Wegwijs varen langs onze kusten rond 1600

Albert De Keyser

“0 stürman op ü ghetije ende vaert neempt nauwe gissinghe ler ge ü coürs goede acht ende seckere affmeetinghe en het ancker voor den boecht wel gereet en claer op dat niet door stilte en de getijen op d'bancken compt ingevaer”.

Varen op zee is nog altijd moeilijker en gevaarlijker dan het verkeer te land. Vijf, zes eeuwen terug was het verschil nog veel groter. "Even de weg vragen" was er op zee niet bij; de stromingen waren soms verraderlijk en de zandbanken onzichtbaar. De noodzaak drong zich op om de opgedane ervaring, de ingewonnen inlichtingen, de mondelinge overlevering neer te schrijven en om eenvoudige schetsen van de kust te tekenen.

Waarschijnlijk op het einde van de 14de eeuw verscheen het eerste "Zeeboek". Ook de uitgaven ervan in de 15de eeuw en in het begin van de 16de eeuw, geven slechts beschrijvingen van de kusten, de havenmondingen, de zandbanken, de stromingen en de getijen. De zeevaarder kon er voornamelijk in lezen hoe de merkpunten, zoals torens, molens en vuurbakens, voorkwamen bij een bepaalde koers.

Het oudste gedrukte Nederlandse leeskaart-boek verscheen in Amsterdam in 1532. Vanaf 1566 werden deze zee-boeken ook voorzien van schetsen van de kusten, waarop vooral de plaats en het silhouet van de torens, de molens, de vuurbakens en andere hoogten werden aangegeven.

Op het einde van de 16de  eeuw kwam de Zuid-Nederlandse cartografie tot grotere ontwikkeling. In 1583-85 publiceerde Lucas Jansz. Waghenaer uit Enkhuizen de eerste zeeatlas bevattende beschrijvingen van de zeevaartroutes en van de kusten, en tevens van een reeks echte zeekaarten, We brengen hier voor U twee paskaarten van onze kust.  

De eerste werd uitgegeven in 1587 en is nog eenvoudig van opvatting en van uitwerking. De foto ervan bekwamen wij door de Koninklijke Bibliotheek te ‘s Gravenhage (niet de Univers. Bibl. Amsterdam).

De niet gemakkelijke teksten op deze kaart werden gelezen en overgeschreven met de hulp van onze secretaris Jos Rau, die hiervoor onze dank ruim verdiend heeft.

Teksten in Vlaanderen (de nummers hebben wij bijgevoegd op de kaart)

1. Westen toren van Arenburch recht over Sinte Lambert, dan zijt ghy over dat vlack: voort gaet nae binnen toe.

2. Item als der knock (Knokke) recht buyten die binnentste hoec vant Swyn comt / dan zijt ghy neffens die Rassen die voor West Cappellen of leggen.

3. Dese Heyser (Heist) toren recht over die vierboet van Heis, ende dat kercken (kerkje) daer dat torenken af is te Blanckenburch recht over die vierboet van Blanckenburch / dan zijt ghy aen de pol; die lynie wijset u.

4. Dese Bruggelingen an die derde duyn van Heiser Vierboet, ende dat Steehuys (Stedehuis of Stadhuis) op een vadem by west aen die Vierboet van Blanckenburch: dan zijt ghi wel te weech in die Wielingen.

5. Dit torentken Derdoest op 1 vadem by west an Liswege, dan zijt ghy al aen die banck die van Blanckenburch afleydt.

6. Dit Steehuys brengt op een vadem by west, an die vierboet van Blanckenburch, al eer dat die Bruggelinghen (de torens van Brug­ge) aen die derde duin commen, dan hout (houd) dat steehuys soo staen, vry, om dat ghy over dat vlack zijt.

Teksten op Walcheren

7. Desen Abtstooren van Middelburch houdt ontrent een half vadem soo te sien / by oost / dat Steehuys / als ghy binnen die Pol zijt / ende houtse (houd ze) so staende / tot dat ghy over dat vlack zijt / voort gaet na binnen toe.

8. Dit Sieckhuys hout tusschen die ghevanghen poort ende Vlissingen tooren / dan muecht ghy (kunt gij) aen Vlaenderen niet misdoen.

9. Deze tooren van West Cappellen buyten de duyn, ende St Annen rechts buyten die binnenste hoeck vant Swyn / dan zijt ghy mid­den in die Dorloy.

Teksten in de zee

10. Oostnoordoost      

11. Noordoost    

12. Oostnoordoost

13. Rassen van West Cappellen leech water, sprinckstroom.

14. Item n/w (noordwest) van West Cappellen ontrent IJ (2) mijlen in Zee. Daer leyt die Woesterbanck ende is niet dieper op leech water dan IJ (3) vadem.
Item houdt Vlissingen o/ ende o/ ten z/ (zuidoost?) van als ghy die Doorloy in oft wt seylen wilt, seilt hierop aen sonder  schroomen.

15. Item in die Doorloy (Deurlo) is dry vadem met leech water ende sprinckstroom. Deze banck is oock derdehalf vadem diep. Comt niet eer in die Doorloy met een diep gaende schip al eer de maen z/o of n/w is eer ist geen goet ty.

16. Item als ghy van by westen comt, ende wilt met een zuyelicke wint (zuiderwind) die Wieling in seylen, so neemt die slach vant lant op 6 oft 7 vadem vry van Weynduynen / oft na dattet water hooch is, hout die slach so vry dat ghy nevens dat Swyn zijt, dan wyckt te zeewaert n/o ofte n/o te n (noordoost te noord) aen over een vloet, want dat Swyn loopt ooc op 7 vadem steec gront. Item past hier op / die Wieling is weeck steeck gront / ende die Pols syde is hart sandt gront ende die lants zyde is oock hardt.

Toponiemen

A.

Brugghe

E.

St. Annen

I.

Rassen

B.

Arenburch

F.

St. Lambert

J.

Spleten

C.

der Sluys

G.

der Knock

K.

Pol

D.

heiligen

H.

Cloot

L.

Banck

 

De tweede paskaart bekwamen we bij het Rijksarchief in Zee­land, te Middelburg, met erbij de volgende toelichtingen. Foto van de originele gedrukte kaart in de Historisch-topografische atlas Zelandia Illustrata van het Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, aanwezig op het Rijksarchief: deel I nr. 178. Pas­kaart van de monden van de Schelde, door Willem den Dooven, 1617, Zuidoosten boven, wapen van Middelburg (cart.) gedragen door 2 leeuwen. Kopergr. Samuel de Swaef, Middelburg, 1619. Schaal 285 mm = 6 Duitse mijl (1: 155908), 2 bladen 60 x 47,5 cm.

Van de twee kaartbladen publiceren wij er hier slechts één. De tweede toont de kust vanaf Blankenberge tot de Franse grens, en is voor ons van minder belang. Dat tweede blad heeft een car­touche met de hier navolgende tekst:

“Nota dat alle desen onderschrevan chyffers ofte ghetallen ’t sy ofte sij op diepten ofte drooghten staen, syn alle gheset naer ’t leeghe waeter, de dif­fer getallen die alleijn staen sijn vaemen, maer de voeten syn voeten gechreven, een noorden ten westen en een suijden ten Oosten, maer maeckt op alle desen ondergheschreven plaetsen het hoochste waeter en is fickx en perfeckt affgheteijckent Anno 1617. Bij mijn Willem den Dooven / Ghedruct tot Middelburch, by Samuel de Swaef, in de Gorstrate. Anno 1619”.

Deze kaart van 1617 verschilt aanmerkelijk met deze van 1587; nochtans ligt er slechts een tijdsspanne van 30 jaar tussen. We menen dat zulks niet alleen aan de vooruitgang van de cartografie kan te wijten zijn. Bij de landkaarten is een dergelijke evolutie niet waar te nemen. De oorzaak waardoor de kaart van 1617 zoveel meer informatie kon geven, is waarschijnlijk te vinden bij de toenmalige oorlogsomstandigheden. Dan immers waren de Watergeuzen zeer bedrijvig voor onze kust en ze waren er omzeggens heer en meester. Vermoedelijk was Willem den Dooven een der Watergeuzen die met zijn schip vóór onze kust de wacht hield en daarbij tijd en gelegenheid te over had, om de diepten te peilen en de zandbanken te lokaliseren. Na het sluiten van het Twaalfjarig Bestand in 1609, was dan wel de tijd gekomen om alles uit te werken en op kaart te zetten, en ook om uit de opgedane kennis wat munt te slaan. Dat de kaart te Middelburg werd gedrukt, laat vermoeden dat Willem in Zee­land thuis was. Daar de teksten op de gereproduceerde kaart, wegens het klein formaat, zeer moeilijk leesbaar zijn, hebben we deze, zoals bij de eerste kaart, van een letter of een getal voorzien.

Deze verwijzen naar wat volgt: 

Vlaanderen

Walcheren en Beveland       

A. Nieuwerhaven

a.   ’t Casteel van Rammekens

B. Breskens

b.  Vlissinghen

C. Het Casteel (van Sluis)

c.  Retem

D. De stadt Sluis

d. Armüden (Arnemuiden)

E. Beijde de brugghelinghen

e. cfr begin art.: O stürman …

F. St.-Anna

f. Beijde de Souborghen

G. Sinte Lambrecht (Cadzand)

g.   d’noll

H. Westcappell I Knooken J Heijst

h. Diefshoeke (Dishoek)

K. Leswegen (Lissewege)

i. Koudekercke

L. 't vierboete groote globe (vuurbaken van Heist)

j. Sandijck

M. Galgenberge globhellen

k.   Doorenhellen

 

l. Der Veer (Veere)

 

m. Middelburch

 

n. Soutelande

 

o. galghe

 

p. den haeck

 

q. Polder (Vrouwenpolder)

 

r.  Oostcappell

 

s.  Domborch

 

t.  Westcappell

 

u. Buijenkercke (Boudewijnsk.)

 

v. d’meullen huijsken (molenhuis)

 

w. ‘t Lant vander Goes

 

x. ‘t nieuwe landt

De Zee

  1. Innerwielingen
  2. Innerbanck
  3. Rijpp
  4. Dobbelsant
  5. ‘t Scheer van Blanckenberghe
  6. Den ham
  7. De Seer is derde halven voet diepe met leeghe water (De Geer)
  8. 't slaeck voorgaete
  9. De Wielinghen
  10. Ingels poll. Heijst Banck. Hier desen Banck een halven vaem steijll
  11. De Ooster Rassen is derde halven voet diepe met het leeghste waeter.
  12. De Spleet.
  13. Den Deurloo.
  14. Den Droogen d'meullen van Westcappel over ' t wachthuijs ende het Casteel ter Sluis aenden duijn is het drooghste van de banck en is maer drij voeten ofte daer ontrent met het leeghste waeter.
  15. Den Ren ofte Rane.
  16. Kerckensgat.
  17. Den Roorder Rassen is 2 | voeten diepe met leeghste waeter.
  18. Butkiel.
  19. Callo ofte cloot is aen de suijtsijd steijll en hier blijft maer 3 ofte 4 voeten met leegh waeter.
  20. ‘t Oostgat.
  21. Queerens.
  22. Desen Steenbanck strijckt suijtwest naer de Qosterbanck.
  23. Oosterbanck.
  24. Dese banck valt verde drooghe.
  25. 't veergat.
  26. Roompot.
  27. Bernarts velt bij naest drooghe.

Toelichting en woordverklaring

B. Beijde de brughelingen: de Halletoren en de O.L.V. toren.

G. Sinte Lambrecht: Waarschijnlijk is hier Cadzand bedoeld.

Op latere paskaarten is dit ongetwijfeld zo. Op onze eerste paskaart is het zeer onzeker. De kerk van Cadzand was van oudsher toegewijd aan O.L.V. Zeer onwaarschijnlijk dus, dat de toren "Sint Lambrecht" zou geheten hebben.

De weg van Cadzand naar Zuidzande noemt nog altijd Mariaweg. Op de kaart van Pieter Pourbus (1562-1571) vinden we noordoost van Cadzand het restant van het vroegere eiland Wulpen. Dit eiland is nog slechts door de reeds sterk verlande Vloer van het Land van Groede gescheiden. Op Wulpen vermeldt Pourbus aan de noordkant "De kerke van Wulpen". Dit was de kerk van Oostende-Wulpen en deze was toegewijd aan Sint Lambrecht. Door de zware Allerheiligenvloed van 1570 moet het eiland sterk aangetast geweest zijn en zal bewoning onmogelijk geworden zijn, met alle gevolgen van dien voor de kerk.

Kort daarop liet ook de Tachtigjarige Oorlog zich hier sterk gevoelen. Vermoedelijk hierdoor is bij de ontwerpers van paskaarten uit de eerste helft van de 17de  eeuw verwarring ontstaan en werd de naam Sint-Lambrecht overgedragen op de kerktoren van Cadzand.

F.  Beyde de Souborghen: De Sint Martinuskerk van West-Souburg (oudste kerk) en de H. Mariakerk van Oost-Souburg.

K. Doorenhellen: doornenhillen, met doornen begroeide duinen.

L. ‘t_Vierboete groote globe: globe komt bijna zeker van glop; van Dale geeft: glop

1° slop; nauwe doorgang tussen twee hoge voorwerpen; er is een glop tussen die huizen;

2° leegte, openruimte, ruimte waar iets ontbreekt; bv een onbebouwd vak in een rij huizen In het leeskaartboek van Wisbuy uit 1566 vinden we: "dan so coempt die kerck van West Capelle (Walcheren) in een GLOP van die Duyn". Hier dus een open ruimte in de duinenrij ten westen van de vierboete van Heist. Waarschijnlijk lag daar de monding van de Ede of Eie.

M.  Galgenberge_globhellen: Galgenberge is een duin aan de uiterste oostgrens van Blankenberge, waarop eertijds de galg stond.

Globhellen: voor verklaring van "glob", zie hierboven. Hellen: de kaart vermeldt ook Leswegen voor Lissewege en op Walcheren "doorenhellen" (zie letter k) voor doornenhillen.

Wij gebruiken in onze gewesttaal "hul" voor "hil" of hoge duin.

In van Dale vinden we: hil, hille, hillen: hoogte, terp. Onze paskaart toont "door een glop van elkaar gescheiden duinentoppen" Op één daarvan staat de galg getekend.

Een paskaart van Henricus Hondius uit 1631 toont op de oostkant van Blankenberge de "Galgescheerden". Lie. Maurits Coornaert in "Uitkerke", 1967, p. 106, vermeldt onder nr. 77: Galgeschaart (1721 en hij geeft de volgende toelichting: De Galgeschaart was een zwakken plek in de Graaf Jansdijk, die lange tijd de eigenlijke zeewering vormde. De genoemde schaar ontleent zijn naam aan de galg van Blankenberge, die op het uiterste oostpunt van het stadsgebied stond. Verwijs-Verdam, 7,236, verklaart de term schaar als smalle strook grond langs de buitenzijde van de dijk. Anderzijds bewijst de tekst "tot den tweeden schaert ofte leechte inden dyck" duidelijk dat een schaar een verzwakte plek in een dijk is. Tot hier M. Coornaert.

Ligt in "Galgenberge globhillen" de nadruk eerder op de hoogten, dan ligt deze bij Galgescheerden" meer op de openingen tussen de duintoppen. We zien meteen ook dat "glop" en "schaar" een verwante betekenis hebben.

5. ‘t scheer van Blanckenberghe: Deze ligt op onze paskaart tus­sen Blankenberge en Heist, en is duidelijk een nauwe geul tus­sen het strand en een smalle zandbank. Van Dale's Groot Woordenboek geeft volgende verklaring. Schaar: diepe geul in een vaarwater, hoge steile oever. Kaarten van 1631 en later vermelden op deze plaats "schoor" of "schor" van Blankenberge. Schoor is hier zeker een onjuiste benaming en moet een vervorming zijn van schaar of scheer. Een schor, schoor, schorre, is immers een buitendijkse aanwas die alleen bij zeer hoog water wordt overspoeld. Dit was hier zeker niet het geval.

Lic. M. Coornaert beschrijft in "Heist en Eiesluis", Tielt, 1976, op p. 159 en vlg. hoe de Watering Eiesluis vanaf 1625 uitgebreide werken liet uitvoeren om de zeewering aldaar in stand te houden en hoe er zelfs inlaagdijken dienden te worden aangelegd. In het hoger vermelde werk "Uitkerke" lezen we op p. 122 onder nr. 220: "Lobbeschaart (1776), Vrije, Bundel 5276, Duinschouwing. Het houten hoofd nr. 15. Het eerste lid kan voorsalsnog niet verklaard worden. Voor het tweede lid, zie Galgeschaart." Tot zover M. Coornaert.

De Lobbeschaart lag even ten westen van de oude Muur van Zeebrugge; en ook daar lag in 1617 de Schaar van Blankenberge.

Het is dus zeker denkbaar dat het strandhoofd "de Lobbeschaart" zijn naam te danken heeft aan de vroegere Schaar van Blankenberge. Het eerste lid “Lobbe” is vermoedelijk afkomstig van glop, glob, globbe, waarvan de letter g in de loop van de jaren is weggevallen.

We zagen hoger dat "glop" een nauwe doorgang en "schaar" een diepe geul is. Beide delen van de naam Lobbeschaart zouden dan een juiste beschrijving vormen van de Schaar van Blankenberge, zoals we deze zien op onze paskaart van 1617.

2017 10 09 141242

2017 10 09 141425Kaart van den mond van de Westerschelde uit “Die Caerte vander Oost ende West Zee, vanden vermaerden Stuerman Goeyvaert Willemsen van Hollesloot. Harlingen 1587. (Universiteitsbibliotheek Amsterdam)

Wegwijs varen langs onze kusten rond 1600

Albert De Keyser

Rond de poldertorens
1985
01
001-010
Charlotte Bogaert
2023-06-19 14:39:17