Wat betekent "Vlaanderen"? Waar en wanneer is de naam voor het eerst gebruikt? En waar stond hij voor? Vic De Donder evoceert de geschiedenis van Vlaanderen, vertrekkende niet van een statisch begrip uitgaand van de betekenis die het woord vandaag heeft, maar van een dynamisch begrip, uitgaand van een veranderende notie. Het Vlaanderen van graaf Boudewijn VII in 1114 is niet te vergelijken met het Vlaanderen van minister-president Peeters van 2008. Vraag is: welke geografische, demografische, culturele en economische werkelijkheid de naam "Vlaanderen" doorheen de loop van de geschiedenis heeft gedekt. Een lezing die begint in de achtste eeuw in een zompig gebied rond Oudenburg aan de Noordzee en eindigt in de eenentwintigste eeuw het Nederlandstalig gedeelte van het koninkrijk België.
Verslag
Vaak wordt de geschiedenis van Vlaanderen beschreven en geïnterpreteerd uitgaande van de betekenis die nu in onze tijd aan het woord “Vlaanderen” wordt gegeven. Vic De Donder gaf echter een overzicht van de geschiedenis van Vlaanderen waarbij hij uitging van de in de loop der tijden veranderende betekenis en begrip van de notie “Vlaanderen”. Er zaten drie rode draden in zijn verhaal. De eerste was dat Vlaanderen nooit onafhankelijk is geweest: het behoorde o.a. bij de koninkrijken Frankrijk, Spanje en België. De tweede rode draad was dat Vlaanderen nooit bezet is geweest, op uitzondering van enkele korte perioden (2 maal door de Fransen en 2 maal door de Duitsers). Vlaanderen werd ook nooit door vreemde vorsten geregeerd. Het had altijd wettelijke vorsten. Vorsten hebben trouwens ook geen nationaliteit. En de derde rode draad tenslotte was dat Frankrijk nooit zijn pogingen om Vlaanderen te annexeren heeft opgegeven.
De eerste maal dat de naam Vlaanderen opdook, is bij de bekering van Saksen en Friezen door Sint-Eligius, waar sprake was van de Vlaamse Gouw. Een heel klein gebiedje rond Oudenburg werd Pagus Flandrensis genoemd. In die periode bestond Brugge zelfs nog niet. Friezen werden naar deze streek geduwd ten gevolge van overstromingen in het noorden en Saksen kwamen naar hier vanuit Engeland. De streek bestond uit slikken en schorren waarop schapen gehouden werden, met wol als belangrijkste product. De naam “Vlaanderen” komt van het Germaanse woord voor moerassig, nattig, sompig. Het was toen dus een natte, sompige streek.
De baas van dit gebied was een graaf, in de betekenis van ambtenaar. De eerste was Boudewijn met de IJzeren Arm, die de strijd aanging met de Vikingen, die toen de streek teisterden. Hij schaakte Judith, de achterkleindochter van Karel de Grote en huwde met haar. Deze Boudewijn had zijn gebied uitgebreid tot 5 pagi, waarvan het kerngebied “Vlaanderen” werd genoemd. Hij werd opgevolgd door Boudewijn II, die een burg liet bouwen waaruit later Brugge zou ontstaan. Deze sluwe graaf veranderde tijdens zijn regeerperiode 3 maal van kamp, zelfs éénmaal middenin een strijd op het slagveld. Hij was vazal van de Franse koning.
Door het Verdrag van Verdun in 843 werd het rijk van Karel de Grote in 3 verdeeld tussen zijn kleinzonen, met de grote rivieren als grens. Karel de Kale kreeg het Frankenrijk, zodat de Vlamingen Franse burgers werden en de graven van Vlaanderen politiek verbonden werden met Karel de Kale en Frankrijk. Bij oorlogen eiste deze van zijn vazallen dat ze 900 ridders leverden, o.a. voor de strijd tegen de koning van Engeland. Er werden dijken gebouwd, waardoor er verzanding optrad en de schapenteelt achteruit ging met als gevolg dat er wol moest ingevoerd worden, o.a. vanuit Castilië en Engeland. Door de oorlog tussen Frankrijk en Engeland voerden de Engelsen geen wol meer uit naar Vlaanderen, waardoor de inkomsten van de Vlaamse wevers en ververs daalden (ook de inkomsten van de graaf van Vlaanderen daalden hierdoor). De steden kwamen in opstand tegen de graaf die als vazal van de Franse koning tussen hamer en aambeeld zat.
Het kerngebied van Frankrijk bevond zich rondom Parijs. Dit was het kroondomein. Het is de Franse koningen nooit gelukt, ondanks vele pogingen, om Vlaanderen binnen te halen in dit kroondomein. Graaf Lodewijk van Male had 1 dochter (hij had geen zonen): Margareta. Zij huwde met Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, waardoor deze graaf van Vlaanderen werd. Het Bourgondische hertogdom bestond toen uit 2 delen: Bourgondië zelf en Vlaanderen. Brugge was toen het centrum van Vlaanderen. Hertog Filips de Goede resideerde vaak in Brugge. Het was de rijkste en welvarendste periode voor Vlaanderen. Er was een bloeiende handel in producten met het Middellandse Zeegebied en de Baltische Staten. Brugge was het financiële centrum van de wereld en met schepen werden luxeproducten uitgevoerd, zoals Vlaams linnen, wandtapijten, retabels en schilderijen. Vlaanderen was een magneet voor kunstenaars. Er zat toen veel geld in de steden. Bijvoorbeeld het Lam Gods werd besteld door een schepen van de stad Gent en kanunnik Van Der Paele beschikte over voldoende geld om een schilderij van zichzelf te laten maken. Onder de Bourgondiërs begon de verfransing. Ervoor was de voertaal in de kanselarij nog Nederlands, maar de hogere ambtenarij leerde Frans. Het rijk van de Bourgondiërs eindigde met de dood van Karel de Stoute. Zijn dochter Maria van Bourgondië huwde met Maximiliaan van Oostenrijk, een Habsburger. Hun zoon Filips de Schone huwde met Isabella van Castilië en werd later koning van Spanje. Hierdoor was Vlaanderen een randgebied geworden. Maximiliaan was steeds in oorlog met de steden, wat een ramp was voor Vlaanderen. De welvaart in Vlaanderen ging achteruit en dit duurde tot in de 19de eeuw.
De zoon van Filips de Schone en Isabella van Castilië, Keizer karel V, heerste over een zeer groot rijk, maar hij was als machtigste vorst in Europa tegelijk (als graaf van Vlaanderen) vazal van Frankrijk. Een groot deel van zijn regeerperiode voerde Karel oorlog met Frankrijk. In 1529 werd een vredesverdrag met Frankrijk gesloten: de Damesvrede. Karel V werd hierbij vertegenwoordigd door zijn tante Margaretha van Oostenrijk en de Franse koning Frans I door diens moeder Louise van Savoye. Bij dit compromis werden de volgende toegevingen gedaan: Karel zag af van zijn aanspraken op Bourgondië maar als graaf van Vlaanderen was hij geen vazal meer van de koning van Frankrijk. Het gevolg hiervan was dat de Vlamingen geen Franse burgers meer waren, maar burgers van de Spaanse Nederlanden. De eenheid in de Nederlanden verdween echter vlug door de opkomst van het protestantisme. Het nest van de protestanten in Vlaanderen zat in Gent. In 1579 werd de Unie van Utrecht gesloten, een verbond van de Noordelijke Nederlanden als reactie op de Unie van Atrecht die enkele weken eerder was gevormd. De Unie van Atrecht werd gesloten tussen Artesië, het Kamerijkse, het Graafschap Henegouwen en Romaans Vlaanderen (met uitzondering van Doornik) als reactie op de opstand in de Nederlanden. De gebieden van de Unie van Atrecht verzoenden zich met koning Filips II van Spanje en landvoogd Alexander Farnese, hertog van Parma. Hiermee werd de scheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden ingezet. Farnese veegde de protestanten weg uit Vlaanderen. Deze hadden de keuze tussen katholiek worden of vertrekken naar het Noorden. Het gevolg was dat veel Vlaamse intellectuelen (waaronder o.a. Simon Stevin) naar de Noordelijke Nederlanden trokken.
Vlaanderen hoorde nu bij Spanje, maar de Spaanse koningen hadden geen interesse voor Vlaanderen. De laatste, Karel II, die kinds en seniel was en kinderloos stierf, maakte in zijn testament Spanje, de Zuidelijke Nederlanden en Amerika over aan Filips van Anjou, de kleinzoon van de Franse koning Lodewijk XIV. Dit was niet naar de zin van de Engelse koning en de Duitse keizer, waardoor er oorlog kwam: de Spaanse Successieoorlog (1701 - 1714). Door het verdrag dat deze oorlog beëindigde ging Vlaanderen naar de Oostenrijkse Habsburgers. Vlaanderen verarmde verder. Keizer Jozef II begon na zijn troonsbestijging op een verlichte wijze te besturen. Het ene edict volgde na het andere, zowel wat betreft religieuze kwesties (opheffing van kloosters en bisschoppelijke seminaries) als wat betreft reorganisaties van het staatsbestuur en het gerecht. Dit leidde tot een opstand en er werd een nieuwe onafhankelijke staat uitgeroepen: de Verenigde Nederlandse Staten. Deze onafhankelijkheid duurde slechts 1 jaar, want de leiders, Vonck en Van der Noot, begonnen tegen elkaar te vechten (de ene was progressief, de andere conservatief). Vlaanderen kwam terug onder Oostenrijks gezag.
Na de Franse revolutie in 1789, viel Frankrijk de Zuidelijke Nederlanden binnen in 1792, maar werd later door Oostenrijk weer verdreven. In 1794 bezette Frankrijk de Zuidelijke Nederlanden opnieuw tot in 1814. De Fransen schaften brutaal het Ancien Regime af en de vorstendommen verdwenen. Vlaanderen werd in 2 departementen verdeeld: het departement van de Leie en het departement van de Schelde. De naam “Vlaanderen” verdween. Bij verdrag schonk Oostenrijk Vlaanderen aan Frankrijk. Door deze schenking werd Napoleon dus het wettelijk staatshoofd van onze streken. In 1815, na de val van Napoleon, werd tijdens het Congres van Wenen, door de Engelsen, Russen, Oostenrijkers en Pruisen beslist om de Oostenrijkse Nederlanden te herenigen met het voormalige Koninkrijk Holland. Dit Verenigd Koninkrijk der Nederlanden kwam onder het bestuur van koning Willem I. De Vlaamse steden stonden nog altijd op hun privileges en waren gekant tegen Willem. Allerlei particuliere belangen speelden een rol. De katholieken waren tegen de godsdienstvrijheid, waardoor zij hun subsidies kwijt speelden en de liberalen waren tegen het autoritaire regime van Willem I, die alle vrijheden afschafte (o.a. de vrijheid van drukpers en de vrijheid van vergadering). Zo ontstond een monsterverbond tussen katholieken en liberalen tegen koning Willem I. Oorspronkelijk was het niet de bedoeling om zich af te scheuren van Holland, maar wel dat Willem van politiek zou veranderen. Er was echter ook een klein clubje dat schrik had dat de Franse taal in de verdrukking zou komen en dat terug wilde naar de moederschoot, zijnde Frankrijk. Gendebien trok als lid van het “Voorlopig Bewind” naar de Franse koning met het aanbod om aan te sluiten bij Frankrijk, maar de Franse koning durfde dit niet te aanvaarden. De andere grootmachten, waaronder Groot-Brittannië, zouden dit nooit aanvaard hebben. Pas dan werden de opstandelingen (Rogier, de Potter, Gendebien) Belgische patriotten.
Het jonge koninkrijk België had een strak in Brussel gecentraliseerd bestuur en koos in 1830 Frans als officiële taal. Het Frans ging het openbare leven domineren en werd de taal van het gerecht, de administratie, het leger, de cultuur en de media. Frans was de taal van de politieke en economische elite. Als reactie hierop ontstond de Vlaamse beweging. In 1847 - 1848 mislukten de oogsten en veel Vlaamse boeren trokken weg uit Vlaanderen. Er ontstonden 2 intellectuele Vlaamse groepen: één te Antwerpen (rond Hendrik Conscience) en één te Gent (rond Jan Frans Willems). België wilde zijn identiteit bevestigen via de geschiedenis en maakte hiervoor gebruik van de volgende figuren: Caesar (zijn “Belgica” had niets te maken met Vlaanderen), Ambiorix en Boduognat, Godfried van Bouillon, Jan Breydel en Pieter de Coninck, de 600 Franchimontezen en Albrecht en Isabella. De historicus Henri Pirenne speelde hierin een belangrijke rol met zijn “Histoire de Belgique”. De Vlaamse beweging was een taalbeweging. Ter illustratie van de taalproblemen haalde de spreker het voorbeeld aan van de eenvoudige arbeider Jozef Schoep, die in 1873 driemaal veroordeeld werd (tot in cassatie toe) tot een zware geldboete omdat hij zijn pasgeboren zoon niet had aangegeven. Jozef Schoep had zich nochtans aangemeld op het gemeentehuis om zijn zoon aan te geven, maar de ambtenaar van de burgerlijke stand verstond geen Nederlands en Jozef Schoep geen Frans, zodat de geboorteaangifte niet werd afgewerkt.
Marc De Meester