De Tempeliers, geschiedenis en geheimen
Lezing op zondag 25 maart 2012 om 10 uur door Dr. Paul Vandewalle
Paul Vandewalle is doctor in de geschiedenis, gespecialiseerd in landbouwgeschiedenis. Hij is voorzitter van de Heemkundige Kring Ruddervoorde, geeft verschillende lezingen en hij publiceerde een aantal historische werken, o.a. “Gerard de Ridefort, de tiende Grootmeester van de Tempelorde”.
Hij is dan ook zeer goed geplaatst om het verhaal van de Tempelorde waarin historie en mysterie dikwijls door elkaar zijn verweven, te vertellen. De Tempelorde werd in 1119, na de eerste kruistocht, in Jeruzalem opgericht om de pelgrims die op weg waren naar Jeruzalem te beschermen tegen de moslims.
De orde bestond uit monniken-ridders en verwierf in korte tijd heel veel macht en rijkdom, maar werd in 1312 bruusk door de Franse koning afgeschaft.
Het mysterie en de esoterische geheimen van de Tempeliers blijven fascineren tot op vandaag , in volksverhalen mar ook in romans (zoals de Da Vinci Code). Schattenjagers blijven zoeken naar de fameuze schat van de Tempeliers . Waar hebben zij de Graal verborgen?
Ook in onze streek zijn de Tempeliers zeer gekend. Gerard van Ruddervoorde werd de tiende grootmeester van deze orde. Ons overleden bestuurslid Johan Ballegeer vertelde graag dat de kerk van Lissewege is gebouwd door de Tempeliers (die ook goede banden hadden met de monniken van Ter Doest). Bestaat er een geheime ondergrondse vluchtgang van de Tempeliers tussen de kerk en het kasteel van Oostkerke? Dr. Vandewalle zal over die raadselachtige items een tipje van de sluier lichten.
Verslag
De spreker deelde zijn lezing in 2 delen in: het eerste deel ging over de geschiedenis van de tempeliers en het tweede over een aantal mythen en mysteries die met de tempeliers verbonden zijn. De tempeliers waren geloofsstrijders voor Christus te paard.
Eerst gaf Paul Vandewalle de context aan waarin de Tempelorde werd gesticht. In de Bijbel stond dat in het jaar 1000 de Apocalyps (of de Eindtijd) zou plaatsvinden en in 989 stond er gedurende 3 maanden een vreemde ster aan het firmament waarvan men toen dacht dat dit de aankondiging was van de komst van Christus en van de Antichrist. Deze ster was in werkelijkheid de komeet van Halley. Er was in diezelfde periode ook een crisis van het pausdom (conflict tussen de patriarch van Constantinopel en de paus van Rome) met een scheuring in een katholieke en een orthodoxe kerk tot gevolg. Daarenboven was Jeruzalem veroverd door de moslims. Voor de christenen was Jeruzalem het centrum van de wereld, zoals kon gezien worden op één van de oudste wereldkaarten van rond het jaar 1100. Christus zou terugkeren en dat ging in Jeruzalem gebeuren, dus moest Jeruzalem bevrijd worden. In deze sfeer ontstonden de kruistochten. De doelen van de kruistochten waren:
- Jeruzalem bevrijden
- erbij zijn op het moment van het Laatste Oordeel (dus naast het meevechten, wat een volledige aflaat, de volledige absolutie van alle zonden meebracht, was er ook een bedevaartsaspect bij)
- gebiedsverovering (de veroverde gebieden in het oosten waren eigenlijk de eerste Europese kolonies) en verkrijgen van rijkdom
- de ridders in plaats van tegen elkaar te laten vechten, nu tegen een "echte" vijand laten vechten
De kruistochten waren gestart door de vraag van de Byzantijnse keizer om westerse hulp tegen de muzelmannen die Constantinopel belegerden. Maar voor de kruisvaarders was het ook een gelegenheid om Byzantium eens aan te pakken vanwege het kerkelijk schisma. De eerste kruistocht (een volkskruistocht) mislukte: men geraakte maar tot in Duitsland en Hongarije, maar men vermoordde er wel Joden. De tweede kruistocht was een ridderkruistocht onder leiding van Godfried van Bouillon en was de enige kruistocht die gelukt was met de verovering van Jeruzalem. Nadien volgden er nog verschillende kruistochten. Hierbij zijn ook deze tegen de Moren in Spanje en tegen de Katharen in Zuid-Frankrijk te rekenen.
Er waren vier belangrijke militaire orden die ontstonden in het kader van de kruistochten. De eerste was de Orde van Malta, of de hospitaalridders, ook Johannieters genoemd. Deze orde werd opgericht in 1099 en was een monnikenorde die een ridderorde werd. De tweede was dan de Tempelorde, gesticht in 1120 door edellieden uit Bourgondië, Champagne en Vlaanderen (waaronder Hugo van Payns en Godfried van Sint-Omaars). De tempeliers droegen een witte mantel met een rood kruis op de linker schouder. De spreker beval het boek van Alain Demurger, "Opkomst en ondergang van de Tempelridders 1119-1307", uitgegeven bij Tirion in 1993, aan als één van de beste werken over de tempeliers. Het doel was om de pelgrims en de pelgrimsroute naar het Heilig Land te beschermen. De tempeliers hadden hun eerste zetel in een deel van het kasteel van de koning van Jeruzalem op de Tempelberg. Vandaar hun naam "de Arme Ridders van de Militie van Christus en van de Tempel van Salomon". De orde stond exclusief onder het directe gezag van de paus en werd geleid door de grootmeester. De leden spraken niet onder elkaar, maar communiceerden onderling met gebarentaal. Zij vastten regelmatig. Een derde orde die ontstond in het spoor van de kruistochten was de Duitse Orde of de Teutoonse Orde, opgericht in 1190, waarvan de leden een zwart kruis op de rechter schouder droegen. Tenslotte was er nog de Orde van het Heilig Graf, opgericht in 1099, die bestond uit 30 ridders, om het graf van Christus te verdedigen.
De Tempelorde had grote bezittingen, o.a. ook in Vlaanderen. De abdij van Ter Duinen te Koksijde was bijvoorbeeld in hun bezit. De orde werd ook groot met de steun van de Cisterciënzers en van Bernard van Clairvaux. Eén van de stichters, André de Montbard, was trouwens een oom van Bernard van Clairvaux en de eerste grootmeester, Hughues de Payns, was een neef van Bernard.
De grootmeester van de tempeliers had het absolute gezag over de orde en werd verkozen door een kapittel van 12 leden. Onder de grootmeester stond de seneschalk. Tijdens een afwezigheid van de grootmeester verving de seneschalk hem. Derde in bevel was dan de maarschalk. Hij was stalmeester en ook de hoogste militaire bevelhebber. Hij controleerde de toewijzing van wapens en paarden, bepaalde de tactieken en strategie, en leidde de aanvallen tegen de vijand. De volgenden in de hiërarchie waren de groot commandeur, de commandeurs en de provinciale meesters van Engeland, Portugal, Aragon, Hongarije en Frankrijk. Onder de officieren stonden dan de ridders, die ook uit adellijke families kwamen. Daarnaast waren er ook gewone broeders (of sergeanten). Hun taken waren koken, vechten en knecht zijn van de ridders. Zij hadden ook een paard maar waren lichter bewapend dan de ridders. Binnen de orde was er ook nog een biddende tak met de kapelaans en er waren lekenbroeders voor de huishoudelijke dienst (ambachtslieden, landbouwers, klerken, e.d.).
Er waren ook orderegels. De tempeliers legden een drievoudige gelofte af van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid en leefden volgens een regel, die tijdens het concilie van Troyes aangepast werd aan de noden en de behoeften van de strijd in het Heilig Land. De orderegels van de tempeliers, evenals een lofzang over de orde zijn nog bewaard in Brugge (in bibliotheek De Biekorf). Om de drie uur was er een gebedsdienst en tussenin werd er gewerkt (voornamelijk het voorbereiden van de strijd en oefenen).
De hoofdzetel van de Tempelorde was in Jeruzalem op de Tempelberg, maar de rekrutering gebeurde in Europa, via tempelhuizen en een uitgebreid netwerk van commanderijen. De bezittingen van de orde werden georganiseerd in de vorm van commanderijen met een aantal bijhuizen. Het doel van een commanderij was in de eerste plaats zo veel mogelijk inkomsten, vooral uit landbouw, te verzamelen om de werking in het oosten te financieren.
In de geschiedenis van de tempeliers waren er 2 grootmeesters die afkomstig waren uit Vlaanderen, namelijk Odo van Saint-Amand (grootmeester van 1171 tot 1179) en Gerard de Ridefort (grootmeester van 1185 tot 1189).
De orde is groot geworden door schenkingen, vooral door de adel in Vlaanderen en Frankrijk. Ook Diederik van den Elzas heeft belangrijke schenkingen gedaan in ruil om steun van de orde bij zijn streven om graaf van Vlaanderen te worden. Na de dood van Karel de Goede waren er 3 kandidaten om graaf van Vlaanderen te worden.
Gerard de Ridefort was de 10de grootmeester in Jeruzalem en was afkomstig van Ruddervoorde. De heren de Ridefort waren goed bevriend met graaf Diederik van den Elzas. Gerard werkte eerst in dienst van Amalrik, koning van Jeruzalem en schoonbroer van Diederik van den Elzas. In 1177 werd hij tempelridder en 6 jaar later seneschalk. Bij de slag bij Hattin (1187), waar de kruisvaarders een zwaar verlies leden, werden alle tempeliers vermoord behalve de Ridefort. In 1189 werd hij vrijgelaten in ruil voor geld en de teruggave van steden aan de moslims. Hij werd dan opnieuw erkend als grootmeester van de orde. Gerard de Ridefort sneuvelde tijdens het beleg van Akko dat 4 jaar duurde (1189 – 1193). Hij was toen 43 jaar oud.
Nadien heroverden de kruisvaarders weer een deel van het Heilig Land, maar nooit meer de stad Jeruzalem. Later viel alles weer in handen van de moslims en in 1291, na de val van Akko, waren al de christenen verdreven uit het Midden-Oosten en trok de Orde van de Tempeliers zich terug in Europa.
De tempeliers waren ook de eerste bankiers. Ze hebben de wisselbrief ingevoerd en leenden geld aan een intrest van 15 %. Ze hadden een grote rijkdom en veel macht, ook militair. Zo weigerden ze deel te nemen aan de Guldensporenslag, omdat er in het Vlaamse leger ook ridders van de Tempelorde aanwezig waren en ze niet tegen elkaar wilden vechten. Dit viel slecht bij de Franse koning Filips IV, de Schone, die ook al met grote schulden stond bij de tempeliers. De tempeliers waren belangrijke geldschieters voor de bouw van Franse kathedralen. Ze waren ook goede zeevaarders. Een deel van hen nam later deel aan de Portugese ontdekkingsreizen. Er wordt zelfs beweerd dat zij reeds vóór Columbus Amerika zouden bereikt hebben. Maar of dit waar is?
Filips de Schone, die van zijn schulden bij de tempeliers af wou zijn, liet op vrijdag 13 oktober 1307 alle tempeliers in Frankrijk arresteren op beschuldiging van ketterij. Hij gaf ook de opdracht om alle bezittingen van de orde in beslag te nemen. Na hun aanhouding werden de tempeliers ondervraagd en gefolterd om bekentenissen te bekomen en volgde er een schijnproces.
Paus Clemens V liet onder druk van de Franse koning, op het Concilie van Vienne in 1312 de orde opheffen, zowel in Frankrijk als daarbuiten. Clemens V was een corrupte paus die in Avignon resideerde en de tempeliers niet gunstig gezind was, aangezien deze laatsten de paus in Rome steunden. De dichter Dante Alighieri plaatste trouwens Clemens V in de hel in zijn werk "La Divina Commedia". In 2001 werd in de archieven van het Vaticaan het "document van Chinon" gevonden, dat naast de verhoren van een aantal tempeliers ook aantekeningen van paus Clemens V bevatte, waaruit bleek dat hij de tempeliers nadien, in 1314, in het geheim vrijgesproken had van ketterij, hen de pauselijke absolutie geschonken had en zelfs vergiffenis had gevraagd. Dus de paus bekende toen dat hij een vergissing had begaan.
De gearresteerde tempeliers werden verbrand en op 20 maart 1314 vervloekte de laatste grootmeester, Jacques de Molay, van op de brandstapel de Franse koning en zijn nakomelingen, alsook de paus. Clemens V overleed in datzelfde jaar op 20 april aan diarree en Filips de Schone stierf op 29 november 1314 na een val van zijn paard. In 1328 waren er geen mannelijke nakomelingen meer van het Huis van Capet en ging het koningschap van Frankrijk naar het Huis van Valois. Maar dit zal wel toeval geweest zijn en niet door de vloek van de tempeliers zijn gekomen.
De tempeliers die niet in Frankrijk waren konden vluchten. Deze uit Vlaanderen vluchtten naar Schotland en anderen naar Portugal (vormden daar de Ordo do Christo). Het tempelkruis komt bijvoorbeeld nu nog voor in de vlag van de Portugese lucht- en zeemacht. Vandaag de dag bestaat er nog altijd een Tempelorde, maar dan onder de vorm van een elitaire sociale vereniging.
In het tweede deel van de lezing, na de pauze, had Paul Vandewalle het over een aantal mysteries en geheimen die verbonden zijn met de tempeliers. Een eerste mysterie was de schat van de tempeliers, die begraven zou zijn geweest onder de Tempelberg. Het is echter niet bekend wat deze schat in feite inhield. Volgens sommigen was het een bepaalde kennis die de ridders (her)ontdekt hadden, anderen beweerden dan weer dat het koffers met goud en waardevolle voorwerpen waren. Maar wat was voor de middeleeuwer waardevol en kostbaar? Een andere mogelijkheid was dat het ging om de Ark des Verbonds die bewaakt zou zijn geweest door de tempeliers. Deze Ark des Verbonds bevatte de getuigenissen over de rechtstreekse tussenkomsten van God bij de mens, zoals bij Abraham en bij Mozes, en bevond zich in de tempel van Salomo. Vóór de vernietiging van de tempel door de Babyloniërs zouden de Joden de Ark verborgen hebben in een geheime ruimte onder de Tempelberg. Israëlische archeologen hebben een uitgang van een tunnel onder de Tempelberg ontdekt die in de 12de eeuw door de tempeliers zou zijn gegraven. Volgens sommige auteurs zou de schat van de tempeliers zich nu onder een kapel in Schotland (Rosslyn Chapel) bevinden, daar heen gebracht door gevluchte tempelridders.
De tempeliers zouden tijdens hun verhoren bekend hebben dat zij Baphomet aanbeden. Dit zou een mysterieus bebaard mannelijk hoofd geweest zijn dat hen mysterieuze krachten zou hebben gegeven of een waterspuwend duivels beeld. Vroeger dachten historici dat Baphomet een verbastering was van de naam Mohammed, maar dit zou niet het geval zijn. Het kon ook een verbastering zijn van het Arabische "abufihamet", dat betekent 'Vader van het Begrip' of 'Vader van de Wijsheid'. Volgens nog andere bronnen ging het om het gemummificeerde hoofd van Hugues de Payns die als wapenschild drie zwarte hoofden op een gouden veld had. Recente veronderstellingen brengen het hoofd dan weer in verband met het afgehakte hoofd van Johannes de Doper en suggereren dat de tempeliers beïnvloed waren door de ketterij van de Mandaeërs, die Jezus als een valse profeet en Johannes als de Messias beschouwden. Door hun activiteiten in het Midden-Oosten hebben de tempeliers ongetwijfeld contact gehad met de sekte van de Mandaeërs.
Het zegel van de tempelridders is intrigerend doordat er twee ridders op één paard op afgebeeld zijn. Deze afbeelding is op verschillende manieren geïnterpreteerd. Men meende er het symbool van de armoede uit de eerste dagen van de tempelorde in te zien, namelijk dat de orde in het begin zo arm was dat twee broeders één paard bereden. Dit werd dan in het zegel gegraveerd om tot nederigheid aan te sporen. Sommige historici zagen in de beide ruiters de twee stichters van de orde, Hughues de Payns en Godfried van Sint-Omaars. Een andere verklaring is echter dat het zegel de eenheid, de harmonie en de nadruk op het gemeenschappelijk leven symboliseerde.
De tempeliers werden ook in verband gebracht met het salomonszegel dat ook het satansteken werd genoemd. Dit pentagram kwam in veel gebouwen van de tempeliers voor. Ook de vrijmetselaarsloge wordt met de tempeliers in verband gebracht. De metselaars van de gotische kathedralen verbleven tijdens de werken in een hutje bij de bouwwerf (loge) en zij werden gesteund door de tempeliers.
Dan zijn er ook nog de uitdrukkingen zoals "vloeken als een tempelier" en "drinken als een tempelier". Zou dit laatste te maken hebben met het feit dat zij veel wijngaarden in hun bezit hadden en over de alleenverkoop van wijn in Vlaanderen beschikten?
De spreker haalde ook nog een aantal vreemde vondsten aan, zoals een stukje perkament beschreven door Gerard de Ridefort, dat in 1926 gevonden werd in een zuil in een moskee te Jeruzalem en het "vierkant van de tempeliers" dat in Ethiopië gevonden werd in een pilaar van een tot moskee omgevormde kerk.
Op het schilderij "het Lam Gods" zijn verwijzingen naar de tempelorde terug te vinden, zoals de ridders met hun witte schilden met rood kruis en de rots waarop de tempel van Salomon was gebouwd. Zouden de tempeliers mee betaald hebben voor het schilderij?
Paul Vandewalle had het ook over de Orde van Sion, een gebedsorde van Jeruzalem die deel zou uitgemaakt hebben van de Tempelorde, maar er daarna van afscheurde.
De lezing eindigde met een aantal verhalen en legenden over de tempeliers. De tempeliers zouden de bewakers zijn geweest van de Heilige Graal. Chrétien de Troyes (ca. 1135-1183) was één van de eerste schrijvers die schreef over de Heilige Graal in een ridderroman. Zijn verhaal werd later vervolledigd en aangevuld door andere auteurs en leidde tot de Arthurliteratuur met de ridders van de Ronde Tafel. In de volksverhalen en de legenden waren de tempelhoven spookhoven waar dieren stierven of boeren opeens zeer rijk werden en de tempelridders konden uit hun hoven ontsnappen via onderaardse gangen die trouwens nooit gevonden werden.
Marc De Meester
Foto's: Etienne Decaluwé
Praktische informatie
Lezingen zijn gratis voor leden van Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago.
Niet-leden betalen 3,50 euro, bezoek aan het museum inbegrepen.
Na de lezing bieden we je een drankje aan.
Plaats:
Sincfala, Museum van de Zwinstreek, Pannenstraat 140, 8300 Knokke-Heist. (tel 050-530-730)
Parkeergelegenheid: op de speelplaats van de gemeentelijke basisschool Het Anker (bereikbaar via de Felix Timmermansstraat)