)

aanw. 3266 deelt mede dat het leen van 1 G 32 R afhing van het leenhof genaemt ouden Franseele (noot 15)

noot 15 verwijst naar rek. Eie 1387-88: de weg "van Franzeele dreve tot Cruushille"

id. rek. Eie 1389-90: de weg "tusschen den dorpe van Lisweghen ende Vranczele". Het Hof ten Walle, oorspronkelijk Vranczele staat in het 59e Eie, bij de grens van Uitkerke.

Pieter de Lespé hield in 1718 het Hof van Franzele "dat voorder gehauden wordt van den leenhove ende heerlickhede v. Roosbeke"

Gilliodts verklaart: "la cour dite doude Franseele à Lissewege, qui appartenait aux Matança et vicomté de Roosebeke sur la Mandel" d.i. Oostrozebeke.

Tot zo ver M. Coornaert, die duidelijk het bewijs levert dat het Hof ten Walle en het oorspronkelijke Vranczele, of d'oude Franzeele, identisch waren en zijn.

De oudste verwijzingen in rekening Eiensluis vermelden dus:

Franzeele Dreve in 1387; Vranczele in 1389. Het Register van Renten Armendis Lissewege uit 1405, geeft ons de namen Vranzeele (f° 18, 22, 23), Vransele (f° 21, 46); uit 1447: Vranseele (f°120, 122, 126).

Gilliodts van Severen verschaft ons in "Coutumes de Bruges" t. I blz. 296, de volgende inlichtingen:

Het Hof ten Walle - Franzele bezat 17 manschappen met 26 gemeten foncier, 115 achterlenen waarvan 21 te Zuienkerke, 77 te Lissewege, 9 op Uitkerke en 8 in Westkapelle.

De houders van het oude leengoed van de familie "vande Walle" waren:

1435 Christophe, raadsheer van de stad Brugge in 1421 en 1423. Zijn 2de echtgenote was Margriete van Coudenbrouc;

1446 de oudste zoon Joseph erfde het leengoed. (Dénomb. 1435. f° 89. Gailliard. Inscr. fun. t. III p 136). Hij was ook raadsheer in 1483 en liet het leengoed in

1483 aan zijn zuster Jeanne, gehuwd met Antoine Brouc (Dén. 1468 f° 131 v°);

1496 geschonken aan haar dochter Adriana ter gelegenheid van haar huwelijk met Colard de Premesques (Dén. 1501 f° 109);

1508 deze liet het na aan haar zuster Jeanne, echtgenote van Antoine Utenhove, die het aan zijn oudste zoon, Nicolas, gaf;

1556 Charles Utenhove, zoon van Nikolaas, heer van Seguedin, erfde het, maar verkocht het op 5 maart 1563 na kerkgebod, aan de meestbiedende;

1563 Jean de Matança, Heer van Tillegem, gehuwd met Barbara Pardo dochter van Silvester en Jossine Lopez (Arch. Burg oktr. 1548-1578 f° 121 v°). Hij overleed op 14 febr. 1564. Zijn zoon Ferdinand, gehuwd met zijn vollenicht Marie Pardo, dochter van Silvester en Adriana Pesquera. Deze Silvester was de zoon van Silvester en Jossine Lopez voornoemd (SaB. St. v. Goed nr 15738 f° 32 Kerhofs, Géneal. Matança)

1591 Ferdinand overleed te Brugge 12 maart 1591. Zijn minderjarige zoon Jean volgde hem op en nadien diens broer Silvester (dén. 1642, f° 227), die het overmaakte aan zijn zoon

1645 Charles Philippe gehuwd met Helene Reyngodt (dén. 1653 f° 44 v°). Er werd beslag gelegd op het goed en per dekreet van 6 april 1657 verworven door Jean Luycx (dén. 1659 f° 69);

1681 overgedragen aan zijn zoon George op 25 januari 1681;

1684 zijn zuster Anne-Marie Luycx, gehuwd met Michiel Reyniers, volgde hem op de 20 dec. 1684 (Férieb. 1681-85 , f° 228). Zij liet het op 29 dec. 1701 na aan haar neef

1701 Barthelomeus de le Neve (Férieb, 1701 -06 f° 42 nr 2 en 46 nr 4), die het op 21 april 1711 voor 464 lb. 6 sh. 8 d. par. verkocht aan

1711 Paul de Genellis (Férieb. 1713-21, f° 153 v°, nr 2). Juan Pedro Reyniers, gehuwd met Marie Garbe, bekwam verbreking van verkoop; maar die verkoopt het tenslotte opnieuw

1713 aan Paul de Genellis op 19 sept, die het nalaat

1738 als douarie aan zijn vrouw Jeanne van Landschoot, 1.4.’38,

1738 haar dochter Anne-Marie nam er bezit van op 23 feb 1768 (Dén, 1756 f° 193, Liasse 142, doss.7). Deze maakte het over aan haar zuster Catherine-Reine Danivel, barones van Fresnoy (Arch. Burg li, 160 dos. 3 Ferieboek 1775-79 f° 54);

1774 op 16 mei 1774 liet zij het na aan haar "hoir féodal" de graaf Phl.-Alph.-Liévin de Coloma, haar neef (Li. Nr 134, doss 3);

1789 die het op 24 febr. '89 overliet aan zijn zoon Henri-Pierre, graaf de Coloma, heer van Mullem, Putte, Oosthove, Westackere enz. (Ferieboek 1787-92 f° 42 nr. 1)

P. s. In deze lijst blijkt een hiaat te zitten; nl. Pieter de Lespé 1718 (M. Coornaert, West. en Ramskapelle, p 274) Het Hof ten Walle (Vranczele) werd openbaar verkocht in 1869-70 door de studie van Mter Hendrik Claerhoudt, notaris te Brugge. In de hier bijgaande brochure werden rechts de instelsommen in potlood bijgeschreven met de naam van de bieder, en links de oppervlakte in oude landmaten. Enkel een bemerking: als ligging van het goed werd opgegeven zuidwest van de kerk van Lissewege. Dat is onjuist; moet zijn: west-noord-west.

II. Het Kapelriehuys van Onser Vrauwenmesse

O.-L.-Vrouwmisse was een stichting die eigen goederen bezat met de opbrengst waarvan de kapelaan betaald werd om missen op te dragen. Einde 16de eeuw verwierf de kapelanie een huis (45e begin Kad. 953) de Kapelrie of het Kapelriehuys genoemd. Het was gelegen tussen het Sint Jakobshuis en Zwane op de Dorpsplaats.

Nadat de O.-L.-Vrouwmisse opgehouden had te bestaan en de goederen daarvan opgenomen waren in de "kerkfabriek van O.-L.-Vrouw Bezoeking", werd de kapelrie verder gebruikt als woning voor de onderpastoor. Omstreeks 1935 werd het beenhouwerij (zie Rond de Poldertorens, 12de jg. blz. 22).

Er bestond echter een oudere Kapelrie!

Het renteboek van de Armendis van Lissewege van 1405-1447, f° 96-97, geeft op dat Mr. Pauwel van Overtvelts hofstede, "die stede die men heet "ten Walle" aan de westzijde paalde aan de Hr. Wouters huis en land (1447)”.

Het volgende artikel zegt uitdrukkelijk:

"dHeere Wouter Weytins, capelaen van onser Vrauwenmesse in Lisseweghe .... beset staende up XXV roeden lands met alden husen ende bomen diere up staen, ligghende binden dorpe van Liss. ande zuutside vanden kerckhove tusschen pauwels Over-tvelt hofwech ende de kerkemuer v. Liss. ande noords-(ide) ende die vander does (ter Doest) land dat men heet rosendale ande zuuts- of ander side ende lijt metten oosthende an meester pauwels van Overtvelt hofstede."

Deze oude kapelrie stond dus zuid-zuid-oost aan de zuidelijke kerkhofmuur en is de tweewoonst waar ik geboren ben (G. Vandepitte). Deze kapelrie is ook te zien op de foto afgedrukt op blz. 22.

2021 03 09 113434

2021 03 09 113538

2021 03 09 113557

2021 03 09 113610

2021 03 09 113632

2021 03 09 113714

2021 03 09 113739

Bronnen

  • SaB. Renteboek Armendis Lissewege 1405, oud arch. nr 521
  • SaB. Leenboek Burg v Brugge 1435, nr 131
  • RaB. Aanwinsten Sanders - legger 1500 (nr 9)
  • RaB. Aanwinsten Sanders nr 123, kopie 17e E.

Voetnoot

  1. Jos Maréchal, Europese aanwezigheid te Brugge, Genootsch. v. Geschiedenis, Brugge 1985, p.p. 115, 176, 184, 189, 195, 263, 264.

Toponiemen te Lissewege

Germain Vandepitte

Rond de poldertorens
1988
01
019-034
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:39:17