Mude verwierf stadsrechten in 1242

M. Coornaert

2016 01 14 120816Omwille van het feit dat een strook van de parochie St.-Anna-ter-Mude in 1662 definitief bij de parochie Westkapelle werd gevoegd, hebben we in onze studie "Westkapelle en Ramskapelle" enkele pagina's gewijd aan de topografie van Mude. Het grondgebied van de latere parochie Mude viel aanvankelijk onder de parochie Westkapelle, die zelf uit de moederparochie Oostkerke voortgekomen was. De uiterste oostgrens van Westkapelle bestond ca. 1200 uit de Oostdijk van de Greveninge-polder, die reikte tot aan de "mude", d.i. de plaats waar het Zwin in de Zinkval uitmondde. De hoek "ter mude" vormde toen een geschikte aanlegplaats voor vissers en schippers, die de Zinkval en het Zwin bevoeren.

De aanlegplaats "ter Mude" won aan betekenis als vissersdorp en handelsplaats, bij zoverre dat de graven in 1242, uit de uiterste oosthoek van de toenmalige parochie Westkapelle, het dorp "ter Mude" met de omringende grond afscheiden, en daar een stad stichtten. Die stad kreeg een beperkt grondgebied toegewezen.

Enkele decennia later - zeker voor 1324 - werd een grotere oppervlakte uit Westkapelle genomen, en ingericht als de parochie St.-Anna-ter-Mude. In de boven vermelde studie situeren we de grens van de oorspronkelijke parochie Mude.

Het charter uit 1242

Coutume de Mude, Charte de privilèges de la commune de Mude

"Thomas, Flandriae et Hanoniae comes, et Johanna, uxor eius, Flandriae et Hanoniae comitissa, universis presentes litteras inspecturis salutem in vero salutari. Universitati vestrae notum facimus quod apud Mudam fecimus francam villam, et concessimus omnibus illis de Muda scabinagium et legem villae Brugensis infra quatuor cruces, quas poni fecimus, tam in terra quam in aqua, a cruce occidentali directo tramite per medium aquae versus Laepscuere, secundum quod villa se extendit versus orientem et septemtrionem,

Et concessimus eisdem quod nullus sit ballivus in dicta villa ex parte nostra, qui de villa sit oriundus, vel qui uxorem habuerit de ispa villa oriumdam; et quod obsides pacis qui in villa praedicta capientur, per scabinos in ipsa villa servabuntur; et quod nullus sit praeco in villa, nisi quem nos posuerimus ex parte nostra.

Quitamus etiam praesentium testimonio litterarum penitus et absolvimus universos infra dictum scabinagium de Muda manentes, cum bonis ipsorum, ab omni theloneo infra villam ipsorum videlicet Mudam, infra villam nostram de Dam, et undique infra portum qui vulgaliter appelletur Zincval, apud Novum Portum a modo usque in perpetuum, sine aliqua contradictione, ab omni thelonei impetitione quiti sint et absoluti in universis locis superius nominatis, ubi praedictos sive bona ipsorum venire contigerit.

Hanc legem, consuetudinem et libertatem ipsis bona fide iuravimus observandam. Actum anno Domini millesimo ducentesimoquadragesimo primo, mense martio".

Vertaling van de oorkonde

Thomas, graaf van Vlaanderen en Henegouwen, en zijn vrouw Johanna, gravin van Vlaanderen en Henegouwen, groeten oprecht allen die dit document zullen lezen. We laten weten aan uw gemeenschap dat we in Mude een vrije stad gemaakt hebben, en dat we aan alle bewoners van Mude het recht op een schependom (zoals dit) van Brugge toegestaan hebben. Dit recht ligt binnen de vier kruisen, die we zowel op het land als in het water lieten plaatsen: de grens loopt vanaf het westelijke kruis tot midden in het water, het Zwin, dat langs de kant van de parochie Lapscheure vloeit, zover het stadsgebied zich langs de oost- en de noordzijde uitstrekt.

We stonden hen ook toe dat er in de bedoelde stad geen baljuw van onzentwege zal gesteld worden, die uit die stad voortkomt, of wiens echtgenote uit die stad afkomstig is; dat gijzelaars die in de bedoelde stad zullen genomen worden, in de stad zelf door de schepenen zullen bewaakt worden; dat er in de stad geen amman zal aangesteld worden, tenzij degene die we er van onzentwege zullen stellen.

Op het gezag van het onderhavige charter, maken we alle bewoners van het schependom Mude en hun goederen helemaal vrij van elke tolheffing binnen hun eigen stad, nl. Mude, binnen onze stad Damme, en overal binnen de haven die men algemeen de Zinkval heet, evenzo in Nieuwpoort en in Duinkerke.

We willen immers dat alle burgers van Mude, vanaf het huidige moment tot in de eeuwigheid, zonder enige tegenspraak, in alle boven genoemde plaatsen helemaal ontslagen zijn van elke eis om tolgeld te betalen, wanneer het gebeurt dat de bedoelde burgers van Mude of hun goederen daar aankomen.

We zweren dat we het bewuste gewoonterecht en de bedoelde vrijheden getrouwelijk tegenover hen moeten in stand houden. Geacteerd in de maand maart van het jaar des Heren 1241 (= 1242).

Volgens de tekst van de oorkonde lieten de graven vier kruispalen planten, die de grens van het stadsgebied aanduidden. In de bewuste periode werden veelal kruisen gebruikt om de grens van een bepaald gebied af te bakenen. Volgens het toltarief van het Zwin werd de zuidgrens van het grafelijke tolgebied aangegeven door middel van een kruispaal. Deze stond ter hoogte van de watermolen, die zich 1 km ten zuiden van Damme langs de nieuwe Reie bevond. Anderzijds wezen kruispalen langs de Ieperleet en de Lisseweegse Watergang de grens van het schependom Brugge aan.

Het charter van 1242 beschouwt de westelijke kruispaal duidelijk als het belangrijkste baken van de vier. Volgens de “ommeloper” van de stad Mude uit 1577 werd deze 250 m ten westen van de latere St.-Anna-kerk geplant. Vanaf de bedoelde paal nr. 1 trok men een rechte lijn noordoostwaarts tot in het Zwin, d.w.z. tot in de overstroomde strandvlakte buiten de toenmalige zeewering. Feitelijk vertoont de noordoostelijke lijn een lichte knik ter hoogte van paal nr. 2, die op het noordeinde van de Nedere Heerweg stond. Vanaf dit punt loopt de grens recht naar paal nr. 3 op de dijk van de Noordpolder, d.i. de Graafjansdijk. De zuidoostelijke lijn strekt recht naar paal nr. 4 op de dijk van de Robbemoreelpolder.

We wijzen erop dat we de positie van de vier grenspalen situeren met behulp van de “ommeloper” van Mude, die ca. 3 eeuwen na het charter van 1242 opgemaakt werd, en dat in die tussenperiode de landwinning niet was blijven stilstaan. Toch moeten we bedoelde grenspaling als een vaststaand gegeven beschouwen. We kunnen immers moeilijk aannemen dat de positie van paal nr. 1, en van de twee rechte lijnen die daaruit vertrekken, na 1242 nog gewijzigd werden. Het is wel waar dat men de bewuste twee rechte lijnen zeewaarts moest doortrekken, telkens er een polder aan de zuidoost- of de noordoostzijde van het vasteland van Mude gewonnen werd. Onderwijl geraakten de oorspronkelijke houten kruispalen vervangen door paalstenen.

De keure van 1242 gaf de schippers van Mude de vergunning om, zonder enig tolgeld te betalen, met een lading binnen te lopen in hun eigen haven, in die van Damme, Nieuwpoort en Duinkerke, en in "de haven die men de Zinkval noemde". Die laatste omschrijving betrof niet de aanlegplaats van Mude of die van Damme, maar sloeg blijkbaar op het gehele vaarwater dat onder "des heren tol" viel, en dat strekte van de kruispaal bij de molen van Damme tot de Molenaarsbank en tot de Vloer. Overigens is het feit dat in de keure van 1242 alleen de kuststeden Damme, Nieuwpoort en Duinkerke vermeld worden hoogstens een aanwijzing - en geen bewijs - dat andere Vlaamse kustplaatsen, zoals Monnikerede, Hoeke, Sluis en Blankenberge, toen nog geen stadsrechten verkregen hadden.

2016 01 14 120856

Mude verwierf stadsrechten in 1242

M. Coornaert

Rond de poldertorens
1992
02
035-038
Mado Pauwels
2023-06-19 14:39:17