Over de plaatsnamen Zwin (Zwijn) en Zinkval

Prof. IE. De Langhe

De klinker in de plaatsnaam Zwin is, zoals trouwens nog steeds volgens de West-Vlaamse uitspraak, oorspronkelijk een scherpe i (West-Vlaamse ij). Daarom schrijven wij liever Zwijn dan Zwin. Het is een oeroud woord, dat blijkens zijn datief (plaatsnaamval) Zwene en meervoud Zwenen behoort tot een Germaanse en Indo Germaanse wortel met z.g. ablaut, d.w.z. met typische klankwisseling, kenmerkend voor de taal van onze verre voorouders, waaruit niet alleen de Germaanse, Latijnse en Keltische, maar ook de Slavische en talrijke andere talen volgens de bekende taalwetten geëvolueerd zijn. Het woord staat aldus in verband met een oud, sinds lang verdwenen werkwoord swinen (zwijnen) (= verzwakken, verdwijnen) (34), nevenvorm van zwijmen (inbezwijmen). Andere woorden horen hier eveneens thuis: zweem, verzwinden, e.a. De Germaanse wortel is swi-. De algemene betekenis is "verdwijnen". Kortom, een Zwijn is een kustgeul of kreek waarin de waterstand periodisch "zwijnt", d.w.z. afneemt, daalt bij eb, om daarna weer te stijgen bij vloed.

Voor de plaatsnaam Zinkval, naam van een geul in de Zwijndelta, reeds bekend uit de 13de eeuw, werd tot nu toe, ondanks vernuftige pogingen, geen bevredigende verklaring gevonden. De reden daarvoor is m.i. het feit dat men het probleem te uitsluitend van taalkundige, niet van technische zijde heeft willen benaderen. Ik zal hier verder aantonen dat de technische benadering van het Zinkval-probleem leidt tot een eenvoudige, ongekunstelde verklaring.

Een hydrografisch systeem van geulen en kreken met periodiek dalende en stijgende waterstand in een gebied van slikken en schorren is een dynamisch evenwichtig, geleidelijk evoluerend systeem met zandafzetting in de kreken en slibafzettingen of veenvorming op de platen. Brutale veranderingen treden slechts na vrij lange perioden van langzame evolutie op. Door het opwerpen van dijken voor het winnen van polders, het afdammen of afsluiten van geulen en kreken, het rechttrekken van waterlopen wordt dit systeem gestoord, onevenwichtig en labiel gemaakt, vooral in vroegere tijden toen de ingrepen niet plaatsvonden na grondig voorafgaand onderzoek. De natuur probeert dan het evenwicht te herstellen, vaak op brutale, rampspoedige wijze, zodat de mens voortdurend op zijn hoede moet zijn en maar al te vaak er niet in slaagt rampspoed te voorkomen. Dijken worden doorbroken en afgeslagen, polderland wordt onder water gezet, boerderijen en dorpen worden verzwolgen, mensen en dieren verdrinken.

Beekman beschreef 100 jaar geleden op meesterlijke, onovertroffen wijze in zijn boek "Nederland als Polderland" (35) de voornaamste oorzaken van die rampspoedige gebeurtenissen, nl. dijkdoorbraak, oververschuiving en val. Het catastrofale, meest gevreesde verschijnsel is de val. Wat hier volgt is een samenvatting van Beekmans beschrijving.

Over dijkdoorbraak en overafschuiving moet ik niet uitweiden. Een val is iets totaal anders, nl. een aan de geaardheid van de betrokken gronden te wijten verschijnsel. Bij hoge steile oevers dringt het water gemakkelijk in losse grondmassa's, waardoor een vloeibaar mengsel, een "pap" van water, slib en zand of schelpgruis wordt gevormd. Wordt het evenwicht in die massa verbroken door verandering van de druk in de omringende grond en het omringende water, dan glijdt ze weg en storten de hoger liggende klei-, zand en veenlagen na. Dit is een z.g. val. Een binnen het valbereik liggende dijk kan eveneens worden meegesleurd: dit is een dijkval.

Vroeger, toen men het wezen van het valverschijnsel niet kende en men niet over de middelen beschikte om het te bestrijden, wierp men achter de bedreigde dijken z.g. inlaagdijken of inzeten op. (36). Bij val werd na het instorten van de buitendijk vaak ook de inzete opgeruimd. In de polder tussen de buitendijk en de inzete liggende hofsteden, wijken en dorpen werden verzwolgen. Mensen en dieren verdronken. Aldus werd de Honte, aanvankelijk een vrij smalle kuststrook, tot de huidige brede zeeboezem verbreed.

Pas in de 17de eeuw is men begonnen dit vreselijke verschijnsel te bestrijden door de bedreigde onderzeese oevers met uit rijshout bestaande zinkstukken te bedekken en deze met steenpuin te verzwaren. Deze uiteraard goede maatregel hielp echter weinig of niets, omdat men niet genoeg kon bekleden en bestorten wegens de enorme kosten.

En zo komen wij tot de Zinkval. Dit was, evenals de Honte, oorspronkelijk een vrij smalle kustgeul, die door opeenvolgende vallen, zinkvallen, aan beide oevers werd verbreed. Zinkval, naam van het rampspoedig verschijnsel, overgegaan op de waterloop. Zinkval: door vallen weggezonken, ingestorte, weggeschoven oever en daardoor verbrede geul.

Voetnoten

  • 34. Zie o.a. De Vries-De Tollenaere, Etymologisch Woordenboek.
  • 35. A. Beekman, Nederland als Polderland, 's Gravenhage, 1910
  • 36. K. De Flou, Woordenboek der toponymie van Westelijk Vlaanderen enz., Gent-Brugge, 1914-1938, VI, kol. 869-870.

Over de plaatsnamen Zwin (Zwijn) en Zinkval

J.E. De Langhe

Rond de poldertorens
1992
01
019-020
Mado Pauwels - Leonore Kuijken
2023-06-19 14:39:17