Lezing gegeven door Prof. Dr. Tim Soens

Zondagbabbel 2023 03 19 loresWaar: Hoofdbibliotheek Scharpoord

Droogte, overstromingen, pandemieën, hongersnood... natuurrampen lijken frequenter en intenser dan ooit. Maar is dat ook zo? Historici vinden altijd wel één ramp die nog groter en verwoestender was. In deze lezing duiken we in de tragische, maar ook fascinerende geschiedenis van natuurrampen.

Van de Grote Middeleeuwse Hongersnood (1315-17) over de mega-droogtes van 1540 of 1857-58 tot de stormvloeden van 1404 tot 1953 staan we stil bij de vraag waarom mensen kwetsbaar waren voor natuurrampen. Natuurextremen hebben we immers niet in de hand, maar wie kwetsbaar is en wie niet, is doorgaans het gevolg van heel concreet menselijk handelen.

PRAKTISCHE INFORMATIE

  • Inschrijven op T 050 630 430 of via het onthaal van Cultuurcentrum Scharpoord.
  • Lezingen zijn gratis voor leden van Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago.
  • Niet-leden betalen 3,50 euro
  • Na de lezing biedt het gemeentebestuur je een drankje aan in CaféCultuur.

Verslag - Iets nieuws onder de zon? Natuurrampen door de eeuwen heen

Voor deze lezing schreven 80 mensen en kwamen er nog 3 geïnteresseerden extra opdagen. Erevoorzitter Eric Huys leidde de spreker professor dr. Tim Soens als volgt in:

Vrienden van Sint-Guthago, dames en heren,

Het is voor onze Geschied- en Heemkundige kring Sint-Guthago een eer en genoegen om u professor Tim Soens voor te stellen.

Het is niet de eerste keer dat de professor voor ons een uiteenzetting geeft. Tijdens de plechtige viering van het 50-jarig bestaan van Sint-Guthago op 28 maart 2009, in het stadhuis van Damme, was hij één van de gastsprekers. Bij zijn antwoord op de uitnodiging schreef hij o.a. het volgende: “hartelijk dank voor de uitnodiging! Rond de Poldertorens was voor mij een belangrijke inspiratiebron bij het schrijven van mijn proefschrift. De vele artikels en monografieën van onder meer Maurits Coornaert hebben mij op heel wat ideeën gebracht en behoren ook vandaag nog tot de meest gedetailleerde en nauwkeurigste studies over het poldergebied (ook al evolueren we natuurlijk...). Zijn lezing gaf een nieuwe visie op het ontstaan van de Blankenbergse dijk weer. Daarnaast leverde hij een artikel voor rond de Poldertorens, met als titel Van de Graafjansdijk tot de Grote Polderboer. Vijf mythes rond middeleeuwse polders en wateringen kritisch doorgelicht.

Tim Soens promoveerde over Waterbeheer in een veranderende samenleving. Een ecologische, sociaal - economische en politiek - institutionele studie van de wateringen in het Vlaamse kustgebied in de overgang van de Middeleeuwen naar de Moderne Tijden. Testregio: het Brugse Vrije’. Zijn doctoraat werd in boekvorm uitgegeven met als titel SOENS Tim, De spade in de dijk? Waterbeheer en rurale samenleving in de Vlaamse kustvlakte (1280-1580), Gent, 2009, XIX, 359 p.

Tim Soens (°1977) is hoogleraar middeleeuwse en milieugeschiedenis aan de Universiteit Antwerpen. Tim Soens is een expert in landschaps- en milieugeschiedenis, met specifieke nadruk op - klimaatgeschiedenis (kleine ijstijd tot antropoceen) - kust- en rivierlandschappen - wetlandbeheer - stedelijke wateren - traditionele landbouw - natuurrampen, risico's en hun beheer - stedelijk voedsel bevoorrading en de rol van stadslandbouw en stedelijke commons in stedelijke voedselvoorziening - evolutie van stedelijke en landelijke landschappen (met behulp van historische GIS) - evoluties van ongelijkheden op lange termijn

Aan het Centrum voor Stadsgeschiedenis leidt hij een onderzoeksteam

- ENVIRHUS: Onderzoek naar de wisselwerking tussen Milieu en Maatschappij, van de Middeleeuwen tot heden.
Een centrale plaats in zijn onderzoek is weggelegd voor de geschiedenis van natuurrampen, waarbij hij onderzoekt waarom mensen kwetsbaar zijn voor overstromingen, hongersnoden, epidemieën en dergelijke meer.

- AIPRIL: Het Antwerps interdisciplinair Platform voor Onderzoek naar Ongelijkheid. Ongelijkheid en armoede spelen een belangrijke rol in die kwetsbaarheidsanalyse. Vanuit AIPRIL onderzoekt hij of minder ongelijke samenlevingen beter bestand zijn tegen crisissen.

- EPIBEL: Epidemieën en ongelijkheden in België, van de pest tot Covid 19. Dit is een samenwerkingsverband tussen verschillende universiteiten voor interdisciplinair onderzoek naar alle aspecten van pandemieën, epidemieën en besmettelijke ziekten in België, zoals pest, dysenterie, tyfus, cholera, Spaanse griep, Corona, enz.

Droogte, overstromingen, pandemieën, hongersnood… natuurrampen lijken frequenter en intenser dan ooit. Maar is dat ook zo? Historici vinden altijd wel één ramp die nog groter en verwoestender was. In deze lezing duiken we in de tragische, maar ook fascinerende geschiedenis van natuurrampen. Van de Grote Middeleeuwse Hongersnood (1315-17) over de mega-droogte van 1540 of 1857-58 en uitbraken van pest, dysenterie en cholera, tot de stormvloeden van 1404 tot 1953 staan we stil bij de vraag waarom mensen kwetsbaar waren voor natuurrampen. Natuurextremen hebben we immers niet in de hand, maar wie kwetsbaar is en wie niet, is doorgaans het gevolg van heel concreet menselijk handelen.

Vervolgens kwam Tim Soens zelf aan het woord.

lezing natuurrampen 1Historici volgen de tijdsgeest en zijn nu dus ook geïnteresseerd in klimaatverandering en natuurrampen. Bovendien kan geschiedenisonderzoek in deze nuttig zijn: door extreme weersomstandigheden in een historisch perspectief te plaatsen kunnen ze beter begrepen worden. In juli 2021 viel er een waterbom die 40 doden in de vallei van de Vesder en 180 doden over de grens in Duitsland eiste. Het was niet de eerste rivieroverstroming in het Luikse. Vloedmerken, strepen op een zuil, in de Luikse kathedraal herinneren aan de hoge waterstanden van 1571, 1643, 1760, 1850, 1926. Eén keer per eeuw was er dus ‘une grande crue’. Die werd in het collectief geheugen gegrift door die memoriezuil en doordat ouders en grootouders hun herinneringen doorgaven. Tussendoor waren er kleinere rivieroverstromingen. Mensen waren dus gewaarschuwd dat er overstromingen konden plaatsvinden. Dat de waterbom in 2021 zo’n ravage kon aanrichten houdt verband met hoe de omgeving door de mens werd heringericht. Volgens de Ferrariskaart van 1777 was er weinig bebouwing in Trooz. Zeker niet in het kleine gehuchtje met de veel betekenende naam Brouck. Dat drassig land lag in de winterbedding van de Vesder. De kaart van 1939 toont een ander beeld: in de vallei loopt een spoorweg, één van de vroegste van het land uit 1840, er staat de grote zinkfabriek Nouvelle Montagne en in de rest van de vallei is er veel bewoning gekomen. De fabriek heeft een grote en constante watertoevoer nodig. Daartoe werd de Vesder gekanaliseerd en in 1878 het stuwmeer van Gileppe aangelegd. Door deze menselijke ingrepen waren de gevolgen van de waterbom zo desastreus. Men had het kunnen weten, want de geschiedenis leert dat er vroeger om de 10 jaar een kleine overstroming en om de 100 jaar een grote was. Een oplossing is niet makkelijk: de afbraak van de zinkfabriek zou een milieuramp betekenen en de bevolking zou moeten verhuizen.

Droogtejaren vormden vroeger geen structureel probleem. Zo was er volgens een geschreven bron in 1540 zo weinig neerslag dat men de Maas te voet kon oversteken, maar het was ook een goed wijnjaar en 1540 had een grote graanoogst. Problemen komen er pas als de mens rekent op een constante watertoevoer. Zo is sinds 1930 de provincie Antwerpen voor haar watervoorziening afhankelijk van het Albertkanaal dat gevoed wordt door de Maas. Als door te weinig regen de Maas droogvalt, komt de drinkwatervoorziening in het gedrang.

lezing natuurrampen 2Bosbranden probeert men te beperken door ingrepen als brandgangen. Daardoor zijn de frequente branden uitgeschakeld, maar als er dan een grote brand uitbreekt is die veel verwoestender doordat de er teveel kreupelhout in het bos ligt. Beter is mee te werken met de natuur door om de 30 jaar een kleine brand te laten woeden, zodat de grote brand die eens om de 100 jaar woedt, niet veel verwoestender is. Dat blijkt uit de studie van de dendrochronologie: jaarringenonderzoek van eeuwenoude bomen uit het Sequoia National Park in de VS, wijst uit dat zulke oude bomen om de dertig jaar een zwart geblakerde jaarring hadden, maar dat ze die brand doorstaan hadden. Nu moest men de General Sherman, een sequoia van meer dan 2000 jaar oud en 31 m omtrek, afschermen met brandwerende folie om hem te beschermen tegen de uitzonderlijk grote brand van 2021.

Misoogsten waren meer het gevolg van oorlog dan van natuurrampen. Overvloedige regen was meer verantwoordelijk voor misoogsten dan droogte. Gemiddeld was er om de zeven jaar een misoogst. Eén keer per eeuw was er een zeer grote. In de Grote Middeleeuwse Hongersnood (1315-17) daalde de oogst met 40%. Normaal was 10% voorzien voor zaaigoed en amper 20% voor de verkoop; die viel weg bij een verlies van 40%. De grote hongersnood van 1847 die in Ierland het bevolkingscijfer met 20% deed dalen – deels door sterfte, deels door emigratie – was het gevolg van de monocultuur van aardappels die dat jaar geplaagd werden door een schimmel. Ook in Zuid-West-vlaanderen was er grote hongersnood omdat daar de keuterboeren ook eenzijdig op aardappels overleefden.

lezing natuurrampen 3De aardbeving van Allerheiligen 1755 in Lissabon was des te verwoestender vanwege de stadsbrand die uitbrak omdat er op die feestdag overal kaarsen brandden. Voltaire beschreef in zijn roman Candide hoe de bevolking de ramp zag als een straf van God i.p.v. als een natuurramp. De heropbouw werd evenwel op een heel rationele manier aangepakt door markies Pombal: hij hief belastingen, zocht hulp in heel Europa, liet de koning het rampgebied bezoeken en liet de gebouwen heroprichten met een aardschokbestendige houten frames.

Stormvloeden tenslotte kwamen in de Zwinstreek veel voor. De kaart van het Brugse Vrije van Pourbus uit 1572 toont de vele dijken als witte lijnen. De rechte lijn van de Evendijk langs de kust toont op verschillende plaatsen een kleine halve cirkel. Het zijn herstellingen na een dijkdoorbraak, de zgn. wielen. De impact van die overstromingen waren eerder beperkt omdat er voor die dijken nog een schorrenvlakte lag en erachter slapende dijken die de overstroming tegen hielden.

Op de overstroomde akkers werd een jaar zoutminnende planten als koolzaad geplant. De bewoning lag niet meteen achter de dijk en als een dorp toch overstroomde, werd het een eind verder heropgebouwd; Oostende werd in de middeleeuwen twee maal verplaatst. Er was een ‘amfibische’ samenleving: de bevolking leefde mee met het water. Vanaf de 16de -17de eeuw verandert de relatie met de zee: er wordt zwaar geïnvesteerd in grotere, ‘onbreekbare’ dijken die moeten bestand zijn tegen de grootste stormvloeden. Het vertrouwen in die bouwwerken van ingenieurs is zo groot dat meteen achter de dijk wordt gebouwd zoals de vesting van Oostende. Als die dijken toch breken is de impact veel groter.

Het punt dat Tim Soens wou maken is dat natuurrampen van alle tijden zijn. Wat wel veranderd is, is de wil van de mensen om ze te onderdrukken. Dat lukt bij de frequente kleinere rampen, maar als een zeer grote overstroming, bosbrand, droogte toeslaat, is de samenleving niet meer voorbereid en is de impact grootschalig rampzalig.