De metamorfose van een (h)echte volksbuurt

Rita Vandewalle

Ooit hoorde ik als kind mijn vader zeggen: “dit is een straatje zonder eind!”

Ik pijnigde mijn hersenen om die woorden te begrijpen, maar als Grote Mensen spraken, moest je zwijgen ... in die tijd.

Dus dacht ik met naïeve logica, dat hij het over de “Moefe” had. Dit steegje had inderdaad geen doorgang. Later in de lessen van ‘straatnamen’ leerden wij historisch MOEFE: Eerste melding in 1885. Aangelegd in 1880 na bouw van werkmanswoonsten aan één zijde uit moeffen van de oude kerk van Heist.

Tot de jaren zestig een binnenstraatje zonder verbinding naar de Knokkestraat.

Maar de sfeer opsnuiven, of de bewoners met pit horen vertellen, leer je in geen enkele school, in geen enkel boek. Daarom ging ik te rade bij Angèle Van Beveren. Zij heeft er immers haar jonge jaren doorgebracht.

“Angèle, wie woonde er in de Moefe rond 1930?”

En meteen kreeg ik een keurige lijst van alle mensen die naast elkaar leefden en streden.

“Maar armoede is niet altijd een synoniem van verdriet”, opperde Angèle. “De mensen waren veel vriendelijker voor elkaar, er was geen jaloezie, en hulpvaardigheid was troef.”

Na een uurtje gezellig keuvelen met Angèle, kon ik mij een beeld vormen van de échte “Moefe”.

In hun eigen leefwereld probeerden de buren op goede voet met elkaar om te gaan. Amper 3 meter breed, stelde hun straatje niet veel voor, en toch slaagden zij erin om op warme zomeravonden hun eigen dansfeest te creëren.

Dit ging zo:

Er stond één zitbank buiten, en dit was de rustplaats voor de ouderen. Eén lage verlichtingspaal (blaker met lamp) zorgde voor de sfeer, en toen kon de avond niet meer stuk. Albert Pauwaert speelde op zijn mondharmonika en dan mochten de jongeren hun benen uitslaan op de maat van de muziek.

Maar de oorlog brak uit, en Albert kende slechts één lied “It’s a long way to Tipperary”. Maar een engels lied in een wereld vol duitsers, zeg nu zelf, dit kon toch niet!

Voor de Moefenaars was dit echter geen probleem.

Want rechtover de Moefe in de Pannestraat woonde Theodoor Neyts. (Banane - nu ongeveer 98 jaar)

En als de duitsers in aantocht waren zag hij ze het eerst. Dan sloot hij ongemerkt zijn gordijn als een sein : “vlug iedereen naar binnen”. En die van de Moefe staakten hun dans en stoven kris-kras in huis. Daar wachtten ze op het volgende signaal, want als het gordijn weer open ging was de kust veilig, en kon het plezier herbeginnen.

Maar ook een doordeweekse dag was rijk aan contacten door hun gezamenlijke bezigheden.

Men leefde de helft van het jaar buiten de deur. Netten breien, garnalen pellen, mosselen plukken... Zelfs de kinderen droegen hun steentje bij, door ergens te velde aardappelen en aren (houtjes) te rapen!

Want niets maakt zó vindingrijk als de strijd om het dagelijks brood.

Elk gezin had een ‘koer’ achteraan met een henneperk. Ook een met de hand geschrobde was en een lijn droogvis, wapperden broederlijk naast elkaar in de zomerwind.

De vrouwen gingen te voet naar Duinbergen om er villa’s te gaan kuisen. De opkomst van het toerisme betekende voor de kustgemeente immers een bijkomende bron van inkomsten.

Het leven was simpel in haar eenvoud, net zoals het nu zo moeilijk is in haar overvloed!

Kinderen werden thuis geboren met de hulp van Sophie Dyserinck (tante van Angèle). Ze gingen spelen bij de smidse van Gustaaf Bogaert, tot Siska ze ging verjagen.

Siska wist nochtans dat ze er morgen, en elke nieuwe morgen wéér zouden zijn, omdat de bedrijvigheid hen aantrok als het énige evenement in hun buurt.

Als voorbijganger wist je nooit wie waar woonde, want iedereen liep bij elkaar in en uit om te helpen... Er was altijd wel iemand die kon behangen, een gevel schilderen, of andere karweitjes opknappen.

Zij woonde in het midden van het straatje. Iedereen kende haar, en zij kende iedereen. En ik weet dat mijn moeder met humor kan vertellen over Brillantine.

Een markante figuur te Heist. Ze was afkomstig uit Lapscheure en gehuwd met Cyriel Slabbinck. De arme man had niets te zeggen thuis, want Brillantine zwaaide de scepter!

Ze leurde om beurten met okkernoten, prei, palm en andere kleine snuisterijen. Als ze op haar ronde was op de boeren buiten “vond” ze veel.

Zo belandde ze eens op een hoeve waar de hennen vrij rondliepen. Bliksemsnel graaide ze een kip, draaide zijn kop af en verborg hem in haar tas. Die tas droeg ze altijd onder haar rok. Maar ze had buiten de waard gerekend, want de boer had het schouwspel gezien!

Niettegenstaande haar overtuigend argument dat het dier haar aangevallen had, moest ze de kip teruggeven. En vooral maken dat ze van het hof verdween... Te voet, met haar mand aan de arm legde ze veel kilometers af door de polders.

Héél dikwijls deed ze auto-stop, en talrijke bestuurders namen haar nietsvermoedend mee. Eenmaal in de wagen begon zij “geurtjes” te verspreiden, tot ergernis van de chauffeur die dan achteraf grondig zijn auto moest luchten!

Van plaatselijke handelaars kreeg ze voedingswaren mee naar huis. Daar konden ze rijkelijk van eten, want het geld ging in de kous. Ze kon goed potten.

Ik weet niet hoe het kwam maar ze had een speciale band met mijn vader. Hij deed regelmatig karweitjes voor haar, en ze kon hem zó manipuleren dat hij al het metselwerk gratis deed. Natuurlijk zorgde ze ervoor dat zijn glas altijd gevuld bleef, tot grote ergernis van mijn moeder.

Op een dag belandde ze in het ziekenhuis. Toen mijn ouders op bezoek gingen herkenden ze haar niet meer... De zusters hadden haar een bad gegeven. Vooral haar vettige haren, die ze altijd inwreef met ‘smout’, waren fris gewassen. Mijn moeder naaide toen twee hemden voor haar, omdat zo’n grote maat niet in de handel verkrijgbaar was.

Mijn meter Mevrouw Hilaire Vandewalle “Leitje Deckers” die zeer goedhartig was, vroeg aan mijn moeder: “nu ze in het ziekenhuis ligt, zou jij haar matras eens willen verslaan?” Die bijna onmogelijke klus - mijn moeder had zelf 9 kinderen - beloofde ze toch te doen in haar schaarse vrije tijd.

In dit kleine huisje begon mijn moeder met engelengeduld aan haar ‘kiese’ taak. René Meire had haar zijn machine geleend om de wol door te steken. De hoes werd gewassen, en uiteindelijk heeft mijn vader dan samen met René Meire het werk afgemaakt.

Want mama zat ... onder de vlooien!

Teneinde Brillantine een warme thuiskomst te geven, heeft mijn moeder dan toch nog het huisje gekuist, en het bed opgemaakt.

Ze kwam veel bij ons over de vloer, en als kind zag ik haar graag komen tijdens het okkernoten-seizoen. Met veel poespas telde ze de okkernoten, maar je kon er donder op zeggen, dat haar telling altijd verkeerd was, maar dan wel in ons nadeel.

Als ze op het middaguur kwam zei mijn vader altijd: “we zetten wel een bord bij”. Dan zag je mama met ingehouden woede een bord uit de kast gritsen. Op zo’n moment konden haar ogen vuur spuwen, want dan wist ze dat - wij kinderen ons bord niet zouden leegeten.

Maar christelijk als mama was zou ze zoiets nooit toegeven. Maar of het allemaal van harte was, betwijfel ik nu nog!

Herinneringen, je kunt er niet om heen.

En net zoals het lelijke eendje verandert in een sierlijke zwaan, of de rups in een kleurrijke vlinder, zo ‘groeide’ de Moefe van voetpad naar brede laan.

Maar het is nog zéér de vraag in welke gedaante ze ons het liefste was...

Bewoners MOEFE 1930

Nr. 3 Vandepitte Altons - De Buck Augusta 7 kind. Pittens
Nr. 4 Van Dierendonck Frans - Lams Madeleine 2 kind. Kop v.d. Brugse
Nr. 5 Vandepitte Maurice - Slabbinck Bertha 3 kind.  
Nr. 6 De Groote Isidoor - Beirens Aline 8 kind.  
Nr. 7 De Meulenare Dominne - De Voogt Melanie 4 kind. Mille Soepe
Nr. 8 Louis Degroote (De Boer); Later Vanden Abeele - Vandierendonck Esther 4 kind. Esther Pinte
Nr. 9 Savels Constant - Martony Stefanie 8 kind. Stefte Pulle
Nr. 10 Niet bewoond. Onbekend.    
Nr. 11 Slabbinek Cyriel - Cousemaeker Brillantine   Tiene
Nr. 12 Vlietinck Vantorre    
Nr. 13 Dejaeger Albert - Hoozee Laura 2 kind. Bér Jagers
Nr. 14 Van Beveren Arthur - De Vos Jacoba 5 kind. Petatje
Nr. 15 Blommaert Jan - Devoogt Rozalia 8 kind. Jan Tap
Nr. 16 Pauwaert Albert - Vlietinck Alice 3 kind. Tjettie
Nr. 17 Desmidt Frans - Virginie 4 kind. Scharretjes
Nr. 18 De Duytsche Jules - Vanhove Virginie 10 kind. Veze Dutsche
Nr. 19 De Groote Gerard - De Duytsche Marie 2 kind. Kote
Nr. 20 Dhondt Prosper - De Duytsche Judith 4 kind. Baron
Nr. 21 De Vos Jerome - Schoones Katrien 5 kind. Vostje
Nr. 22 Moeder Phileminne; Later Vanden Abeele Jet Vermeulen Barbara   Mr. Chefs

 

De gronden in de Moefe behoorden toe aan de Heer Waege Gustaaf en Lisa, die in het huisje woonden vooraan.

DE MOEFE

De Moefe waar ik ben geboren

Waar eens mijn wiegje heeft gestaan

Mijn hart zal steeds aan U behoren

Al ben ik er reeds lang vandaan

Nooit zal ik de Moefe kunnen vergeten

De mensen waren er steeds tevree

Als ik er doorga in mijn gedachten

Zeg ik dan ‘Dag Moefe

Geluk en tabee!

Angèle Van Beveren

De metamorfose van een (h)echte volksbuurt

Rita Vandewalle

Heyst Leeft
1992
03
009-012
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:38:19