HomeActiviteitenActiviteiten 2012Zondagbabbel - Van Knocke naar St.-Anna - Zondag 28 oktober 2012

 

Het Gruuthusehandschrift en de Zwinstreek

Lezing op zondag 15 april 2012 om 10 uur door Nöel Geirnaert

 

handschrift-egidiusliedHet Gruuthusehandschrift, zo genoemd naar de vermeende latere eigenaar, Lodewijk van Gruuthuse, ontstond in Brugge op het einde van de 14de eeuw. Het is een perkamenten handschrift van 99 bladen. De bladen meten ca. 29,5 x 19,5 cm en hebben twee kolommen van 50 of 51 regels. Het bevat 147 liederen, zeven gebeden en zestien gedichten. Veel teksten zijn uniek en behoren tot de hoogtepunten van de Middelnederlandse literatuur. Het meest bekend is het Egidiuslied, opgedragen aan een plots overleden vriend van de dichter.

Sinds zijn ontstaan berustte het handschrift in Brugs privé-bezit. De laatste twee eeuwen in het kasteel Ten Berghe in Koolkerke. In 2007 is het Gruuthusehandschrift na lange, geheim gebleven onderhandelingen gekocht door de Nederlandse Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.

Niet alleen de eeuwenlange bewaarplaats maar ook een aantal vermeldingen in het handschrift verwijzen naar de Zwinstreek. Eigen onderzoek en dat van de Nederlandse hoogleraar Herman Brinkman leidden in dat verband tot een aantal nieuwe inzichten, die nog niet tot het brede publiek zijn doorgedrongen.

 

gruuthuse-handschrift-2Verslag

Ondervoorzitter Jacques Larbouillat verwelkomde op zondag 15 april 2012 in Museum Sincfala 56 aanwezigen voor de lezing “Het Gruuthuse-handschrift en de Zwinstreek” en leidde de spreker, dr. Noël Geirnaert, in. Noël Geirnaert heeft reeds heel wat publicaties op zijn actief. Hij spitst zich toe op de kerk- en cultuurgeschiedenis van de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd met de cisterciënzerorde, de Moderne Devotie in Brugge en de Nederlanden en het Humanisme te Brugge. Hij is ook medeauteur in grote publicaties over Brugge. Noël Geirnaert studeerde geschiedenis aan de KU Leuven en promoveerde tot doctor in de geschiedenis. Van 1977 tot 1980 was hij wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit van Nijmegen (vakgroep Middeleeuwse Geschiedenis) en sinds 1981 is hij werkzaam in het Stadsarchief Brugge, waar hij nu sinds 2008 hoofdarchivaris is. Noël is bestuurslid van heel wat historische genootschappen en ook hoofdredacteur van ons tijdschrift “Rond de Poldertorens”.

De spreker begon zijn lezing met te stellen dat het Gruuthuse-handschrift een aantal links heeft met de Zwinstreek. Het gaat om een perkamenten handschrift van 99 bladen. De bladen meten ca. 29,5 x 19,5 cm en hebben twee kolommen van 50 of 51 regels. Het bevat 147 liederen, zeven gebeden en zestien gedichten. Veel teksten zijn uniek en behoren tot de hoogtepunten van de Middelnederlandse literatuur. Het meest bekend is het Egidiuslied, opgedragen aan een plots overleden vriend van de dichter.

Geschiedenis van het handschrift

gruuthuse-handschrift-3Het handschrift is de laatste jaren bekend geworden bij het grote publiek doordat het in 2006 verhuisd is van België naar Nederland. Het handschrift werd toen verkocht aan de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag na discrete onderhandelingen met de eigenaar, een privé persoon. Er werd een zeer groot bedrag voor betaald. Ook de Koninklijke Bibliotheek Brussel had interesse om het handschrift te kopen, maar had hiervoor maar een veel kleiner bedrag ter beschikking. In Nederland hield men rekening met het unieke karakter van het handschrift bij het bepalen van de prijs. In Brugge was men zelfs niet eens op de hoogte van de verkoop van het handschrift.

Het handschrift is vernoemd naar de vermeende latere eigenaar, Lodewijk van Gruuthuse, omdat diens wapenschild op het handschrift staat. Maar het handschrift dateert van het einde van de 14de tot begin van de 15de eeuw, terwijl Lodewijk van Gruuthuse leefde in de latere 15de eeuw (overleden in 1492). De meeste handschriften die in het bezit waren van Gruuthuse waren trouwens Franstalig en zeer luxueus geïllustreerd, wat niet het geval was met dit handschrift. Het werd sinds 1940 het “Gruuthuse-handschrift” genoemd door Willem De Vreese, een Vlaamse taalkundige die uitgeweken is naar Nederland.

gruuthuse-handschrift-5In 1992 was het handschrift voor een tijdelijke tentoonstelling in het Gruuthuse Museum in Brugge. Noël Geirnaert kon het toen bekijken en had toen reeds een vermoeden dat Lodewijk van Gruuthuse niets met het handschrift te maken heeft gehad. De kanttekeningen in het handschrift die verwezen naar Gruuthuse kwamen ten vroegste uit de 17de eeuw of zelfs pas uit de 18de eeuw. Het wapenschild van Gruuthuse werd er op een zeer amateuristische wijze op aangebracht en waarschijnlijk ook pas in de 17de eeuw. Bij de verdediging van zijn doctoraat in 2001 diende Noël een aantal stellingen aan te tonen. Eén ervan was dat het Gruuthuse-handschrift nooit aan Lodewijk van Gruuthuse of zijn vrouw Margaretha van Borssele heeft toebehoord.

Het handschrift is later in het bezit gekomen van de familie van Caloen. Waarschijnlijk dienden de aangebrachte aantekeningen in het handschrift om aan te tonen dat ze familie waren van Margareta van Borssele. Andries Van den Abeele heeft via stamboomonderzoek kunnen aantonen dat dit echter niet waar was. Op het einde van de 18de eeuw werd het handschrift bewaard in het kasteel Ten Berghe in Koolkerke (familie van Caloen). Wat er daarvoor mee is gebeurd, is niet bekend.

Op de website van de Koninklijke Bibliotheek Den Haag is het handschrift zelf te bekijken. Er staat ook een beschrijving van het handschrift en de geschiedenis ervan (www.kb.nl/galerie/gruuthuse).

Verwijzingen naar Brugge en de Zwinstreek

gruuthuse-handschrift-4In het volgende deel van de lezing had de spreker het over een aantal zaken in het handschrift die verwezen naar Brugge en de Zwinstreek. Het is duidelijk een stedelijk handschrift waarin een afkeer voor het platteland in terug te vinden is. In sommige liederen wordt gelachen met de geestelijkheid, en dan specifiek met de landelijke geestelijkheid, zoals bijvoorbeeld met een scheve schaats gereden door een kapelaan van Oedelem. In een lied over een broeder en een zuster staat “ik zag een schuure openstaan”, wat er op wijst dat dit op het platteland is gesitueerd. In een ander gedicht wordt er gelachen met een boerenknecht die te laat komt op een tuinfeest in de Zwinstreek. In dit gedicht komt Lapscheure voor.

In het “Pelgrimsgebed” gaat het over de Brugse Gilde van Onze Lieve Vrouwe van Hulsterloo, die een kapel bezat in de streek van Damme. Het was een broederschap van Brugse bontwerkers. In het gedicht zijn 13 voornamen te vinden in een acrostichon in elke strofe, en bij één komt het woord makelaar voor. Dit is echter geen naam maar verwijst naar een beroep, namelijk dit van de makelaars. In het Laat Middeleeuwse Brugge waren die samen met de hoteliers verenigd in een gilde. De hoteliers waren namelijk ook actief als bemiddelaars in internationaal kapitaal, net zoals de makelaars.

De schrijvers van het handschrift trachtten blijkbaar aansluiting te vinden met Duitse Hanzekooplieden, want in het lied “Laat ons de waard bedanken” gaat het over Duitse kooplieden die in bont handelden. Er is dus een verband gevonden tussen het Gruuthuse-handschrift en bontbewerkers. De dichters van het handschrift behoorden tot de Brugse elite en het milieu van de makelaars, hoteliers en bontbewerkers. Volgens de Nederlandse hoogleraar Herman Brinkman zijn de dichters ook betrokken bij het religieuze leven. De verwijzing naar de confrérie van Onze Lieve Vrouwe van Hulsterloo houdt dus verband met de Brugse bontwerkers. Die behoorden tot de meest gezagsgetrouwe gilden, evenals deze van de makelaars en de hoteliers. Zij bleven bijvoorbeeld getrouw aan de graaf tijdens de opstand van de Gentenaars.

Jan Moritoen

Eén van de dichters van het Gruuthuse handschrift die bekend is, was Jan Moritoen. Zijn naam is terug te vinden in een gedicht . Hij was een bontwerker, deken van de gilde van de bontwerkers in 1408, lid van het stadsbestuur (schepen in 1413-1414) en dismeester van St-Gillis. Hij was van Schotse afkomst. Jan Moritoen was lid van de Gilde van Onze Lieve Vrouwe van Hulsterloo en werd vermeld op een aflaatbrief in de kapel van Onze Lieve Vrouwe van Hulsterloo te Damme. In deze kapel bevond zich ook het wapen van de bontwerkersgilde. De kapel bestaat nu niet meer. Er is wel nog een straatnaam “Hulsterlo”, dus alleen nog een toponiem is overgebleven.

Jan van Hulst

Een andere dichter van het Gruuthuse-handschrift is Jan van Hulst. Over hem is weinig bekend. Er zijn immers veel mannen die zo heetten in handschriften uit de 15de eeuw. Dus over welke Jan van Hulst ging het hier? Er was een Jan van Hulst die als advocaat (taalman) in dienst was van de stad Brugge. Deze Jan van Hulst was lid van een belangrijke makelaarsfamilie. In 1428 was hij een initiatiefnemer voor de stichting van de rederijkerskamer van de Heilige Geest. Er was ook nog een Jan van Hulst die abt was van Ter Doest in Lissewege en die mogelijks verwant zou geweest zijn met de Jan van Hulst van het Gruuthuse-handschrift. In het handschrift komen ook verwijzingen voor naar het klooster van Groenendaal van Jan van Ruusbroec. Dit klooster had banden met Ter Doest. Dat Jan van Ruusbroec iets te maken zou gehad hebben met het Gruuthuse-handschrift is echter wel een zwakke hypothese.

Egidius, waer bestu bleven

Het meest bekende gedicht uit het Gruuthuse handschrift is het Egidius gedicht “Egidius, waer bestu bleven”. Egidius is Latijn voor Gillis. Het maakt deel uit van een cyclus van 5 liederen. Gillis moet tot de dichte vriendenkring van de dichter ervan behoord hebben, maar was toen reeds (plots) overleden. Gillis werd geprezen voor zijn fijne zangstem, maar was geen musicus. Noël Geirnaert heeft aangetoond dat het om Gillis Honin gaat, wiens biografie perfect past met wat in het Egidius lied staat.Er is een Gillis Honin als dichter bekend uit een 16de eeuws handschrift (1530). Hij was lid van een rederijkerskamer. Zijn vader heette ook Gillis Honin en deze heeft geleefd op het eind van de 14de eeuw. Van deze vader is geweten dat hij kerkmeester en schepen was in Brugge en behoorde tot het makelaarsgilde. Hij is plots overleden in 1385. Hij liet een berg schulden na, omdat hij maar pas begonnen was met zijn carrière. In 1394 was zijn nalatenschap nog altijd niet afgehandeld.

gruuthuse-handschrift-1Noël Geirnaert besloot zijn lezing met het voorstel om vanaf nu niet meer te spreken over het “Gruuthuse-handschrift”, maar over het “Egidius handschrift”.

Na de lezing sprak ondervoorzitter Jacques Larbouillat een dankwoord uit voor dr. Noël Geirnaert voor de interessante en leerrijke lezing en werd de voormiddag naar aloude gewoonte besloten met een drankje en een hapje aangeboden door de kring.


Marc De Meester
Foto’s: Etienne Decaluwé

 

 

Praktische informatie

Lezingen zijn gratis voor leden van Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago.
Niet-leden betalen 3,50 euro, bezoek aan het museum inbegrepen.
Na de lezing bieden we je een drankje aan.

 

Plaats
Sincfala, Museum van de Zwinstreek, Pannenstraat 140, 8300 Knokke-Heist. Tel. 050 530 730.
Parkeergelegenheid
Op de speelplaats van de gemeentelijke basisschool Het Anker, bereikbaar via de Felix Timmermansstraat.