Lezing op Zondag 26 maart 2017 om 10 uur door Inneke Steevens
Een wandeling van West naar Oost langs de Belgische vissersplaatsen
De visserij in ons land is in volle evolutie, waarbij veel van de typische zeevisserscultuur aan het verdwijnen is.
De Belgische kust is slechts 60 kilometer lang en toch zijn er heel wat verschillen tussen de vissers van West-, Midden- en Oostkust. In deze lezing zal Ineke Steevens, directeur van het NAVIGO-Nationaal Visserijmuseum, aan de slag gaan met historische ongeziene foto’s, objecten en een selectie van de beste beelden die ooit van Belgische vissers gemaakt werden.
Door middel van kleine anekdotes zal zij proberen een geschiedenis te schetsen van de Belgische zeevisserij vanaf 1830. De lezing is gebaseerd op het boek, ‘Onze Vissers’, verschenen bij uitgeverij Hannibal in het voorjaar van 2016.
Verslag :
"Onze Vissers. Het DNA van het Zilte Leven"
Op zondag 26 maart 2017 werden 31 belangstellenden voor de lezing "Onze Vissers. Het DNA van het Zilte Leven" in Museum Sincfala te Heist verwelkomd door voorzitter Eric Huys, die vervolgens het woord gaf aan bestuurslid Noël Geirnaert om de spreekster in te leiden en voor te stellen. Ineke Steevens is afkomstig uit de kuststreek (Oostende) en heeft haar vaste stek in het NAVIGO-Nationaal Visserijmuseum in Oostduinkerke. Zij was er eerst wetenschappelijk medewerker en sinds 2016 directeur. Verder heeft zij zelf aan onderzoek gedaan en gepubliceerd.
Ineke Steevens studeerde kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit Brussel en was enkele jaren interim-lerares in verschillende scholen en reisde eveneens de wereld rond naar o.a. Indonesië, Bali en Australië. Aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam deed ze research over de uitwijking van Vlaamse kunstenaars naar de noordelijke Nederlanden in de 17de eeuw.
Ineke Steevens nam het woord met aan te geven dat haar lezing gebaseerd is op het recente boek "Onze Vissers. Het DNA van het Zilte Leven" (zie Sint-Guthago Tijdingen nr. 470, oktober 2016, p.10-11) en de gelijknamige tentoonstelling die nu onlangs gestart is in het NAVIGO-Nationaal Visserijmuseum. Het uitgangspunt voor deze tentoonstelling waren oude overgeleverde foto's waarover verder onderzoek werd gedaan, te beginnen in De Panne en zo verder de hele kust volgend tot aan de Oostkust.
Van De Panne zijn er beelden uit 1860-1870 van Donny. Uit die tijd zijn er niet zo veel foto's bewaard. François Donny (1822-1896) was de zoon van de stadssecretaris van Oostende, die niet veel vertrouwen stelde in het toenmalige onderwijssysteem en dus zelf les gaf aan zijn zoon. Nadien studeerde François Donny chemie en fysica aan de Gentse universiteit. Zijn passie was de fotografie. Hij richtte ook een frisdrankfabriek op aan de Blandijnberg te Gent. De familie Donny had ook een buitenverblijf in De Panne.
De boten die de vissers daar gebruikten om op garnalen te vissen werden “parte-boten” genoemd, omdat de boten gedeeld werden door verschillende familieleden. De Panne had geen haven. De boten werden aangelegd op het strand.
Ineke Steevens toonde ook een reeks unieke foto's van een gestrand Canadees schip op de kust van De Panne op het einde van de 19de eeuw. Het was toen moeilijk om dit schip weer vlot te trekken en het werd dan ook afgebroken.
De vissers van de Westkust waren ook gedeeltelijk landbouwers en zij lieten hun koeien grazen in de duinpannen aldaar.
Garnaal kruien in zee werd vooral gedaan door vrouwen. Dit was gevaarlijk werk en veel vrouwen zijn daar toen bij overleden. Het grootste gevaar was het vallen door de verschillende diepten in zee en het dragen van zware kledij.
Het boegbeeld van De Panne was Pier Kloefe, een IJslandvaarder, geboren in 1853. Op foto's zijn IJslandvaarders o.a. te herkennen aan hun bontmuts. Voor de IJslandvaart scheepten de vissers van de Westkust in Duinkerken in. Een typisch attribuut voor de IJslandvaarders was ook hun tabakszak uit zeehondenvel dat ze toen kochten in Noorwegen. Na zijn carrière als IJslandvaarder had Pier Kloefe een bootje gekocht waarmee hij samen met zijn broer tochtjes maakte voor toeristen. Er staat een standbeeld van hem op een duin aan het strand van De Panne.
De IJslandvaart was een middel om geld te verdienen. Een derde van de bemanning bestond uit Vlamingen. De schepen vertrokken uit Frankrijk. De Vlaamse vissers werden door de Franse reders aangetrokken omdat zij harde werkers waren. Een campagne duurde zes maand. Het typische schip voor de IJslandvaart was een galette.
Er werd gevist met de kollijn. Dit was zwaar werk. Er werd speciaal gevist op kabeljauw. Heilbot was een bijvangst. Deze werd gedroogd en thuis door de vissers zelf verkocht.
Veel vissers zijn omgekomen tijdens de IJslandvaart door schipbreuk (de wateren rond IJsland waren zeer ruw) en ongevallen, maar ook door het gebruik van alcohol, gebrek aan hygiëne en vitaminetekort. In de wateren rond IJsland was er een hospitaalschip aanwezig om zieke vissers op te nemen.
Er voeren ook kinderen van 14 à 15 jaar mee. Eén van hun taken was om te zorgen voor het hondje aan boord. Deze hond werd in het water gegooid om mee te helpen als de kabeljauw die aan de kollijn hing moeilijk binnen te halen was. Het jongetje moest dan nadien zorgen dat de hond goed afgedroogd en opgewarmd werd.
Typisch voor Koksijde en Oostduinkerke zijn de garnaalvissers te paard. Vroeger werden hiervoor geen Brabantse trekpaarden gebruikt zoals nu, maar gewone trekpaarden. Deze vissers waren ook landbouwers, dus ze hadden een paard. Nu zijn er nog steeds paardenvissers in Oostduinkerke. Er zijn daar geen golfbrekers op het strand waardoor er geen belemmering is voor het vissen te paard. Een visbeurt duurt 6 uur en houdt een ganse procedure in die start met het optuigen van het paard tot de visser terug thuis is en de garnalen gekookt zijn en het paard is afgetuigd. Vroeger werd er ook met ezels gevist.
De garnaalvissers te paard uit Oostduinkerke zijn sinds 4 december 2013 door de Unesco opgenomen in de “Representatieve lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed van de mensheid”. Nu zijn er nog 16 garnaalvissers in Oostduinkerke. Zij doen dit als hobby, want er van leven kan niet. Het brengt ook kosten met zich mee: er is een paard en heel wat materiaal voor nodig.
De garnaalvissers te paard zijn ambassadeurs voor Koksijde-Oostduinkerke. Rond 1950 waren er nog niet veel toeristen. Er waren toen ook nog maar 2 à 3 garnaalvissers. Om toeristische reden werden in 1950 garnaalfeesten georganiseerd met een stoet. Deze garnaalfeesten gaan nu nog altijd jaarlijks door in juni. In de zomerperiode zijn er ook geregeld demonstratieritten voor toeristen door de garnaalvissers te paard. De garnaalvissers waren ook een inspiratiebron voor kunstschilders. De spreekster toonde ook enkele schilderijen met strandvissers te voet, die in de duinen op weg waren naar het strand.
Nieuwpoort is de enige gemeente aan de Westkust die een haven heeft en die reeds actief was vanaf de 12de eeuw. Nu zijn er nog maar 2 vissersvaartuigen in Nieuwpoort. Op foto’s was te zien dat dat er vroeger veel meer waren. Nieuwport had ook een visverwerkende nijverheid. Deze was eerst ontstaan in Brugge en nadien in Nieuwpoort. Dit omvatte o.a. een sprotrokerij, een conservenfabriek en een haringrokerij. Bij het roken van vis zorgde de meesterroker voor de samenstelling van de houtsoorten voor het vuur. Van de omwonenden kwamen er klachten over de geur. Aanvankelijk bevonden de rokerijen zich binnen de stad, nadien vestigden ze zich erbuiten. De visverwerkende nijverheid verschafte werk aan de vrouwen en kinderen.
De gerookte sprotjes werden in mandjes gelegd en met een hondenkar naar de markt gebracht.
Andere activiteiten in verband met de visserij waren het breien van netten en de activiteiten in de Nieuwpoortse vismijn. In de vismijn werkten vaak vissers die niet meer konden gaan vissen of met pensioen waren. Een speciaal beroep in de vismijn was de vislosser. Andere functies waren: directeur, afroeper, schrijver en tegenschrijver.
Hierbij sloot Ineke Steevens haar lezing af, gezien de voorziene tijd ondertussen verstreken was. De rest van het verhaal, van de Middenkust tot de Oostkust, zal voorzien worden in een latere lezing voor de Sint-Guthagokring.
Noël Geirnaert bedankte de spreekster voor dit interessant stukje sociale geschiedenis, geïllustreerd met prachtige foto’s. Vervolgens werd de voormiddag afgesloten met een drankje aangeboden door Museum Sincfala.
Verslag: Marc De Meester
Foto's: Etienne Decaluwé
Praktische informatie
Lezingen zijn gratis voor leden van Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago.
Niet-leden betalen 3,50 euro, bezoek aan het museum inbegrepen.
Na de lezing bieden we je een drankje aan.
Sincfala, Museum van de Zwinstreek
Pannenstraat 140, 8300 Knokke-Heist.
Tel. 050 530 730 Dit E-mail adres wordt beschermd tegen spambots. U moet JavaScript geactiveerd hebben om het te kunnen zien.
Parkeergelegenheid
Op de speelplaats van de gemeentelijke basisschool Het Anker, bereikbaar via de Felix Timmermansstraat nummer 37 (klik op de foto voor Google streetview)